Voorlopig kader regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten
Het kabinet is, zoals bekend, voornemens om per 1 januari 2006 een nieuw stelsel van
arbeidsongeschiktheidsregelingen in te voeren. Eén van de onderdelen van dit nieuwe stelsel
zal de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten zijn, die gericht is op de
reïntegratie van en voorziet in de inkomensvoorziening van gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
Met betrekking tot de uitvoering van deze regeling heeft het kabinet, conform het Strategisch
Akkoord, een voorkeur voor uitvoering door private verzekeraars. Daaraan heeft het kabinet
evenwel de volgende twee voorwaarden verbonden:
1. De verzekeraar heeft geen belang bij het zonder arbeid uitstromen naar de WW
2. De private uitvoering levert geen fricties op met de uitvoering van de publieke
regeling(en).
Het nieuwe stelsel van arbeidsongeschiktheidsregelingen
Het nieuwe stelsel ziet er op hoofdlijnen als volgt uit:
· De wettelijk verplichte loondoorbetaling voor werkgevers bij ziekte wordt naar twee jaar
uitgebreid. Dit voorstel brengt mee dat de werkgever vanaf 1 januari 2004 twee jaar lang
het loon aan de werknemer moet doorbetalen bij ziekte.
· Na twee jaar ziekte wordt door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
(UWV) beoordeeld of de werkgever en werknemer voldoende reïntegratie-inspanningen
hebben verricht (de zogenaamde poortwachterstoets). Indien de werkgever nalatig is
geweest bij het reïntegreren van een werknemer, wordt de loondoorbetalingsplicht
verlengd.
· Na de poortwachterstoets beoordeelt het UWV of de betrokken werknemer
arbeidsongeschikt is. Daarbij kunnen zich de volgende drie situaties voordoen:
o De werknemer is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt. In dat geval kan de
betrokkene aanspraak maken op een uitkering krachtens de Inkomensvoorziening
Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). De hoogte van deze uitkering bedraagt eerst
70% van het dagloon en na een bepaalde periode, afhankelijk van het arbeidsverleden,
70% van het vervolgdagloon, zoals in de huidige situatie. De betrokkene kan in
beginsel tot de leeftijd van 65 jaar aanspraak behouden op deze uitkering. De IVA
wordt door het UWV uitgevoerd en treedt op 1 januari 2006 in werking. Als
vervolgens: 1. De instroom in de IVA beperkt blijft tot 25.000 werknemers op 12-
maandbasis, vast te stellen in augustus 2007 op basis van de in juli 2007 beschikbare
cijfers, én 2. De intentie van de Stichting van de Arbeid om geen aanvullingen op de
loondoorbetaling van 70% in het tweede ziektejaar overeen te komen, ook
daadwerkelijk is uitgevoerd door cao-partijen, wordt de wettelijke uitkering met
terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2006 verhoogd met 5%-punt.
o De werknemer is ten minste 35%, maar niet "volledig en duurzaam",
arbeidsongeschikt. In dat geval kan de betrokkene aanspraak maken op een uitkering
krachtens de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). Ook
deze regeling treedt op 1 januari 2006 in werking. Op de inhoud, vormgeving en
uitvoering van deze regeling wordt hierna uitgebreid ingegaan.
o De werknemer is minder dan 35% arbeidsongeschikt. In dit geval ligt de
verantwoordelijkheid voor het benutten van de arbeidscapaciteit op het niveau van de
arbeidsorganisatie. Het uitgangspunt daarbij is dat de werknemer zoveel als mogelijk
behouden dient te worden voor het arbeidsproces, hetzij in het eigen bedrijf, hetzij bij
een andere werkgever. In het uiterste geval kan de werknemer, na toestemming van
het CWI, worden ontslagen. In dat geval kan de betrokkene aanspraak maken op een
uitkering krachtens de Werkloosheidswet (WW), mits aan de toegangsvoorwaarden is
voldaan, en bij voortdurende werkloosheid op de Wet werk en bijstand (Wwb). De
WW wordt uitgevoerd door het UWV en de Wwb door de gemeenten.
· Het kabinet is voornemens om een Extra Garantieregeling Beroepsrisico's (EGB) in te
voeren. De bovenstaande regelingen zijn dan niet van toepassing op werknemers die
(gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn geworden als gevolg van een arbeidsongeval of een
beroepsziekte. Over dit voornemen is advies gevraagd aan de SER.
De regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)
In het hierna volgende overzicht zal eerst worden ingegaan op de aanspraken die de
werknemer aan de WGA kan ontlenen. Vervolgens komt de financiering van de WGA aan de
orde. Tot slot wordt aangegeven welke taken in het kader van de WGA door het UWV
respectievelijk de private verzekeraar worden uitgevoerd.
De aanspraken van de gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer
De werknemer die na twee jaar ziekte ten minste 35%, maar niet volledig duurzaam,
arbeidsongeschikt is, heeft wat betreft inkomen - de volgende aanspraken op grond van de
WGA:
1. Hij heeft eerst recht op een loongerelateerde uitkering. De hoogte van deze uitkering
bedraagt bij niet-werken 70% van het (gemaximeerde) dagloon en bij werken 70% van het
verschil tussen het (gemaximeerde) dagloon en het met werken verdiende inkomen. De
duur van de uitkering is conform de WW - afhankelijk van het arbeidsverleden en
varieert van een half tot vijf jaar.
2. Daarna heeft de gedeeltelijk arbeidsgeschikte bij niet of onvoldoende werken recht op een
WGA-vervolguitkering, en bij voldoende werken recht op een loonaanvulling. Van
(voldoende) werken is sprake als de gedeeltelijk arbeidsgeschikte zijn resterende
verdiencapaciteit benut.
Ø Als de gedeeltelijk arbeidsgeschikte niet aan dit criterium voldoet, heeft hij recht
op een WGA-vervolguitkering, waarvan de hoogte 70% van het wettelijk
minimumloon bedraagt, vermenigvuldigd met het
arbeidsongeschiktheidspercentage.
Ø Als de gedeeltelijk arbeidsgeschikte wel aan dit criterium voldoet, heeft hij recht
op een loonaanvulling, waarvan de hoogte 70% van het verschil tussen het
(gemaximeerde) dagloon en het met werken verdiende inkomen bedraagt.
De gedeeltelijk arbeidsgeschikte heeft in beginsel tot zijn 65e jaar aanspraak op één van
beide rechten. Per maand zal worden beoordeeld of de gedeeltelijk arbeidsgeschikte hetzij
recht heeft op de WGA-vervolguitkering, hetzij recht heeft op de loonaanvulling.
3. De gedeeltelijk arbeidsgeschikte met een loongerelateerde uitkering, WGA-
vervolguitkering of loonaanvulling kan daarnaast aanspraak maken op een aanvulling tot
het voor hem geldende sociale minimum, indien zijn (gezins)inkomen lager is dan dat
minimum. Deze aanvulling tot het sociale minimum komt voor de gedeeltelijk
arbeidsgeschikten in de plaats van de huidige Toeslagenwet en IOAW.
Financiering
De loongerelateerde uitkering, de WGA-vervolguitkering en de loonaanvulling worden de
eerste vijf jaar door de private verzekeraar gefinancierd. Deze periode van vijf jaar begint te
lopen vanaf de eerste dag dat de gedeeltelijk arbeidsgeschikte aanspraak heeft op een
uitkering ingevolge de WGA. Ook de kosten van reïntegratie komen de eerste vijf jaar voor
rekening van de private verzekeraars. De werkgever dient daarvoor met instemming van de
ondernemingsraad - een overeenkomst te sluiten met een private verzekeraar. Een afschrift
van deze overeenkomst dient aan het UWV te worden toegezonden.
Omdat na afloop van de loongerelateerde periode de uitkering bij werken (de loonaanvulling)
hoger is dan de uitkering bij niet-werken (de WGA-vervolguitkering), dienen de verzekeraars
in die fase bij niet-werken een geldelijke bijdrage te storten in een publiek fonds. De hoogte
van deze bijdrage bedraagt het verschil tussen 70% van het (gemaximeerde) dagloon en de
WGA-vervolguitkering die de gedeeltelijk arbeidsgeschikte ontvangt. Hierna zal nog worden
ingegaan op de bestemming van de middelen in dit publieke fonds.
Nadat de periode van vijf jaar is verstreken, wordt de financiering van de WGA-
vervolguitkering en de loonaanvulling door het UWV overgenomen.
Daarnaast wordt de aanvulling tot het sociale minimum, vanaf de eerste dag, door het UWV
gefinancierd.
Uitvoering
De WGA wordt, met uitzondering van de aanvulling tot het sociale minimum, de eerste vijf
jaar door private verzekeraars uitgevoerd. In deze periode is de private verzekeraar
verantwoordelijk voor de financiering en betaling van de uitkeringen, alsmede de reïntegratie
van de gedeeltelijk arbeidsgeschikten. Dit betekent dat de private verzekeraars de premies
vaststellen, de premies innen, maandelijks het eventuele inkomen van de gedeeltelijk
arbeidsgeschikte moeten vaststellen, de hoogte van de uitkering of de loonaanvulling in het
individuele geval berekenen, de uitkering betaalbaar stellen aan de gedeeltelijk
arbeidsgeschikte en zorgdragen voor de reïntegratie van de gedeeltelijk arbeidsgeschikte.
Daarna zal het UWV de uitvoering van de WGA overnemen. Het UWV zal echter ook de
eerste vijf jaar een aantal activiteiten ten behoeve van verzekeraars verrichten. Hierna komt
aan de orde welke activiteiten dat zijn.
In de eerste plaats zal na de poortwachterstoets - door het UWV worden vastgesteld of de
betrokkene ten minste 35% arbeidsongeschikt is, en zo ja, wat de mate van
arbeidsongeschiktheid is. Dit wordt vastgesteld door het bepalen van het verlies van
verdiencapaciteit, dat gelijk is aan het verschil tussen het maatmaninkomen van de betrokkene
en het inkomen dat deze nog met algemeen geaccepteerde arbeid kan verdienen (resterende
verdiencapaciteit). Het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt vervolgens berekend door het
verlies van verdiencapaciteit af te zetten tegen het maatmaninkomen. De wijze waarop de
mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld, gebeurt dus op dezelfde manier als nu, met
dien verstande dat het Schattingsbesluit zal worden aangescherpt.
In de tweede plaats stelt het UWV vast of de betrokkene aan de overige voorwaarden voor het
recht op een uitkering ingevolge de WGA voldoet (dit betreft onder meer de vraag of de
betrokkene tot de kring van verzekerden behoort) en wat de hoogte van het dagloon is. Het
UWV beschikt namelijk anders dan verzekeraars over de informatie die relevant is voor
de berekening van het dagloon.
In de derde plaats verricht het UWV de herbeoordelingen in het kader van de WGA. De
private verzekeraar kan om een herbeoordeling verzoeken. Hij is in beginsel vrij in de
frequentie waarin hij om een herbeoordeling verzoekt, maar dient bij zijn verzoek wel
aannemelijk te maken dat er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden De kosten van de
herbeoordeling komen voor rekening van de private verzekeraar. Uiteraard kan ook de
gedeeltelijk arbeidsgeschikte zelf om een herbeoordeling verzoeken. Daarbij dient hij wel
aannemelijk te maken dat er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Ook in dat geval
worden de kosten van de herbeoordeling in rekening gebracht van de private verzekeraar.
Over de wijze waarop het UWV de medische keuringen, waaronder de herbeoordelingen,
verricht en de (mate van) arbeidsongeschiktheid vaststelt zal een protocol worden opgesteld.
In dit protocol zal onder meer aan de orde komen hoe de kwaliteit van de keuringen wordt
gewaarborgd en binnen welke termijn de uitkomsten ervan aan de private verzekeraars zullen
worden verstrekt.
Overige onderwerpen die onderdeel uitmaken van de regeling
In dit onderdeel komt een aantal punten aan de orde die ook moeten worden geregeld bij
private uitvoering van de WGA. In de eerste plaats komt een tweetal aspecten aan de orde die
samenhangen met het feit dat de werkgever een overeenkomst moet sluiten met een private
verzekeraar, op basis waarvan een werknemer aanspraken jegens die verzekeraar kan ontlenen
bij gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid. In de tweede plaats komt een drietal aspecten aan de
orde die samenhangen met de inhoud van de WGA, te weten de positie van de vangnet-ZW-
werknemers, verplichtingen én sancties en vormgeving no-risk polis. Tot slot komt nog een
aantal bijzondere punten aan de orde.
1A. De werkgever moet, als gezegd, een overeenkomst sluiten met een private verzekeraar. In
deze overeenkomst wordt onder meer geregeld dat de werknemers van de betreffende
werkgever bij gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid gedurende vijf jaar recht hebben op een
loongerelateerde uitkering en vervolgens een WGA-vervolguitkering of loonaanvulling. Deze
aanspraken worden door de private verzekeraar gefinancierd. Bovendien is de private
verzekeraar verantwoordelijk voor de reïntegratie van de werknemers die gedeeltelijk
arbeidsgeschikt worden verklaard.
In de overeenkomst zal verder worden bepaald vanaf welke datum deze werking heeft. Vanaf
die datum zijn de werknemers die in dienst zijn van de betreffende werkgever, voor de WGA
verzekerd bij de verzekeraar met wie de overeenkomst is gesloten. Op de ingangsdatum van
de verzekering kunnen er al werknemers zijn die ziek zijn (zij het korter dan twee jaar), wat
betekent dat zij in de wachttijd van de WGA zitten. In de overeenkomst zal moeten worden
geregeld dat deze zieke werknemers na voltooiing van de wachttijd, aanspraak hebben op de
uitkeringen ingevolge de WGA, als ze door het UWV gedeeltelijk arbeidsgeschikt worden
verklaard en aan de overige voorwaarden voor het recht op die uitkeringen voldoen. Dit
betekent het volgende. In eerste instantie zullen werkgevers overeenkomsten moeten sluiten
die vanaf 1 januari 2006 ingaan. In deze overeenkomsten zeggen de private verzekeraars toe
dat ze (gedurende de eerste vijf jaar) de uitkeringen ingevolge de WGA financieren van de
werknemers die op 1 januari 2006 bij de werkgever in dienst zijn of na 1 januari 2006 bij de
werkgever in dienst treden. Dit brengt mee dat de private verzekeraars ook verantwoordelijk
zijn voor de financiering van de uitkeringen van degenen onder deze werknemers die reeds
op 1 januari 2006 ziek zijn. Dit kan in het meest extreme geval betekenen dat de private
verzekeraar al de WGA-uitkering moet financieren van de werknemer wiens recht op een
WGA-uitkering op die dag ingaat.
Bij een wisseling van private verzekeraar geldt het volgende. Als de werkgever na
beëindiging van de overeenkomst een overeenkomst met een andere private verzekeraar
afsluit, is de `oude' verzekeraar verantwoordelijk voor de financiering van de WGA-
uitkeringen over de eerste vijf jaar van degenen die voor de ingangsdatum van de nieuwe
verzekering recht hadden op een WGA-uitkering en van degenen die voor laatstbedoelde
datum ziek zijn geworden (en dus in hun wachttijd voor de WGA zitten). De `nieuwe'
verzekeraar is verantwoordelijk voor de financiering van de WGA-uitkeringen van degenen
die ziek worden op of na de ingangsdatum van de nieuwe overeenkomst.
1B. Met betrekking tot de wettelijke verplichting voor de werkgever om een overeenkomst te
sluiten, dient voorts het volgende te worden geregeld. Het kan zich voordoen dat ondanks de
wettelijke verplichting de werkgever, om wat voor reden dan ook, geen overeenkomst
afsluit. Er zal echter moeten worden gewaarborgd dat alle werknemers hun aanspraken
ingevolge de WGA geldend kunnen maken. Om dit te waarborgen kan gedacht worden aan
een acceptatieplicht voor private verzekeraars dan wel aan een `noodvoorziening',
bijvoorbeeld in de vorm van een waarborgfonds. Het ligt op de weg van private verzekeraars
om hiervoor de meest geschikte oplossing te vinden.
2A. Werknemers met een tijdelijk dienstverband (uitzendkrachten, flexwerkers)
onderscheiden zich van "normale" werknemers in de zin dat hun dienstverband bij of tijdens
ziekte afloopt. Vanaf dat moment vallen zij onder het vangnet-ZW (uitgevoerd door het
UWV) en hebben zij geen werkgever meer (die verantwoordelijk is voor de reïntegratie). De
uitkeringslasten worden gefinancierd door werkgevers op sectorniveau (de uitzendsector
financiert dus de lasten van het vangnet voor uitzendkrachten).
In het wetsvoorstel verlenging loondoorbetaling is geregeld dat deze werknemers bij ziekte
twee jaar lang aanspraak kunnen maken op een ZW-uitkering. Het vangnet-ZW is dus te zien
als een publieke regeling voor de eerste twee ziektejaren.
Aan de SER is advies gevraagd over de vraag welke voorziening voor deze groep werknemers
moet worden getroffen na de eerste twee jaren van ziekte.
2B. In het algemeen geldt dat aan het recht op een uitkering voor de uitkeringsgerechtigde
verplichtingen zijn verbonden. Zo dient deze de noodzakelijke informatie aan het
uitvoeringsorgaan te verstekken en de schadelast zoveel mogelijk te beperken, bijvoorbeeld
door mee te werken aan zijn reïntegratie. Ook in de WGA zullen dergelijke verplichtingen
voor de uitkeringsgerechtigde worden opgenomen. Bij een private uitvoering past het echter
niet dat deze verplichtingen nauwkeurig in de wet worden omschreven. Wel kunnen
verplichtingen in de wet worden opgenomen die als het ware een bodem leggen; deze kunnen
slechts in algemene zin worden omschreven. Gedacht zou kunnen worden aan een (algemene)
verplichting tot verstrekking van de noodzakelijke informatie en de verplichting om mee te
werken aan reïntegratie. Deze verplichtingen kunnen dan nader worden uitgewerkt in de
overeenkomst die de werkgever met de private verzekeraar sluit.
Op de niet-nakoming van deze verplichtingen kunnen sancties worden getroffen. In de WGA
zal een limitatieve opsomming worden opgenomen van de gronden (situaties) waarop de
verzekeraar tot sanctieoplegging kan overgaan. In de wet zullen echter geen normen worden
opgenomen die de hoogte en de duur van de sanctie beperken, om de verzekeraar in de
gelegenheid te stellen rekening te houden met individuele omstandigheden. De omvang van
de sanctie zal wel in die zin worden genormeerd dat de sanctie moet worden afgestemd op de
ernst van de gedraging en de mate van verwijtbaarheid van de gedraging. Van
sanctieoplegging moet worden afgezien bij het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid.
Hierdoor wordt bereikt dat de verzekeraar een belangenafweging in het concrete geval kan
maken.
2C. In de huidige situatie bestaat er een zogenaamde no-risk polis voor werkgevers die
gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers in dienst nemen. Dit houdt onder meer in dat de
werkgever in de eerste vijf jaar van het dienstverband met deze werknemer niet het loon
behoeft door te betalen bij ziekte, maar dat de betreffende werknemer in plaats daarvan
aanspraak heeft op een ZW-uitkering.
Omdat is gebleken dat werkgevers bij het in dienst nemen van een gedeeltelijk
arbeidsgeschikte veel belang hechten aan het bestaan van een no-risk polis, zal in de WGA
een kader worden gecreëerd waarbinnen de private verzekeraars de no-risk moeten inregelen
en bekostigen. Het gaat dan zowel om de no-risk polis voor loondoorbetaling (vrijwaring
kosten bij ziekte), een no-risk polis `toename arbeidsongeschiktheid' (vrijwaring kosten bij
toename van de mate van arbeidsongeschiktheid) en de no-risk polis Pemba (vrijwaring
kosten bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid).
Concreet betekent dit dus dat de eventuele nieuwe lasten van een werknemer die onder de no
risk polis valt en die gaat werken bij een nieuwe werkgever, ten laste komen van de oude
verzekeraar. Dit zal in de polis moeten worden verwerkt.
3A. De private verzekeraar dient, als gezegd, na de loongerelateerde periode bij niet-werken
een geldelijke bijdrage te storten in een publiek fonds. De hoogte van deze bijdrage bedraagt
het verschil tussen 70% van het (gemaximeerde) dagloon en de WGA-vervolguitkering die de
betreffende gedeeltelijk arbeidsgeschikte ontvangt. De vraag is in welk publiek fonds deze
bijdrage dient te worden gestort en waarvoor de middelen in dit fonds kunnen worden
aangewend.
In de toekomst zal het UWV één publiek arbeidsongeschiktheidsfonds, het IVA-fonds,
beheren waaruit de uitkeringen voor volledig duurzaam arbeidsongeschikten en de na
privatisering overblijvende instrumenten gericht op reïntegratie van gedeeltelijk
arbeidsgeschikten (dat wil zeggen de werkplekaanpassingen), worden gefinancierd. De door
de private verzekeraars gestorte bijdragen zullen dan ook dit fonds worden toegevoegd. Dit
betekent dat de bijdragen worden ingezet voor een verlaging van de IVA-premie voor
werkgevers.
3B. Overgangsrecht: de op het moment van inwerkingtreding van de nieuwe
arbeidsongeschiktheidsregelingen reeds bestaande WAO-uitkeringsgerechtigden zullen
geleidelijk onder de werking van het nieuwe stelsel worden gebracht. Daartoe zullen zij op
enig moment na de inwerkingtreding van het nieuwe stelsel worden beoordeeld op grond van
de nieuwe arbeidsongeschiktheidscriteria. Degenen die volledig duurzaam arbeidsongeschikt
worden verklaard, komen vervolgens in aanmerking voor een uitkering ingevolge de IVA.
Degenen die ten minste 35%, doch niet volledig en duurzaam, arbeidsongeschikt worden
verklaard (de gedeeltelijk arbeidsgeschikten) komen - al naar gelang wel of niet wordt
gewerkt in aanmerking voor een loonaanvulling of een WGA-vervolguitkering. De WGA
wordt voor deze groep gedeeltelijk arbeidsgeschikten uitgevoerd door het UWV en publiek
gefinancierd.
De bestaande WAO-uitkeringsgerechtigden die bij toetsing aan de nieuwe criteria minder dan
35% arbeidsongeschikt zijn, verliezen hun recht op uitkering. Indien zij gaan werken zijn zij
verzekerd voor de nieuwe arbeidsongeschiktheidsregelingen. Voor wat de WGA betreft geldt
dat zij dan privaat verzekerd zijn. Indien de verzekerde gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt
ontvangt hij een uitkering van de private verzekeraar van zijn werkgever. Hierop geldt één
uitzondering, te weten als de hernieuwde arbeidsongeschiktheid optreedt binnen vijf jaar en
voortvloeit uit dezelfde oorzaak. In dat geval betaalt het UWV de loonaanvulling dan wel de
uitkering ingevolge de WGA.
3C. Toezicht: de WGA is een publieke regeling, waarvan de belangrijkste elementen (zoals de
kring van verzekerden, de voorwaarden voor het recht op uitkering, de duur en hoogte van de
uitkering) door de wetgever worden bepaald. Op de uitvoering van deze taken door het UWV
zal door het IWI toezicht worden uitgeoefend.
Op de private verzekeraars wordt toezicht uitgeoefend door de PVK en de AFM. Dit toezicht
richt zich onder meer op de solvabiliteit van de private verzekeraars en hun gedrag op de
financiële markten. Ook op de overige activiteiten die door verzekeraars in het kader van de
WGA worden verricht, is toezicht nodig. Er zal nog worden bezien hoe en door wie dit
toezicht zal worden uitgeoefend.
3D. Gegevensuitwisseling: voor de uitvoering van de WGA-regeling zal frequent en op grote
schaal sprake zijn van gegevensuitwisseling tussen UWV en verzekeraars. Zo dient het UWV
onder meer de uitkomsten van de claimbeoordeling en herbeoordelingen aan de private
verzekeraar te verstrekken, alsmede informatie over de hoogte van het dagloon.
Aandachtspunten bij de gegevensuitwisseling in het kader van de WGA-regeling vormen:
· Het gebruik van gegevens door verzekeraars. Verzekeraars mogen de verkregen gegevens
alleen gebruiken in het kader van de uitvoering van de WGA en niet voor andere
doeleinden. Voor het gebruik van gegevens door verzekeraars dienen (wettelijke)
waarborgen geschapen te worden, via regulering, verantwoording en/of toezicht. Dit punt
zal waarschijnlijk de specifieke aandacht van het College Bescherming Persoonsgegevens
(CBP) hebben.
· Het gebruik van het sofinummer als sleutel voor het eenduidig uitwisselen van gegevens
(in het kader van SUWI-wetgeving is gebruik van het sofinummer toegestaan door
arbodiensten en reïntegratiebedrijven maar niet door verzekeraars).
· De uitwisseling van medische gegevens. Ten aanzien van medische gegevens worden
strenge eisen gesteld. Verzekeraars zullen medische gegevens niet nodig hebben in het
kader van de uitkeringsverstrekking, maar mogelijk wel in het kader van reïntegratie (daar
waar arbo- en reïntegratie-activiteiten niet door zelfde partijen voortgezet worden).
Er zal daarom - in overleg met het UWV en de verzekeraars - een analyse van actoren,
activiteiten en gegevensstromen moeten worden opgesteld. Daarbij zullen afspraken moeten
worden gemaakt ten behoeve van de onderlinge informatievoorziening. Bezien dient te
worden of deze afspraken vastgelegd dienen te worden in regelgeving of protocollen. Hierbij
kan ook worden gedacht aan Service Level Agreements, waarin behalve over de inhoud van
de gegevens die over en weer zullen worden verstrekt afspraken worden gemaakt over de
tijdigheid en de kosten van de onderlinge gegevensuitwisseling.
3E. Tot slot zullen over de volgende punten nog concrete voorstellen moeten worden
ontwikkeld door SZW:
· Positie publiekrechtelijke overheidswerkgevers: overheidswerkgevers zullen niet worden
verplicht om een private verzekering af te sluiten. Bezien moet worden op welke wijze
overheidswerkgevers een vergelijkbare regeling kunnen uitvoeren, ook rekening houdend
met de rechtspositie van ambtenaren.
· Handhaving: momenteel wordt door SZW bezien op welke wijze de handhaving het beste
kan worden vormgegeven. Het UWV stelt in ieder geval de verzekeringsplicht vast; dit
betreft de vraag welke werknemers verzekerd zijn. Daarbij zal ook aandacht worden
besteed aan de vraag of en hoe private verzekeraars door het UWV worden geïnformeerd
over de werknemers die bij de werkgevers in dienst zijn.
· Rechtsbescherming en rechtsgang: SZW zal in kaart brengen tegen welke besluiten de
administratieve respectievelijk de civiele rechtsgang open zal staan.
· Privacybescherming: SZW zal nagaan of er extra waarborgen nodig zijn om de
(medische) gegevens van gedeeltelijk arbeidsgeschikten te beschermen.
· Klantvriendelijkheidscode.
· Sluitende aanpak.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid