Ministerie Tewerkstelling en Arbeid Belgie

Koninklijk besluit van 5 december 2003 betreffende de deskundigheden van de preventieadviseurs van de externe diensten voor preventie en bescher- ming op het werk (B.S. 22.12.2003)

Artikel 1.- Voor de toepassing van dit besluit wordt onder vorming verstaan: het verwerven van de kennis en de bekwaamheden om als deskundige te kunnen worden beschouwd op één van de gebieden bedoeld in artikel 21, 3°, 4° en 5° van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk. Art. 2.- De personen die de functie van preventieadviseur deskundig op het vlak van ergono- mie, bedrijfshygiëne en psychosociale aspecten veroorzaakt door het werk, waaronder geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, als bedoeld in artikel 22, eerste lid, 3°, 4° en 5° van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preven- tie en bescherming op het werk wensen uit te oefenen, moeten de volgende vormingen met vrucht hebben beëindigd:

1° wat de ergonomie betreft, de multidisciplinaire basisvorming aangevuld met de specialisa- tiemodule ergonomie;

2° wat de arbeidshygiëne betreft, de multidisciplinaire basisvorming aangevuld met de specia- lisatiemodule arbeidshygiëne;

3° wat de psychosociale aspecten veroorzaakt door het werk, waaronder geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk betreft, de multidisciplinaire basisvorming aange- vuld met de specialisatiemodule psychosociale aspecten veroorzaakt door het werk, waar- onder geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk. De inhoud van de multidisciplinaire basisvorming, is vastgesteld in bijlage I van dit besluit. De inhoud van de specialisatiemodules, is vastgesteld in bijlage II van dit besluit. Art. 3.- De multidisciplinaire basisvorming, waarvan de duur niet minder dan 120 uur mag bedragen, gespreid over één jaar, wordt gevolgd bij de inrichters van cursussen van aanvullende vorming voor preventieadviseurs, bedoeld bij het koninklijk besluit van 10 augustus 1978 tot vaststelling van de aanvullende vorming, opgelegd aan de diensthoofden voor veiligheid, ge- zondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en hun adjuncten. De specialisatiemodules ergonomie, arbeidshygiëne en psychosociale aspecten van de arbeid waaronder geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, waarvan de duur niet minder dan 280 uur mag bedragen, gespreid over één of twee jaren wordt gevolgd bij de uni- versiteiten of de hogescholen.

BIJLAGE I

Multidisciplinaire basisvorming

A. VEREISTE BEKWAAMHEDEN

1. Bekwaam zijn om in teamverband mee te werken aan een gezamenlijke interdisciplinaire en coherente benadering van het beheersen van de risico's voor de veiligheid, de gezondheid en het welzijn.

2. Bekwaam zijn om leiding te geven, te communiceren, coachen, onderhandelen en overtuigen.
3. Bekwaam zijn om op een wetenschappelijk verantwoorde wijze informatie te verzamelen en te verwerken.

4. Bekwaam zijn om anderen, wat ook hun niveau is, te kunnen vormen om hun eigen welzijn te integreren.

5. Bekwaam zijn om de opgedane kennis en vaardigheden in praktijksituaties toe te passen.

B. VEREISTE KENNIS

1 ­ INLEIDING

1. Kennis van primaire, secundaire en tertiaire preventie.
2. Kennis van eerste, tweede en derde lijnsinterventie.
3. Kennis van methodes voor opsporing, analyse, diagnose, ...
4. Kennis i.v.m. multidisciplinariteit - interdisciplinariteit.
5. Kennis van het algemene wettelijk kader m.b.t. welzijn op het werk.
2 ­ BASISPRINCIPES

1. Basiskennis van humane en sociale aspecten, organisatie van het werk, employability, organi- satie en communicatieculturen.

2. Basiskennis van menselijke anatomie, fysiologie en psychologie.
3. Basiskennis van de juridische aspecten i.v.m. welzijn op het werk.
4. Basiskennis van de economische aspecten i.v.m. welzijn op het werk.
5. Kennis van de taken, verantwoordelijkheden, statuut, beroepsethiek, en deontologie van de verschillende actoren in het preventiebeleid : werkgever, hiërarchische lijn, werknemers, pre- ventieadviseurs.

6. Basiskennis van andere aspecten die een invloed hebben op het welzijn van de werknemers : milieu,...

3 ­ OPSPOREN VAN DE RISICO'S

1. Kennis van de globale en participatieve benadering van het werksysteem.
2. Kennis van risicoanalysetechnieken en basiskennis i.v.m. epidemiologie.
3. Kennis van arbeidsanalyse en studie van de werkomstandigheden.
4. Kennis van arbeidsongevallen en beroepsziekten.
5. Kennis van gegevensverzameling (klachten, afwezigheid, stress, geweld...) en gegevensver- werking (statistiek, epidemiologie).


4 ­ INLEIDING TOT DE ANALYSE EN PREVENTIEPRINCIPES VAN DE SPECIFIEKE PREVENTIEDISCIPLINES

1. Basiskennis van arbeidshygiëne.

2. Basiskennis van arbeidsgeneeskunde.

3. Basiskennis van omgevingsrisico's.

4. Basiskennis van chemische, biologische en fysische agentia : belasting, comfort, PBM,...
5. Basiskennis van fysieke en mentale belasting.
6. Basiskennis van werkplekinrichting, antropometrie, ergonomie, ...
7. Basiskennis van psychosociale belasting en beroepsstress.
8. Basiskennis van arbeidsmiddelen.

9. Basiskennis van brandpreventie en elektrische risico's.
5 ­ PREVENTIE EN WELZIJNSBELEID

1. Kennis van de structuren in het preventiebeleid: interne en externe preventiedienst, comité PBW, externe dienst voor technische controle op de werkplaats.
2. Kennis van het dynamisch risicobeheersingsysteem, globaal preventieplan, jaarlijks actie- plan,...

3. Kennis van vorming van en informatie aan werknemers en hiërarchische lijn.
4. Kennis van de organisatie van de eerste hulp en dringende verzorging van slachtoffers van een ongeval of een plotse ziekte.

5. Kennis van de maatregelen te nemen in geval van een ernstig en onmiddellijk gevaar.
6. Kennis van de coördinatie van de preventieactiviteiten.
7. Basiskennis van communicatie-, consultatie-, overleg-, informatie-, motivatie- en animatie- technieken.

8. Kennis van vergaderings- en rapporteringstechnieken.
9. Kennis van samenwerkingsmogelijkheden met en informatievoorziening door organisaties en instellingen : inspectiediensten, adviseurs, arbeidsongevallenverzekeraars, wetenschappelijke instellingen, werknemers- en werkgeversorganisaties,...

BIJLAGE II

A) MODULE SPECIALISATIE ERGONOMIE

VEREISTE BEKWAAMHEDEN OP HET GEBIED VAN ERGONOMIE

1. Bekwaam zijn om een enquête te leiden over en een analyse te maken van de verschillende aanvragen om de optimale aanpassing van het werk, de uitrusting en het milieu aan de mense- lijke capaciteiten te verzekeren.

2. Bekwaam zijn om een ergonomische studie van de arbeidsomstandigheden te initiëren en uit te voeren en de verzamelde gegevens te analyseren.
3. Bekwaam zijn om aanbevelingen te geven en te verantwoorden om ergonomische werkposten te realiseren (of te verbeteren), bruikbaar door de ontwerpers, ingenieurs, het technische ka- der, ...

4. Bekwaam zijn om een ergonomisch project te volgen en tot een goed einde te brengen.

VEREISTE KENNIS

1. Kennis van de strategie voor de beoordeling en het beheer van de risico's.
2. Kennis van de wetgeving, reglementering, ergonomische normen.
3. Kennis van criteria voor ontwerp.

4. Kennis van de invloed op de gezondheid, het welzijn en de prestaties.
5. Kennis van de arbeidsanalyse en -onderzoeksmethodologie.
6. Kennis van het ontwerp van arbeidsstelsels en werkposten.

SPECIFIEKE DOMEINEN
Kennis van :
Fysische arbeidsbelasting Onder andere : ontwerp van arbeidsposten en interface, antro- pometrie, aanpassing aan de inspanningen, biomechanica, ge- baren en houdingen,... Fysische belasting van de arbeidspost Onder andere : aanpassing van de fysische invloeden aan de mens (lawaai, warmte, zicht, trillingen, niet-ioniserende stra- ling, ...), diagnosemethodes en preventie criteria voor de hier- mee verband houdende hinder. Mentale arbeidsbelasting Onder andere : aandacht, waakzaamheid, informatieverwer- king, ... analyse van de menselijke vergissing, informatie en communicatietechnologieën, software ergonomie,...

B) MODULE SPECIALISATIE ARBEIDSHYGIENE

VEREISTE BEKWAAMHEDEN OP HET GEBIED VAN ARBEIDSHYGIENE
1. Bekwaam zijn om chemische, fysische en biologische risicofactoren te herkennen en docu- menteren.

2. Bekwaam zijn een beoordeling te initiëren en uit te voeren. Indien nodig metingen uitvoeren van de omstandigheden van de blootstelling aan deze risicofactoren.


3. Bekwaam zijn om aanbevelingen te geven en te verantwoorden om arbeidsgebonden risico's te vermijden, te elimineren, te verminderen of te bewaken.
4. Bekwaam zijn om een bestek op te stellen voor externe laboratoria.

VEREISTE KENNIS

1. Kennis van de strategie voor de beoordeling en het beheer van de risico's.
2. Kennis van de toepasselijke wetgeving, reglementering, normen, criteria, codes van goede praktijk.

3. Kennis van de effecten op de gezondheid en het welzijn.
4. Kennis van de methodologie voor onderzoek en preventie.
5. Kennis van de hiërarchie van preventieve maatregelen: vervanging, verwijdering, verminde- ring van de sterkte van de bron, ventilatie, plaatselijke afzuiging, ...

SPECIFIEKE DOMEINEN
Kennis van:
Chemische agentia Onder andere: toxicologie, principes van toxicokinetiek en biomonito- ring, veiligheid in de scheikundige industrie, voorkomen van ongevallen, (brand, ontploffing, ...) en beroepsziekten. Fysische agentia Onder andere: geluid en trillingen, klimaat, niet-ioniserende stralingen, ioniserende stralingen, verlichting, elektromagnetische velden, druk: belasting en comfort
Biologische agentia Onder andere: infecties en allergieën, bacteriën (endotoxines), virussen, schimmels, enz. en hun bijproducten Metingen Onder andere: meettechnieken, epidemiologische statistieken toegepast op metingen

C) MODULE SPECIALISATIE PSYCHOSOCIALE ASPECTEN VAN HET WERK EN VAN GEWELD, PESTERIJEN EN ONGEWENST SEKSUEEL GEDRAG OP HET WERK VEREISTE BEKWAAMHEDEN OP HET GEBIED VAN PSYCHOSOCIALE ASPECTEN
1. Bekwaam zijn om te detecteren, analyseren, evalueren, raad te geven en oplossingen voor te stellen op het vlak van de psychosociale aspecten.
2. Bekwaam zijn om niet alleen te kunnen werken in het perspectief van gedragsveranderingen maar evenzeer van organisatie- en cultuurverandering en structurele maatregelen.
3. Bekwaam zijn om alle betrokkenen te motiveren en te overtuigen om actief mee te werken aan structurele oplossingen.

VEREISTE KENNIS

1. Kennis van de strategie voor de beoordeling en het beheer van de risico's.
2. Kennis van de toepasselijke wetgeving, reglementering, normen, en codes van goede praktijk.
3. Kennis van de psychologische en sociale determinanten van menselijk gedrag en van veilig- heid, gezondheid en welzijn.

4. Kennis van de onderzoeksmethoden en technieken van enquêtering, organisatie- en cultuur- onderzoek en de verwerking van de gegevens die daaruit resulteren.


5. Kennis van de mogelijkheden om de kwaliteit van de arbeid te bevorderen.
6. Kennis van de organisatieontwikkeling en veranderingsstrategieën in verband met de psycho- sociale problematiek.

7. Kennis van de methoden, vaardigheden en houdingen voor een procesmatige en participatieve benadering van de problematiek.

8. Kennis van de beïnvloedingsstrategieën, vaardigheden en houdingen om veranderingen te kunnen implementeren.

SPECIFIEKE DOMEINEN
Kennis van:
Stress Onder andere: kwaliteit van de arbeid in relatie tot de inhoud, ar- beidsvoorwaarden, contacten en arbeidsomgeving, stressmodellen, samenwerking met gespecialiseerde centra Geweld, pesterijen, en onge- Onder andere: gezagsrelaties, klachtenbehandeling, technieken voor wenst seksueel gedrag op het persoonlijk onderhoud met slachtoffer/dader, opvang, hulp en opvol- werk ging van slachtoffers/daders, aan en af te raden therapeutische han- delingen, trauma, vertrouwenspersoon, sanctiebeleid, samenwerking met gespecialiseerde centra Arbeidsorganisatie Onder andere: tijdsbeheer, beheer van planning, werkorganisatie- vormen en hun specifieke risico's, managementsystemen