Ministerie van Buitenlandse Zaken

Algemeen ambtsbericht Rwanda December 2003

Directie Personenverkeer, Migratie- en Vreemdelingenzaken Afdeling Asiel- en Migratiezaken
Den Haag
070-348 56 12
22 december 2003

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003


1 Inleiding
In dit algemene ambtsbericht wordt de huidige situatie in Rwanda beschreven voorzover deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die afkomstig zijn uit Rwanda en voor besluitvorming over de terugkeer van afgewezen Rwandese asielzoekers. Dit ambtsbericht is een actualisering van eerdere ambtsberichten over de situatie in Rwanda (laatstelijk 5 november 2002). Het algemeen ambtsbericht beslaat de periode van november 2002 tot en met december 2003.
Dit ambtsbericht is deels gebaseerd op informatie van openbare bronnen. Bij de opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst.
Bovendien liggen bevindingen ter plaatse en vertrouwelijke rapportages van de Nederlandse vertegenwoordigingen in Kigali en in EU-lidstaten aan dit algemeen ambtsbericht ten grondslag.
In het algemeen ambtsbericht wordt veelvuldig verwezen naar geraadpleegde openbare bronnen. Daar waar dergelijke bronnen zijn vermeld, is de tekst in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen. In hoofdstuk twee wordt ingegaan op recente ontwikkelingen op politiek, veiligheids- en sociaal-economisch gebied. Deze beschrijving wordt voorafgegaan door een overzicht van de geschiedenis van Rwanda. Ook is een korte passage over de geografie en de bevolking van Rwanda opgenomen. In hoofdstuk drie wordt de mensenrechtensituatie in Rwanda geschetst. Na een beschrijving van wettelijke garanties en internationale verdragen waarbij Rwanda partij is, komen de mogelijkheden van toezicht aan de orde. Daarna volgt de beschrijving van de naleving dan wel schending van enkele klassieke mensenrechten. Ten slotte wordt de positie van specifieke groepen belicht. In hoofdstuk vier komen de opvang van binnenlands ontheemden en van minderjarigen, het beleid van een aantal andere Europese landen inzake asielzoekers uit Rwanda en activiteiten van internationale organisaties, waaronder de positie van UNHCR, aan de orde.
Een algehele samenvatting volgt in hoofdstuk vijf. 4

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003


2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
2.1.1 Land en volk
De Republiek Rwanda onderscheidt zich zowel door de geringe oppervlakte als door de hoge bevolkingsdichtheid. Op een oppervlakte van 26.338 km2 wonen ongeveer 8,16 miljoen mensen (2001), waarvan 500.000 (1997) in de hoofdstad Kigali.1 In 1994 leidden politiek en etnisch geweld tot de dood van circa 800.000 mensen en de vlucht uit het land van naar schatting twee miljoen mensen. Sindsdien is het grootste deel van de vluchtelingen van 1994 teruggekeerd naar Rwanda, evenals ongeveer 700.000 Tutsi die in de decennia vóór 1994 uit Rwanda naar Uganda gevlucht waren. De bevolking bestaat uit circa 85% Hutu, circa 14% Tutsi en circa 1% Twa. In deze verhoudingen is nauwelijks verandering gekomen door de genocide van 1994.
De officiële talen zijn het Kinyarwanda (een Bantu taal die verwant is aan het Kirundi, de taal van Burundi), het Frans en het Engels (met name gesproken door Tutsi die zijn teruggekeerd uit Uganda). Kinyarwanda wordt door iedereen gesproken, en het lager onderwijs vindt in deze taal plaats. Frans en Engels zijn tweede talen, die in het middelbaar en hoger onderwijs worden gebruikt, hoewel dit in de praktijk afhangt van de beschikbaarheid van leerkrachten. Swahili is de taal van de handel. Deze taal wordt vaak door moslims gesproken, met name in Kigali, maar ook in andere steden. Ook spreken vele na 1994 teruggekeerde Tutsi Swahili, naast Kinyarwanda.
In het oosten van de DR Congo leven sinds generaties de Banyamulenge, een bevolkingsgroep die oorspronkelijk uit Rwanda afkomstig is. De Banyamulenge spreken Kinyarwanda, maar tussen het Kinyarwanda van de Banyamulenge en dat van Rwandezen in Rwanda zijn accentverschillen. Voor Rwandezen uit Rwanda zijn de verschillen gemakkelijk te onderscheiden. Het komt voor dat Rwandese Tutsi-vluchtelingen die in het buitenland geboren zijn, het Kinyarwanda niet volledig machtig zijn in de zin dat zij de taal niet perfect kunnen schrijven. Het is evenwel onwaarschijnlijk dat zij de taal niet zouden spreken.
Het grootste gedeelte van Rwanda is heuvelachtig. In het noordwesten worden de heuvels naar de Virunga bergen toe bergachtiger. Het land ligt net ten zuiden van de evenaar en heeft een tropisch klimaat. Het regenseizoen duurt van half oktober
1 In 2002 werd een volkstelling uitgevoerd. Ten opzichte van de vorige telling van 1991 bleek de bevolking met 1 miljoen personen (12%) gegroeid. Bron: IRIN, Rwandans now 8.16 million, preliminary population census shows (26 december 2002)
---

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

tot begin december, en de belangrijkste oogsten volgen dan in januari. Vervolgens is het droog tot aan de kleinere regens in maart en april, waarna de tweede oogst volgt in juli en augustus.
Ongeveer 75% van het land is geschikt voor landbouw. Een groot deel van het land wordt te intensief bebouwd en bodemuitputting is sinds tientallen jaren een probleem.2

2.1.2 Geschiedenis
Sinds de koloniale periode leidde de strijd om de macht, die voornamelijk langs etnische lijnen tussen Hutu en Tutsi werd uitgevochten, enkele malen tot heftige botsingen tussen beide bevolkingsgroepen. Dit ging gepaard met massamoorden en grote aantallen, aanvankelijk Tutsi, maar later ook Hutu, vluchtelingen naar de buurlanden Uganda, Tanzania, Burundi en het toenmalige Zaïre. In deze paragraaf wordt een chronologische beschrijving gegeven van de ontwikkelingen die tot de genocide van 1994 leidden. Daarbij wordt ingegaan op etnische (de verhoudingen tussen Hutu en Tutsi), sociaal-economische (een tekort aan bebouwbaar land in een dichtbevolkt land als Rwanda) en bestuurlijke (Rwanda is na de onafhankelijkheid een sterk gecentraliseerde staat gebleven) factoren, die de genocide mogelijk maakten. Daarnaast wordt ingegaan op de erfenis die de genocide heeft nagelaten, namelijk enorme aantallen genocide-verdachten en een vernietigd rechtssysteem; de aanwezigheid van het Rwandese leger en de Rwandese rebellen in de DR Congo; onverminderde druk op de beschikbare hoeveelheid land en huisvesting; een nog onvolledig verzoeningsproces en angst voor een nieuw conflict, met als gevolg daarvan beperking van de politieke vrijheid. Ontstaan van de machtsverhoudingen
Vanaf de vijftiende eeuw waren Tutsi koningen begonnen de Tutsi gebieden te verenigen en hun monarchie uit te breiden, tot die ongeveer het huidige Rwanda omvatte. De koningen hadden echter niet veel invloed in het noorden, waar traditionele Hutu leiders een zekere onafhankelijkheid wisten te bewaren. In de koloniale periode maakte Rwanda aanvankelijk deel uit van Duits Oost- Afrika, maar na de nederlaag van Duitsland in de Eerste Wereldoorlog werd het land (samen met Burundi) door de Volkerenbond in beheer gegeven aan België. Bestuurlijke hervormingen door de Belgische autoriteiten leidden tot een sterke bevoordeling van Tutsi in het lokale bestuur. In 1933 werd de identiteitskaart ingevoerd waarop aangegeven stond tot welke etnische groep iemand behoorde. In 1950 vonden beperkte democratische hervormingen plaats. 2 Economist Intelligence Unit (EIU), Rwanda Country Profile 2003 (Londen, 2003), p. 16
---

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Uitbarstingen van etnisch geweld tussen 1959 en 1990 Na de dood in 19593 van de toenmalige (Tutsi) koning werden twee politieke partijen opgericht: de monarchistische Union Nationale Rwandaise en de Mouvement Démocratique Républicain-PARMEHUTU4 (MDR-P). Politieke spanningen die hierop volgden leidden tot duizenden, meest Tutsi, doden en de vlucht van ongeveer 300.000 Tutsi naar Burundi en Uganda. De MDR-P won de verkiezingen van 1960 en 1963 en wierp de monarchie omver5 hetgeen leidde tot nieuwe politiek geïnspireerde etnische moorden en de vlucht van Tutsi. Invallen door Tutsi vluchtelingen leidden in de jaren 1963-1965 sporadisch tot ernstig geweld tussen de Hutu meerderheid en hun vroegere overheersers, de Tutsi. Tegelijkertijd kwam de macht over de staat in toenemende mate in handen van Hutu uit de centrale provincie Gitarama, waardoor spanningen ontstonden tussen deze Hutu en de traditionele Hutu leiders in het noorden. In 1973 voerde de legerleider generaal-majoor Juvénal Habyarimana met succes een staatsgreep uit. Habyarimana was een Hutu, die banden had met het noorden van Rwanda. De staatsgreep leidde opnieuw tot politiek geweld, met ongeveer 100.000 doden als gevolg. Onder de doden waren prominente aanhangers van de MDR-P, maar de meesten waren Tutsi burgers. Tienduizenden Tutsi vluchtten naar Burundi en Uganda.
Habyarimana ontbond het parlement, verbood de MDR-P en richtte de Mouvement Révolutionaire National pour le Développement (MRND) op. In 1978 voerde Habyarimana een burgerbestuur in onder een éénpartijbewind, en in 1981 stelde hij een wetgevende raad in, genaamd de Conseil National de Développement (CND). De macht bleef berusten bij Habyarimana en de MRND. De genocide van 1994
In 1990 vielen Tutsi vluchtelingen die in Uganda deel hadden uitgemaakt van Museveni's National Resistance Army (NRA), onder de naam Rwandan Patriotic Front (RPF), Rwanda binnen in een poging om de macht te winnen. Gedurende 1991 en 1992 veroverde het RPF grote gebieden in de noordelijke provincies Ruhengeri en Byumba. Duizenden slachtoffers vielen aan beide zijden, en honderdduizenden Hutu vluchtten naar het regeringsgebied. In 1993 trok het RPF op tot 70 km van Kigali.
Onderhandelingen leidden tot de Arusha-akkoorden van 1993. Overeengekomen werd onder meer dat een overgangsregering gevormd zou worden waarin RPF- leden sleutelposities zouden krijgen, en dat het Rwandese leger en het RPF een nieuw nationaal leger zouden vormen met een ongeveer gelijke bijdrage van beide. Het RPF zou 600 man legeren in Kigali (hetgeen gebeurde in december 1993).
3 Rwanda viel toen nog onder het beheer van België.
4 PARMEHUTU = Parti de l'Emancipation du Peuple Hutu
5 Koning Kigeri V vluchtte naar het buitenland (uiteindelijk de VS)
---

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

De veiligheidssituatie bleef echter fragiel, met geweldsuitbarstingen in Kigali en Butare. Beide partijen drongen aan op steun vanuit de VN. Op 5 oktober 1993 keurde de VN de oprichting van de UN Assistance Mission to Rwanda (UNAMIR) van 2.500 man, met als mandaat onder meer het controleren van de naleving van de wapenstilstand en het bijdragen aan de veiligheid in Kigali. De uitvoering van de akkoorden van Arusha liep vertraging op, daar zij onaanvaardbaar waren voor machtige facties binnen de MRNDD6, die verlies van hun macht vreesden evenals mogelijke vervolging. Pas op 5 januari 1994 werd Habyarimana benoemd tot president van de overgangsregering. Enkele MRNDD- leden richtten de extreme Hutu partij Coalition pour la Défense de la République (CDR) op. Habyarimana deed zijn uiterste best het CDR opgenomen te krijgen in de overgangsregering, maar alle andere partijen verwierpen deze optie. Tegen april 1994 raakten Habyarimana's mogelijkheden om de installatie van een overgangsregering nog langer tegen te houden, uitgeput. Op 6 april 1994 werd het vliegtuig waarin Habyarimana, samen met de Burundese president Ntaryamira, terugkeerde naar Kigali neergeschoten, waarbij alle inzittenden omkwamen. Onmiddellijk hierna begon de presidentiële garde met het vermoorden van oppositie-politici.
In de genocide die volgde, werd in de loop van enkele maanden zo'n tweederde (500.000 personen) van de Tutsi bevolking die zich nog in Rwanda bevond, omgebracht. Ook gematigde Hutu die zich tegen de genocide verzetten werden gedood (naar schatting tenminste 200.000 personen). In de twee noordwestelijke provincies, Gisenyi en Ruhengeri, waar Hutu extremisten grote invloed hadden, vonden relatief weinig moordpartijen plaats daar de meeste Tutsi al gevlucht waren.7
De genocide werd georganiseerd door de kringen rond de overleden president Habyarimana en was vanaf het begin van de jaren negentig voorbereid door een haatcampagne tegen Tutsi en tegen Hutu politieke tegenstanders, waarbij gebruik werd gemaakt van aanslagen (onder andere door gewapende jongerenvleugels van politieke partijen, zoals de Interahamwe, de militie van Habyarimana's MRNDD) en giftige propaganda (onder meer via de krant Kangura8 en vanuit de in 1993
6 De MRND, die tot 1991 de enige officiele partij van Rwanda was, veranderde na de invoering van het meerpartijensysteem in 1991 zijn naam naar MRNDD, waarbij de toegevoegde D voor `Democratie' stond.
7 Alan J. Kuperman, `Rwanda in Retrospect' Foreign Affairs, Volume 79 No. 1, p. 98-100. Schattingen over het totaal aantal doden in de genocide lopen aanzienlijk uiteen, van 500.000 tot een miljoen. De meeste schattingen in de media liggen dichter bij de 500.000, terwijl internationale ngo's die in Rwanda onderzoek hebben gedaan rond de één miljoen aanhouden (Jeremy Sarkin, `The necessity and challenges of establishing a Truth and Reconciliation Commission in Rwanda' Human Rights Quarterly, vol. 21, no. 3 (augustus 1999), p. 767).
8 De eigenaar en hoofdredacteur van Kangura, Hassan Ngeze, gebruikte deze krant vanaf midden 1990 om haatdragende boodschappen uit te dragen. De krant, die in het Kinyarwanda
---

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

opgerichte Radio-Télévision Libre des Milles collines / RTLM). De beslissing de genocide te starten werd genomen door een kleine groep militairen, ambtenaren, politici en zakenmensen9. In feite werd de (politieke, bestuurlijke en militaire) organisatie van de staat gebruikt om de genocide uit te voeren.10 De VN-Veiligheidsraad was enkele maanden eerder geïnformeerd over de plannen voor de genocide, maar greep niet in. In april 1994 trok de VN haar troepen terug, op 270 man na.11
Op 8 april 1994 vormde zich een nieuwe regering onder leiding van president Theodore Sindikubwabo van de MRND, en premier Jean Kambanda van de MDR. De wettigheid van de nieuwe regering werd onmiddellijk aangevochten door het RPF en later door facties van de regeringspartijen. Het RPF hervatte zijn offensief en trok op naar Kigali. Het RPF voerde in zijn opmars wraakacties uit tegen Hutu burgers. De VN bleek niet in staat voldoende troepen te mobiliseren voor de bescherming van vluchtelingen. Daarop lanceerde de Franse regering in juni 1994 Opération Turquoise, met officieel als doel vluchtelingen te beschermen. De Fransen creëerden in de zuidwestelijke driehoek van het land een tijdelijke `veilige zone' waar inderdaad bescherming werd geboden aan vluchtelingen. Deze operatie had eveneens tot gevolg dat de machtsovername door het RPF vertraagd werd. Onder andere via deze zone zijn zo'n twee miljoen Hutu gevlucht naar (het toenmalige) Zaïre. Ook een groot aantal daders van de genocide wist op deze wijze aan berechting te ontsnappen.
Regering van nationale eenheid
Op 19 juli 1994 nam het RPF de macht over in Kigali. Met deze machtsovername kwam een einde aan de genocide. Pasteur Bizimungu, een Hutu en vooraanstaand lid van het RPF12, werd benoemd tot president. Een nieuwe regering van nationale

verscheen, was bijzonder populair en heeft zeker bijgedragen tot het aanwakkeren van de haat onder extreme Hutu tegen de Tutsi (zie: African Rights, Rwanda: death, despair and defiance (London, herziene versie 1995), p. 70-75)
9 Deze kleine groep behoorde niet uitsluitend tot de naaste omgeving van Habyarimana, in Rwanda ook wel akazu genoemd. De leiders van de samenzwering lijken eerder enigszins van Habyarimana verwijderd te zijn geraakt, nadat zij vroeger dichtbij hem gestaan hadden. In het algemeen schijnen zij dichter bij de andere kant van de akazu, namelijk de kringen rond de vrouw van Habyarimana en haar zwagers te hebben gestaan (zie: Gérard Prunier, The Rwanda crisis 1959-1994, history of a genocide (London, 1995), p. 242)
10 Human Rights Watch (HRW), Leave none to tell the story. Genocide in Rwanda, (New York, 1999), p. 3-10, 222-237

11 In december 1999 kwam in opdracht van secretaris-generaal Kofi Annan een onafhankelijk rapport uit over de gebeurtenissen in de aanloop naar de genocide. De conclusie van dit rapport was dat de Verenigde Naties onvoldoende hadden gedaan om de genocide te voorkomen en te stoppen. Annan erkende namens de VN deze conclusie en betuigde spijt. SG/SM/7263 AFR/196

12 Naar ideologie is het RPF een etnisch neutrale partij.
---

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

eenheid werd gevormd, met als premier Faustin Twagiramungu. Twagiramungu was de leider van de factie van de MDR die voorafgaand aan en ten tijde van de genocide voortdurend samenwerking met het RPF had voorgestaan.13 De meerderheid van de kabinetszetels werd toegewezen aan RPF-leden. Paul Kagame werd vice-president en tevens minister van Defensie. De overige zetels gingen naar leden van de vier oppositiepartijen die ook in 1992-1994 al deel hadden uitgemaakt van de regering.14 De nieuwe regering gaf aan dat zij zich zou houden aan de akkoorden van Arusha en zichzelf dan ook beschouwde als overgangsregering. De MRNDD en de CDR werden echter uitgesloten van deelname in de regering vanwege hun aandeel in de genocide. De regering werd in september 1994 erkend door de Europese Unie (EU).
De politieke partijen, verenigd in het Forum van Erkende Politieke Partijen in Rwanda (Forum des Partis Politiques Agréés au Rwanda), maakten de afspraak dat zij hun activiteiten zouden opschorten gedurende de transitieperiode. De transitieperiode zou oorspronkelijk in juli 1999 aflopen, maar werd in juni 1999 verlengd tot 2003 (vanwege de onveiligheid in het noordwesten en de onrust door terugkeer van vluchtelingen uit de DR Congo).
Een politieke crisis ontstond in augustus 1995, omdat premier Twagiramungu ontevreden was over de wijze waarop zijn regering de bepalingen met betrekking tot het delen van de macht, zoals die waren opgenomen in de akkoorden van Arusha, uitvoerde. De premier kritiseerde ook het herhaaldelijk gebruik van geweld door de veiligheidstroepen bij de aanpak van het ontheemdenprobleem. Twagiramungu en vier andere ministers werden daarop vervangen. Rwanda in de DR Congo, onrust in Noordwest-Rwanda
In de jaren na de genocide hergroepeerden leden van het ex-FAR en de Interahamwe zich in de vluchtelingenkampen in Zaïre en Tanzania en voerden zij aanvallen uit op Rwandees grondgebied. Het RPA antwoordde met hardhandige tegenaanvallen. Vanaf eind 1996 steunde Rwanda de opmars van Zaïrese opstandelingen, verenigd in de Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération du Congo (AFDL) onder leiding van Laurent Kabila, om de Zaïrese regering Mobutu omver te werpen.15 Bij deze opmars werden de bewoners (zowel ongewapende burgers als ex-FAR en Interahamwe) van de vluchtelingenkampen in Oost-Zaïre uiteengejaagd, en werden velen vermoord. Binnen enkele maanden kwamen 1,2 miljoen Rwandese vluchtelingen uit Zaïre gedwongen of vrijwillig
13 Zie bijvoorbeeld Human Rights Watch (HRW), Leave none to tell the story. Genocide in Rwanda, (New York, 1999), pp. 75 en 115
14 De MDR (Mouvement Démocratique Républicain), de PL (Parti Libéral), de PSD (Parti Social-Démocrate) en de PDC (Parti Démocratique Chrétien)
15 Deze periode wordt `de eerste rebellie in de DR Congo' genoemd. In mei 1997 vluchtte Mobutu en nam Kabila het presidentschap over. 10

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

terug naar Rwanda. Tegelijkertijd dwong de Tanzaniaanse overheid 500.000 vluchtelingen terug te keren naar Rwanda.
Onder de terugkeerders bevonden zich tienduizenden ex-FAR en Interahamwe, die in Noordwest Rwanda onmiddellijk gericht tegenstanders (Tutsi en gematigde Hutu) begonnen te doden. In mei 1997, na de val van Mobutu in Zaïre, ontwikkelde deze opstand in Rwanda zich tot een bedreiging voor het Rwandese bewind. De leiders van de opstand waren soldaten van het ex-FAR, die behoorden tot het Armée pour la Libération du Rwanda (ALIR), de gewapende vleugel van het Peuple Armée pour la Libération du Rwanda (PALIR); de manschappen bestonden uit ex-FAR-soldaten, leden van de Interahamwe, vroegere vluchtelingen die waren getraind in de kampen in Zaïre en nieuwe rekruten uit de bevolking van Noordwest-Rwanda.16 Bij de onderdrukking van deze opstand doodden RPA-troepen tienduizenden ongewapende burgers.17 De opstand in het noordwesten van Rwanda heeft naar schatting 150.000 doden gekost door geweld en door uithongering of ziektes, en joeg zeker 600.000 burgers op de vlucht. Dit alles op een totale bevolking in deze regio van 1,5 miljoen.18 Eind 1997 wijzigde de Rwandese overheid haar strategie in een meer politieke en sociale aanpak, die binnen een jaar de opstand brak.19 Het conflict met de ex- FAR/Interahamwe verplaatste zich daarop naar de DR Congo. Het aan Rwandese militairen toegeschreven brute optreden in Oost-Congo leidde tot toenemende anti- Rwandese (met name anti-Tutsi) gevoelens onder de bevolking van Oost-Congo.20 Dit had ook negatieve gevolgen voor de Banyamulenge, Tutsi die reeds generaties lang in Zaïre woonden. Ook op de Rwandese Hutu vluchtelingen werd druk uitgeoefend, mede door lokale Congolese autoriteiten, om terug te keren naar Rwanda.
In 1998 kwam het tot een breuk tussen Kabila en het RPA. Kabila had contact gezocht met Rwanda vijandig gezinde groepen in Oost-Congo en van de ene op de andere dag alle Rwandese militairen uit het Congolese leger ontslagen. Rwandese troepen keerden zich daarop samen met de Oost-Congolese rebellen van het Rassemblement Congolais pour la Democratie (RCD) tegen Kabila.21 Diplomatieke pogingen om de oorlog in de DR Congo te beëindigen, leidden in juli 1999 tot het akkoord van Lusaka. Het akkoord omvatte onder andere de ontwapening van gewapende groepen die vechten onder de vlag van de ALIR. Het
16 African Rights, Rwanda, the Insurgency in the Northwest (z.j.)
17 Human Rights Watch (HRW), Rwanda: the search for security and human rights abuses (april 2000)

18 Het Grote Merengebied; een regionaal perspectief, p. 21
19 John Prendergast and Davod Smock, United States Institute of Peace, Postgenocidal Reconstruction: Building Peace in Rwanda and Burundi (Washington, 1999)
20 Het Grote Merengebied; een regionaal perspectief, p. 5
21 Dit was het begin van de zogenaamde `tweede rebellie in de DR Congo'.
---

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

akkoord werd echter maar ten dele uitgevoerd, daar de Congolese rebellen en hun bondgenoten verdeeld waren geraakt over de wijze waarop de strijd in de DR Congo gevoerd moest worden, en waarschijnlijk ook over de wijze waarop de exploitatie van de grondstoffen in het oosten van de DR Congo verdeeld moest worden.
Op 16 juni 2000 nam de Veiligheidsraad naar aanleiding van hernieuwde gevechten tussen Uganda en Rwanda in Kisangani, unaniem een resolutie (1304) aan waarin het optreden van Rwanda en Uganda in de DR Congo veroordeeld werd, en hen werd verzocht de eerste stap te zetten bij de terugtrekking van alle buitenlandse soldaten uit de DR Congo. Begin 2001 richtte de internationale gemeenschap een fonds op ter ondersteuning van de ontwapening in de verschillende landen van het Grote-Merengebied, het Multi-country Demobilisation and Reintegration Programme for the Great Lakes Region. Het fonds wordt beheerd door de Wereldbank en Nederland is een van de grootste donoren van het fonds. In april 2001 kwam een rapport uit van het VN panel van deskundigen22, dat bevestigde dat diverse landen, waaronder Rwanda, profiteerden van de rijkdom in de DR Congo. Over het algemeen wordt aangenomen dat veiligheidsoverwegingen Rwanda ertoe gebracht hebben om de DR Congo binnen te vallen. Later zou de winning van grondstoffen wel een secundair belang zijn geworden in de aanwezigheid van het RPA in dat land. Moeilijke onderhandelingen in de Inter-Congolese dialoog leidden ertoe dat Kinshasa begin juli 2002 aangaf niet meer met de RCD-Goma te willen onderhandelen, maar nog slechts direct met Rwanda.23 Onderhandelingen tussen de DR Congo en Rwanda leidden vervolgens op 30 juli 2002 tot het Memorandum of Understanding (MoU) van Pretoria. In dit MoU werden de afspraken uit het Lusaka-akkoord, zoals de ontwapening van de `forces négatives' en de terugtrekking door Rwanda van zijn troepen uit de DR Congo, bevestigd. Aan deze afspraken werd verder een tijdspad toegevoegd voor de uitvoering ervan. Eind september 2002 begon Rwanda zijn troepen terug te trekken uit de DR Congo. Tussen 17 september 2002 en 5 oktober 2002 trok Rwanda zijn troepenmacht, door Rwanda gesteld op 23.400 man, terug. De terugtrekking werd bevestigd door het verificatieteam van derde partijen (VN, Zuid-Afrika) afgesproken onder het MoU van Pretoria.24 Het was echter niet zeker of daarmee alle Rwandese troepen vertrokken waren. De ontwapening van de Hutu milities in de DRC kwam, afgezien van 375 ex-strijders uit Kamina, nauwelijks van de grond, omdat deze milities zich bevinden in gebieden waar het leger van de DRC
22 Op 2 juni 2000 vroeg de president van de Veiligheidsraad aan de secretaris-generaal een panel of experts samen te stellen (S/PRST/2000), dat op 12 april 2000 met zijn eerste rapportage kwam (S/2001/357)

23 Reuters, Congo wants direct talks with Rwanda (5 juli 2002)
24 IRIN, 19 september 2002, 7 en 25 oktober 2002; 12

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

geen toegang heeft. Het akkoord van 30 juli 2002 tussen Kabila en Kagame werd dus niet geheel uitgevoerd.
Ook Uganda en Zimbabwe trokken hun troepen grotendeels uit de DR Congo terug. In het kielzog van de terugtrekkende legers ontbrandde op enkele plaatsen geweld tussen de achterblijvende groepen.25
Imidugudu26
Rwanda is een zeer dichtbevolkt land; een tekort aan landbouwgrond was één van de diepere oorzaken van de oorlog van 1990-1994 en de genocide. Om tot een betere verdeling van land te komen, voerde de Rwandese regering vanaf 1995 een Imidugudu27-beleid. Door plattelandsbewoners in dorpen te concentreren en niet langer op hun akkers te laten wonen, zou zich een dienstensector kunnen ontwikkelen, waarmee de druk op de landbouwgrond zou kunnen worden verminderd.28 De imidugudu hebben echter vooralsnog niet tot een oplossing geleid voor het probleem van het tekort aan land. Bovendien werd in de herverdeling van land, die met de hervestiging gepaard ging, door critici een verborgen agenda gezien om de uit Uganda teruggekeerde `oude' vluchtelingen aan land te helpen ten koste van de `nieuwe' vluchtelingen.29 Democratisering en goed bestuur
De overcentralisatie van het Rwandese bestuur in het verleden heeft geleid tot een cultuur van blinde gehoorzaamheid aan het centrale gezag, waardoor een door de staat georganiseerde genocide mogelijk werd gemaakt. In het huidige Rwanda wordt daarom gestreefd naar - hoewel zeer gecontroleerde - decentralisatie van verantwoordelijkheid voor de directe levensomstandigheden van burgers naar het laagste bestuurlijke niveau. In 1999 en 2001 werden voor het eerst sinds de genocide van 1994 lokale verkiezingen gehouden. Voor geen van deze verkiezingen mochten politieke partijen campagne voeren of kandidaten voordragen. De internationale gemeenschap was over het algemeen positief over de verkiezingen. Wel waren er berichten over dwang om te gaan stemmen en beïnvloeding van de uitslag door de autoriteiten door in veel gevallen vooraf te bepalen wie zich verkiesbaar kon stellen.30

25 AFP, 19 oktober 2002; IRIN, 25 oktober 2002
26 Zie ook bijlage 2

27 Imidugudu is de meervoudsvorm van umudugudu, dat `dorp' betekent.
28 HRW, Uprooting the Rural Poor in Rwanda (2001), p. 11-13
29 Zogenaamde `oude' vluchtelingen zijn vluchtelingen die reeds voor april 1994 waren gevlucht voor etnisch geweld (Tutsi); `nieuwe' vluchtelingen zijn zij vanaf april 1994 vluchtten (voornamelijk Hutu).

30 Prendergast e.a, Postgenocidal Reconstruction: Building Peace in Rwanda and Burundi; en: UN/ECOSOC/CHR, Report on the situation of human rights in Rwanda (2000), p. 8, 14; en: EIU, Country Report Rwanda 2nd qu. 1999; HRW, Rwanda World Report for 1999. Human Rights Developments (2000); en International Crisis Group (ICG), Consensual democracy (9 oktober 2001)
13

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Politieke verschuivingen op nationaal niveau
In de loop van 1999 en de eerste helft van 2000 verliet een opmerkelijk aantal hoge politici en functionarissen op nationaal niveau zijn positie. In 1999 werd bijna eenderde van de parlementariërs vervangen, op aantijgingen variërend van deelname aan de genocide, tot corruptie en gebrek aan contact met achterbannen. Ook schorste de regering enkele magistraten, waaronder de president van het hof van cassatie en de leden van het hooggerechtshof.31 In het eerste kwartaal van 2000 werd de voorzitter van het parlement, Sebarenzi (Parti Liberal, een Tutsi overlevende van de genocide), gedwongen af te treden; bood premier Rwigyema (een Hutu van de MDR) zijn ontslag en dat van zijn regering aan; en zag president Bizimungu (een Hutu van het RPF) zich gedwongen af te treden. Met het vertrek van Bizimungu verdween de enige Hutu die vanaf het begin tot het machtscentrum van het RPF had behoord, uit de regering. Vice-president Kagame werd door regering en parlement gekozen tot zijn opvolger, en droeg zijn functie als minister van Defensie over.
In juni 2001 richtte voormalig president Pasteur Bizimungu de politieke partij Parti Démocratique pour le Renouveau-Ubuyanja (PDR-Ubuyanja) op, die onmiddellijk door de regering werd verboden. De regering beriep zich voor dit verbod op de afspraak van 1994 tussen de verschillende politieke partijen van dat moment, dat zij gedurende de transitieperiode geen politieke activiteiten zouden ontwikkelen. Met het verbod op de partij in juni 2001 werden Bizimungu zijn privileges als voormalig president ontnomen, en kreeg hij huisarrest. In april 2002 werd hij samen met een naaste medewerker van de PDR, genaamd Ntakirutinka, gearresteerd en gedetineerd. In mei 2002 werden nog zes personen in de voorstad Gikondo van Kigali gearresteerd in verband met de PDR. Berechting genocideplegers
In februari 1995 besloot de VN Veiligheidsraad tot de instelling van het International Criminal Tribunal for Rwanda (ICTR), te vestigen in Arusha, Tanzania. Het tribunaal houdt zich bezig met de vervolging van de hoogste verantwoordelijken voor de genocide en misdaden tegen de menselijkheid in Rwanda tussen 1 januari en 31 december 1994. Het gaat daarbij om degenen die hebben aangezet tot de genocide en deze hebben georkestreerd, niet zozeer om degenen die hem op kleine schaal hebben uitgevoerd. Opmerkelijk is, dat hoewel het ICTR de hoogste verantwoordelijken berecht, de doodstraf niet tot de straffen behoort die door het tribunaal kunnen worden opgelegd, terwijl rechtbanken in Rwanda hiertoe naar de nationale wet wel bevoegd zijn. De relatie tussen de Rwandese regering en het ICTR is verslechterd sinds hoofdaanklager Carla Del Ponte begin 2002 aangaf ontevreden te zijn over de
31 HRW, Rwanda World Report for 1999. Human Rights Developments (2000) 14

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

medewerking van de Rwandese autoriteiten bij het onderzoek naar mensenrechtenschendingen door leden van het RPA.32 In Rwanda zelf werd op 30 augustus 1996 een wet (loi organique) aangenomen met betrekking tot vervolging op grond van genocide en misdaden tegen de menselijkheid. De wet beslaat misdrijven gepleegd tussen 1 januari 1990 en 31 december 1994. De wet onderscheidt vier categorieën verdachten: Categorie 1: degenen die verantwoordelijk waren voor planning van en het aanzetten tot genocide, massamoord en verkrachting, en degenen die verkrachting gepleegd hebben;
Categorie 2: de uitvoerders van de genocide, dat wil zeggen degenen die gemoord hebben;
Categorie 3: degenen die verwond hebben zonder te doden; Categorie 4: degenen die geplunderd en vernield hebben. In alle categorieën zijn de op te leggen straffen lichter dan voor vergelijkbare misdaden onder het gewone wetboek van strafrecht, met uitzondering van categorie 1 waar de doodstraf kan worden opgelegd. De wet kent een procedure voor schuldbekentenis. Verdachten kunnen in de onderzoeksfase schuld bekennen; als de openbare aanklager de bekentenis accepteert heeft de verdachte recht op strafvermindering. Van deze procedure zijn degenen uitgezonderd die op de officiële lijst van categorie 1-verdachten staan.
Gacaca
Na de genocide was het rechtssysteem in Rwanda totaal vernietigd. Slechts 17 rechters overleefden de moordpartijen van 1994. Tegelijkertijd arresteerde en detineerde het RPA duizenden personen, vaak uit wraak, zonder dat deze arrestaties en detenties door de rechter getoetst konden worden. De gevangenissen raakten overvol.
Het zwakke rechtssysteem kon de berechting van deze grote aantallen verdachten niet aan. In een poging de achterstanden weg te werken, diende de overheid medio 2000 een wetsontwerp in voor de instelling van traditionale gerechtshoven genaamd gacaca.33 Deze gerechtshoven zouden groepen verdachten van genocide tegelijk berechten.
De voorgestelde gacacarechtspraak gaf niet alle internationaal aanvaarde garanties voor een eerlijk proces.34 Toch spraken mensenrechtenorganisaties in en buiten Rwanda zich niet categorisch uit tegen gacaca, daar men erkende dat de achterstanden in de berechting van genocideverdachten om onconventionele oplossingen vroegen.

32 IRIN, ICTR preparing to indict Tutsis (12 april 2002)
33 Gacaca betekent letterlijk `gras', en verwijst naar de traditionele rechtspraak van Rwanda, waarbij een gemeenschap gezamenlijk conflicten behandelde op een grasveld.
34 HRW, Press Release on Rwanda (New York, 1 februari 2001) 15

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

2.1.3 Mensenrechtenschenders ten tijde van de genocide Van de leden van de regering tijdens de genocide kan met een zeer grote mate van zekerheid worden aangenomen, dat zij alle in enige vorm (planning, voorbereiding, leidinggevend en/of uitvoerend) verantwoordelijk geweest zijn voor de genocide; op zijn minst hebben zij van de genocide geweten zonder te hebben getracht deze tegen te gaan.
Sterke verdenking van betrokkenheid bij ten minste planning en voorbereiding van de genocide bestaat daarnaast ten aanzien van de toenmalige leiders van CDR, MRNDD, MDR-Power, PL-Power en PSD-Power, de presidentiële garde, het leger (FAR), de Interahamwe, de veiligheidsdiensten en de inlichtingendiensten. Ook bestaat verdenking van betrokkenheid bij planning en voorbereiding ten aanzien van personen die vlak vóór of tijdens de genocide voor RTLM werkten. In elk geval hebben deze medewerkers geweten van de genocideplannen. Wie langer vóór de genocide voor RTLM werkte, kan ervan geweten hebben, maar dit is niet noodzakelijkerwijs het geval.
De leiding over de daadwerkelijke uitvoering van de genocide werd met name uitgeoefend door leiders en leden van de presidentiële garde, het leger, de Interahamwe, de veiligheidsdiensten en de inlichtingendiensten. Niet alle leiders en leden van deze organisaties hebben echter leidinggevende verantwoordelijkheid gedragen voor de genocide.
Overigens werd iedereen die in overheidsdienst was en enige militaire ervaring had benaderd om mee te doen aan de planning van en/of leiding over de genocide, maar niet iedereen ging op dat verzoek in. De feitelijke daden van genocide werden uitgevoerd door personen uit alle bovengenoemde categorieën en door vele burgers. Maar opnieuw, niet allen binnen deze categorieën hebben persoonlijk deelgenomen aan de genocide. Binnen CDR, MRNDD, MDR-Power, PL-Power en PSD-Power, de presidentiële garde, het leger, de Interahamwe, de veiligheidsdiensten en de inlichtingendiensten waren ook personen die zich tegen de genocide verzetten. Velen van hen zijn vermoord. Toch mag niet worden aangenomen dat ieder van hen die de genocide heeft overleefd, verantwoordelijk is geweest voor misdaden tegen de menselijkheid.
De machtsovername door het RPF
Toen het RPF de macht in Kigali overnam, stond het toe dat zijn militairen ongewapende burgers aanviel en doodde. De meesten werden vermoord in de weken na de machtsovername, meer dan bij de inname van Kigali. De slachtoffers werden geselecteerd in kampen voor ontheemden. De militairen gingen af op 16

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

beschuldigingen van overlevenden, of op eigen ondervragingen. De executies troffen met name personen die gelieerd waren aan politieke partijen anders dan het RPF, of die in de toekomst politieke leiders zouden kunnen worden; niet zozeer omdat zij schuldig waren aan genocide.35 2.1.4 Staatsinrichting
Op 4 juni 2003 werd een nieuwe grondwet van kracht. De nieuwe constitutie vervangt de Loi Fondamentale, een overgangsgrondwet uit mei 1995 die gebaseerd was op de grondwet van 1991 (waarin het meerpartijenstelsel werd geïntroduceerd), de akkoorden van Arusha van 1993, de Overwinningsdeclaratie (Victory Declaration) van het RPF van juli 1994 en afspraken gemaakt tussen de politieke partijen (met uitsluiting van de MRNDD en de CDR) in het Meerpartijen Protocol of Understanding (Multiparty Protocol of Understanding) van november 1994. Met de afronding van de presidents- en parlementsverkiezingen36 kwam een einde aan de overgangsperiode die was ingegaan na de genocide van 1994. Formeel is in Rwanda sprake van scheiding van uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht. De nieuwe constitutie voorziet in een parlement (Nationale Vergadering) van 80 leden en een senaat van 26 leden die telkens een mandaat krijgen voor vijf jaar. De president kan tweemaal voor een periode van zeven jaar gekozen worden. Een observatiemissie van de Europese Unie sprak haar zorg uit over mogelijke restrictieve gevolgen van de constitutie voor de burgerlijke vrijheden.37 Zo staat artikel 52 politieke organisaties slechts toe kantoren te hebben op nationaal en provinciaal niveau, en niet op lagere niveaus. Het rechterlijke systeem bestaat uit een Hooggerechtshof, twaalf gerechtshoven van eerste aanleg en 143 provinciale rechtbanken.38 In 2000 is er een begin gemaakt met een nieuw, tijdelijk en aanvullend rechtssysteem, toegespitst op de specifieke omstandigheden die het gevolg zijn van de genocide, namelijk de enorme aantallen verdachten in de overvolle gevangenissen, en de behoefte aan verzoening en wederopbouw. Deze gacaca worden voorgezeten door lekenrechters, die door de bevolking gekozen zijn. Naast de burgerlijke en strafrechtbanken bestaan er ook militaire rechtbanken. De bestuurlijke indeling van Rwanda staat beschreven in bijlage 3.
35 Human Rights Watch, Leave none to tell the story ( maart 1999), pp. 13-14
36 Zie § 2.2 Politieke ontwikkelingen, onder de betreffende subkopjes.
37 IRIN, Parliament adopts new constitution (24 april 2003) en Reuters, Rwandans vote overwhelmingly for new constitution (27 mei 2003), IRIN, Refendum `satisfactory', EU provisional report says (30 mei 2003), IRIN, New constitution becomes effective (5 juni 2003)

38 Economist Intelligence Unit, Country profile Rwanda Burundi 2003 (2003) , p. 12 17

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

2.2 Politieke ontwikkelingen
In de verslagperiode kwam een eind aan de transitieperiode die was afgekondigd na de genocide van 1994. Voor het eerst sinds dat jaar vonden verkiezingen op nationaal niveau plaats; presidentsverkiezingen op 25 augustus 2003 en parlementsverkiezingen op 30 september 2003. In de aanloop naar de verkiezingen nam de greep van de regering van nationale eenheid onder leiding van het RPF op de samenleving toe. In de verslagperiode gingen in het gehele land gacaca van start. Zonder dat het imidugudubeleid werd afgeschaft kwamen de ontwikkelingen op dat gebied door gebrek aan fondsen in de verslagperiode vrijwel geheel tot stilstand; gedwongen hervestigingen vonden niet plaats. Op het imidugudubeleid zal daarom in dit hoofdstuk niet worden ingegaan. Deze paragraaf geeft een beschrijving van de ontwikkelingen rondom de verkiezingen en op het gebied van de berechting van verdachten van genocide (gacaca en ICTR). Tot slot zal ingegaan worden op de positie van Rwanda in de regio.
Aanloop tot de verkiezingen
De nieuwe grondwet, waarvoor in 2002 reeds uitgebreide consultaties hadden plaatsgevonden, werd door middel van een referendum op 26 mei 2003 goedgekeurd. De bevolking stemde met 93% vóór de nieuwe wet. De conclusie van waarnemers was dat het referendum niet geheel vrij en eerlijk was. Toch werd met de uitslag van het referendum de weg geopend voor de eerste nationale verkiezingen sinds 1994, die in augustus en september 2003 werden gehouden. In aanvulling op de grondwet nam het parlement twee verkiezingswetten aan. Deze wetten stellen dat partijen die deelnemen aan de parlementaire verkiezingen niet gebaseerd mogen zijn op `nepotisme, etniciteit, religie, geslacht of andere divisionistische gronden'. Verder moesten alle politieke partijen die deel uitmaakten van de overgangsregering zich vóór 12 juli 2003 opnieuw registreren. Het ministerie van Lokale Overheid kreeg 30 dagen om over de goedkeuring van de partijen te besluiten. Kandidaten voor de presidentiële verkiezingen moesten ofwel worden voorgedragen door een partij, dan wel zich door middel van 600 handtekeningen39 van stemgerechtigden registreren als onafhankelijke kandidaat.40 Het naderende einde van de transitieperiode werd gekenmerkt door angst - niet alleen in regeringskringen - voor het zogenoemde Burundi-scenario. In Burundi
39 Met een minimum van 30 handtekeningen per provincie.
40 IRIN, Parliament passes election law (30 juni 2003) 18

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

beheerste immers in 1993 de Tutsi partij UPRONA de overheid en het leger. Vrije presidentsverkiezingen in juni 1993 leverden echter tegen alle verwachtingen in een overwinning op voor de kandidaat van de Hutupartij FRODEBU, Melchior Ndadaye. In oktober 1993 werd president Ndadaye vermoord, bij een staatsgreep door het Burundese leger. Daarop volgden uitgebreide massamoorden onder eerst de Tutsi en vervolgens de Hutu bevolking, waarbij 25.000 tot 50.000 Burundezen het leven lieten.
In Rwanda werd in de verslagperiode herhaaldelijk verwezen naar die gebeurtenissen als de oorzaak van de huidige instabiliteit in Burundi. In de aanloop naar de presidents- en parlementsverkiezingen nam de druk van de Rwandese regering op de oppositie toe. President Kagame zette op de herdenkingsdag van de genocide, 7 april (2003), de toon door te stellen dat slechts diegenen die het beleid van eenheid en verzoening volgden aan de verkiezingen mochten deelnemen. In een kennelijke verwijzing naar Faustin Twagiramungu, voormalig leider van de MDR en op dat moment nog in vrijwillige ballingschap in België, zei Kagame verder dat `diegenen die terug willen keren naar Rwanda om een divisionistisch beleid te propageren geen plaats zullen vinden in Rwanda'. De oprichters van de oppositiepartij PDR-Ubuyanja, voormalig president Pasteur Bizimungu en Charles Ntakirutinka, verbleven in de verslagperiode nog in de gevangenis.41 Dit liet de MDR over als de belangrijkste oppositiepartij voor het RPF, al was deze partij verdeeld geraakt. Al gauw nam ook de druk op de MDR toe.
In december 2002 werd een parlementaire commissie opgericht die zich moest buigen over twee zaken: de verdeeldheid binnen de MDR en `de rol die de partij had gespeeld in het `divisionisme in de Rwandese geschiedenis'.42 De aantijging was dat de MDR dezelfde pro-Hutu ideologie propageerde die in 1959 door de MDR-P43 werd ontwikkeld en die in dat jaar tot de massaslachtingen in Rwanda leidden. De beschuldiging werd echter ondergraven door de argumentatie - van de commissie zelf - dat de MDR een verdeelde partij was. Gewezen werd op de splitsing van de MDR in 1993, toen de MDR-Power factie de pro-Hutu ideologie omhelsde, terwijl de andere MDR factie, onder leiding van Faustin Twagiramungu, bereid bleef met het RPF te onderhandelen en zich later zou verzetten tegen de genocide. De commissie kwam tot de conclusie dat de ideologie van de MDR divisionistisch was, en gaf de regering het advies de partij op te heffen. De ministerraad nam de aanbeveling over en legde de opheffing van de MDR aan het hooggerechtshof voor. Tot op heden heeft het hooggerechtshof nog geen uitspraak gedaan, maar in de praktijk nam de MDR niet deel aan de verkiezingen.

41 Hun rechtszaak ging in oktober 2002 van start en op 30 juli 2003 verwierp de rechter hun beroep om onmiddellijk in vrijheid gesteld te worden.
42 Human Rights Watch, Preparing for elections: Tightening control in the name of unity (mei 2003), pp. 4-5

43 Zie § 2.1.2 Geschiedenis, onder Uitbarstingen van etnisch geweld tussen 1959 en 1990 19

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

De beschuldiging van `divisionisme' bleef niet beperkt tot de MDR als partij. De commissie publiceerde een lijst met 46 namen van personen die de divisionistische ideologie van de MDR zouden aanhangen. Twee hooggeplaatste militairen, brigadier-generaal Emmanuel Habyarimana, minister van Defensie tot november 2002; en luitenant-kolonel Balthazar Ndengeyinka, een parlementslid voor het leger, hoorden dat hun naam op de lijst stond en ontvluchtten het land. Vijf anderen, waaronder ook militairen, verdwenen.44
Enkele dagen voor de presidentsverkiezingen van 25 augustus 2003 beschuldigde de Nationale Commissie voor Eenheid en Verzoening Faustin Twagiramungu van divisionisme.45
Na de de facto opheffing van de MDR richtten voormalige leden van de MDR twee nieuwe partijen op. Deze partijen waren de Parti pour le Progrès et la Concorde (PPC) en de Alliance pour la Démocratie, l'Equité et le Progrès (ADEP-Mizero). ADEP-Mizero, opgericht door Celestin Kabanda, leider van de voormalige MDR en behorend tot de stroming binnen de MDR die verantwoordelijk werd gehouden voor het `divisionisme', werd verboden. Overigens was dit verbod gebaseerd op het feit dat de statuten van de partij financiering vanuit het buitenland mogelijk maakten, terwijl dit voor politieke partijen bij wet verboden is. De andere partij die voortkwam uit de MDR, de PPC, leverde een eigen kandidaat voor de presidentsverkiezingen, Alivera Mukabaramba.
Presidentsverkiezingen
De Parti Libéral (PL), de Parti Social-Démocrate (PSD), de Parti Démocratique Islamique (PDI) en de Parti Syndical Rwandais (PSR) besloten geen eigen presidentskandidaat naar voren te schuiven en in plaats daarvan de kandidatuur van Kagame te steunen.46 Andere kandidaten voor de presidentiële verkiezingen waren voormalig minister-president Faustin Twagiramungu - na de opheffing van de MDR registreerde hij zich als onafhankelijk kandidaat - en voormalig parlementslid Jean Nepomuscene Nayinzira.47 De enige vrouw die zich kandidaat had gesteld, Alivera Mukabaramba van de PPC, trok zich een dag vóór de verkiezingen terug.48 Zij vroeg haar aanhangers op Kagame te stemmen. Op 1 augustus 2003 gingen de campagnes voor de presidentiële verkiezingen officieel van start.49 Kagame was echter ondanks het verbod op politieke activiteiten aan de basis, maanden eerder al begonnen met bezoeken aan de
44 Zie ook § 3.3.6 Arrestaties en detenties en § 3.3.8 Verdwijningen
45 IRIN, Polls threaten to renew ethnic divide, says gov't (19 augustus 2003)
46 IRIN, Rival parties back Kagame for presidency (2 juli 2003)
47 IRIN, Four cleared to contest presidency (21 juli 2003)
48 Reuters, Election factbox (25 augustus 2003)
49 IRIN, Presidential campaigns begin (1 augustus 2003) 20

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

provincies, met ruime aandacht van de pers. Verder was het RPF eind april 2003 reeds met de rekrutering van nieuwe leden begonnen in zeker vier provincies. Tijdens bijeenkomsten werd druk uitgeoefend op de aanwezigen om lid te worden van het RPF. De angst dat weigering lid te worden van het RPF zou worden geïnterpreteerd als sympathie voor een `divisionistische' partij als de MDR of PDR-Ubuyanja leidde ertoe dat velen zich lieten overhalen. De rekrutering richtte zich met name op gerespecteerde leden van een gemeenschap, zoals leraren, ondernemers en medische assistenten.50
De berichtgeving over de kandidaten was niet gelijkwaardig. Hoewel aangekondigd was dat alle kandidaten evenveel media-aandacht zouden krijgen kreeg de campagne van Kagame aanzienlijk meer zendtijd dan die van de andere kandidaten. Daarbij was de berichtgeving over Kagame vrijwel altijd positief, evenals die over Mukabaramba en Nayinzira. De laatsten kregen echter weinig media-aandacht. Tweederde van de berichtgeving over Twagiramungu had een negatieve toonzetting.
Kagame won de presidentsverkiezingen met 95% van de stemmen bij een opkomst van bijna 97% van de stemgerechtigden. Waarnemers van de Europese Unie noemden de verkiezingen `niet geheel vrij en eerlijk, maar toch een belangrijke stap in de richting van democratie'.51 De belangrijkste opponent van Kagame, Twagiramungu, verwierp de uitslag en stelde dat het niet mogelijk was dat Kagame met dergelijke aantallen stemmen de verkiezingen zou hebben gewonnen.52 Hij diende een formeel verzoek in bij het hooggerechtshof van Rwanda om de verkiezingsresultaten ongeldig te laten verklaren, maar dit verzoek werd afgewezen.53 De Rwandese verkiezingscommissie verwierp de kritiek op de verkiezingen.54
Parlementsverkiezingen
De verkiezingen voor de Nationale Vergadering vonden verspreid over drie dagen plaats. Op 29 september en 1 oktober 2003 werden indirecte verkiezingen voor jeugd-, gehandicapten- en vrouwenafgevaardigden55 gehouden. Op 30 september 2003 vonden de (directe) verkiezingen voor de overige 53 van de 80 leden van het parlement plaats.
Aan de parlementsverkiezingen van 30 september 2003 deden acht partijen en zestien onafhankelijke kandidaten mee. Vier van de acht partijen, PDC, PDI, PSR
50 Human Rights Watch, Preparing for elections. Tightening control in the name of unity (mei 2003), p. 3

51 Reuters, Rwanda poll imperfect, but a step into new era (27 augustus 2003)
52 Reuters, Rwanda's Kagame wins 95% in presidential poll (26 augustus 2003)
53 IRIN, Twagiramungu files suit in supreme court to nullify presidential elections (29 augustus 2003)

54 Reuters, Rwanda hits back at EU report on presidential poll (28 augustus 2003)
55 Voor vrouwen waren 24 zetels in het parlement gereserveerd, voor de jeugd twee zetels en voor gehandicapten één.
21

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

en UDPR, waren ingegaan op het aanbod van het RPF om een lijstverbinding aan te gaan. Deze partijen kregen daartoe voorafgaand aan de verkiezingen een vast aantal zetels toegewezen variërend per partij van één tot drie. De PL en de PSD weigerden het voorstel om een lijstverbinding aan te gaan - zij hadden beide drie zetels aangeboden gekregen -, terwijl de PPC juist wel aansluiting probeerde te vinden bij het RPF maar afgewezen werd.
Aanvankelijk hadden zich 20 onafhankelijke kandidaten aangemeld. Twee van hen trokken hun kandidatuur zelf in, terwijl twee anderen van de lijst werden verwijderd op beschuldiging van het vervalsen van handtekeningen. Deze twee kandidaten waren Celestin Kabanda en Jean Baptiste Sindikubwabo, beide leden van de eerder niet geregistreerde ADEP-partij. Mede door het late moment waarop deze beslissing viel, lijkt het erop dat deze maatregel politiek gemotiveerd was. De opkomst bij de parlementsverkiezingen was opnieuw zeer hoog, namelijk ruim 99%. Het RPF won de directe verkiezingen met 74%, de PL kreeg ruim 10% van de stemmen en de PSD ruim 12%. Met 2,2% haalde de PPC de kiesdrempel van 5% niet.
Het RPF heeft hiermee een overweldigende meerderheid behaald in het parlement. De indirect gekozen vrouwen- en jongerenvertegenwoordigers waren via RPF structuren genomineerd, waardoor 26 van de 80 zetels al in RPF-handen waren los van de directe verkiezingen. Rwanda heeft thans met 39 vrouwelijke parlementsleden het hoogste percentage vrouwelijke parlementsleden in de wereld. Op 20 oktober 2003 maakte president Kagame zijn kabinet bekend. De meeste ministers uit het oude kabinet bleven zitten. Evenals de vorige is dit een regering waarin ook andere partijen, met een duidelijke Hutu signatuur plaatshebben. Bekend is echter, dat de belangrijkste ministersposten in handen zijn van het RPF, en dat die departementen die door andere partijen dan het RPF geleid worden, vrijwel altijd een secretaris-generaal van het RPF hebben. Terugkeer van vluchtelingen uit omringende landen
De Rwandese regering voert een beleid dat erop gericht is alle Rwandese vluchtelingen in de wereld te laten terugkeren naar Rwanda. In de verslagperiode sloot Rwanda overeenkomsten af met omringende landen voor terugkeer van Rwandese vluchtelingen.56 Enerzijds is dit beleid een reactie op het regeringsbeleid vóór de genocide, dat de in 1959 gevluchte Tutsi verhinderde terug te keren naar Rwanda. De huidige regering wil een andere houding uitdragen ten opzichte van Rwanda's vluchtelingen. Anderzijds is het beleid ingegeven door de angst dat Rwandese vluchtelingen, met name die vluchtelingen die in kampen in buurlanden verblijven, in de toekomst net als het RPF in 1990 vechtend hun weg terug zullen zoeken naar Rwanda. Daarbij komt dat de Rwandese regering
56 Zie ook § 4.3 Activiteiten van internationale organisaties
---

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

zich verzet tegen het imago dat het een land zou zijn dat haar burgers reden geeft om politiek asiel aan te vragen in het buitenland. Met name de Hutu vluchtelingen die nog in de DR Congo verblijven zijn een doorn in het oog van Rwanda. In de laatste maanden van 2003 gaf de DR Congo meerdere malen aan terugkeer van Rwandese vluchtelingen en gedemobiliseerde rebellen naar Rwanda te steunen.57 In november 2003 gaf één van de commandanten van de FDLR, Paul Rwarakabije, zich samen met 103 strijders over aan de Rwandese autoriteiten.58 Begin december 2003 werden nog eens 65 Hutu rebellen door MONUC ontwapend en overgedragen aan Rwanda.59 De terugkeer van Rwarakabije lijkt de terugkeer van vluchtelingen te hebben gestimuleerd; volgens een (nog onbevestigd) persbericht zouden in de laatste twee maanden van 2003 ten minste 700 vluchtelingen uit de DR Congo zijn teruggekeerd, waaronder 156 ex-strijders.60
Gacaca
In de verslagperiode gingen in ongeveer 920 van de in totaal 9.000 cellules in Rwanda gacaca van start.
Zonder gacaca zou het met het klassieke rechtssysteem nog zeker honderd jaar geduurd hebben voor alle verdachten zouden zijn berecht. De gacacawet voorziet in rechtbanken die verdachten in de categorieën 2 tot en met 4 kunnen vervolgen. Elke rechtbank heeft 19 lekenrechters, gekozen door de bevolking op de niveaus van de cellules (laagste administratieve niveau), secteurs, districten en provincies. Zij mogen geen politiek actieve personen zijn, noch deel uitmaken van politieke partijen, religieuze of niet-gouvernementele organisaties.61 Van de gekozen rechters is op het niveau van de cellule de meerderheid Hutu, terwijl er op districts- en provincieniveau relatief meer Tutsi rechters zijn dan op celluleniveau. Op cellule-niveau worden de verdachten in categorie 4 berecht; op secteur-niveau categorie 3; op district-niveau categorie 2; en op provincie-niveau beroepszaken in categorie 2.
Op de gacaca wordt toezicht gehouden door de provinciale kantoren van de Nationale Commissie voor de Mensenrechten. Deze Commissie houdt toezicht op de toepassing van de wet, de positie van kwetsbare groepen, de veiligheidssituatie, en eventuele inmenging door (lokale) autoriteiten. Uit de conclusies van dit toezicht komen aanbevelingen voort aan de zesde kamer van het hooggerechtshof, die verantwoordelijk is voor de gacaca. Het hooggerechtshof gaat zo nodig over tot corrigerende maatregelen. Naast de aan de overheid gelieerde Nationale Commissie rapporteert ook de internationale ngo Penal Reform International (PRI) over de gacaca.

57 IRIN, Kigali, Kinshasa recommit to repatriation deal (28 november 2003)
58 IRIN, Kagame welcomes return of Hutu rebel (18 november 2003)
59 IRIN, MONUC repatriates ex-Rwandan Hutu rebels (3 december 2003)
60 IRIN, 300 refugees return from South Kivu (15 december 2003)
61 HRW, Press Release on Rwanda (New York, 1 februari 2001) 23

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Alle verdachten van genocide die een bekentenis afleggen, krijgen volgens de wet door een gacaca slechts de helft van de voorgeschreven straf opgelegd. Wanneer een verdachte schuld bekent, wordt zijn straf gehalveerd. Een deel van die gehalveerde straf kan buiten de gevangenis worden doorgebracht, op voorwaarde dat de veroordeelde enkele dagen per week gemeenschapsdiensten verricht. De precieze vorm van gemeenschapsdiensten en schadevergoedingen moeten nog in een indemnisatiewet worden vastgelegd. Tegen beslissingen van de gacaca-hoven is beroep mogelijk op het eerstvolgende niveau.
Een gacaca-proces bestaat uit drie fasen. In de eerste fase komt de gemeenschap bijeen om te bespreken wat er in het dorp tijdens de genocide is voorgevallen, en wie erbij betrokken waren. In de tweede fase worden dossiers samengesteld van individuen betrokken bij de genocide, en worden de verdachten ingedeeld in categorieën. Pas in de derde fase worden de verdachten uit de gevangenis naar het dorp gebracht en voor de gacaca geconfronteerd met de gemeenschap, die getuigenissen aflegt. Aan het eind van deze fase zullen de gacaca-rechters tot een uitspraak overgaan.
Tot op heden is geen enkele gacaca in de fase van uitspraak aangekomen. Deze fase moest uitgesteld worden omdat tot op heden geen wet werd aangenomen die de compensatie van slachtoffers regelt.
Ondanks de erkenning in en buiten Rwanda dat de achterstanden in de berechting van genocideverdachten om onconventionele oplossingen vroegen, hield de kritiek op deze traditionele gerechtshoven aan. De essentie van de kritiek is dat betwijfeld wordt of de gacaca daadwerkelijk, zoals de Rwandese regering stelt, tot nationale verzoening leiden.
Deze twijfel kent verscheidene redenen. Zo is volgens de wet een quorum van 100 volwassenen uit de cellule en 15 van de 19 rechters vereist om de gacaca te kunnen houden. In het recente verleden werden af en toe de Local Defense Forces ingezet om mensen te dwingen naar de gacaca te gaan, of hen ervan te weerhouden te vertrekken. Naarmate de processen vorderden werd echter vaak niet meer vastgehouden aan het quorum omdat het te vaak niet gehaald werd. Afschaffing van het quorum is echter naarmate de gacaca vorderen steeds onwenselijker, daar bij de categorisering van de verdachten een groot draagvlak van groot belang is.62 De afwezigheid van de bevolking bij de gacaca is voor een deel te wijten aan het feit dat velen zelfvoorzienende boeren zijn, die liever een dag op hun land werken dan aan de gacaca deelnemen. Het gebrek aan betrokkenheid van de lokale bevolking bij de gacaca leidt vaak tot grote frustratie bij de overlevenden van de genocide. Daarnaast komt het voor, zoals in de provincie Butare, dat de gacaca de scheiding binnen de gemeenschap
62 Zie ook § 3.3.5 Rechtsgang
24

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

benadrukken: de overlevenden van de genocide zitten afgezonderd van de rest van de bevolking.
Tegenover het gebrek aan betrokkenheid valt ook veel kritiek te horen van mensen die niet mogen getuigen over wat hun en hun families door RPA-militairen is aangedaan in de periode van opmars van het RPF voorafgaand aan en in 1994. Een groot probleem dat voortvloeit uit de gacaca zijn de enorme aantallen nieuwe beschuldigingen die zijn geuit. In totaal zijn nu 600.000 beschuldigingen geuit, waarvan ongeveer 250.000 in de verslagperiode. Van die 250.000 nieuwe beschuldigingen betreffen 50.000 delicten uit de eerste categorie. Het lijkt onmogelijk voor Rwanda om al deze mensen te gaan vervolgen. De vervolging van de ruim 100.000 gevangenen die Rwanda tot nu toe kende leverde immers al onoverkomelijke problemen op. Zouden de nieuwe aanklachten tot gerechtelijke vervolging aanleiding geven, dan lijkt geen andere reële oplossing voorhanden dan in de toekomst een amnestie af te kondigen. Een amnestie zou echter niet tegemoet komen aan de wens van de overlevenden van de genocide dat recht wordt gedaan. Tegelijkertijd zouden ook vele onschuldige verdachten nooit de kans krijgen hun onschuld aan te tonen. Op die manier zou de Hutu bevolking zich gecriminaliseerd kunnen voelen, wat de verhoudingen in de samenleving niet ten goede zou komen. De minister van Justitie heeft vooralsnog aangegeven te overwegen alleen beschuldigingen in de eerste categorie nog te vervolgen om het aantal nieuwe gevangenen te beperken.
Op 1 januari 2003 werd een presidentieel decreet uitgevaardigd voor de vrijlating van ongeveer 40.000 gevangenen. Van hen werden ongeveer 23.000 daadwerkelijk reeds vrijgelaten. De groep betrof ouderen (boven de leeftijd van 70 jaar), minderjarigen ten tijde van de genocide en zieken, en een groep verdachten uit de tweede tot en met derde categorie die bekend hadden. Voor deze laatste groep kon worden vastgesteld dat zij hun straf al hadden uitgezeten. Immers, iemand uit de tweede categorie die bekend had, kon slechts de helft van de maximaal 25 jaar gevangenisstraf voor moord opgelegd krijgen. Van die helft zou dan nog maar de helft worden uitgezeten in de gevangenis - de andere helft van de straf zou worden omgezet in arbeid in dienst van de gemeenschap. Dit betekent dat verdachten uit categorie twee die bekend hebben, maximaal 6 à 7 jaar hoefden uit te zitten. De verdachten die vrijgelaten werden zouden dit allemaal reeds uitgezeten hebben. De vrijgelatenen moesten vóór zij mochten terugkeren in de samenleving eerst twee maanden doorbrengen in een ingando63, een heropvoedingskamp.64

63 Zie voor uitleg van de term ingando § 3.4.7 (Vermeende) tegenstanders van de regering, onder het betreffende subkopje

64 BBC, Anger at release of Rwandan killers (6 januari 2003) en Rwanda launches `rehab' for killers (31 januari 2003); en IRIN, More genocide suspects released (29 januari 2003) en Released genocide suspects begin re-education (31 januari 2003) 25

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Vanaf mei 2003 werden tussen de 700 en 1.000 vrijgelaten gevangenen opnieuw gearresteerd. Sommigen waren onder de naam van een ander in vrijheid gesteld, of hadden een ziekte voorgewend die niet bestond. Weer anderen bleken gedurende het verblijf in de ingando aangewezen te zijn door medevrijgelatenen als personen die niet binnen de criteria vielen. Ook waren er personen die in de periode dat zij in de ingando verbleven, werden beschuldigd van zaken als verkrachting en drugsverkoop.65 Er werd een lijst van namen opgesteld van personen die onterecht in vrijheid waren gesteld, en deze personen werden opnieuw gearresteerd nadat het gehele proces van de ingando was doorlopen.
Sinds 1999 bestaat in de gevangenissen een informeel gacaca-systeem.66 Dit houdt in dat gevangenen bijeenkomsten organiseren waarin zij samen vaststellen wat er gedurende de genocide is gebeurd en wie daarbij betrokken waren. De getuigenissen en bekentenissen die uit deze processen voortkomen worden gebruikt in de daadwerkelijke gacaca.
ICTR
Naar aanleiding van de beschuldigingen over en weer van `tegenwerking van de werkzaamheden van het ICTR door de Rwandese autoriteiten' (door het ICTR) en `mismanagement, incompetentie en corruptie' (door de Rwandese regering) droeg in december 2002 de VN Veiligheidsraad Rwanda op om `volledig samen te werken' met het ICTR.67 In mei 2003 werd een nieuwe president, rechter Erik Møse, gekozen voor het tribunaal.68 Møse presenteerde een planning voor de rechtszaken die in de laatste vier jaar van het tribunaal nog gehouden moesten worden. Volgens waarnemers toonde Møse daarmee een `welkom verantwoordelijkheidsgevoel'.69 Tevens werd in een poging de daadkracht van het ICTR te vergroten een nieuwe hoofdaanklager aangesteld. Op 14 september 2003 liep de ambtstermijn van de zittende hoofdaanklager van het ICTR, Carla Del Ponte, af. Hoewel Del Ponte in aanmerking kwam voor herbenoeming, werd van deze gelegenheid gebruik gemaakt om de posities van hoofdaanklager voor het Internationale Tribunaal voor Joegoslavië (ICTY) en die voor het Tribunaal voor Rwanda (ICTR) van elkaar te scheiden. Del Ponte werd voorgedragen voor de
65 IRIN, More genocide suspects rearrested (11 juni 2003)
66 IRIN, Special report on hopes for reconciliation under gacaca court system (4 december 2002)

67 UNSC, S/PRST/2002/39 Statement by the President of the Security Council (18 december 2002)

68 UNSC, S/2003/605 Letter dated 2 June 2003 from the Secretary-General addressed to the President of the Security Council (2 juni 2003)
69 International Crisis Group, The International Criminal Tribunal for Rwanda: Time for pragmatism (oktober 2003)
26

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

positie bij het ICTY, en voor het ICTR werd een nieuwe hoofdaanklager, Hassan Bubacar Jallow, aangesteld.70
Jallow bracht in november 2003 een bezoek aan Kigali met het doel de relaties tussen het ICTR en de Rwandese regering te verbeteren. Tijdens dit bezoek werd het onderwerp van de vervolging van RPA-militairen voor oorlogsmisdaden door beide zijden ontweken.71
Volgens de International Crisis Group, een internationale onderzoeksgroep en denktank, betekent het vertrek van Del Ponte waarschijnlijk dat RPA-militairen niet meer berecht zullen worden door het ICTR.72 De Rwandese autoriteiten blijven alle onderzoek door het ICTR naar RPA-misdaden frustreren. In de verslagperiode werd een getuige van misdaden begaan door het RPA uit Kenia ontvoerd. Het is zeer moeilijk getuigen te vinden die tegen het RPA durven getuigen. De eenheid van het ICTR die onderzoek doet naar misdaden door de RPA is uit veiligheidsoverwegingen verhuisd naar het buitenland. Het belangrijkste punt van kritiek blijft de traagheid waarmee het tribunaal werkt. Deze wordt veroorzaakt door drie factoren, namelijk de afhankelijkheid van de medewerking van autonome staten, de relatie van het tribunaal met Rwanda, en interne factoren in het functioneren van het tribunaal.73 In de eerste plaats is het tribunaal afhankelijk van individuele staten voor zaken als arrestatie, uitlevering en gevangenneming van verdachten, en bescherming van getuigen. Gebrek aan medewerking van enkele landen74 heeft ertoe geleid dat een aantal hoofdverdachten al jaren kan rondreizen. De Verenigde Staten begon in juni 2002 een `agressieve en gerichte campagne' om verdachten van de genocide op te sporen. Een speciale eenheid zal wanted posters gaan gebruiken om verdachten op te sporen, te beginnen in Kenia en vervolgens in andere landen, waaronder de DR Congo. Arrestanten zullen worden overgeleverd aan het ICTR.75 Sinds Daniel Arap Moi door Mwai Kibaki werd opgevolgd als president van Kenia is de samenwerking tussen het ICTR en dat land verbeterd. Hierdoor werd het beter mogelijk verdachten van genocide in Kenia op te sporen. De arrestatie van Félicien Kabuga, een belangrijke financier van de genocide en hoofdverdachte van het ICTR, mislukte echter in januari 2003 op het laatste moment. De Keniaanse informant die de autoriteiten naar Kabuga zou leiden, werd een dag vóór de operatie vermoord.76

70 UNSC, S/2003/766 Letter dated 28 July 2003 from the Secretary-General addressed to the President of the Security Council (29 juli 2003) en S/RES/1505 (14 september 2003)
71 IRIN, UN tribunal official in first visit to Kigali (11 november 2003) en Kigali, UN tribunal move to mend relations (13 november 2003)
72 International Crisis Group, The International Criminal Tribunal for Rwanda: Time for pragmatism (oktober 2003)

73 UNSC, S/2003/707 (Annual) Report of the ICTR (11 juli 2003), § 4
74 Het betreft hier onder andere DR Congo, Gabon, Kenia, maar ook Frankrijk en België.
75 Reuters, US says will hunt masterminds of Rwanda genocide (12 juni 2002)
76 ANP, Arrestatie hoofdverdachte Rwanda-tribunaal mislukt (21 januari 2003) 27

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Een goede relatie met Rwanda is voor het tribunaal van het grootste belang vanwege het feit dat bijna alle getuigen à charge in Rwanda verblijven, en het tribunaal zonder deze getuigen de rechtszaken niet zou kunnen uitvoeren. De relatie tussen Rwanda en het ICTR is echter gespannen. In 2002 zegden naar aanleiding van een incident met een getuige, de twee Rwandese organisaties van overlevenden hun samenwerking met het Tribunaal op. De algehele houding in Rwanda is dat van het tribunaal weinig verwacht moet worden. In plaats van de Rwandese bevolking bijeen te brengen, wordt het door een deel van de bevolking gezien als een toneel van politieke processen, en door een ander deel als een plek waar de daden van criminelen worden afgezwakt.77
De derde oorzaak voor de traagheid van de procesvoering van het ICTR wordt gevormd door interne factoren zoals de noodzaak tot vele vertalingen, aanvoer van getuigen uit de gehele wereld, het niet beschikbaar zijn van getuigen en de complexiteit van de zaken, maar ook door incompetentie, inefficiëntie en corruptie. In 2001 kondigde de griffier van het Tribunaal een aantal maatregelen aan die gericht waren op vermindering van corruptie en van misbruik van het systeem van rechtshulpverlening. Advocaten van de verdediging probeerden namelijk door middel van giften verdachten over te halen hen aan te stellen, omdat de verdediging van een ICTR-verdachte lucratief is. Deze gewoonte werd verboden.78 In de verslagperiode was enige verbetering zichtbaar op het gebied van corruptie en inefficiëntie.
Het ICTR heeft zichzelf tot doel gesteld in 2008 zijn werkzaamheden af te ronden. Hiertoe zal een aantal maatregelen worden genomen. Eén daarvan is de verplaatsing van een aantal rechtszaken naar nationale jurisdicties. Het ICTR zal in het vervolg een zaak kunnen overdragen aan het land waar de verdachte gearresteerd is, of aan een ander land, als het land dat de verdachte uitlevert aan het Tribunaal het eens is met de overdracht.79
De Rwandese regering zou graag rechtzaken overnemen van het ICTR. Vooralsnog levert dit echter problemen op, daar veel landen die verdachten hebben uitgeleverd aan het tribunaal dit niet gedaan zouden hebben aan Rwanda, vanwege de mogelijkheid dat de doodstraf zal worden opgelegd. Rwanda heeft aangegeven geen doodstraf te zullen opleggen in dergelijke zaken, maar het Tribunaal kan hier niet vanuit gaan, daar de rechtspraak in Rwanda onafhankelijk is, en in principe alle rechtsmiddelen kan gebruiken, die de wet toestaat.80 Een andere maatregel om de werkzaamheden van het tribunaal tijdig te kunnen afronden was de uitbreiding in de verslagperiode met 18 ad litem rechters81. De drie rechtskamers werden elk in tweeën gedeeld, ieder steeds voorgezeten door
77 ICG, Tribunal Penal International pour le Rwanda (2001), p. 31
78 IRIN (14 juni 2001)

79 IRIN, Reforms introduced at the International Criminal Tribunal (9 juli 2002)
80 IRIN, Tribunal to finish work no later than 2008 (25 maart 2002)
81 Ad litem rechters zijn rechters die speciaal voor een zaak worden aangewezen. 28

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

een combinatie van permanente en ad litem rechters.82 Het Tribunaal beschikt over eigen detentiefaciliteiten, ondergebracht bij de Tanzaniaanse gevangenis in Arusha. De gevangenis voldoet aan alle internationale voorwaarden voor detentie, en is de eerste gevangenis in beheer van de Verenigde Naties. Het statuut van het ICTR voorziet erin dat verdachten die veroordeeld worden door het ICTR, hun straf zullen uitzitten in een ander land dan Rwanda of Tanzania. De eis die het ICTR aan de detentiefaciliteiten stelt is een eigen cel voor elke veroordeelde met maximale beveiliging.83
Toenmalig hoofdaanklaagster Del Ponte84 besloot in de verslagperiode de lijst van te vervolgen personen terug te brengen van 111 tot 100. Het besluit hield verder in dat tot december 2004 wordt doorgegaan met onderzoeken en aanklagen van verdachten; en dat in juli 2005 de laatste aanklachten ingediend zullen worden. In de verslagperiode werden 40 zaken geïdentificeerd die voor vervolging overgeheveld konden worden naar nationale rechtbanken. In 15 gevallen betrof het verdachten die in landen verbleven met zogenaamde universele jurisdictie, landen waar vervolging onder nationaal recht mogelijk is. In de 25 overige zaken wordt verwijzing naar de Rwandese jurisdictie overwogen, op voorwaarde dat geen doodstraf zal worden uitgesproken.85
Het aantal verdachten in detentie is met de arrestatie van een voormalige burgemeester, Juvenal Rugambarara, gekomen op 56 personen.86

In december 2003 werden drie journalisten, Ferdinand Nahimana, Hassan Ngeze en Jean Bosco Barayagwiza, veroordeeld wegens genocide en misdaden tegen de menselijkheid. Nahimana en Ngeze werden veroordeeld tot levenslang, Barayagwize kreeg 35 jaar opgelegd nadat hij door vormfouten strafvermindering had gekregen. Nahimana was een van de oprichters van RTLM, net als Barayagwize, die tevens directeur Publieke Zaken was bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Ngeze was eigenaar en redacteur van de extremistische krant Kangura.87
Buitenlandse betrekkingen
In het akkoord van Lusaka (1999) werden afspraken gemaakt over demobilisatie van verschillende gewapende groeperingen. De Rwandese autoriteiten waren reeds sinds 1997 bezig met een eerste fase van afslanking van het Rwandese regeringsleger. De nieuwe demobilisatiefase ter uitvoering van het akkoord van
82 UNSC, S/2003/707 (Annual) Report of the ICTR (11 juli 2003), § 7-8
83 Deense Immigratiedienst, Fact finding mission til Rwanda (maart 2002), § 13-18
84 Carla Del Ponte werd op 15 september 2003 opgevolgd door Hassan Bubacar Jallow als hoofdaanklager van het ICTR.

85 UNSC, S/2003/707 (Annual) Report of the ICTR (11 juli 2003), § 10
86 IRIN, Genocide suspect transferred to UN tribunal (14 augustus 2003)
87 Reuters, Three guilty of genocide in Rwanda media trial (3 december 2003) 29

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Lusaka begon in 2001 en betrof naast het leger (de Rwanda Defense Forces) ook de ex-FAR die in de eerste fase nooit aan de orde waren gekomen, en de ex- rebellen die uit de DR Congo zouden terugkeren. Vooralsnog verloopt de demobilisatie van ex-rebellen zeer moeizaam.88
In Bijlage 4 worden de procedures voor de demobilisatie beschreven. Sinds Rwanda overeenkomstig het MoU van Pretoria van juli 2002 zijn troepen in oktober 2002 uit de DR Congo had teruggetrokken, ontkent het aanwezigheid of betrokkenheid bij de conflicten in het oosten van de DR Congo. Er blijft echter een geruchtenstroom bestaan dat er Rwandese troepen in de DR Congo zijn achtergebleven dan wel ernaartoe zijn teruggekeerd.89 In ieder geval gaan waarnemers uit van zeer nauwe banden tussen Rwanda en de Congolese rebellen RCD-Goma. Daarbij komt dat de aan de Tutsi verwante Banyamulenge, die al generaties in de DR Congo wonen, vaak nog geen Congolees burgerschap bezitten, waardoor het onderscheid tussen Rwandezen en Congolezen in sommige gevallen een kwestie van interpretatie is.90 RCD-Goma steunt op zijn beurt in Ituri de Union des Patriotes Congolais (UPC), een militie van de Hema- bevolkingsgroep die in oorlog is met de Lendu bevolkingsgroep.91 In oktober en november 2003 vonden tussen Rwanda en de DR Congo op ministersniveau ontmoetingen plaats die de relatie tussen beide landen ten goede kwamen. De belofte van de Congolese regering om de forces négatives te zullen ontwapenen heeft een belangrijke angel uit de relatie gehaald. Begin december 2003 lekte uit dat in een ­ nog ongepubliceerd ­ hoofdstuk van een rapport van het VN deskundigenpanel inzake de exploitatie van natuurlijke rijkdommen in het oosten van de DR Congo de rol van Rwanda aan de kaak wordt gesteld.92 Vooralsnog kunnen echter de beschuldigingen over steun van Rwanda aan een nieuwe rebellie in de Kasai (DR Congo) niet gestaafd worden, evenmin als beschuldigingen van manipulatie door Rwanda van de ex-FAR/Interahamwe of beschuldigingen van wapenleveranties.

88 Zie ook § 2.3 Veiligheidssituatie, onder subkopje Demobilisatie, ontwapening en repatriatie van ex-rebellen

89 Zie bijvoorbeeld UNCS, S/PV.4684 (Resumption 1), p. 37, S/2003/134 Letter dated 31 January 2003 from the Permanent Representative of the Democratic Republic of the Congo to the United Nations addressed to the President of the Security Council (3 februari 2003), S/2003/136 Press release SPKM 06/2003 issued by MONUC (3 februari 2003) en S/2003/157 136 Press release SPKM 07/2003 issued by MONUC (7 februari 2003) etc.
90 UNHCR, Office of the Regional Coordinator for the Great Lakes Operation: Briefing note (september 2003), § 2.3.1 e

91 EIU, Country report for Rwanda august 2003 (2003), p. 16
92 Volkskrant, `Gehein VN-rapport: Rwanda bewapent vijand in Congo', 11 december 2003. 30

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Uganda is Rwanda's belangrijkste economische partner, maar spanningen tussen beide landen in het oosten van de DR Congo stellen de relatie van tijd tot tijd op de proef. Rwanda beschuldigde in de verslagperiode Uganda ervan een gevaar te vormen voor de Rwandese veiligheid.93 Desalniettemin zat Museveni bij de inauguratie van Kagame tot president op de ereplaats aan diens rechterzijde. Rwanda en Burundi delen strategische belangen, maar de relatie tussen beide landen is niet bijzonder warm. Rwanda vreest dat bij verdere verslechtering van de situatie in Burundi Rwandese rebellen zouden kunnen gaan opereren vanuit dat land. Om deze reden wordt het vredesproces in Burundi ondersteund, al blijft militair optreden tegen Burundese Hutu rebellen altijd een optie.94 In 1994 nam de VN Veiligheidsraad resolutie 918 aan die beperkingen oplegde aan de verkoop van wapens aan Rwanda. De beperkingen werden in 1996 opgeheven voor wat de verkoop aan de Rwandese regering betreft, maar zijn nog van kracht voor levering van wapens aan niet gouvernementele krachten in Rwanda. De commissie van de VN Veiligheidsraad die toezicht houdt op de uitvoering van de restricties beschikt niet over instrumenten om dit toezicht effectief te laten zijn, en is voor rapportage afhankelijk van de lidstaten van de VN.95
Nadat het Rwandese leger in oktober 2002 zijn troepen teruggetrokken had uit de DR Congo hieven de Verenigde Staten hun wapenembargo tegen Rwanda op. Sindsdien vindt er militaire samenwerking plaats tussen Rwanda en de Verenigde Staten op het gebied van zogenaamde non lethal issues. Militaire samenwerking vindt eveneens plaats met België, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. 2.3 Veiligheidssituatie
In deze paragraaf wordt eerst een overzicht gegeven van de strijdkrachten waarover de Rwandese overheid beschikt, en van de kracht en samenstelling van het gewapende verzet tegen de regering. Vervolgens worden de militaire ontwikkelingen in de verslagperiode beschreven, uitmondend in een beschrijving van de veiligheidssituatie in Rwanda per eind december 2003.
93 UNSC, S/2003/318 Statement on the situation in the Democratic Republic of the Congo, issued by the Government of Rwanda at Kigali on 14 March 2003 (14 maart 2003)
94 EIU, Country Profile for Rwanda and Burundi 2003 (2003), pp. 14-15
95 UNSC, S/2002/1406 Report of the Security Council Committee established pursuant to resolution 918 (1994) concerning Rwanda (24 december 2002) 31

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Strijdkrachten
In deze sub-paragraaf wordt de organisatie van de strijdkrachten in Rwanda beschreven. Voor een beschrijving van de rekrutering zij verwezen naar paragraaf
3.4.4 Dienstplichtigen.
Ter bescherming van de veiligheid beschikt Rwanda over een leger, een politiemacht en vrijwillige burgerwachten, de Local Defense Forces (LDF). De verantwoordelijkheid voor de externe veiligheid en de verdediging van het land ligt bij het ministerie van Defensie (leger), terwijl de binnenlandse veiligheid onder de minister van Binnenlandse Zaken (politie) en de minister van Lokaal Bestuur en Sociale Zaken (LDF) valt.
Het leger
In mei 2002 is de naam van het Rwandese leger bij wet veranderd van Rwandese Patriotic Army (RPA) in Rwanda Defense Forces (RDF), ook te noemen Forces Rwandaises de Défense (FRD). In de praktijk wordt nog steeds vaak gebruik gemaakt van de naam RPA. Het RPA dankte zijn naam aan de troepen die vanaf 1990 met het Rwandan Patriotic Front (RPF) vanuit Uganda Rwanda binnenvielen. Na de machtsovername in Kigali door het RPF verving het RPA onmiddellijk het leger van de regimes van vóór de genocide, de Forces Armées du Rwanda (FAR). Vaak wordt aan de troepen die vanaf 1990 Rwanda binnenvielen gerefereerd als het RPF, ook al werd de naam RPA toen reeds gebruikt. Dit is om verwarring tussen het rebellenleger RPA en het latere regeringsleger RPA te voorkomen.
De grootte van het huidige Rwandese leger is niet precies bekend. Het aantal militairen ligt rond de 40.000.96 Het betreft een beroepsleger, dus er bestaat geen dienstplicht.97 Sinds 1997 kent Rwanda een demobilisatie- en reïntegratieprogramma. Het aantal gedemobiliseerde RDF-militairen stond op 30 september 2003 volgens de Rwandese autoriteiten op bijna 30.000 en vóór 2005 zullen nog eens 10.000 RDF-militairen hun ontslag uit het leger krijgen.98 Het leger draagt groene uniformen.
De meerderheid van de officieren is Tutsi, en de overgrote meerderheid van de hoogste officieren Tutsi uit Uganda (deze officieren spreken Engels als tweede taal, naast de moedertaal Kinyarwanda). Onderofficieren zijn over het algemeen Tutsi overlevenden van de genocide, die als vreemde taal Frans spreken, en vaak hoger opgeleid zijn dan de uit Uganda afkomstige officieren. Er zijn enkele hogere 96 International Institute for Strategic Studies, The military balance 2003-2004 (oktober 2003), p. 220
97 Zie paragraaf 3.4.4 Dienstplichtigen, onder subkopje Leger (RDF) 98 Rwanda Demobilisation and Reintegration Commission/Programma, Key activities accomplished as at September 30 2003 (oktober 2003) 32

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Hutu officieren, voornamelijk ex-FAR die zijn geïntegreerd in het RPA. Tussen deze verschillende facties binnen de RDF doen zich wisselende coalities voor, waarbij president Kagame voornamelijk steunt op de uit Uganda teruggekeerde Tutsi officieren, maar tussen de verschillende groepen moet laveren om de machtsbalans tussen regering en leger te bewaren.
Er zijn nauwelijks Twa in het leger. Van de gewone soldaten is de overgrote meerderheid Hutu.
De RDF zijn een zeer sterk en gedisciplineerd leger. De discipline geldt echter veelal met name de directe meerderen. Daardoor kan het leger ook een risico opleveren voor de Rwandese regering, indien officieren hun eigen plan trekken. Zo nemen waarnemers in buurlanden aan dat Rwanda's problemen met Uganda en de DR Congo voor een groot deel met de eigengereidheid van officieren in het leger te maken hebben.99
In de verslagperiode bleek dat er spanningen zijn binnen het Rwandese leger. Op 16 april 2003 werden 47 officieren waarvan 19 hoge officieren gedetineerd in de militaire gevangenis Mulindi. De officieren waren voornamelijk Tutsi gelieerd aan de chefstaf Kayumba Nyamwasa die sinds twee jaar het vertrouwen van Kagame heeft verloren. Zij werden beschuldigd van subversieve activiteiten. Enkelen werden later vrijgelaten.
Volgens onbevestigde berichten werden in november 2003 tachtig100 militairen gearresteerd en gedetineerd. De autoriteiten zouden op zoek zijn geweest naar de bron van het artikel over de demobilisatie (het ontslag) van Nyamwasa dat tot de confiscatie van een oplage van de krant Umuseso leidde.101 Rwandan National Police (RNP)
In 2000 nam de Rwandan National Police (RNP) de plaats in van de gendarmerie. Het betreft een politiemacht van ongeveer 3.600 agenten, die vroeger deel hebben uitgemaakt van de gendarmerie en de gemeentelijke politie. Crimineel onderzoek wordt verricht door de Criminal Investigation Department (CID). De meerderheid van de politieagenten is Tutsi; hogere officieren zijn voornamelijk Tutsi die uit Uganda zijn teruggekeerd. De RNP valt onder Binnenlandse Zaken, terwijl de vroegere gendarmerie onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Defensie viel. De belangrijkste taak van deze nieuwe politiemacht is de binnenlandse veiligheid van de bevolking te waarborgen. Alleen de veiligheid van de bevolking in de grensgebieden met de DR Congo is in eerste instantie de taak van het leger, en pas daarna van de politie en de LDF. Aangezien het aantal politieagenten niet toereikend is om hun taak naar behoren te vervullen, wordt vaak de hulp van het leger of de LDF ingeroepen.
De politie (Rwandan National Police) is gekleed in blauwe uniformen. 99 Deense Immigratiedienst, Fact finding mission til Rwanda (maart 2002), § 59 100 een andere bron heeft gehoord dat het om twintig militairen zou gaan. 101 IRIN, Newspaper editor, others still in custody (21 november 2003)
---

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Volgens het Forum van Activisten tegen Marteling (FACT) in Rwanda is de verhouding tussen de politie en de burgers beter dan die tussen bevolking en gendarmerie was. Er vindt mensenrechteneducatie plaats binnen de politie, en de communicatie met de bevolking, bijvoorbeeld met betrekking tot informatie over gevangenen, is verbeterd. Desalniettemin kan mishandeling voorkomen, met name bij arrestaties en tijdens de verhoren op het politiebureau. Local Defense Forces (LDF)
De LDF zijn burgerwachten die oorspronkelijk werden opgericht onder de regering-Habyiramana om het leger bij te staan tegen invallen van het RPF. Na 1994 was er aanvankelijk geen politie, waarop de RPF-autoriteiten nieuwe burgerwachten oprichtten om de bevolking tegen de resterende genocidale krachten in het land te beschermen. Tussen 1995 en 1997 werden de LDF tijdelijk opgeheven als gevolg van berichten over machtsmisbruik tegen burgers. Na de opstand in het noordwesten van Rwanda in 1996 werden ze echter opnieuw opgericht. De regering is voornemens het bestaan van de LDF bij wet vast te leggen. Op dit punt zijn echter nog geen ontwikkelingen bekend. Leden van de LDF dragen, voorzover zij een uniform dragen, een auberginekleurig uniform.
De LDF bestaan uit groepen jongeren (voornamelijk jonge mannen, maar ook jonge vrouwen) die eerst twee à drie maanden training krijgen van militairen. De etnische samenstelling van de LDF is afhankelijk van de etnische samenstelling van de regio waarin zij opereren, maar de leiders zijn over het algemeen Tutsi. De meeste LDF-leden zijn werkloze jonge mannen van tussen de achttien en de dertig jaar oud.
In theorie zijn de LDF opgericht om hun gemeenten te beschermen, maar mensenrechtenorganisaties melden tot op heden gevallen van misbruik van geweld door LDF-leden. Daar ze niet betaald worden voor hun diensten, gebruiken sommigen hun positie om mensen te beroven en af te persen, en soms te doden. In sommige gemeenten worden LDF-leden die misbruik maken van hun positie snel tot de orde geroepen, soms door een afranseling op een militaire post, soms door ontslag uit de LDF en in de ernstigste gevallen door arrestatie. Maar daar waar lokale besturen volledig achter de LDF staan of zelf geïntimideerd zijn door de LDF, worden klachten van de bevolking genegeerd.
Gewapend verzet vanuit het buitenland
Voor het gewapende verzet tegen de Rwandese overheid in de DR Congo worden verschillende termen gebruikt. Soms worden ze aangeduid als ex- FAR/Interahamwe. Deze beschrijving dekt de lading niet, aangezien velen pas in de DR Congo gerekruteerd zijn en nooit tot deze groepen behoord hebben. 34

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Steeds vaker wordt de term `forces négatives' gebruikt voor alle gewapende (en soms ongewapende) tegenstanders van het Rwandese regime in het buitenland. Volgens waarnemers noemen de Rwandese rebellen in de DR Congo zichzelf alleen nog de Forces Démocratiques pour la Libération du Rwanda (FDLR); het Armée pour la Libération du Rwanda (ALIR) is in de FDLR opgegaan. Hoeveel rebellen zich nog in de DR Congo bevinden is onduidelijk. De Rwandese autoriteiten noemen in het kader van de demobilisatie van ex-rebellen een aantal van 25.000 personen.102 De VN vredesmacht in de DR Congo (MONUC) gaat uit van een aantal van 12.000 personen.
Door gebrek aan middelen werd in de eerste fase van het demobilisatie- en reïntegratieprogramma van 1997 tot 2001 geen aandacht besteed aan ex-FAR- militairen die Rwanda nooit verlaten hadden of die in 1996 en 2001 krijgsgevangen waren gemaakt. Deze voormalige militairen waren zonder steun teruggestuurd naar hun gemeenschap, waar zij overigens zonder noemenswaardige problemen leefden. In de tweede fase, die in 2001 van start ging, zijn wel voorzieningen getroffen voor de ex-FAR en voor de voormalige rebellen. Demobilisatie, ontwapening en repatriatie van ex-rebellen In het MoU van Pretoria van juli 2002 waren opnieuw afspraken gemaakt over demobilisatie, ontwapening en repatriatie van de forces négatives. De uitvoering van deze afspraken verloopt zeer traag. Sinds 2001 zijn ongeveer 3.500 ex- rebellen naar Rwanda teruggekeerd waarna verdere terugkeer stokte. Ruim 2.000 van deze rebellen waren echter in 2001 al krijgsgevangenen van het Rwandese leger, wat het aantal ex-rebellen dat door MONUC daadwerkelijk vanuit de DR Congo naar Rwanda begeleid is op minder dan 1.500 doet uitkomen. Er zijn twee redenen voor het moeizame verloop van dit proces. De FDLR zijn in de provincies Noord- en Zuid-Kivu ingesloten door de Mayi Mayi en vaak ook de RCD-Goma. Daarnaast blijft de militaire leiding van de rebellen voortdurend negatieve informatie geven over de situatie in Rwanda en raadt zij mensen af (zo nodig onder bedreiging) terug te keren naar Rwanda. Aangenomen wordt dat de bewoners van de ex-FAR/Interahamwe-kampen in het oosten van de DR Congo gijzelaars zijn van de leiders van de FDLR, die hen gebruiken als cordon voor hun eigen bescherming en als drukmiddel in de onderhandelingen met Rwanda. Ook wordt aangenomen dat de terugkeer mede vertraagde doordat de Rwandese regering aan de vooravond van de verkiezingen liever geen voormalige rebellen toeliet. Een groep zwaar bewapende Zuid- Afrikaanse militairen, genaamd Task Force 1 kreeg als taak de voormalige rebellen op te sporen en onder bescherming tegen hun eigen militaire en politieke 102 Rwanda Demobilisation and Reintegration Commission (RDRC), Key activities accomplished as at September 30, 2003 (oktober 2003) 35

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

leiders te begeleiden naar de kampen van de VN vredesmissie in Congo (MONUC).
Regelmatig stuurt de Rwandese regering missies naar de DR Congo van eerder uit dat land teruggekeerde vluchtelingen, met als doel de Rwandezen over te halen terug te keren naar Rwanda. Vaak bestaat bij de vluchtelingen uit Rwanda in de DR Congo de behoefte om terug te keren naar Rwanda wel, maar worden zij door de Rwandese rebellen gedwongen te blijven. Veiligheidssituatie
In Rwanda vonden in de verslagperiode geen gevechten plaats. Evenmin vonden infiltraties door Rwandese rebellen vanuit de DR Congo plaats. Het noord- en zuidwesten van Rwanda blijven de meest kwetsbare delen van Rwanda vanwege de aanwezigheid van Rwandese rebellen in het oosten van de DR Congo. De kans op steun van de plaatselijke bevolking voor eventuele invallen van de rebellen in die gebieden, is echter gering.
Ex-RPA/RDF-militairen en LDF leden maken zich in Rwanda soms schuldig aan diefstal, moord, verkrachting en mishandeling, maar deze misdrijven vinden niet langer plaats in het kader van gewapende conflicten in Rwanda. 2.4 Sociaal-economische situatie
De meeste Rwandezen zijn zelfvoorzienende landbouwers. De bevolkingsdichtheid op de landbouwgrond is 430 bewoners per vierkante kilometer.103 Weinigen betwisten dat een tekort aan landbouwgrond in verhouding tot de bevolkingsdruk één van de diepere oorzaken was van de oorlog van 1990- 1994 en de genocide. Een van de manieren waarop de regering heeft gepoogd de druk op landbouwgrond te verminderen, is door een imidugudubeleid te voeren.104 Tot op heden is het tekort aan landbouwgrond echter niet opgelost, terwijl de Rwandese regering nog steeds vluchtelingen oproept uit het buitenland terug te keren naar Rwanda.105
In de verslagperiode werden geen ontwikkelingen bekend over de aangekondigde wet die het eigendom van land moet regelen. De vrees blijft dat de wet teruggekeerde Tutsi uit Uganda zal bevoordelen ten opzichte van andere Rwandezen.
103 EIU, Country Profile for Rwanda and Burundi 2003 (2003), p. 16 104 Zie voor een bespreking van het imidugudubeleid bijlage 2 105 Zie voor informatie over daadwerkelijke terugkeer § 4.1 Migratiestromen en § 4.3 Activiteiten van internationale organisaties 36

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Koffie en thee zijn de twee belangrijkste exportproducten van Rwanda. De export van deze twee producten maakt ongeveer tweederde van de nationale inkomsten uit export uit. Een van de aspecten van de economische hervormingen die de regering doorvoert, is privatisering van staatsbedrijven.106 Sinds de genocide van 1994 vond een periode van sterke economische groei plaats. De enorme economische inhaalslag duurde tot 2002, maar ook sindsdien gaf de economische groei met ongeveer 7,5% per jaar Rwanda nog steeds een sterke positie in vergelijking met andere Afrikaanse landen, zeker gezien het gebrek aan natuurlijke bronnen in Rwanda, en de nadelige internationale omstandigheden. Volgens sommige berichten zoekt Rwanda een aanleiding om opnieuw de DR Congo binnen te trekken om inkomsten te kunnen (blijven) genereren uit de illegale winning van grondstoffen in dat land.107 Het panel van deskundigen, dat in opdracht van de VN Veiligheidsraad de illegale exploitatie van grondstoffen in de DR Congo onderzoekt, concludeerde in haar laatste rapport van 23 oktober 2003 dat er geen reden was om aan te nemen dat er veel veranderd is sinds het panel in 2002 een rapport uitbracht.108 De Rwandese minister van Buitenlandse Zaken, Murigande, kondigde op de dag dat het rapport uitkwam aan een commissie te zullen instellen die illegale winning van grondstoffen in de DR Congo door Rwandese individuen en bedrijven moet gaan onderzoeken. Hij stelde daarbij dat het panel van deskundigen voor de meeste van zijn beschuldigingen onvoldoende harde bewijzen kon overleggen.109
Een goed monetair beleid houdt de inflatie in Rwanda onder controle, namelijk rond 3%. In de verslagperiode prees de African Development Bank (ADB) Rwanda om zijn macro-economische resultaten, maar de bank drong tegelijkertijd aan op structurele hervormingen. 110
In de verslagperiode kondigde president Kagame de instelling van een ombudsman aan, opdat overheidsfunctionarissen hun bezittingen en inkomsten konden opgeven alvorens geïnstalleerd te worden.111 Rwanda staat op de 158ste plaats in de Human Development Index voor 2002. 106 EIU, Country profile for Rwanda and Burundi (2003), pp. 21 en 40 107 AFP, Le Rwanda veut revenir en DRC pour résoudre ses problèmes financiers (député) (15 oktober 2003)
108 S/2003/1027, Letter dated 23 October 2003 from the Secretary-General addressed to the President of the Security Council (23 oktober 2003) en S/2002/1146, Letter dated 16 October 2003 from the Secretary-General addressed to the President of the Security Council (16 oktober 2003)
109 IRIN, Kigali to probe allegations of plunder of Congo's resources (23 oktober 2003) 110 IRIN, ADB lauds macroeconomi performance, but urges structural reform (16 oktober 2003), EIU, Country profile for Rwanda and Burundi (2003), pp. 23 en 24 111 IRIN, President directs officials to declare their wealth (22 oktober 2003) 37

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

3 Mensenrechten
3.1 Juridische context
3.1.1 Internationale verdragen en protocollen
Rwanda heeft de belangrijke internationale verdragen op het gebied van vluchtelingen en mensenrechten getekend en geratificeerd: de Conventie van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid met betrekking tot Vluchtelingen, het Afrikaans Handvest voor de Rechten van Mensen en Volkeren (sinds 22 juli 1983), het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten (sinds 23 maart 1976), het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (sinds 3 januari 1975), het Verdrag voor de Rechten van het Kind (sinds 23 februari 1991), het Internationaal Verdrag inzake de Uitbanning van Alle Vormen van Rassendiscriminatie (sinds 16 mei 1975), het Verdrag inzake de Uitbanning van alle vormen van Discriminatie van Vrouwen (sinds 3 september 1981), het VN Verdrag met betrekking tot de Status van Vluchtelingen alsmede het bijbehorende Protocol van 1967 (sinds 3 januari 1980), het Genocide Verdrag (sinds 15 juli 1975), en de vier Conventies van Genève (sinds 21 maart 1964) met de twee additionele protocollen van 1949 (sinds 19 november 1984). Rwanda is geen partij bij het Internationaal Verdrag tegen Marteling en Andere Wrede en Onmenselijke Behandeling of Bestraffing. Hoewel de regering reeds vorig jaar beloofde tot ratificatie over te gaan, is dit tot op heden niet gebeurd. Ook bij de optionele protocollen bij het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten is Rwanda geen partij. De Rwandese autoriteiten hebben al geruime tijd niet voldaan aan hun verplichting te rapporteren aan organen van toezicht. Rwanda heeft een artikel-98-overeenkomst met de VS gesloten inzake niet- uitlevering van Amerikaanse onderdanen aan het Internationaal Strafhof te Den Haag.
3.1.2 Nationale wetgeving
Grondwet
Nadat de Rwandese bevolking in een referendum had ingestemd met de nieuwe grondwet werd deze op 4 juni 2003 van kracht. De grondwet beschermt alle internationaal erkende fundamentele rechten. Deze rechten zijn echter ondergeschikt gemaakt aan de lagere wetgeving. Op deze wijze krijgt de wet op discriminatie en sektarisme een grote beperkende werking op de rechten vastgelegd in de grondwet. De grondwet voorziet in ruime macht voor de president, terwijl de controlerende macht van het parlement wordt ingeperkt 38

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

doordat het Forum voor Erkende Politieke Partijen112 nu in de wet is geformaliseerd. Dit Forum zal ook in de toekomst tot doel hebben het overleg tussen de politieke partijen te institutionaliseren, waardoor besluitvorming in de praktijk zal worden verlegd van het parlement naar het Forum. Overige wetgeving
Op 22 oktober 2002 werd wet 47/2001 `instituting punishment for offences of discrimination and sectarianism' aangenomen. De wet is gericht op het tegengaan van theorieën van ontkenning van de genocide en andere teksten die verdeeldheid zaaien. De definitie van discriminatie (in de praktijk vrijwel altijd aangeduid als divisionisme) in de wet is echter zodanig dat iedere belangengroep of politieke partij in wezen divisionistisch genoemd kan worden. In de praktijk wordt bijvoorbeeld het vragen van aandacht voor de etnische verhoudingen als divisionistisch bestempeld.
De eerste divisionismerechtzaak is de zaak tegen Bizimungu en Ntakirutinka.113 Tegen andere personen die beschuldigd zijn van divisionisme zoals de journalisten van Umuseso114 zijn de aanklachten nooit opgeheven. Sommigen geloven dat Bizimungu, nu hij de verkiezingsperiode in de gevangenis heeft doorgebracht, wel vrijgesproken zal worden. Openbaar aanklager Gahima heeft echter aangegeven van plan te zijn de komende tijd zijn aandacht op divisionisten te richten. Deze aanpak kan leiden tot een radicalisering van de oppositie. In het kader van de gacaca is een indemnisatiewet aangekondigd. In de wet op de gacaca wordt gesteld dat slachtoffers van de genocide een schadevergoeding zullen ontvangen voor hun verlies tijdens de genocide. Zolang deze wet niet is aangenomen zullen de gacaca niet kunnen overgaan tot strafoplegging en dus vertraging oplopen. Over de hoogte van en de vorm waarin de schadevergoeding moet worden gegoten is echter veel discussie. De vraag is of de vergoeding een geldbedrag moet zijn, en zo ja hoe hoog dit bedrag moet zijn. Het moet hoog genoeg zijn om op zijn minst als symbool geaccepteerd te worden door de slachtoffers, maar niet zo hoog dat een arm land als Rwanda erdoor verlamd raakt of dat de ongelijkheid in de samenleving erdoor toeneemt. 3.2 Toezicht
In de nieuwe grondwet van Rwanda is opnieuw voorzien in een Nationale Commissie voor de Mensenrechten. De bevoegdheden van de Commissie zijn het doen van onderzoek naar schendingen van de mensenrechten en het ontwikkelen 112 Zie § 2.1.2 Geschiedenis, onder subkopje Regering van nationale eenheid 113 Zie § 2.1.2 Geschiedenis, onder subkopje Politieke verschuivingen op nationaal niveau 114 Zie voor een beschrijving van de problemen van verschillende journalisten van Umuseso § 3.3.1 Vrijheid van meningsuiting 39

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

van mensenrechteneducatie voor de Rwandese bevolking. De Commissie bestaat uit vier afdelingen: een afdeling voor juridische zaken, die toetst of de Rwandese wetten voldoen aan mensenrechtenverdragen; een afdeling van onderwijs en voorlichting, met als taak mensenrechteneducatie; een afdeling voor burgerlijke en politieke rechten; en een afdeling voor economische en sociale rechten, gericht op overlevenden van de genocide, arbeiders, vrouwen en kinderen. De voorzitter van de Commissie heeft de rang van minister. Het budget voor de Commissie maakt deel uit van de nationale begroting.115 De zeven leden van de Commissie worden door de Nationale Vergadering gekozen uit een lijst van tien personen die is opgesteld door de regering. Bij de jaarlijkse herverkiezing van de leden van de Commissie eind 2002 werd de toenmalige voorzitter van de Commissie Ndoba Gasana vervangen door de voormalige minister van Transport Zainabo Kayitesi. Met deze wisseling van de wacht verdween alle mensenrechtenervaring die voorheen aanwezig was in de Commissie. Verwacht wordt dat het vorig jaar aangekondigde onderzoek naar de periode 1989 (toen de eerste aanval van het RPF in Rwanda plaatsvond) tot 1999 (toen de Commissie werd opgericht) hiermee op een dood spoor terechtgekomen is. De Commissie werkt samen met drie nationale niet-gouvernementele organisaties (ngo's), Ibuka, CLADHO en Pro Femmes, die als regeringsgezinde organisaties bekend staan.
In 1999 stelde het parlement een Nationale Commissie voor Eenheid en Verzoening in. Het idee voor deze Commissie was ontstaan tijdens het Arusha vredesproces in 1993. De commissie heeft twee functies, namelijk een educatieve, erop gericht Rwandezen - onder andere via de ingando116 - op te voeden in de eenheidsgedachte; en een toezichthoudende functie. Dit toezicht zou zich moeten richten op overheids- en niet gouvernementele instanties, waarbij programma's op de effecten voor de vrede, verzoening en nationale eenheid getoetst zouden moeten worden. Deze laatste functie is tot op heden relatief weinig aan bod gekomen.
De relatie van de Commissie tot de wet op discriminatie en sektarisme is juridisch gezien dezelfde als die van iedere burger. Toch treedt de Commissie wel op indien zij oordeelt dat personen of instanties zich discriminerend uitlaten.117 De Commissie staat als regeringsgezind bekend.
Verschillende lokale en regionale mensenrechten-ngo's functioneren met zeer beperkte middelen en in een politiek hachelijke context. In Rwanda bestaan twee koepels van mensenrechten-ngo's. De Ligue pour les Droits des hommes dans la 115 Het Grote Merengebied; een regionaal perspectief (1999) 116 Zie voor een uitleg van de term ingando § 3.4.7 (Vermeende) tegenstanders van de regering onder het betreffende subkopje
117 Zo beschuldigde de Commissie in de verslagperiode presidentskandidaat Twagiramungu van divisionisme (zie ook § 2.2 Politieke ontwikkelingen) 40

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

région des Grands Lacs (LDGL; een regionale koepel) en het Rwandese Comité des Ligues et des Associations des Droits de l'Homme (CLADHO) zijn actieve koepel-ngo's. De laatste is volgens bronnen geïnfiltreerd en beperkt in zijn activiteiten door de regering. CLADHO bestaat uit de Ligue pour la promotion et la défense des droits de l'homme au Rwanda (Liprodhor), de Association rwandaise pour la Défense des droits et des Libertés de l'homme (ADL), de Association rwandaise pour la défense des droits de l'homme (Ardho), de Association des Volontaires pour la Paix (AVP), en Kanyarwanda. ADL, ARDHO en AVP leiden door gebrek aan fondsen en gekwalificeerd personeel een kwijnend bestaan. Kanyarwanda is geïnfiltreerd door de regering, en wordt beperkt in haar werkzaamheden. Liprodhor wordt daarentegen als de enige Rwandese mensenrechtenorganisatie gezien die niet geïnfiltreerd is door de regering. Om deze reden ondervindt deze organisatie problemen met de overheid, zoals intimidatie van medewerkers en beperking van activiteiten. Het bestuurslid van Liprodhor dat in de vorige verslagperiode gearresteerd werd wegens divisionisme verbleef in deze verslagperiode nog steeds in detentie. Andere mensenrechtenorganisaties zijn Haguruka en Pro Femmes (beide vrouwenrechten) en een relatief nieuwe organisatie, genaamd Forum voor Activisten tegen Marteling (Forum for Activists against Torture/FACT). Deze laatste organisatie bestaat voornamelijk uit Tutsi artsen en advocaten uit Uganda, die zich bezighouden met preventie van foltering en met rehabilitatie van slachtoffers van foltering. Naast de verschillende mensenrechtenorganisaties zijn in Rwanda enkele belangenorganisaties van genocide-overlevenden actief, namelijk Ibuka en Avega Agahozo. Ibuka is de grootste Rwandese ngo, Avega Agahozo is een vrouwenorganisatie en bestaat voornamelijk uit weduwen. In januari 2002 zetten deze twee organisaties hun medewerking aan het getuigenprogramma van het ICTR stop.
Ondanks het bestaan van koepelorganisaties zijn de relaties tussen de verschillende Rwandese mensenrechtenorganisaties gespannen. Dit is het gevolg van concurrentie op het gebied van financiering en politieke onenigheid. In het kader van de waarneming van het referendum over de nieuwe grondwet en de presidents- en parlementsverkiezingen verenigde het Rwandese maatschappelijk middenveld zich in het Programme d'Observation des Elections au Rwanda (POER). POER bestaat uit: CLADHO en LDGL (beide zelf reeds koepelorganisaties), Pro Femmes, CCOAIB (een basisorganisatie), Ibuka en de Commission Episcopale Justice et Paix.
Het forum werd opgericht op voorstel van het ministerie van Administratie en Lokale Overheden, dat stelde niet de capaciteiten te hebben om alle ngo's te woord te staan. Omdat Liprodhor de rapportages van POER over de gang van zaken rondom het referendum met betrekking tot de grondwet niet goed vond, wilde de organisatie onafhankelijke waarnemers naar de presidents- en parlementsverkiezingen sturen. Dit werd Liprodhor noch door de regering, noch 41

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

door andere organisaties binnen POER in dank afgenomen, met als gevolg dat Liprodhor geen waarnemers leverde voor de verkiezingen. Internationale mensenrechtenorganisaties als Amnesty International (AI) en Human Rights Watch (HRW) en International Crisis Group (ICG) publiceren regelmatig rapporten over Rwanda, gebaseerd op bezoeken en op bijdragen van lokale ngo's. Human Rights Watch heeft een eigen kantoor in Kigali. Op 6 augustus 2003 werd een onderzoeker van Amnesty International in Uganda gedrogeerd en beroofd van zijn laptop met daarin zijn aantekeningen van gesprekken met familieleden van de personen die in april 2003 verdwenen waren.118 Een onderzoek naar het incident vond niet plaats, waardoor het moeilijk was vast te stellen of de beroving meer was dan slechts een toevallige criminele daad.
Naar aanleiding van het rapport van International Crisis Group getiteld Rwanda at the end of the transition: a necessary political liberalisation van november 2002 werd de schrijver van het rapport, François Grignon, door een vertegenwoordiger van de Rwandese autoriteiten verteld dat zijn organisatie persona non grata was verklaard. Bij navraag bij de autoriteiten in Rwanda bleek dat er geen officiële persona non grata verklaring was gegeven, maar dat François Grignon wel werd gezien als vijand van de Rwandese regering en als zodanig niet meer welkom was in dat land.
Naast het waarnemingsprogramma van het Rwandese maatschappelijke middenveld waarover hierboven werd geschreven, was een waarnemersmissie van de Europese Unie aanwezig bij zowel het referendum, de presidents- als de parlementsverkiezingen. De missie bestond uit twaalf lange-termijn waarnemers en veertig korte-termijn waarnemers. Naast de waarnemingsmissie van de EU waren ook andere internationale waarnemers bij de verkiezingen aanwezig, onder meer vanuit de Internationale Organisatie van de Francophonie. Voor een oordeel van de EU-missie over de verkiezingen zij verwezen naar § 2.2 Politieke ontwikkelingen.
3.3 Naleving en schendingen
In de volgende paragrafen komen de belangrijkste mensenrechten aan de orde. In het algemeen kan gesteld worden dat ex-RPA/RDF-militairen en LDF leden zich soms schuldig maken aan diefstal, moord, verkrachting en mishandeling. Voor wat de ex-RPA/RDF betreft komt dit onder meer doordat de demobilisatie van voormalige militairen niet altijd geheel volgens de regels verloopt. Oorzaak 118 Zie voor achtergronden bij deze verdwijningen § 2.2 Politieke ontwikkelingen, onder subkopje Aanloop naar de verkiezingen en § 3.3.8 Verdwijningen 42

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

van de problemen met de LDF is vaak dat zij niet betaald worden, en veelal wel in uniform lopen en gewapend zijn. Geregeld worden militairen en LDF-leden opgepakt en berecht, maar met name kleinere vergrijpen blijven vaak ongestraft. De mogelijkheid tot het verkrijgen van bescherming tegen mensenrechtenschendingen door LDF en ex-militairen verschilt tussen stad en platteland. Op het platteland is de bevolking kwetsbaarder voor schendingen, en is het moeilijker bescherming van de autoriteiten te verkrijgen. In de steden is het vaak de politie, en niet de LDF, die voor de bescherming van burgers verantwoordelijk is.119 Daar politieagenten een salaris ontvangen en mensenrechtentrainingen krijgen, zijn de risico's op mensenrechtenschendingen door politieagenten minder groot.
3.3.1 Vrijheid van meningsuiting
De grondwet voorziet in persvrijheid. In de praktijk beperkt de overheid dit recht echter sterk. De vrijheid van meningsuiting blijft een gevoelige kwestie als gevolg van de rol van de media in de genocide.120 Heden ten dage gebruikt de regering volgens mensenrechtenorganisaties de genocide om elke publieke discussie die zou kunnen leiden tot kritiek op de regering, tot zwijgen te brengen. Kranten in Rwanda zijn (of waren, waar aangegeven):
- New Times. Geschreven in het Engels, pro-regering;
- Imvaho. Regeringskrant in het Kinyarwanda;
- La Nouvelle Relève. Regeringskrant die twee keer per maand in het Frans wordt uitgegeven;

- Umuseso. Geschreven in het Kinyarwanda, onafhankelijk;
- Kinyamateka. Uitgave in het Kinyarwanda van de katholieke kerk die zich voornamelijk richt op kerkelijk nieuws, maar in haar verslaggeving over politieke zaken onafhankelijk is;

- Ishakwe y'u Rwanda. Onregelmatige uitgave in Kinyarwanda, opgezet door voormalige marketingmedewerkers van de New Times;
- Ukuri. Verschijnt onregelmatig; beperkt kritisch op de regering, daar de hoofdredacteur RPF-lid is;

- Gasabo. Onregelmatige uitgave, die min of meer onafhankelijk is;
- Ubumve. Eveneens een min of meer onafhankelijke, onregelmatige uitgave;
- Inganzo. Krant van leden van de Parti Libéral, opgezet aan de vooravond van de verkiezingen;
119 Deense Immigratiedienst, Fact finding mission til Rwanda (maart 2002), § 106 120 Zie ook § 2.1.2 Geschiedenis, met betrekking tot Radio-Television Libre des Mille Collines, onder subkopje De genocide van 1994 en § 2.1.3 Mensenrechtenschenders ten tijde van de genocide
43

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003


- Rwanda Newsline. Geschreven in het Engels, onafhankelijk, maar sinds mei 2001 gestopt met publiceren. De twee belangrijkste redacteuren verblijven in het buitenland omdat zij vreesden voor hun leven;
- The Rwanda Herald. Geschreven in het Engels, een afscheiding van Newsline. In de herfst van 2001 gestopt met publiceren. De hoofdredacteur is na een kritisch artikel over het regeringsoptreden tegenover ex-president Bizimungu en na een kritisch artikel over de migratiediensten het land uitgezet naar Uganda (hij bezit de Ugandese nationaliteit);
- Le Partisan. Deze Franstalige krant stopte met publiceren in januari 2002, nadat zijn belangrijkste journalist enkele dagen werd gedetineerd naar aanleiding van artikelen over de MDR en de dood van Gratien Munyarubuga, lid van de PDR;

- Indorerwamo. Krant van de Ismael Mbonigaba, nadat deze Umuseso verlaten had. De krant hield vrij snel op te bestaan wegens financiële problemen. Op 22 januari 2003 werd Ismael Mbonigaba, op dat moment nog redacteur van de onafhankelijke krant Umuseso, gearresteerd wegens `aanzetten tot divisionisme en sektarisme'. De arrestatie volgde op de publicatie van een artikel waarin werd aangekondigd dat Twagiramungu tegenkandidaat zou zijn van Kagame in de presidentiële verkiezingen. Het artikel werd vergezeld van een cartoon waarin werd gesuggereerd dat Kagame over het lot van de MDR beschikt. Hij werd daarbij afgebeeld met een machete in de hand, als zou hij een Salomonsoordeel moeten vellen. Na vijf weken werd Mbonigaba voorwaardelijk vrijgelaten.121 De klacht tegen Mbonigaba werd niet ingetrokken.
Na zijn vrijlating verliet Mbonigaba Umuseso en richtte een weekblad op, genaamd Indorerwama, dat een voortzetting was van een rubriek van enkele pagina's lang die onder redactie van Mbonigaba altijd in Umuseso was verschenen. In april 2003 werden alle exemplaren van het blad in beslag genomen. Er werd geen reden gegeven voor de inbeslagname. Volgens Reporters sans Frontières was er geen aanleiding om de krant in beslag te nemen daar de Rwandese perswet geen speciale voorwaarden stelt aan de oprichting van een nieuwe krant.122 Indorerwama hield wegens financiële problemen vrij snel op te bestaan. Later werd Mbonigaba de woordvoerder van presidentskandidaat Twagiramungu. In oktober 2003 vertrok Mbonigaba naar Uganda. In november 2003 werd hoofdredacteur van Umuseso, Robert Sebufirira, gearresteerd wegens divisionisme toen hij vanuit Uganda terugkeerde met een oplage van de krant. De krant werd geconfisqueerd. Redacteur McDowell Kalisa, de journalisten Furaha Mugisha, Emmanuel Munyaneza en Charles Kabonero en chauffeur Budeyi Nassan werden eveneens gearresteerd toen zij bij het Criminal Investigations Department (CID) navraag kwamen doen naar Sebufirira. 121 IRIN, Newspaper editor provisionally released (28 februari 2003) 122 IRIN, Media watchdog criticizes police seizure of newspapers (24 april 2003)
---

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Gedurende de enkele dagen die de detentie duurde, werden de journalisten mishandeld en kregen zij niet te eten. Bij hun vrijlating werd aangegeven dat zij later ontboden zullen worden bij de politie. Naar verluidt hielden de arrestaties verband met een artikel in de geconfisqueerde uitgave van Umuseso, waarin werd gespeculeerd over de demobilisatie van stafchef majoor-generaal Kayumba Nyamwasa.123 Het hoofd van het CID heeft aangegeven dat de krant verboden zal worden. Naast het feit dat het drukken van de krant in Kampala goedkoper was, werd Umuseso niet meer in Kigali gedrukt omdat er in het verleden geregeld problemen waren geweest met drukkers die bepaalde artikelen niet afdrukten. Uit het voorgaande blijkt dat ten minste in dit geval niet alleen journalisten maar ook andere betrokkenen, zoals chauffeurs, drukkers en uitgevers problemen kunnen ondervinden met de autoriteiten.
3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering
Evenals in vorige verslagperioden bleef de vrijheid van vereniging ernstig beperkt. Voorafgaand aan de campagneperiode voor de verkiezingen mochten politieke partijen slechts actief zijn in de Nationale Vergadering en op hun politieke bureau. Bijeenkomsten op lokaal niveau waren verboden. Tijdens de campagnes voor de verkiezingen waren politieke bijeenkomsten toegestaan indien een week van te voren schriftelijk aangemeld bij de burgemeester, prefect of de minister van Lokale Overheid. In de praktijk ondervond presidentskandidaat Twagiramungu in die periode problemen met het organiseren van bijeenkomsten in de provincies. Wanneer hij een ontmoetingsplaats wilde reserveren kreeg hij steevast van de lokale autoriteiten te horen dat deze reeds was gereserveerd voor het RPF.124 Op 19 mei 2003 bekrachtigde de Rwandese regering een rapport van het parlement dat opriep de MDR op te heffen wegens interne problemen en `divisionisme'.125 Dit verbod op de MDR bemoeilijkte het kandidaatschap van Faustin Twagiramungu voor de presidentiële verkiezingen. Hij kon nu slechts aan de verkiezingen meedoen als onafhankelijk kandidaat waartoe hij op zeer korte termijn 600 handtekeningen van stemgerechtigden verzamelde. Na het verbod van de MDR werden twee nieuwe partijen opgericht, waarvan één, ADEP-Mizero, door de autoriteiten werd verboden.126 De oprichter en voorzitter van ADEP Célestin Kabanda en vier andere leden van de partij moesten zich 123 Committee to Protect Journalists (CPJ), CPJ concerned about detention of journalists and seizure of newspaper (21 november 2003) en IRIN, Newspaper editor, others still in custody (21 november 2003)
124 IRIN, Twagiramungu complains of harassment of his supporters (5 augustus 2003) 125 IRIN, Cabinet approves ban on main opposition party (19 mei 2003) 126 Zie § 2.2 Politieke ontwikkelingen, onder subkopje Aanloop tot de verkiezingen 45

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

voorafgaand aan de verkiezingen dagelijks melden bij de politie. Meerdere keren verbleven zij de gehele dag op het bureau zonder ondervraagd te worden. De parlementaire commissie die een onderzoek had ingesteld naar de MDR trok de beschuldigingen van divisionisme aan het adres van de MDR door naar de mensenrechtenorganisatie Liprodhor en naar Itara, een organisatie die bouw- en handelsactiviteiten opzette voor werkloze jongeren. Liprodhor werd ervan beschuldigd buitenlandse fondsen te werven voor de MDR-Power.127 De vice- president van Itara, Augustin Butorano, werd eind mei 2003 opgepakt nadat de organisatie bouwopdrachten had gekregen van de MDR. Volgens lokale bronnen werd Butorano echter opgepakt omdat Itara de financiële belangen bedreigde van constructiebedrijven gelieerd aan het RPF.128
Rondom de presidentsverkiezingen werden zeker acht aanhangers van presidentskandidaat Twagiramungu opgepakt. Zij werden klaarblijkelijk vastgehouden vanwege betrokkenheid bij de campagne voor, dan wel het stemmen op Twagiramungu.129
Politieke partijen in Rwanda zijn:
FPR Front Patriotique Rwandais PSD Parti Social Démocrate PL Parti Libéral PDC Parti Démocrate Centraliste (vroeger Chrétien) PDI Parti pour la Démocratie Islamique PSR Parti Socialiste Rwandais UDPR Union Démocratique du Peuple Rwandais PPC Parti pour le Progrès et la Concorde Recentelijk verboden partijen in Rwanda zijn:
MDR Mouvement Démocratique Républicain PDR-Ubuyanja Parti Démocratique pour le Renouveau-Ubuyanja ADEP-Mizero Alliance pour la Démocratie, l'Equité et le Progrès
Rwandese oppositiepartijen in het buitenland zijn verenigd in twee koepelorganisaties, de Union des Forces Démocratiques Rwandaises (UFDR) en de Alliance pour la Démocratie et la Réconciliation Nationale (ADRN-Igihango). In de UFDR zijn verzameld:
FRD (Frankrijk) Forces de Résistance pour la Démocratie 127 Deze beweging bestaat officieel niet meer. 128 Human Rights Watch, Preparing for elections: tightening control in the name of unity (mei 2003), p. 9 en Amnesty International, Urgent Action AFR 47/009/2003 (16 juli 2003) 129 Amnesty International, Urgent action AFR 47/011/2003 (29 augustus 2003) 46

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

RDR (Nederland) Rassemblement Républicain pour la Démocratie au Rwanda130 In ADRN-Igihango zijn verzameld:
FDLR (Duitsland / DR Congo) Forces Démocratiques de Libération du Rwanda ARENA (VS) Alliance pour la Renaissance de la Nation URD (België) Union des Rwandais pour la République et la Démocratie De monarchistische partij, die de terugkeer naar Rwanda van (Tutsi) koning Kigeri V wenst (België) Nation-Imbaga y'Inyabutatu Nyarwanda De UFDR en de ADRN-Igihango zijn sinds 12 oktober 2002 verenigd in de Concertation Permanente de l'Opposition Démocratique Rwandaise. De verschillende oppositiepartijen in het buitenland zijn voor zover bekend niet actief in Rwanda, al stelt de FDLR ook in Rwanda te opereren. Wel hebben de partijen banden met bewegingen en individuen in Rwanda. 3.3.3 Vrijheid van godsdienst
De vrijheid van godsdienst wordt gegarandeerd in de grondwet. Individuen lopen in het algemeen geen risico op vervolging vanwege hun godsdienst. Religieuze organisaties moeten zich, net als andere ngo's, laten registreren en een vergunning aanvragen. Dit is over het algemeen een routinezaak. Jehova's getuigen ondervinden soms problemen, die te maken hebben met hun principiële weigering gemeenschapstaken te verrichten of belasting te betalen. De autoriteiten houden hen in de gaten en kunnen hen lastig vallen. De problemen die ze ondervinden van de kant van de overheid zijn echter niet levensbedreigend. Het gedrag van vertegenwoordigers van de katholieke kerk tijdens de genocide heeft tot ernstige scheuringen in de samenleving geleid. De betrekkingen tussen de katholieke kerk en de regering zijn enigszins verbeterd, maar blijven moeizaam. Vertegenwoordigers van de katholieke kerk beschuldigen de regering van vooroordelen tegen de kerk. Zij eisen kerkgebouwen terug waar moorden hebben plaatsgevonden tijdens de genocide, en die thans als gedenkplaatsen worden gebruikt.
130 De RDR ontstond in de vluchtelingenkampen in Bukavu als Rassemblement pour le retour des Refugiés et de la Démocratie au Rwanda en bestond uit aanhangers en leiders van het Habyarimanaregime. Na de vernieling van de kampen in Bukavu raakte de groepering verspreid. Uit het deel van de RDR dat de oorlog wilde voortzetten kwamen de FDLR en ALIR voort. Een ander deel, dat voornamelijk uit intellectuelen bestond, organiseerde zich in andere partijenwaaronder de nieuwe RDR. De partij is in Nederland gebaseerd. 47

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

3.3.4 Bewegingsvrijheid
De grondwet garandeert vrijheid van beweging. Over het algemeen wordt deze vrijheid gerespecteerd. Op de grote wegen zijn wel checkpoints, maar deze worden met name gebruikt om deserteurs uit het leger, en infiltrerende rebellen op te sporen. Burgers moeten zich identificeren wanneer dit gevraagd wordt. Wanneer zij geen identiteitsbewijs of een attest van verlies kunnen overhandigen, dan kunnen zij gedetineerd worden tot zij kunnen bewijzen wie zij zijn en waar zij vandaan komen. Toestemming om te reizen is niet nodig, en tijdelijk verblijf buiten de eigen woonplaats is toegestaan. Personen die permanent willen verhuizen naar een andere cellule, moeten een verklaring van goed gedrag meenemen vanuit de oude cellule, en een nieuwe identiteitskaart aanvragen. Documenten
Elke Rwandese burger van 18 jaar en ouder wordt geacht een identiteitskaart te hebben, en te allen tijde bij zich te dragen. Identiteitskaarten worden afgegeven door het district, met een verklaring van de cellule dat de persoon daar bekend is en er geen onderzoek tegen hem of haar loopt. Over het algemeen zijn er geen problemen bij de afgifte van documenten. Teruggekeerde vluchtelingen en asielzoekers kunnen echter wel eens te maken krijgen met weigering van de lokale autoriteiten om mee te werken. Hiertegen kan op een hoger bestuursniveau in beroep worden gegaan, wat over het algemeen tot genoegdoening leidt. Kinderen onder de achttien jaar worden bijgeschreven in de identiteitskaart van een van de ouders. Volgens wetgeving van vóór de genocide kan een kind alleen bijgeschreven worden in de kaart van de vader, maar in de praktijk kan dit ook in de kaart van de moeder. Kinderen die geen ouders meer hebben, kunnen tot zij achttien jaar worden, hun identiteit niet bewijzen met een identiteitskaart. Minderjarigen jonger dan achttien jaar kunnen in Rwanda rondreizen zonder identiteitsdocumenten.
Militairen moeten wanneer zij in dienst treden hun burgerlijke identiteitsbewijs inleveren. Zij krijgen daarvoor in de plaats een militair identiteitsbewijs. Op deze wijze zijn zij herkenbaar bij checkpoints. Wanneer militairen afzwaaien, krijgen zij hun burgerlijke identiteitskaart weer terug, met een bewijs van geoorloofde uittreding uit het leger.
Tussen 1994 en 1997 werden geen identiteitskaarten uitgegeven. Vanaf 1997 wordt de etnische achtergrond niet meer vermeld op identiteitskaarten of paspoorten. Bij de uitgifte van identiteitskaarten na 1997 was het voor aanvragers niet altijd mogelijk hun identiteit en nationaliteit aan te tonen via het geboortebewijs van de (voor-)vader. Een persoon krijgt de Rwandese nationaliteit, wanneer de Rwandese nationaliteit van de vader (en de grootvader et cetera) bewezen kan worden. Indien de vader niet bekend is, de vader staatloos is, of zijn nationaliteit onbekend, dan kan een kind de Rwandese nationaliteit via de lijn van 48

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

de moeder krijgen.131 Waar ook de bevolkingsregisters geen uitsluitsel konden bieden, bijvoorbeeld doordat bestanden vernietigd waren, werd in sommige gevallen volstaan met getuigenverklaringen.
Paspoorten worden afgegeven door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Voor een paspoortaanvraag heeft men een verklaring van goed gedrag nodig van de cellule, die men bij de burgemeester (district) samen met een identiteitskaart overlegt. Het ministerie houdt bij welke paspoortaanvragen zijn ingediend, en welke zijn gehonoreerd. Binnen een maand behoort men antwoord te krijgen of de paspoortaanvraag wordt gehonoreerd of niet. Een weigering door het ministerie om een paspoort af te geven moet worden gemotiveerd in een brief. Het verkrijgen van een paspoort is in de loop der jaren gemakkelijker geworden. Voor degenen die geen politieke contacten hebben, blijft het echter moeilijk een paspoort te verkrijgen. De Rwandese overheid voert een ontmoedigingsbeleid, daar bijvoorbeeld veel intellectuelen naar het buitenland willen vertrekken. De ontmoediging van vertrek betreft met name belangrijke oppositieleden, journalisten, of (voormalige) militairen. Ook komt het voor dat veiligheidsdiensten druk uitoefenen op familieleden en vrienden van vertrokken personen (intimidatie, valse beschuldigingen) om informatie te krijgen of omdat deze hulp hebben geboden bij het vertrek.
Een paspoort kost omgerekend ongeveer 70 euro, en kan door personen van elke leeftijd aangevraagd worden, met dien verstande dat kinderen onder de 12 jaar worden bijgeschreven op het paspoort van een ouder. Een minderjarige kan vanaf de leeftijd van 12 jaar met toestemming van een ouder een paspoort aanvragen. Tot 16 jaar kan de minderjarige slechts met dit paspoort naar het buitenland reizen indien begeleid door een volwassene; boven de 16 jaar kan de minderjarige alleen reizen.
Het Rwandese paspoort is donkerblauw en werd in juni 1996 ingevoerd. Vanaf dat moment kon niet meer op het oude, lichtbruine paspoort gereisd worden. Inreis in Rwanda was alleen mogelijk na aanvraag van een nieuw paspoort bij een Rwandese vertegenwoordiging in het buitenland. Terugkerende vluchtelingen konden wel zonder paspoort inreizen indien zij beschikten over een document van de UNHCR.
Om Rwanda te verlaten is geen uitreisvisum nodig. Indien een Rwandese burger niet over een paspoort beschikt, kan hij een laissez-passer aanvragen voor het bezoeken van Burundi, DR Congo, Uganda, Tanzania en/of Kenia. Voor het verkrijgen van een dergelijk laissez-passer volstaan een identiteitskaart, een verklaring van goed gedrag, een aanvraagformulier en twee pasfoto's. Het laissez- passer is één jaar geldig. Ook kan men over land op relatief eenvoudige wijze illegaal de grens oversteken. Valse paspoorten kunnen worden herkend op het vliegveld, en hoewel omkoping niet uitgesloten kan worden, is dit vanwege de 131 In Rwanda is dubbele nationaliteit toegestaan. 49

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

grote sociale controle in Rwanda erg moeilijk. Aan de landsgrenzen zijn geen faciliteiten om valse documenten te herkennen. In de buurlanden kan tegen betaling een vals paspoort verkregen worden. Bij de inreis in Rwanda vanuit Uganda, de DR Congo en Burundi is de controle aan de grenzen strikt. De controle op de luchthaven in Kigali is streng, zowel door de luchtvaartmaatschappijen als door de politie. De kans om ongecontroleerd uit te kunnen reizen via het vliegveld van Kigali is zeer gering. Vrouwen in Rwanda zijn net als mannen handelingsbekwaam vanaf de leeftijd van 21 jaar, en mogen vanaf die leeftijd dus zelfstandig documenten aanvragen. 3.3.5 Rechtsgang
De grondwet voorziet in een onafhankelijke rechterlijke macht. In de praktijk staat de rechterlijke macht echter onder invloed van de uitvoerende macht en lijdt hij onder gebrek aan middelen en efficiëntie en soms onder corruptie. Het rechtssysteem in Rwanda heeft zeer geleden onder de genocide. Veel rechters en advocaten kwamen tijdens de genocide om het leven. Het systeem staat nog extra onder druk door de enorme aantallen verdachten van genocide die al jaren wachten op een proces. Het rechtssysteem in Rwanda lijdt onder deze enorme druk waardoor een eerlijke rechtsgang niet in alle gevallen gewaarborgd is. Er zijn verschillende lijsten met verdachten van genocide. Op de lijst van de Rwandese regering132 staan alleen verdachten in categorie 1. Na eerste opstelling is de lijst twee maal herzien, laatstelijk op 19 maart 2001. Er zijn gevallen bekend dat personen op de lijst gezet zijn die verdacht werden, zonder dat het parket het bewijs voor de aanklacht geheel rond had. Het ICTR beschikt over een lijst van verdachten die slechts gedeeltelijk openbaar is.133 Slechts die personen tegen wie een dossier rond is en de aanklacht vastgesteld, staan op de openbare lijst. Het ICTR heeft zich tot doel gesteld vóór 2008 onderzoek te hebben gedaan naar de daden van 111 personen. De mensenrechtenorganisatie African Rights geeft geen lijst uit, maar verzamelt en publiceert zeer gedetailleerde informatie over personen die volgens haar deelgenomen hebben aan de genocide.
Er bestaat een lijst getiteld Liste des actionnaires de la Radio Télévision Libre des Mille Collines.134 Het is zeker niet zo dat iedereen die op deze lijst voorkomt schuldig is aan genocide. Deze lijst is indertijd opgesteld door de oprichters van het radiostation.
In Rwanda komt het voor dat personen valselijk beschuldigd worden van genocide, corruptie of van `divisionisme'. Dit heeft twee oorzaken. In de eerste 132 http://www.rwandemb.org/prosecution 133 http://www.ictr.org/cases 134 http://users.skynet.be/wirira/listertl.html 50

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

plaats zijn de oppositionele krachten in de samenleving pluriformer geworden: de oppositie bestaat niet langer alleen uit Hutu. In de tweede plaats kwamen aan het einde van de transitieperiode beschuldigingen van divisionisme vaker voor daar de regering haar macht veilig wilde stellen. Het is nog niet mogelijk gebleken vast te stellen of in deze situatie sinds de verkiezingen verbeteringen opgetreden zijn. Met name regeringsfunctionarissen, politici en militairen maken zich schuldig aan valse beschuldigingen, of laten toe dat anderen, die persoonlijk beter worden van die beschuldiging, zich hieraan schuldig maken. De slachtoffers van dergelijke beschuldigingen kunnen politieke tegenstanders zijn, maar ook rijke burgers, op wiens bezittingen men het voorzien heeft. De beschuldigingen leiden vaak onmiddellijk tot detentie, terwijl onderzoek naar de beschuldigingen enorme vertragingen kan oplopen. Deze willekeur veroorzaakt een gevoel van onveiligheid en rechtsonzekerheid onder de Rwandese burgers. Rechtsgang in genocidezaken in Rwanda
Het openbaar ministerie (OM) is tot op heden bezig alle dossiers van verdachten van genocide compleet te maken. Het OM wordt bij dit werk ondersteund door de ngo Netwerk van de Burgers (Réseau des Citoyens/RCN)135. Deze organisatie helpt vaststellen of tegen een bepaald persoon geen dossier kan worden gemaakt. Er is geen eenheid van beleid met betrekking tot de vrijlating van personen tegen wie geen dossier kan worden samengesteld. In sommige gevallen moeten deze verdachten nu voor de gacaca verschijnen.
Op 1 januari 2003 werd een presidentieel decreet uitgevaardigd voor de vrijlating van ongeveer 40.000 gevangenen. Van hen werden ongeveer 23.000 daadwerkelijk reeds vrijgelaten.136 Geschat wordt dat Rwanda vandaag de dag nog rond de 80.000 gevangenen heeft.
In augustus 2003 deed het Hof van Eerste Aanleg van het district Gikongo in Butare uitspraak in een groepsproces waarin 142 personen tegelijkertijd berecht werden. Elf personen werd de doodstraf opgelegd, 73 personen kregen levenslang. 21 anderen kregen straffen van tussen de één en 25 jaar opgelegd; 37 personen werden vrijgesproken.137
In mei 2003 werd een groep van 700 tot 1.000 gevangenen die deel uitmaakten van de 23.000 gevangenen die in januari 2003 per decreet waren vrijgelaten opnieuw gearresteerd. Dit gebeurde nadat was gebleken dat hun vrijlating niet aan de eisen voldeed. Buiten deze eenmalige gebeurtenis worden slechts in zeldzame gevallen personen die zijn vrijgesproken niet vrijgelaten, of na vrijlating opnieuw gearresteerd. Waar vrijlating na vrijspraak niet geëffectueerd wordt, kan dit het 135 Het Réseau des Citoyens is een door internationale donoren gesteunde ngo, die werkzaam is in de justitiële sector: zij ondersteunt, met name logistiek, de organisatie van het Openbaar Ministerie en de genocidetribunalen. 136 Zie § 2.2 Politieke ontwikkelingen, onder subkopje Gacaca 137 IRIN, Court sentences 11 to death for genocide (4 augustus 2003) 51

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

gevolg zijn van overheidsingrijpen, bijvoorbeeld wanneer een vrijspraak op corrupte wijze tot stand is gekomen.
Er is tot nu toe nauwelijks overgegaan tot arrestaties van nieuwe verdachten die in de gacaca-rechtspraak zijn beschuldigd138, omdat er in de gevangenissen onvoldoende ruimte is en omdat het rechtsapparaat reeds overbelast is. In gevallen dat gevreesd kan worden dat de verdachte zal vluchten kan wel worden overgegaan tot arrestaties. Tot op heden is in minder dan 1% van de nieuwe beschuldigingen overgegaan tot arrestatie.
Mensen die worden vrijgelaten hebben in sommige gevallen moeite normaal te functioneren in de Rwandese samenleving. Over het algemeen, blijkt uit een rapportage van Liprodhor, worden vrijgelaten gevangenen echter met rust gelaten. Advocaten zonder Grenzen zorgt ervoor dat bijna alle verdachten van genocide die voor de rechtbank - behalve in geval van de gacaca - moeten verschijnen, ook daadwerkelijk worden verdedigd. De advocaten begeleiden daarnaast stagiaires van de rechtenfaculteit van Butare. Verder werken ze samen met ongeveer honderd juristen (défenseurs judiciaires), die een spoedopleiding hebben gevolgd bij het Deens Centrum voor Mensenrechten. Deze défenseurs judiciaires functioneren als advocaat of juridisch adviseur. Zij krijgen een vergoeding van de Deense Commissie voor de Mensenrechten, en verdienen daarnaast aan het geven van juridische bijstand.
Gacaca139
Er blijven enkele punten van zorg over de waarborgen voor een zorgvuldige procesgang bij de gacaca. De gacaca kunnen weliswaar steun aanvragen van juridische adviseurs, aangewezen door het hooggerechtshof. Verder zal de officier van Justitie deelnemen aan onderzoek, dossiers aanleveren, en optreden als getuige tegen de aangeklaagde. Maar de verdachte in de gacaca heeft geen recht op vertegenwoordiging door een advocaat, al mag hij wel juridisch advies inwinnen. Verder is volgens waarnemers de training van de rechters onder de maat geweest, en moet nog bezien worden in hoeverre de rechters beschikken over een goede kennis van de wet. Tot slot is op sommige plaatsen de betrokkenheid van de bevolking bij de gacaca zodanig geslonken, dat de voortgang van de processen in gevaar komt.
Verder bleek tijdens de pilotfase van de gacaca dat getuigen werden betaald of bedreigd om niet te getuigen, en dat sommige lokale politici de bevolking adviseerden geen getuigenissen af te leggen.140 In december 2002 was alleen al in Kigali onderzoek ingesteld naar zeker twintig personen die gedood zouden zijn om 138 De gacaca hebben tot nu toe reeds tot ongeveer 250.000 nieuwe beschuldigingen van genocide geleid, waarvan 50.000 in de eerste categorie. 139 Zie ook § 2.2 Politieke ontwikkelingen, onder subkopje Gacaca 140 IRIN, Gacaca courts begin operating nationwide (26 november 2002) 52

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

te voorkomen dat zij zouden getuigen. Het aantal bedreigingen buiten Kigali wordt nog hoger ingeschat dan de aantallen in Kigali.141 De belangengroep van overlevenden van de genocide, Ibuka, maakte half december 2003 bekend dat vier van haar leden gedood waren in de tweede helft van 2003, nadat zij belangstelling kenbaar hadden gemaakt om te getuigen in gacacaprocessen. Ook zouden verscheidene leden lastig zijn gevallen, waarvan sommigen gedwongen zouden zijn hun huizen te ontvluchten.142 Deze informatie kon nog niet door onafhankelijke bronnen bevestigd worden. In reactie op de berichtgeving van Ibuka werd bekend gemaakt dat een commissie zal worden ingesteld om deze zaken te onderzoeken.143
Een specifiek probleem van getuigenbescherming betreft vrouwen die het slachtoffer zijn geweest van verkrachting. Het uitvoeren van verkrachting valt onder categorie 1, terwijl het uitvoeren van moord onder categorie 2 valt. Het kan zijn dat verdachten een bekentenis afleggen over het vermoorden van mensen, maar niet over verkrachtingen. Er heerst een taboe op het onderwerp, en er zijn veel vrouwen die om die reden nooit over hun verkrachting gesproken hebben. Enerzijds rust veel morele druk op de schouders van deze vrouwen om te getuigen, opdat de schuldigen juist berecht kunnen worden; anderzijds durven vrouwen het niet aan de waarheid te vertellen uit angst voor de sociale consequenties. Er zijn gevallen bekend waarin vrouwen door hun familie (inclusief hun kinderen) verstoten zijn als gevolg van het feit dat bekend werd dat zij verkracht waren gedurende de genocide.
Militaire rechtbanken
De militaire rechtbank (Military Tribunal) behandelt alle misdrijven begaan door militair personeel, onafhankelijk van hun rang. Slechts wanneer burgers betrokken zijn bij overtredingen door militairen kunnen zij soms berecht worden door de militaire rechtbank. Het Hoge Militaire Hof (Military High Court) berecht alle misdrijven die een bedreiging van de nationale veiligheid vormen en moord door soldaten. Ook kunnen bij dit Hoge Militaire Hof militairen in beroep gaan tegen uitspraken van de militaire rechtbank. Tegen uitspraken van het Hoge Militaire Hof ten slotte kan men in beroep gaan bij het Hooggerechtshof. Militairen die zich schuldig hebben gemaakt aan genocide worden berecht door de Raad van Oorlog en het Hoge Militaire Hof. Bij militaire rechtbanken komen bijvoorbeeld verkrachtingen door militairen aan de orde, en gewelddaden van de kant van militairen tegen burgers. Hoewel deze daden strikt worden berecht, zijn veel minder gevallen berecht dan er gewelddaden gemeld zijn. 141 IRIN, Special report on hopes for reconciliation under gacaca court system (4 december 2002)
142 IRIN, Genocide survivor group denounces killings, harassemnt of witnesses (16 december 2003)
143 IRIN, Commission to probe murder and harassment of genocide survivors (19 december 2003)
53

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Militaire rechtbanken zijn goed georganiseerd, en hebben een relatief goede mensenrechtenreputatie.144
De rechtsgang in reguliere zaken
Rwanda heeft naar schatting ongeveer 5000 gedetineerden, die beschuldigd zijn van andere misdrijven dan genocide.145
De wederopbouw van de gewone rechtspraak heeft inmiddels de noodfase achter zich gelaten, met uitzondering van het meest lokale niveau waar vooralsnog geen rechtbanken opereren. Conflicten over bijvoorbeeld land, veel voorkomend in het huidige Rwanda, worden nu noodgedwongen opgelost door de lokale autoriteiten. Ook de rechtsspraak in reguliere zaken lijdt aan inefficiëntie en een gebrek aan strikt beheer en toezicht, naast een tekort aan middelen. Corruptie vormt een probleem. Ook klagen magistraten over inmenging door de overheid.146 3.3.6 Arrestaties en detenties
Zoals beschreven in paragraaf 3.3.5, komt het voor dat personen onrechtmatig gearresteerd en gedetineerd worden op valse beschuldigingen van genocide, corruptie of van `divisionisme'. Hoewel deze aanklacht vaker valselijk wordt geuit tegen bekende personen, lopen gewone burgers dit risico ook. Uit de verslagperiode zijn de onderstaande mogelijk niet geheel rechtmatige arrestaties en detenties te melden.
Op 16 april 2003 werden 47 officieren waarvan 19 hoge officieren gedetineerd in de militaire gevangenis Mulindi. De officieren waren voornamelijk Tutsi. Ze werden beschuldigd van subversieve activiteiten. Zij werden allen weer vrijgelaten. Volgens onbevestigde berichten werden in november 2003 naar aanleiding van een artikel in Umuseso over de demobilisatie van de chefstaf van het leger nog eens twintig militairen opgepakt.147 De parlementaire commissie inzake de MDR publiceerde in haar rapport een lijst met personen die beschuldigd werden van divisionisme.148 Enkele beschuldigden ontvluchtten Rwanda vóór de lijst werd gepubliceerd. Na de publikatie van de lijst verdween een aantal hoge militairen.149 Eén militair, majoor Felicien Ngirabatware, werd gearresteerd en gedetineerd zonder contact te mogen 144 Deense Immigratiedienst, Fact finding mission til Rwanda (maart 2002), § 159-161 145 Deense Immigratiedienst, Fact finding mission til Rwanda (maart 2002), § 163 (351) 146 ICG, Five years after the genocide in Rwanda (1999) 147 Zie ook § 2.3 Veiligheidssituatie, onder subkopje Het leger 148 Zie ook § 2.2 Politieke ontwikkelingen, onder subkopje Aanloop naar de verkiezingen 149 Zie ook § 3.3.8 Verdwijningen 54

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

onderhouden met de buitenwereld.150 De vice-president van Itara, Augustin Butorano, werd eind mei 2003 opgepakt nadat de organisatie bouwopdrachten had gekregen van de MDR.151
Enkele dagen voor de verkiezingen van 25 augustus 2003 werden twaalf medewerkers aan de verkiezingscampagne van Twagiramungu gearresteerd op verdenking van `het coördineren van gewelddadige acties'.152 De oprichters van PDR-Ubuyanja, Bizimungu en Ntakirutinka, die in april 2002 met 15 andere leden van de partij werden gearresteerd, stelden een beroep tot onmiddellijke vrijlating in, dat werd afgewezen.153 De in januari 2002 gearresteerde voormalig secretaris-generaal van de MDR, Pierre Gakwandi, bleef ook in de verslagperiode gedetineerd. Situatie in gevangenissen en detentiecentra154
De situatie in de Rwandese gevangenissen verschilt van gevangenis tot gevangenis. Overbevolking van de gevangenissen is overal een groot probleem; in veel gevallen slapen de gevangenen bij toerbeurt. In oktober 2003 werden de gevangenissen in Gikondo en Kibuye gesloten wegens problemen als gevolg van overbevolking. De gevangenen werden overgebracht naar andere gevangenissen. Nog twee gevangenissen, in Byumba en Nyanza, zullen op korte termijn gesloten worden.155
De zorg voor de ongeveer nog 85.000 gevangenen156 drukt zwaar op de begroting van de Rwandese overheid. Het Internationale Rode Kruis nam tot 2003 50% van de voedselvoorziening in de gevangenissen (niet in de huizen van bewaring op dorpsniveau, cachots geheten) voor haar rekening, evenals een groot deel van de hygiënische en sanitaire voorzieningen.157 In 2003 werd de voedselvoorziening voor 15.000 gevangenen overgedragen aan de regering; volgend jaar zal de 150 Human Rights Watch, Preparing for elections. Tightening control in the name of unity (mei 2003), p. 8
151 Human Rights Watch, Preparing for elections: tightening control in the name of unity (mei 2003), p. 9 en Amnesty International, Urgent Action AFR 47/009/2003 (16 juli 2003) 152 AFP, Arrestaties aan vooravond Rwandese verkiezingen (2) (24 augustus 2003), Mission d'observation électorale de l'Union Européenne, Déclaration préliminaire (27 augustus 2003), p. 3
153 IRIN, Ex-president to remain in prison, court rules (20 juli 2003) 154 Deze tekst is grotendeels gebaseerd op: Deense Immigratiedienst, Fact finding mission til Rwanda (maart 2002), § 168-193 (356-381) 155 IRIN, Health concerns lead to closure of two prisons (24 oktober 2003) 156 Dit aantal bestaat uit ongeveer 80.000 genocide gerelateerde gevangenen en 5.000 gevangenen op andere gronden.
157 US Department of State, Country report on human rights practicesRwanda 2002 (maart 2003), § 1c

---

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

overdracht voor nog eens 15.000 gevangenen plaatsvinden. Ook bijdragen aan sanitatie en gezondheid gaan beperkt worden.
De situatie in de cachots, waar nog steeds veel gevangenen vastzitten, is slechter dan in de gevangenissen. De cachots werden oorspronkelijk in gebruik genomen als opvang voor enkele dagen alvorens de gevangenen zouden worden overgebracht naar gevangenissen. Door de overbevolking van de gevangenissen bleek dit echter niet mogelijk, met als gevolg dat vele gevangenen reeds negen jaar in de cachots verblijven. Eén van de specifieke problemen van de cachots is dat ze niet direct onder het regeringsbudget vallen, maar onder het districtsbudget, dat ontoereikend is. De gevangenen in cachots zijn voor voeding en gezondheidszorg geheel afhankelijk van familie en vrienden.
Vanwege de zeer slechte omstandigheden in de cachots heeft de overheid besloten zoveel mogelijk gevangenen van de cachots over te brengen naar de reguliere gevangenissen. Na de vrijlatingen begin 2003 kwam er ruimte vrij in veel gevangenissen en cachots. Een groot aantal cachots werd gesloten en veel gevangenen werden overgebracht naar gevangenissen. Hierdoor ontstond in eerste instantie juist een grotere bevolkingsdichtheid in de gevangenissen dan voorheen. Het is mogelijk dat het aantal gevangenen nog zal toenemen, doordat getuigenissen in het kader van de gacaca tot nieuwe arrestaties zullen leiden.158 Vooralsnog is het aantal nieuwe arrestaties erg klein. Een in aanbouw zijnde gevangenis met een capaciteit van 7.500 gevangenen werd in de verslagperiode nog niet in gebruik genomen.
In de gevangenissen is vrijwel geen bewaking. Het gevangenisleven wordt voor het overgrote deel door gevangenen zelf georganiseerd, zo ook de afstraffing van overtredingen. Marteling komt zelden tot nooit voor, maar lijfstraffen wel. In de cachots is de situatie ernstiger.
Voor vrouwen bestaat in de meeste gevallen een aparte afdeling, maar de scheiding van de voorzieningen verschilt in grote mate van gevangenis tot gevangenis. De bewakers zijn niet altijd vrouwen. Vrouwen en kinderen hebben fysiek en psychisch het meest te lijden van de overbevolking in de gevangenissen, mede doordat vrouwen minder mogelijkheden hebben dan mannen om buiten de gevangenis werk te verrichten.
Een onderzoek van Penal Reform International (PRI) wees uit de vrouwen in de gevangenissen zelden bereid waren over het vóórkomen van seksueel en ander geweld te spreken. Tot in de verslagperiode bevielen vrouwelijke gevangenen van kinderen, die in de gevangenis moeten zijn verwekt. Het is mogelijk dat deze zwangerschappen gewenst waren; veel vrouwen beklagen zich over het feit dat zij hun vruchtbare jaren in de gevangenis moeten doorbrengen. Over de 158 IRIN, Special report on hopes for reconciliation under gacaca court system (4 december 2002)
56

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

consequenties van de zwangerschappen voor de relatie van de vrouwen met hun families bestaat geen informatie. Kinderen mogen tot de leeftijd van drie jaar bij hun moeder in de gevangenis blijven, daarna moeten zij worden overgedragen aan familie of vrienden buiten de gevangenis.159 Meisjes onder straatkinderen die worden opgepakt, en jeugdige vrouwelijke criminelen, worden in gevangenissen ondergebracht bij de vrouwen. Het Rode Kruis, diplomaten, religieuze organisaties en journalisten krijgen geregeld toegang tot de gevangenissen. De mensenrechtenorganisatie Liprodhor is echter sinds een kritisch rapport over de situatie in gevangenissen het bezoek verboden. Het Rode Kruis bezoekt ook de cachots en de militaire detentiecentra. Penal Reform International is een particuliere ontwikkelingsorganisatie die probeert bij te dragen aan het oplossen van de problemen in de overvolle gevangenissen. PRI geeft managementcursussen aan gevangenisdirecteuren, leidt gevangenisbewaarders op en zorgt ervoor dat gevangenen buiten de poort kunnen werken. Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft de capaciteit noch de middelen om een dergelijk programma uit te voeren.160 3.3.7 Mishandeling en foltering
Mishandeling en marteling vinden naar alle waarschijnlijkheid nog wel plaats, maar er zijn weinig gegevens over. Verkrachting door individuele militairen, politieagenten en leden van de LDF, maar ook door burgers onderling komt veel voor in Rwanda, en krijgt veel aandacht. Daders van verkrachting worden geregeld bestraft, maar er wordt aangenomen dat veel vrouwen en kinderen geen aangifte doen van verkrachting vanwege schaamte of gerechtvaardigde vrees voor verstoting, of omdat ze de weg naar de autoriteiten niet kennen. Ook worden rechters soms omgekocht om dossiers te sluiten. Vooral (ex-)RPA/RDF-militairen en LDF maken zich schuldig aan mishandeling. Af en toe vindt er bestraffing plaats van individuele militairen of LDF-ers, maar vaak pas wanneer derden druk uitoefenen op de autoriteiten om de overtreders tot de orde te roepen. Om mishandeling door leden van de LDF tegen te gaan, zijn sommige districten begonnen hen te betalen. Er vindt voorlichting tegen marteling plaats binnen politie, leger en gevangenissen, en er worden trainingen gegeven in correcte ondervragingsmethoden.
159 Penal Reform International (PRI), Rapid Appraisal of the living conditions and priority needs of female detainees and infants in Rwandan prisons (21 juni 2002), pp. 12-21 160 F. Mascini, `Rwandese ambtenaren verdienen niet genoeg om te eten' Internationale Samenwerking (2000), p. 35 57

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

3.3.8 Verdwijningen
Politie en justitie zijn weinig geneigd onderzoek in te stellen naar verdwijningen die terug te voeren zouden kunnen zijn op de regering. Rondom het verschijnen van het rapport van de parlementaire commissie over het divisionisme in de MDR verdwenen vijf personen. Tussen 3 en 23 april 2003 verdwenen:

- Damien Musayidizi, voormalig sergeant in het Rwandese leger en secretaris van de gevluchte generaal Habyarimana;
- Dr Leonard Hitimana, parlementslid voor de MDR;
- Jean Marie Vianney Nkulikiyinka, een winkeleigenaar met banden met Hitimana;

- Augustin Cyiza, voormalig luitenant-kolonel en vice-president van het Hooggerechtshof;

- en Eliezer Runyaruka, een student die volgens de autoriteiten samen met Cyiza Rwanda zou zijn ontvlucht.
Tijdens het bezoek van ministers De Hoop Scheffer van Buitenlandse Zaken en Van Ardenne voor Ontwikkelingssamenwerking aan Rwanda in augustus 2003 werd hen een voorlopig rapport over de verdwijningen overhandigd. Dit gaf echter onvoldoende inzicht in wat er met de desbetreffende personen gebeurd is. Tot op heden is er geen definitief rapport uitgekomen. Een voor het ICTR belangrijke getuige van misdaden begaan door de RPA is in de verslagperiode in Kenia ontvoerd.
3.3.9 Moorden en buitengerechtelijke executies In december 2002 werd in Kigali onderzoek ingesteld naar zeker twintig personen die gedood zouden zijn om te voorkomen dat zij zouden getuigen in gacaca.161 In december 2003 werd bekend gemaakt dat een commissie zal worden ingesteld om berichtgeving te onderzoeken dat vier leden van de belangengroep van overlevenden van de genocide, Ibuka, gedood waren in verband met gacaca (zie 3.3.5).
In de aanloop naar de verkiezingen werd Juvenal Ndazambaje, een inwoner van Ruhengeri en aanhanger van Twagiramungu vermoord. Volgens de berichten werd er voorafgaand aan zijn dood veel druk op Ndazambaje uitgeoefend om lid te worden van het RPF, hetgeen hij bleef weigeren. Individuele RPA-militairen en leden van de Local Defense Forces maken zich nog schuldig aan moord. Vaak wordt hiertegen opgetreden. 161 IRIN, Special report on hopes for reconciliation under gacaca court system (4 december 2002)
58

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

3.3.10 Doodstraf
De grondwet voorziet in de doodstraf voor de daders van genocide in categorie
1.162 Het wetboek van strafrecht voorziet in de doodstraf voor moord. Behalve door burgerlijke rechtbanken zijn ook door de militaire rechtbanken doodvonnissen uitgesproken vanwege genocide of ernstig wangedrag. De aantallen zijn echter onbekend. Sinds april 1998 is de doodstraf niet meer voltrokken in Rwanda. De regering heeft echter nooit aangegeven dat de uitgesproken doodvonnissen niet uitgevoerd zullen worden. De in de verslagperiode door militaire rechtbanken uitgesproken doodstraffen voor misdrijven tijdens veldtochten in de DR Congo, werden wel uitgevoerd. Over aantallen is niets bekend.
3.4 Positie van specifieke groepen
In deze paragraaf wordt ingegaan op de positie van vrouwen, minderjarigen, dienstplichtigen en homoseksuelen. Verder wordt ingegaan op de relatie tussen de verschillende etnische groepen in Rwanda. Tot slot worden enkele groepen genoemd die in Rwanda een verhoogd risico op problemen met de autoriteiten lopen.
3.4.1 Vrouwen
Discriminatie van vrouwen
Voor de wet zijn vrouwen gelijk aan mannen. Net als mannen zijn zij vanaf de leeftijd van 21 jaar civielrechtelijk meerderjarig en handelingsbekwaam. Vrouwen kunnen zelfstandig documenten aanvragen en zij hebben geen toestemming nodig om te trouwen.
Vrouwen worden echter wel geconfronteerd met maatschappelijke discriminatie. Traditioneel verrichten de vrouwen het meeste werk in de landbouw en is hun rol in de moderne sector beperkt. Ze hebben als gevolg van traditionele rolopvattingen beperkte mogelijkheden onderwijs te volgen of buitenshuis werk te vinden.163 In de categorie `arme huishoudens' staat in de meeste gevallen een vrouw of een kind aan het hoofd. Al deze vrouwen, wat ook hun sociale status is (Tutsi, Hutu, ontheemde, teruggekeerde), staan tegenover grote problemen vanwege de recente geschiedenis en hun traditioneel ondergeschikte status. Zij moeten met geringe 162 Zie voor de categorisering van verdachten van genocide paragraaf 2.1.2 Geschiedenis, onder subkopje Berechting genocideplegers 163 US Department of State, Human Rights Report on Rwanda-2002 (2003) § 5 59

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

financiële middelen zien rond te komen, hun huizen te herbouwen en kinderen groot te brengen.
Vrouwen wier man in de gevangenis zit op verdenking van medeplichtigheid aan genocide, kunnen discriminatie en andere problemen ondervinden van de kant van hun buren. Hiertegen beschermen de autoriteiten deze vrouwen over het algemeen niet.164
Sinds 1999 is discriminatie van vrouwen op het gebied van erfrecht en eigendomsrecht onwettig, zij het dat dit alleen betrekking heeft op gehuwde vrouwen. In de praktijk echter worden vrouwen nog vaak belemmerd in het opeisen van hun rechten als gevolg van sociale druk en hun gebrek aan opleiding. De federatie van vrouwenorganisaties Pro Femmes zet zich in samenwerking met verschillende lokale ngo's in om de lokale gemeenschappen bewust te maken van de rechten en mogelijkheden van vrouwen.
Er zijn geen wettelijke restricties die vrouwen ervan weerhouden deel te nemen aan het politieke leven. De wetgeving bepaalt dat op secteurniveau drie vertegenwoordigers worden gekozen, waarvan één algemeen, één voor jongeren en één voor vrouwen. In de districtsraad nemen alle op secteurniveau gekozen algemene kandidaten plaats, naast éénderde van de vrouwenvertegenwoordigers. In de Nationale Vergadering zijn 24 zetels gereserveerd voor vrouwen. In totaal wordt een bijzonder hoog aantal zetels in de Nationale Vergadering, namelijk 39 van de 80, bezet door vrouwen. Acht van de 28 leden van het kabinet zijn vrouw. Het ministerie van Gender en Vrouwen en Ontwikkeling behartigt actief de belangen van vrouwen. Het parlementaire forum voor de vrouwen van Rwanda streeft ernaar zowel mannen als vrouwen bewust te maken van gendervraagstukken.
Seksueel geweld tegen vrouwen
Rwanda heeft een wet die zware straffen mogelijk maakt tegen daders van seksueel geweld. Met name op het platteland is de naleving van de wet echter nog geen praktijk. Over het algemeen ligt de oorzaak hiervan niet bij de autoriteiten, maar bij de gemeenschap. Er bestaat weliswaar een sterke genderbeweging in Rwanda, die uit vele organisaties bestaat - zo zijn er onder andere Haguruka, Avega, Pro Femmes en de Unity Club (een organisatie van alle ministersvrouwen)165 - maar de traditionele chefs leveren een grote vertragende werking op tegen de bewustmaking van de bevolking op het gebied van vrouwenrechten.
164 Deense Immigratiedienst, Fact finding mission til Rwanda (maart 2002), § 104 (292) 165 Volgens waarnemers zijn alle genoemde vrouwenorganisaties etnisch gekleurd, en zal zij alleen opkomen voor Tutsi vrouwen. De regering sluit de ogen voor dit etnicisme. 60

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Verkrachting komt op grote schaal voor in Rwanda. In veel gevallen wordt dit door de autoriteiten aangepakt, maar niet altijd. Een vrouw die aangeeft te zijn verkracht, loopt een groot risico haar sociale status binnen de gemeenschap te verliezen. Vaak zal hierdoor geen aangifte worden gedaan. Daarnaast kan corruptie onder rechters, met name op de lagere niveaus, leiden tot vrijspraak door omkoping. Wanneer een vrouw op deze wijzen gehinderd wordt in het opeisen van haar rechten, zal zij over het algemeen haar rechten ook niet elders opeisen. Er zijn geen instellingen, van overheidszijde of anderszins, die vrouwen opvangen die slachtoffer zijn van geweld.
Tijdens de genocide van 1994 ondergingen vrouwen op grote schaal seksueel geweld. Naar schatting vijftig procent van de verkrachte vrouwen is daarbij besmet met het HIV-virus. Deze misdaden werden gepleegd door leden van de Interahamwe, andere burgers en militairen van het toenmalige Rwandese leger (de Forces Armées Rwandaises). Bestuurlijke, politieke en militaire leiders evenals militieleiders gaven opdracht tot de moorden en seksuele misdrijven of lieten ze toe, als middel om hun politieke doelen te bereiken. Het seksuele geweld vond in verschillende vormen plaats: individuele verkrachting, groepsverkrachting, verkrachting met scherpe voorwerpen, seksuele verminking of seksuele slavernij. Veelal vormden de misdrijven onderdeel van een patroon, waarbij de vrouwen werden verkracht nadat zij getuige waren geweest van de marteling van en moord op hun familieleden en de verwoesting en plundering van hun huizen.166 Sinds de veroordeling in 1998 van Jean-Paul Akayesu, oud-burgemeester van Taba, door het ICTR tot levenslange gevangenisstraf vanwege deelname aan de genocide en verkrachting, kunnen verkrachtingen behandeld worden als een misdaad tegen de menselijkheid.167 In Rwanda wordt verkrachting gepleegd tijdens de genocide in 1994 beschouwd als een misdaad van categorie 1. De positie van vrouwen die gedurende de genocide het slachtoffer waren van verkrachting is precair. Vrouwenorganisaties begeleiden vrouwen bij de verwerking van en getuigenis over verkrachting, maar het eerder geschetste dilemma voor vrouwen is vaak groot. De vrouwen moeten kiezen tussen de morele druk en soms persoonlijke behoefte om te getuigen tegen verkrachters met mogelijk verregaande sociale consequenties en de wens deze consequenties te ontlopen door niet te getuigen. Er zijn gevallen bekend van vrouwen die door hun families verstoten zijn nadat gedurende de gacaca, vele jaren na de genocide, alsnog bekend werd dat zij ten tijde van de genocide verkracht waren. Overigens waren er ook vrouwen onder de daders van de genocide. Seksueel geweld door individuele militairen van de RDF komt nog steeds voor. Het is moeilijk om informatie te vergaren over verkrachtingen door RPA- 166 HRW, Shattered lives, Sexual violence during the Rwandan genocide and its aftermath (1996)
167 ICG, Five years after the genocide in Rwanda (1999) 61

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

militairen doordat de overheid dit onderwerp in de praktijk tot taboe verklaard heeft. In de gacaca mag niet gesproken worden over misdaden door RPA- militairen gedurende de oorlog van 1990-1994. Wel kan gesteld worden dat verkrachting door het RPA niet gebruikt werd als oorlogswapen, op de wijze waarop dit tijdens de genocide gebeurde door de milities. Er zijn meisjes en vrouwen die deel uitmaken van de LDF, maar alleen op vrijwillige basis.
Voor de situatie van vrouwen in gevangenissen zij verwezen naar § 3.3.6 Arrestaties en detenties.
3.4.2 Minderjarigen
In deze paragraaf wordt ingegaan op de risico's op mensenrechtenschendingen voor minderjarigen in Rwanda. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de objectieve zelfstandigheid en opvang van alleenstaande minderjarigen. Naast volwassenen namen ook kinderen en adolescenten deel aan de genocide. Sommige daders waren niet ouder dan tien jaar. Sommigen gaven zelfs leiding aan anderen. Als gevolg daarvan bestaat er sterke druk in de samenleving om hen te berechten als volwassenen. In Rwanda is de wettelijke leeftijd van meerderjarigheid 21 jaar (burgerlijk wetboek), maar voor het strafrecht 18 jaar (wetboek van strafrecht)168.
In artikel 74 op de gacaca staat dat personen die op het moment van de misdaad tussen de 14 jaar en 18 jaar oud waren, een minder hoge gevangenisstraf krijgen opgelegd dan volwassenen. In het geval van een misdaad in categorie 1 (genocide of misdaden tegen de menselijkheid) krijgen zij 10 tot 20 jaar. Wanneer zij onder de tweede of de derde categorie vallen, bedraagt de gevangenisstraf de helft van de straf die meerderjarigen onder de gacacawet krijgen. Overigens krijgen volgens de wet alle verdachten van genocide die een bekentenis afleggen, dus ook degenen die destijds minderjarig waren, bij een veroordeling door een gacaca slechts de helft van de voorgeschreven straf opgelegd. In de wet staat niet omschreven dat minderjarigen voorrang krijgen bij de behandeling van hun zaak. Minderjarigen die worden voorgeleid in reguliere rechtbanken, krijgen van overheidswege juridische bijstand in hun proces. 168 M. Imbleau et W.A. Schabas, Introduction au droit rwandais (1998), p. 129 62

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Jongeren kunnen vanaf de leeftijd van 17 jaar dienst nemen in het leger.169 Officieel vindt er geen gedwongen rekrutering plaats, dus ook niet van minderjarigen.
In de LDF worden wel geregeld minderjarigen gerekruteerd. Indien afgewezen alleenstaande minderjarige asielzoekers terugkeren naar Rwanda, zullen zij hetzelfde risico lopen op rekrutering in de LDF of het leger als andere Rwandese jongeren. Wanneer Rwandese jongeren (of mannen) niet kunnen aantonen dat ze werk hebben, naar school gaan of anderszins een opleiding volgen, lopen zij risico op rekrutering in de LDF of het leger. De Rwandese rebellenbewegingen in de DR Congo rekruteerden in het verleden vooral jongeren voor de strijd tegen de regering van Rwanda, door het plegen van overvallen op middelbare scholen in de provincies Gisenyi en Ruhengeri. Wanneer een jongere zich aan gedwongen rekrutering probeerde te onttrekken, riskeerde hij gedood te worden. De lokale autoriteiten proberen de rekruteringsacties door de rebellen tegen te gaan door de scholen te laten beschermen door politie. Door de ontoereikende capaciteiten van de politie is die bescherming niet afdoende, maar de afgenomen steun van de bevolking in Noordwest-Rwanda voor de rebellen heeft de ronselacties doen afnemen. Onbekend is of deze nog plaatsvinden. Enkele malen per jaar worden in de steden van Rwanda straatkinderen opgepakt en naar ingando gestuurd. In de ingando krijgen de kinderen een ideologische170 en een fysieke training, gericht op reïntegratie in de samenleving. UNICEF houdt de kampen voor straatkinderen in de gaten, waardoor de kinderen enige bescherming genieten. Er is geen duidelijke termijn waarna deze kinderen weer mogen vertrekken. Sommige kinderen gaan na enkele maanden terug naar hun gemeente. Ook lopen regelmatig kinderen uit de kampen weg. Er zijn geen aanwijzingen dat straatkinderen worden gerekruteerd voor de LDF of het leger. Seksueel geweld tegen kinderen is een toenemend probleem, met name in geïsoleerde gemeenschappen. De laatste tijd worden steeds vaker minderjarigen opgepakt wegens verkrachting van andere minderjarigen. In het algemeen treedt de overheid streng op tegen seksueel geweld tegen kinderen. Eind 2001 is een nieuwe wet ter bescherming van het kind aangenomen en in werking getreden. Deze wet omvat enkele algemene rechten, die overgenomen zijn uit het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Een tweede hoofdstuk betreft specifiek seksueel geweld en gedwongen huwelijken op jonge leeftijd (`sexual violence and early forced marriage'). De voorlichtingscampagne is niet erg uitgebreid geweest, zodat weinig Rwandezen zullen weten dat de wet bestaat. Onder lokale autoriteiten en rechtbanken heeft wel een goede voorlichting plaatsgevonden. 169 Zie voor informatie over rekrutering in het algemeen § 3.4.4 Dienstplichtigen 170 De kinderen leren `normen en waarden' en dus niet een vak. 63

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Kinderarbeid is officieel verboden, maar wordt in de praktijk getolereerd. Rwanda heeft de laatste zes jaar niet gerapporteerd in het kader van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind.
3.4.3 Homoseksuelen
Homoseksualiteit en het verrichten van homoseksuele handelingen zijn formeel niet strafbaar.171 Homoseksualiteit wordt echter niet getolereerd. Wie op homoseksuele handelingen wordt betrapt, wordt door de politie gearresteerd en gevangen genomen. Gevangenen die betrapt worden op homoseksuele handelingen, worden door hun medegevangenen bestraft met lijfstraffen. 3.4.4 Dienstplichtigen
Leger (RDF)
Rwanda kent een beroepsleger. Er is geen wet die rekrutering, anders dan vrijwillige indiensttreding in het leger, regelt. Jongeren kunnen vanaf zeventien jaar dienst nemen in het leger.
Sinds september 2002 heeft Rwanda naar eigen zeggen geen troepen meer in de DR Congo. Sinds de terugtrekking is de noodzaak voor nieuwe rekruten afgenomen. Daarnaast is het leger bezig in te krimpen, wat nieuwe rekrutering niet uitsluit, maar wel tot een minimum beperkt. Voor zover nog rekrutering plaatsvindt, gebeurt dit vrijwel altijd via de LDF (zie hieronder). De meeste jongeren die in dienst treden van de LDF, rekenen op de overstap naar de RDF, die zij vaak na een aantal jaar maken. Rekrutering van jongeren van 14 tot 16 jaar via de LDF voor het leger behoort tot de uitzonderingen. De overstap naar het leger wordt door leden van de LDF meestal als promotie gezien, omdat er status en salaris aan verbonden zijn. In Rwanda heerst veel werkloosheid, en onder jongeren geldt het leger als een mogelijkheid om geld te verdienen. Daar er formeel geen dienstplicht bestaat in Rwanda, is er ook geen mogelijkheid om een alternatieve dienstplicht te vervullen. In het verleden was het eveneens zeer moeilijk om ontslag te nemen uit het leger. Dit is iets afgenomen doordat geen Rwanda geen troepen meer heeft in de DR Congo. Op desertie uit het leger staan zware gevangenisstraffen. De weinige soldaten die weten te ontkomen, vluchten naar het buitenland. Er zijn geen precieze gegevens bekend over de zwaarte van de straffen voor desertie. 171 www.mask.org.za/SECTIONS/AfricaPerCountry/ABC/rwanda/rwanda_index.html 64

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

LDF
De leden van de Local Defense Forces worden officieel uit en door de bevolking op celluleniveau gekozen. Niet uitgesloten kan worden dat in sommige gevallen gedwongen rekrutering plaatsvindt, ondanks het feit dat er formeel geen gedwongen rekrutering bestaat. In elke secteur is een militair belast met rekrutering. Hij weet wie gerekruteerd is, of zou moeten worden. Ook stellen lokale overheden lijsten op van jonge mannen, al dan niet met hun instemming of medewerking. Verder wordt rekrutering niet administratief bijgehouden. Over het algemeen is het zeer moeilijk om zich te onttrekken aan rekrutering. De druk om te gehoorzamen is groot daar weigering uitgelegd kan worden als een teken van kritiek op de regering. De consequenties van weigering kunnen per regio verschillen. Er zijn geen gevallen bekend van levensbedreigende consequenties van weigering lid te worden van de LDF. In dienst treden van de LDF wordt vaak gezien als enig alternatief voor werkloosheid, en om die reden is er weinig verzet tegen rekrutering voor de LDF.
Officieel vindt rekrutering voor de LDF plaats vanaf de leeftijd van 18 jaar, maar indien er te weinig jonge mannen in die leeftijdscategorie in de gemeenschap aanwezig zijn, daalt deze leeftijd soms tot slechts 14 jaar. In dat geval kunnen alle jongeren van 14 jaar en ouder (in principe ook teruggekeerde alleenstaande minderjarige asielzoekers) die niet kunnen aantonen dat ze werk hebben of een opleiding volgen, gedwongen worden gerekruteerd voor de LDF. Er ligt geen wetgeving ten grondslag aan het bestaan van de LDF, en dus ook niet aan de rekrutering voor de LDF. Mede hierdoor bestaat voor de LDF geen vervangende dienstplicht.
De LDF zijn over het algemeen een redelijke afspiegeling van de gemeenschap waaruit zij voortkomen. Bij rekrutering wordt niet naar etniciteit gekeken. Van LDF-leden wordt verwacht dat zij op een bepaald moment bereid zullen zijn de overstap te maken naar de RDF.
3.4.5 Hutu en Tutsi
Zoals uit het voorgaande blijkt bestaan in de Rwandese maatschappij meer scheidslijnen dan de etnische, en zijn de Hutu en Tutsi bevolkingsgroepen geen monolithische blokken. Overigens blijft het onderscheid tussen deze twee groepen relatief: sinds generaties vonden huwelijken tussen beide groepen plaats. Sinds 1994 is het officiële regeringsbeleid gericht op uitbanning van etnische discriminatie. De etnische afkomst wordt dan ook sinds 1996 niet meer geregistreerd. Naar schatting is thans 85% van de bevolking Hutu. De scheidslijnen in de Rwandese samenleving zijn van oudsher niet alleen etnische, maar ook sociale en politieke. In de historie waren de Tutsi veetelers, die gemiddeld rijker waren en meer politieke macht hadden. De Hutu waren 65

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

landbouwers en gemiddeld armer, en werden politiek overheerst. Sinds 1994 is daar met de terugkeer van Tutsi uit de diaspora (met name Uganda) een scheidslijn naar taal en cultuur bijgekomen. Vele teruggekeerde Tutsi spreken immers als tweede taal ­ naast de door iedereen gesproken, nationale taal Kinyarwanda ­ het Engels, in plaats van het Frans, dat vanuit de koloniale periode de enige tweede taal in Rwanda was.
Binnen de Tutsi kunnen de overlevenden van de genocide worden onderscheiden van de uit Uganda teruggekeerde `oude' vluchtelingen. De laatsten zijn veelal redelijk opgeleid en in goeden doen. In Rwanda heeft een groot deel van hen zich gevestigd in Kigali en daar de moderne economie naar zich toe getrokken. Zij hebben grote invloed binnen de RPF en de overheid. Ook de Tutsi overlevenden van de genocide zijn politiek (nog) invloedrijk, al is binnen deze groep in toenemende mate sprake van teleurstelling over het beleid van de regering. Na 1994 heeft een zekere mate van politieke en economische marginalisatie van de Hutu plaatsgevonden. Circa twee miljoen Hutu zijn in 1994 Rwanda ontvlucht, maar inmiddels grotendeels teruggekeerd. Vele Hutu daders of verdachten van de genocide bevinden zich in gevangenschap. Daarnaast bestaat een groep, naar schatting 12.000 tot 25.000 personen, extremistische Hutu (`ex- FAR/Interahamwe') die zich gewapend verzet tegen de Rwandese regering.172 Deze groep bevindt zich voor het overgrote deel in de DR Congo. Vele Hutu in Rwanda leven van de landbouw en wonen op het platteland, maar er zijn ook rijke Hutu en Hutu in de stad. De meerderheid is politiek gematigd en bereid de macht te delen met de Tutsi. Wel voelen sommigen zich gediscrimineerd door de regering. Ook voelen Hutu zich onvoldoende beschermd door de overheid bij het rechtmatig terugclaimen van bezittingen. Voormalige vluchtelingen die begin 2003 terugkeerden uit Tanzania arriveerden in het westen van Rwanda, een gebied waar na 1994 veel voormalige Tutsi-vluchtelingen uit Uganda naartoe waren getrokken en leegstaande huizen van gevluchte Hutu betrokken hadden. Voor de terugkeer van de vluchtelingen uit Tanzania werden geen speciale voorzieningen getroffen; lokale autoriteiten drongen er slechts op aan dat oude en nieuwe bewoners het land zouden delen en tolerant zouden zijn ten opzichte van elkaar. Tot op heden is niet duidelijk hoe dit reïntegratieproces daadwerkelijk verloopt. Sommige Hutu beschuldigen de overheid ervan met name teruggekeerde Tutsi voorrang te geven bij de werving van personeel, de toelating tot beroepsopleidingen en de rekrutering voor het leger.173 172 Zie voor een beschrijving van het gewapend verzet in het buitenland § 2.3 Veiligheidssituatie onder het betreffende subkopje
173 US Department of State, Country Report on Human Rights Practices in Rwanda 2002 (maart 2003), § 5

---

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Etniciteit blijft dan ook, in combinatie met sociale, politieke en culturele factoren, tot op heden een grote rol spelen in Rwanda. De overheid ontkent het bestaan van een etnisch probleem. Maar een deel van de bevolking is van mening dat er sprake is van een machtselite die met name bestaat uit Tutsi's uit de diaspora, hetgeen opnieuw voeding geeft aan etnische spanningen.
Het RPF is weliswaar ideologisch een etnisch neutrale partij, maar bestaat voor een groot deel uit, en wordt gedomineerd door Engelstalige Tutsi. Bronnen melden dat Rwanda vandaag de dag geregeerd wordt door een akazu (kleine elite) van uit Uganda afkomstige Tutsi, vaak militairen. Beslissingen genomen door de akazu worden vervolgens opgelegd aan de ministerraad. Het officiële beleid van de regering ("etnische verschillen moeten overstegen worden, etniciteit bestaat niet meer") is in tegenspraak met het werkelijke beleid. Veel machtsposities zijn in handen van Tutsi en waar een Hutu een machtspositie bekleedt, wordt hij geflankeerd door een machtige Tutsi. De overheid keurt discussie over etniciteit ten zeerste af, en beschuldigt personen die toch over etniciteit spreken, bijvoorbeeld voorstanders van proportionele vertegenwoordiging in de Nationale Assemblee, van aanzetten tot etnische tegenstellingen en sektarisme. De internationale gemeenschap heeft dit standpunt van de Rwandese overheid, vanwege het (mede) etnische karakter van de uitbarstingen van etnisch geweld die in Rwanda hebben plaatsgevonden, lange tijd gesteund. Deze steun neemt echter steeds meer af. Critici van de regering menen, dat het argument van het risico van een nieuwe genocide vaak door de regering, die immers wordt gedomineerd door een etnische minderheid, misbruikt wordt om politieke tegenstanders het zwijgen op te leggen. Elke aanval op de gesloten gelederen van de machtselite, wordt door de regering geconstrueerd als een aanval op Tutsi, terwijl dit niet het geval hoeft te zijn. Dit is de wijze waarop de regering etniciteit misbruikt als machtsmiddel.
Personen van gemengde afkomst
Het onderscheid tussen de twee belangrijkste etnische groepen is relatief: sinds generaties vonden huwelijken tussen beide groepen plaats, en sinds de genocide is hierin geen verandering gekomen. Er vinden vooral op het platteland grote aantallen gemengde huwelijken plaats. In de hogere sociaal-economische gelederen van de samenleving komen gemengde huwelijken overigens nauwelijks voor.
Ongeveer 3 miljoen van de 8,3 miljoen Rwandezen zijn van gemengde etnische afkomst (Hutu - Tutsi). Zij lopen in de huidige situatie geen bijzondere risico's in Rwanda. Men wordt in geval van ouders van gemengde afkomst in het algemeen geacht de etnische achtergrond van de vader te hebben. De omgeving echter kan een kind van gemengde afkomst zien als behorend tot de etnische groep van de 67

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

moeder, bijvoorbeeld op grond van fysieke kenmerken. Aangezien formeel geen onderscheid meer wordt gemaakt, bestaat geen officiële indeling meer. Rwandezen met een gemengde etnische achtergrond worden door de huidige regering behandeld als alle andere Rwandezen. Een gemengde etnische achtergrond of een gemengd huwelijk levert geen problemen op met de autoriteiten, maar kan, zeker in de meer stedelijke gebieden, wel sociale problemen174 met de omgeving, zoals familie en buren, opleveren.175 Vaak hebben die problemen echter ook te maken met het feit dat een huwelijk tegenwoordig steeds vaker een overeenkomst tussen twee individuen geworden is, en veel minder één tussen twee families. De autoriteiten bieden geen bescherming tegen problemen die personen in gemengde huwelijken of van gemengde afkomst met hun omgeving hebben.
3.4.6 Twa
De Twa-gemeenschap, die in 1993 werd geschat op 30.000 personen, bestaat nu waarschijnlijk uit minder dan 15.000 personen als gevolg van de genocide en het vluchten naar de DR Congo enerzijds, en armoede en ziekte anderzijds.176 Deze groep is gemarginaliseerd in Rwanda. Er is echter geen openlijke discriminatie tegen de Twa. In de nieuwe grondwet zijn de Twa twee zetels in de senaat toebedeeld en de Nationale Commissie Mensenrechten heeft een Twa- vertegenwoordiger. In september 2003 vond in Kigali een conferentie van Twa uit alle Centraal-Afrikaanse landen plaats, waarin internationale organisaties zoals de VN gevraagd werd om de strijd van de Twa voor gelijke rechten en een gelijke behandeling te ondersteunen.177
3.4.7 (Vermeende) tegenstanders van de regering In het algemeen lopen alle personen - met name binnen het overheidsapparaat, maar ook daarbuiten - die zich als individu niet overeenkomstig de wensen van de overheid gedragen, het risico hun baan te verliezen, anderszins te worden geïntimideerd, of (in mindere mate) te worden ontvoerd of vermoord. Het komt geregeld voor dat familieleden van personen die door de autoriteiten als een bedreiging worden gezien, worden lastiggevallen of bedreigd. Onderscheid in negatieve belangstelling van de autoriteiten jegens enerzijds `oude' tegenstanders van de regering, zoals aanhangers van het voormalige regime van 174 Onder sociale problemen worden onder andere verstaan uitsluiting, treitering en discriminatie.
175 Deense Immigratiedienst, Fact finding mission til Rwanda (maart 2002), § 108-123 (296- 311)
176 Refugees International, Forgotten People: The Batwa `Pygmy' of the Great Lakes Region of Africa (12 augustus 2003) en EIU, Rwanda Country Profile 2001 (2001), p. 15 177 IRIN, Indigenous people pledge to push for equal rights (4 september 2003) 68

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Habyarimana, monarchisten en verdachten van genocide, en anderzijds `nieuwe' tegenstanders van de regering, zoals politieke leiders, journalisten en mensenrechtenactivisten, wordt gemaakt naar het politieke belang van de dag. Het is dus slecht voorspelbaar op welk moment de `oude' dan wel de `nieuwe' tegenstanders het meest worden lastiggevallen door de regering. Sinds de invoering van de wet op discriminatie en sektarisme in 2002 luidt de aanklacht tegen dergelijke tegenstanders meestal `divisionisme'. Problemen met de autoriteiten kunnen zich uiten in valse beschuldigingen - van divisionisme, genocide, corruptie of monarchisme -, al dan niet gevolgd door arrestatie en zelfs verdwijning of moord. Het zwakke rechtssysteem wordt in de praktijk door de autoriteiten gebruikt om (vermeende) tegenstanders uit te schakelen, door hen te laten arresteren en zonder proces te detineren. Politie en justitie zijn weinig geneigd onderzoek in te stellen naar overvallen, moorden en verdwijningen die terug te voeren zouden kunnen zijn op de regering. In het verleden zijn personen die Rwanda ontvlucht waren in Uganda, Tanzania, Kenia, Burundi en de DR Congo lastig gevallen, ontvoerd of vermoord. Ook nu nog lopen (vermeende) tegenstanders van de regering in buurlanden gevaar te worden lastig gevallen. In de verslagperiode werd in Kenia een voor het ICTR belangrijke getuige tegen de RPA ontvoerd. Voor Uganda geldt dat vele personen binnen het RPF en de RDF daar geboren en opgegroeid zijn, en dat sommigen zelfs een dubbele nationaliteit hebben. Hierdoor is het erg moeilijk om geheim agenten van de Rwandese overheid te herkennen. Er worden in Uganda personen uit Rwanda bedreigd, er verdwijnen personen, maar onduidelijk is, of dit door Ugandese agenten wordt gedaan die deze personen van spionage verdenken, ofwel door Rwandese agenten die de vervolging in Uganda voortzetten. Het is bekend dat het Rwandese leger aanwezig is in Burundi, zodat het mogelijk is voor het RPF om Rwandese burgers in dat land in de gaten te houden. Aanhangers van het regime Habyarimana
Over het algemeen ondervinden personen die banden hebben met het voormalige regime van president Habyarimana178 alleen problemen met de Rwandese autoriteiten wanneer er ofwel concrete aanwijzingen zijn van betrokkenheid bij de genocide dan wel actuele redenen voor negatieve belangstelling van de kant van de regering. Daarnaast kunnen banden met het voormalige regime tegen hen gebruikt worden, wanneer zij om al dan niet privéredenen, in de negatieve belangstelling komen te staan van individuele leden van de RDF of de militaire inlichtingendienst. Arrestaties die hieruit volgen worden door de overheid niet bestraft. Dit heeft tot gevolg dat (valse) beschuldigingen van betrokkenheid bij het pre-genocide-regime een intimiderende werking hebben op de bevolking. Met 178 Gedoeld wordt met name op hogere ambtenaren en politici, en hun directe familieleden, ten tijde van de regering Habyarimana. 69

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

name ambtenaren op de lagere niveaus hebben met dergelijke intimidaties te maken.
Personen die deel hebben uitgemaakt van CDR, MRNDD, MDR-Power, PL- Power en PSD-Power, de presidentiële garde, het leger, de Interahamwe, de veiligheidsdiensten en de inlichtingendiensten kunnen bij terugkeer na een verblijf in het buitenland op problemen stuiten, ook indien zij zich niet schuldig hebben gemaakt aan genocide. Zij kunnen die problemen krijgen van de kant van hun omgeving, dan wel van de kant van de autoriteiten indien ze een onwelgevallige stap zouden zetten. In beide gevallen kan niet in alle gevallen op bescherming van de autoriteiten gerekend worden. Voorbeelden van mogelijke problemen zijn intimidatie of beschuldiging van medeplichtigheid aan de genocide. Rijke burgers
Niet alleen politieke tegenstanders van de regering lopen risico op problemen met de autoriteiten, zoals valse beschuldigingen van corruptie en genocide. Personen met een sterke economische positie die geen aanhanger zijn van het RPF, kunnen ook problemen ondervinden met de autoriteiten. Dit gebeurt wanneer individuen met banden met de regering uit zijn op de bezittingen of wanneer de regering vreest dat hun rijkdom het hen mogelijk maakt zich aan overheidscontrole te onttrekken.179
Ingando180
De Nationale Commissie voor Eenheid en Verzoening organiseert ingando. Dit zijn kampen die door de regering solidariteitskampen worden genoemd, en in de praktijk heropvoedingskampen zijn. Oorspronkelijk zijn deze kampen opgezet om burgers, die gevlucht waren na de machtsovername van het RPF in 1994, bij terugkeer een heropvoeding te geven. Heden ten dage bestaan er verschillende kampen voor voormalige rebellen, studenten, ambtenaren en terugkerende vluchtelingen. Studenten die een studie volgen aan een publieke universiteit en ambtenaren uit het voormalige regime zijn verplicht een training in een solidariteitskamp te volgen. De ruim 23.000 gevangenen die begin 2003 werden vrijgelaten, brachten twee maanden in de ingando door. Er zijn geen gevallen bekend van mensen die geweigerd hebben aan een training deel te nemen. De druk van de autoriteiten om deel te nemen is zo groot, dat er geen andere optie bestaat dan deelname. Of een formele strafmaat bestaat voor het geval men weigert is niet bekend. De druk wordt uitgeoefend doordat de autoriteiten duidelijk maken dat wie niet deelneemt gezien wordt als tegenstander van de regering. De trainingen duren één tot drie maanden, en in die tijd krijgen de deelnemers een ideologische en fysieke training. De ideologische training bestaat uit colleges over de geschiedenis van Rwanda en de wijze waarop de Belgische kolonisator de etnische tegenstellingen heeft aangewakkerd, die uiteindelijk hebben geleid tot de 179 Deense Immigratiedienst, Fact finding mission til Rwanda (maart 2002), § 150 180 Zie ook bijlage 4
70

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

genocide. Patriottisme betekent, zo wordt verteld, dat men klaar moet staan om zijn of haar land te verdedigen indien nodig. Daarnaast wordt verteld dat alle Rwandezen één zijn en dat de etnische tegenstellingen overstegen moeten worden. Er worden liederen gezongen en discussies georganiseerd. In veel kampen wordt, afhankelijk van de doelgroep, zelfverdediging aangeleerd (onder meer door middel van schiettrainingen).181 Voormalige rebellen die terugkeren uit de DR Congo worden allen, inclusief minderjarigen, in ingando voorbereid op reïntegratie in de Rwandese samenleving, en eventueel integratie in het Rwandese leger.

181 `Fatuma Ndangiza: "La division, voila l'ennemie" Jeune Afrique/L'intelligent nr 2152 (8-14 april 2002), p. 60
71

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003


4 Migratie
4.1 Migratiestromen
In de verslagperiode keerden tienduizenden vluchtelingen vanuit Zambia, Tanzania en Uganda terug naar Rwanda, nadat UNHCR het beleid met betrekking tot Rwandese vluchtelingen had bijgesteld.182 Eveneens keerden ongeveer 3.500 voormalige rebellen terug uit de DR Congo. Hoewel de terugkeerprogramma's werden aangekondigd als vrijwillig waren er berichten van dwang. In Tanzania verblijven geen Rwandese vluchtelingen meer, op 30 personen na die een verblijfstatus kregen. Ook vanuit Zambia keerde het merendeel van de Rwandese vluchtelingen terug naar Rwanda. In Uganda verblijven nog ruim 32.000 Rwandese vluchtelingen. 4.2 Opvang van minderjarigen
Zelfstandigheid
Vanaf 14 jaar wordt iemand strafrechtelijk gedeeltelijk verantwoordelijk. Vanaf 18 jaar krijgt men stemrecht, en is men strafrechtelijk volwassen, en mag men werken (met toestemming van de ouders). Met 21 jaar is men civielrechtelijk volwassen, en mag men zonder toestemming van de ouders trouwen en contracten afsluiten. Wie jonger is dan 21 jaar en wil trouwen, heeft toestemming nodig van het ministerie van Justitie. Deze zal in de praktijk alleen verkregen worden, indien het meisje zwanger is. In de regio Butare worden nog steeds meisjes ontvoerd met als doel met hen in het huwelijk te treden. Dit gebeurt vanaf de leeftijd van 13, 14 jaar. Onbekend is hoe vaak dit voorkomt. Dergelijke huwelijken worden niet geregistreerd in de burgerlijke stand. De nieuwe wet ter bescherming van het kind verbiedt deze traditie. Tegen deze praktijk is echter nauwelijks bescherming te verkrijgen van de lokale of nationale autoriteiten. Vooral op het platteland zijn de meeste mensen immers niet bekend met de wet ter bescherming van het kind, en het inroepen van bescherming van de autoriteiten zou leiden tot sociale uitstoting. Op het platteland trouwen meisjes ook buiten Butare nog steeds vroeg, namelijk vanaf de leeftijd van 17, 18 jaar. Vaak is dit tegen de wens van het meisje, en illegaal.
Werken gebeurt vanaf jonge leeftijd, maar wettelijk is dit niet toegestaan. Met name kinderen die aan het hoofd staan van een familie hebben vaak geen keuze dan te werken, en kinderen van arme boerenfamilies worden vaak uit bedelen 182 Zie voor meer informatie over de terugkeer van Rwandese vluchtelingen uit de buurlanden van Rwanda § 4.3 Activiteiten van internationale organisaties 72

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

gestuurd. Wettelijk is 18 jaar de minimum leeftijd om te kunnen werken. Onderwijs is verplicht tot 12 jaar. Indien in een gezin niet alle kinderen naar school kunnen, zullen met name de jongens uitgekozen worden. Er is geen specifieke leeftijd te noemen waarop jongeren in Rwanda door de bevolking handelingsbekwaam worden geacht. In het algemeen gaat men zelfstandig wonen op het moment dat men trouwt. In de steden kan men ook zelfstandig wonen als men een eigen inkomen heeft. In het rurale milieu blijft men, indien men ongetrouwd is, in de praktijk afhankelijk van de familie. Voor informatie over documenten voor minderjarigen zij verwezen naar § 3.3.4 Bewegingsvrijheid.
Opvang
Kinderen blijven een kwetsbare groep in de huidige samenleving, zoals blijkt uit het aantal wezen, kinderen dat aan het hoofd staat van een familie, straatkinderen en jeugdige delinquenten. Er zijn ongeveer 7.000 straatkinderen in Rwanda, waarvan een groot deel in Kigali en bijvoorbeeld Butare (universiteitsstad in het zuiden), die niets anders kunnen dan bedelen om in leven te blijven. In Rwanda zijn ongeveer 65.000 gezinnen die alleen uit kinderen bestaan, met in totaal zo'n 300.000 kinderen.183 Ze leven aan de zelfkant van de maatschappij, veelal zonder hulp, niet zelden misbruikt en bedreigd. Het overheidsbeleid is erop gericht minderjarigen onder te brengen in pleeggezinnen en biedt geen alternatieve opvangmogelijkheden voor minderjarigen. Meestal moeten ze het alleen zien te redden, maar er zijn enkele hulporganisaties en particulieren die zich inzetten voor de opvang van minderjarigen.
Na de genocide keerden veel kindsoldaten terug naar Rwanda. Deze werden opgevangen door het Internationale Rode Kruis (ICRC), Save the Children en enkele kerkelijke organisaties. Tegenwoordig zijn meerdere centra gesloten, daar het overgrote deel van de voormalige kindsoldaten is herenigd met familie, of in een pleeggezin is opgenomen. Het ICRC herenigt elke maand nog steeds ongeveer 30 à 40 kinderen met hun families. Deze kinderen worden tijdelijk opgevangen in enkele opvangcentra, waar een mengeling van alleenstaande minderjarigen en wezen woont. Deze centra worden onder andere beheerd door het Belgische en Duitse Rode Kruis, en staan onder toezicht van het Rwandese Rode Kruis. Opvang van kinderen anders dan terugkerende kindsoldaten en straatkinderen wordt door kerken en een enkele particulier gedaan. Zij zorgen voor onderdak, voedsel en scholing. Het opsporen van familie, hereniging met familie en pleegzorg worden geregeld door Save the Children, het Internationale Rode Kruis (ICRC) en de Amerikaanse ngo International Rescue Committee (IRC). UNICEF financiert dergelijke activiteiten. Kinderen van 16 jaar en ouder, die niet meer in aanmerking komen voor pleegzorg, en gehandicapte kinderen, die vaak niet 183 IRIN, Rwanda: Interview with UNICEF representative Theophane Nikyema (10 juni 2002) 73

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

gewild zijn door pleegfamilies, worden ook wel ondergebracht in weeshuizen. Alle opvanghuizen, zowel weeshuizen als tijdelijke opvang voor alleenstaande minderjarigen (wier ouders wellicht nog leven) zijn in principe vol. Volgens het Rode Kruis is er in geval van nood vaak wel korte-termijn-opvang mogelijk. De situatie in de opvanghuizen is relatief goed. Veel kinderen verkiezen daar te blijven boven het terugkeren naar familie. Gebrek aan bescherming is het grootste gevaar dat het kindgezin bedreigt. In veel gevallen worden de kinderen door buren of familie uit hun ouderlijk huis gezet. Ook AIDS-wezen worden uit hun huis gezet zodra de ouders zijn gestorven.184 Weliswaar bepaalt de wet dat de kinderen het huis mogen erven, maar in de praktijk kunnen de kinderen naleving niet afdwingen. Meisjes, die in driekwart van de kindgezinnen de leiding nemen, worden door buren vaak uitgebuit als werkkracht. De overheid laat wezen gratis toe tot de lagere school. Dan moet de wees wel kunnen aantonen dat hij of zij wees is, hetgeen onmogelijk is in gevallen waarbij een ouder wordt vermist.
4.3 Activiteiten van internationale organisaties Na de vrijlating van ongeveer 23.000 gevangenen in januari 2003 leverde het Wereld Voedsel Programma voedselsteun aan de 22 ingando in het gehele land. De voedseldistributie was bedoeld om een bijdrage te leveren aan de nationale verzoening.185
Het Internationale Rode Kruis houdt zich bezig met het opsporen van de familie van alleenstaande minderjarigen, het regelen van opvang voor minderjarigen en het bezoeken van gevangenissen. Het Rode Kruis streeft ernaar de bijdrage die de organisatie levert aan de voedselvoorzieningen in de gevangenissen te verminderen.
In september 2002 veranderde UNHCR zijn beleid met betrekking tot vluchtelingen uit Rwanda van slechts facilitering tot actieve bevordering van vrijwillige terugkeer.186 UNHCR en Rwanda sloten tripartiete overeenkomsten met de DR Congo, Malawi, Namibië, Mozambique, Tanzania, Zambia, Uganda en Zimbabwe.187 Onderdeel van de overeenkomsten waren oriënterende bezoeken door groepen vluchtelingen aan Rwanda.188
184 UN/ECOSOC/CHR, Report on the situation of human rights in Rwanda (2000) 185 IRIN, WFP to give food to provisionally released detainees (4 februari 2003) 186 UNHCR, Durable solutions strategy for Rwandan refugees (25 februari 2003), p. 1 187 IRIN, Governments and UNHCR sign agreement on Rwandan refugee repatriation (12 december 2003)
188 IRIN, Repatriation of Rwandan refugees almost complete (17 december 2002) 74

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Uit Tanzania keerde eind 2002 het merendeel van de 21.000 Rwandese vluchtelingen in de Tanzaniaanse kampen Kitali Hills en Lukole terug naar Rwanda. Begin 2003 meldden zich bij UNHCR grote aantallen vluchtelingen die zich uit angst voor gedwongen terugkeer naar Rwanda ooit als Burundees bij de vluchtelingenkampen hadden (her)aangemeld; nog eens 12.000 extra Rwandezen keerden terug.189
Tanzania ondervond reeds langere tijd problemen met de aanwezigheid van grote aantallen vluchtelingen. Die problemen omvatten ondermeer een toename in verboden wapenbezit, problemen met de eigen bevolking die zich achtergesteld voelde ten opzichte van de vluchtelingen, beperkte financiële middelen voor de opvang en bescherming van de vluchtelingen en ernstige vormen van milieudegradatie. Het gewijzigde beleid van UNHCR werd aangegrepen als een mogelijkheid om deze problemen aan te pakken. In juni 2003 trokken de Tanzaniaanse autoriteiten de vluchtelingenstatussen in van 931 Rwandezen die weigerden terug te keren en die geen toestemming hadden gekregen om in Tanzania te blijven.190 Op 3 september 2003 werden deze personen gedwongen Tanzania uitgezet en opgevangen in een noodopvangkamp in Rwanda.191 Toen de adjunct-directeur van UNHCR in Rwanda stelde dat de tripartiete overeenkomst met Rwanda en Tanzania op gedwongen terugkeer leek, werd hij door de Rwandese regering persona non grata verklaard.
Een aantal van ongeveer 8.000 Rwandese vluchtelingen in Tanzania vreesde gedwongen terugkeer naar Rwanda en trok door naar Uganda. Deze vluchtelingen maken nu deel uit van het aantal van 32.000 Rwandese vluchtelingen in dat land. 25.000 van deze vluchtelingen zouden terug moeten keren naar Rwanda in het kader van de tripartiete overeenkomst met Uganda. Registratie voor die terugkeer, die volgens de overeenkomst vrijwillig is, ging in oktober 2003 van start. In december 2003 hadden zich slechts 200 Rwandese vluchtelingen aangemeld voor terugkeer. Minister van Vluchtelingen van Uganda, Moses Ali, gaf eind november 2003 naar aanleiding van protestbrieven van Rwandese vluchtelingen aan dat niemand gedwongen zou worden gerepatrieerd naar Rwanda.192 Uit de Zambiaanse vluchtelingenkampen keerden 5.000 vluchtelingen naar Rwanda terug.193 In februari 2003 dienden enkele Rwandese vluchtelingen een 189 IRIN, Thousands more `Rwandans' step forward for repatriation (9 januari 2003) 190 30 Rwandezen mochten in Tanzania blijven op basis van individuele toetsing aan vluchtelingrechtelijke gronden of bijvoorbeeld doordat zij getrouwd waren met iemand van Tanzaniaanse nationaliteit Reuters, Tanzania tells Rwandan refugees to go home (24 februari 2003) en IRIN, Governement dismisses applications of 931 Rwandan refugees (2 juni 2003) 191 BBC, Last Hutu refugees leave Tanzania (4 september 2003) 192 AFP, Rwandan refugees free to stay in Uganda: top official (20 november 2003), IRIN, Kampala to send back 25,6000 Rwandans (4 augustus 2003), Xinhua, Rwandan refugees in Uganda start registration for repatriation (16 oktober 2003), UNHCR, Durable solutions strategy for Rwandan refugees (25 februari 2003), p. 5 193 IRIN, 5.000 refugees to be repatriated from Zambia (20 januari 2003) 75

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

klacht in bij de Zambiaanse Mensenrechtencommissie waarin zij stelden tegen het beleid van UNHCR in tot terugkeer gedwongen te worden.194 De terugkeer van vluchtelingen en ex-strijders uit de DR Congo begint op gang te komen. Volgens een (nog onbevestigd) persbericht zouden alleen al in de laatste twee maanden van 2003 ten minste 700 vluchtelingen uit de DR Congo zijn teruggekeerd, waaronder 156 ex-strijders.195 4.4 Beleid van andere Europese landen
België
Alle asielverzoeken uit Rwanda worden op normale wijze in behandeling genomen. Er is geen beslisstop en er is ook geen sprake van subsidiaire bescherming, maar verzoeken van Rwandezen worden wel met verhoogde aandacht behandeld. Het komt geregeld voor dat artikel 1F van het vluchtelingenverdrag wordt tegengeworpen. Doordat Rwandese vluchtelingen vaak geen identiteitsdocumenten overleggen en de Rwandese autoriteiten zelden of nooit laissez-passers afgeven is terugkeer vrijwel onmogelijk. In de verslagperiode werden drie Rwandezen uitgezet. Frankrijk
Frankrijk ondervindt technische problemen bij het uitzetten van afgewezen asielzoekers uit Rwanda, aangezien de Rwandese autoriteiten niet meewerken bij het verstrekken van reisdocumenten. In januari 2003 verleende Frankrijk asiel aan Pierre Tegera, ten tijde van de genocide honorair leider van de afdeling van de Interahamwe in Gisenyi. Tegera wordt door de Rwandese regering gezocht als verdachte in de eerste categorie; zijn naam staat echter niet op de lijst van het ICTR. Mensenrechtenorganisaties protesteerden tegen de asielverlening en riepen de Franse autoriteiten op Tegera en andere verdachten van genocide in Frankrijk aan te klagen.196
Denemarken
Denemarken kent de mogelijkheid voor subsidiaire bescherming niet. Alle asielverzoeken worden individueel behandeld. Er zijn geen beleidsmatige belemmeringen voor terugkeer van Rwandese uitgeprocedeerde afgewezen asielzoekers.
194 IRIN, Rwandan refugees claim increased harassment (6 februari 2003) 195 IRIN, 300 refugees return from South Kivu (15 december 2003) 196 IRIN, Rights groups decry French asylum given to genocide suspect (3 februari 2003) 76

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Verenigd Koninkrijk
In het Verenigd Koninkrijk worden Rwandese asielverzoeken op individuele basis behandeld; er zijn geen categorieën asielzoekers die een vergrote kans hebben om een status te verkrijgen. Terugkeer wordt veilig geacht en vindt dan ook plaats. Zwitserland
Zwitserland kent geen categorieën asielzoekers uit Rwanda die met speciale aandacht worden getoetst en evenmin is er sprake van subsidiaire bescherming van asielzoekers uit Rwanda. Om politieke redenen vond geen gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde Rwandese asielzoekers plaats.

77

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003


5 Samenvatting
In de verslagperiode kwam een eind aan de transitieperiode die had geduurd vanaf het moment dat het RPF in 1994 na de genocide de macht overnam in Rwanda. De transitieperiode werd uitgeluid met de aanname per referendum van een nieuwe grondwet in mei 2003, gevolgd door presidents- en parlementsverkiezingen in augustus en september 2003. In oktober 2003 traden het nieuwe kabinet en parlement aan.
In de aanloop naar de verkiezingen was de druk op de Rwandese politiek en maatschappelijke organisaties toegenomen.
De rechtszaak tegen de oprichters van de oppositiepartij PDR-Ubuyanja, Pasteur Bizimungu en Charles Ntakirutinka, die in 2002 gearresteerd waren wegens verboden politieke activiteiten, werd in de verslagperiode nog niet afgerond. Een andere belangrijke politieke partij, de MDR, die reeds sinds de genocide deel uitmaakte van de transitieregering, werd na onderzoek door een parlementaire commissie door de regering afgeschilderd als een partij die nog vasthield aan de ideologie van Hutu suprematie. Niet alleen werd de MDR vervolgens verboden, ook publiceerde de parlementaire commissie een lijst met 46 namen van hooggeplaatste personen die zich schuldig zouden hebben gemaakt aan `divisionisme'. Enkele militairen, waaronder de voormalig minister van Defensie Habyarimana, ontvluchtten Rwanda. Vijf andere personen verdwenen en hun verblijfplaats is tot op heden onbekend.
Zowel de presidents- als de parlementsverkiezingen werden met een overweldigende meerderheid gewonnen door het RPF. In beide verkiezingen was het RPF lijstverbindingen aangegaan met andere partijen om de kans op een overwinning te vergroten. Aan de presidentsverkiezingen namen drie kandidaten deel, waarvan zittend president Paul Kagame en voormalig leider van de MDR Faustin Twagiramungu de belangrijkste waren. De kandidatuur van Kagame werd gesteund door vier partijen naast het RPF. Twagiramungu schreef zich in als onafhankelijk kandidaat. Volgens de verklaring van de waarnemerscommissie van de Europese Unie waren de verkiezingen niet geheel eerlijk en vrij, maar waren zij desalniettemin een goede stap in de richting van democratie. Het RPF bond voor de parlementsverkiezingen vier partijen aan zich door hen vooraf elk een aantal zetels aan te bieden. De PL, de PSD en de PPC namen zelfstandig aan de verkiezingen deel.
De berechting van verdachten van genocide ging in de verslagperiode door, al werd het aantal gacaca in de verslagperiode niet verder uitgebreid. De regering legde met het oog op de verkiezingen het proces tijdelijk stil. In die gacaca die reeds van start waren gegaan, kon niet overgegaan worden op berechting van de verdachten, aangezien er nog geen wet is aangenomen die de schadevergoeding 78

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

van de slachtoffers regelt. Over de wijze waarop die schadevergoeding zal moeten plaatsvinden vindt veel discussie plaats.
In januari 2003 werden ongeveer 23.000 gevangenen vrijgelaten. Het betrof ouderen, zieken en ­ ten tijde van de genocide ­ minderjarigen, maar ook verdachten uit de tweede categorie die een bekentenis hadden afgelegd. Die laatste groep had de voor hen maximaal oplegbare straf reeds in voorarrest uitgezeten. Zij zullen in de toekomst nog wel moeten verschijnen voor de gacaca. In de verslagperiode bleek dat de getuigenissen in de gacaca die reeds van start waren gegaan tot ongeveer 250.000 nieuwe beschuldigingen hadden geleid, waarvan 50.000 beschuldigingen in de eerste categorie. De regering ziet zich nu voor een probleem gesteld, doordat er voor zoveel verdachten onvoldoende ruimte is in de gevangenissen. De situatie in de gevangenissen is, ook na de vrijlating van een groot aantal gevangenen, nog steeds zeer slecht. In de verslagperiode werden om deze redenen twee gevangenissen gesloten.
Rwanda heeft overeenkomsten afgesloten met de DR Congo, Malawi, Namibië, Mozambique, Tanzania, Zambia, Uganda en Zimbabwe voor de terugkeer van Rwandese vluchtelingen uit die landen. UNHCR is ook partij bij deze overeenkomsten, die gericht zijn op vrijwillige terugkeer. Tanzania trok echter in maart 2003 van vrijwel alle nog aanwezige Rwandese vluchtelingen de status in en zette de betrokkenen vervolgens gedwongen uit. In Zambia dienden Rwandese vluchtelingen een klacht in omdat zij zich gedwongen voelden terug te keren. Hoe de terugkeer vanuit Uganda zal verlopen moet nog blijken. Rwanda is erop gebrand dat Rwandese vluchtelingen, met name diegenen die in kampen in de buurlanden verblijven, terugkeren. Dit is een reactie op het feit dat Tutsi vluchtelingen van 1959 later verhinderd werden terug te keren naar Rwanda, en komt tevens voort uit de angst dat de vluchtelingen opnieuw vanuit de buurlanden de wapens zouden kunnen opnemen tegen Rwanda. 79

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

I Bijlage 1 Literatuurlijst
Boeken en naslagwerken
Africa South of the Sahara 2003
Constitution of the Republic of Rwanda
Hilhorst, D. en M. van Leeuwen, Villagisation in Rwanda (Wageningen, 1999) Imbleau, M. en W.A. Schabas, Introduction au droit rwandais (1998) International Institute for Strategic Studies, Military Balance 2003-2004 (Londen 2003)
Prendergast, John, and Davod Smock, United States Institute of Peace, Postgenocidal Reconstruction: Building Peace in Rwanda and Burundi (Washington, 1999)
Prunier, G., The Rwanda crisis 1959-1994, history of a genocide (London, 1995) Rapporten
African Rights, Rwanda: death, despair and defiance (London, herziene versie 1995)
African Rights, Rwanda, the Insurgency in the Northwest (z.j.) Deense Immigratiedienst, Fact-finding mission til Rwanda (maart 2002) Economist Intelligence Unit, Rwanda Country Profile 2003 (Londen, 2003) Economist Intelligence Unit, Rwanda Country Reports February 2003, May 2003 en August 2003 (Londen, 2003)
Human Rights Watch, Leave none to tell the story. Genocide in Rwanda, (New York, 1999)
Human Rights Watch, Lasting wounds. Consequences of genocide and war on Rwanda's children (maart 2003)

80

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Human Rights Watch, Preparing for elections: tightening control in the name of unity (mei 2003)
Human Rights Watch, Rwanda: The search for security and human rights abuses (New York, april 2000)
Human Rights Watch, Rwanda World Report for 2002. Human Rights Developments (New York, februari 2003)
Human Rights Watch, Shattered lives, Sexual violence during the Rwandan genocide and its aftermath (1996)
Human Rights Watch, Uprooting the Rural Poor in Rwanda (New York, mei 2001)
International Crisis Group (ICG), Five years after the genocide in Rwanda, Justice in question, (1999)
International Crisis Group (ICG), Consensual democracy (9 oktober 2001) International Crisis Group, The International Criminal Tribunal for Rwanda: Time for pragmatism (oktober 2003)
Ligue des Droits de la Personne dans la Région des Grands Lacs (LDGL), Grands Lacs: Entre la violence, impunité et la misère Années 2001-2002 (mei 2003) Liprodhor, Le Verdict, nr 38-39 (mei-juni 2002)
Mission d'Observation Electorale de l'Union Européenne, Déclaration Préliminaire (27 augustus 2003)
Penal Reform International (PRI), Rapid appraisal of the living conditions and priority needs of female detainees and infants in Rwandan prisons (concept 21 juni 2002)
Refugees International, Forgotten people: the Batwa `pygmy' of the Great Lakes Region of Africa (12 augustus 2003)
UNHCR, Office of the Regional Coordinator for the Great Lakes Operation. Briefing note (september 2003)
USAID/Rwanda, Assessment of the judicial sector in Rwanda (november 2002) US Department of State, Human Rights Report for Rwanda-2002 (maart 2003) 81

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

VN documenten
UN/ECOSOC/CHR, Report on the situation of human rights in Rwanda (2000) UN/S/PRST/2002/39
UN/S/RES/1468, 1503, 1505
UN/S/2002/1325, 1358, 1375, 1406
UN/S/2003/63, 134, 136, 149, 157, 291, 303, 316, 318, 369, 413, 415, 550, 605, 610, 707, 731, 766, 794, 1053
Tijdschriftartikelen
`En attendant le verdict' Jeune Afrique, nr 2099 (3-9 april 2001) Kuperman, A. J., `Rwanda in Retrospect' Foreign Affairs, Volume 79 No. 1, p. 98-100
Mascini, F., `Rwandese ambtenaren verdienen niet genoeg om te eten', Internationale Samenwerking (november 2000)
Sarkin, J., `The necessity and challenges of establishing a Truth and Reconciliation Commission in Rwanda' Human Rights Quarterly, vol. 21, no. 3 (augustus 1999)
Persberichten
Amnesty International
ANP
AP
IRIN-CEA
Reuters
82

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

Human Rights Watch
Websites
www.rwandemb.org/prosecution
www.ictr.org/cases
www.mask.org.za
www.users.skynet.be/wirira/listertl
www.preventgenocide.org
www.ufdr.org
www.unhcr.ch

83

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

II Bijlage 2 Kaart van Rwanda

84

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

III Bijlage 3 Imidugudu
Om tot een betere verdeling van land te komen, voerde de Rwandese regering sinds 1995 een imidugudu197-beleid. Door plattelandsbewoners in dorpen te concentreren en niet langer op hun akkers te laten wonen, zou zich een dienstensector kunnen ontwikkelen, waarmee de druk op de landbouwgrond zou kunnen worden verminderd.198
De overheid confisqueerde in het kader van het imidugudu-beleid vaak land zonder de daarvoor opgestelde regels te respecteren. Zo kreeg in de meeste gevallen199 de eigenaar noch een vergoeding noch een nieuw stuk land in ruil voor het afgestane land.200 Daarnaast waren er grote verschillen tussen de wijze waarop de `oude' (Tutsi) vluchtelingen land toegewezen hadden gekregen na terugkeer, en hoe enkele jaren later de `nieuwe' (Hutu) vluchtelingen - na expliciete uitnodigingen van de Rwandese regering om terug te keren - hun claims zelf moesten regelen binnen de gemeenschap.201
Zonder een goede oplossing voor het probleem van overbevolking zullen volgens de voormalige speciale vertegenwoordiger van de VN voor Rwanda, Moussalli, nieuwe spanningen ontstaan in de Rwandese samenleving.202 Het ontbreekt nog steeds aan een geïntegreerd beleid op het gebied van vestiging, landverdeling, landbouw en andere economische activiteiten. Het ontbreekt aan een landwet, die het bezit van land regelt, waardoor investeringen, buiten de zelfvoorzienende landbouw, nagenoeg uitblijven. In de huidige situatie mogen burgers geen land bezitten; zij mogen slechts land gebruiken, wanneer zij kunnen aantonen dat zij het land effectief gebruiken. Het vastleggen van landbezit zou de spanningen tussen Hutu en Tutsi overigens waarschijnlijk alleen maar vergroten, aangezien er veel geschillen zijn tussen voormalige vluchtelingen en de huidige landbouwers. Mogelijk zou het vastleggen van landeigendom opnieuw tot valse beschuldigingen van bijvoorbeeld genocide kunnen leiden.203 Het hervestigingsbeleid van de regering had naast de herverdeling van land ook enkele andere doelen, zoals herhuisvesting van grote aantallen ontheemden, verzoening, en een grotere controle over de bevolking. Het heeft inderdaad bijgedragen aan de oplossing van een aanzienlijk huisvestingsprobleem, al gold dit in mindere mate in het geval van hervestiging van de plattelandsbevolking, 197 Imidugudu is de meervoudsvorm van umudugudu, dat `dorp' betekent. 198 HRW, Uprooting the Rural Poor in Rwanda (2001), p. 11-13 199 Human Rights Watch haalt een onderzoek van 500 imidugudu-bewoners aan, waarvan slechts 8% een vergoeding had ontvangen. 200 HRW, Uprooting the Rural Poor in Rwanda (2001), p. 42 201 HRW, Uprooting the Rural Poor in Rwanda (2001), p. 48 202 UN/ECOSOC/CHR, Situation des Droits de l' Homme au Rwanda (2001), p.15 203 Deense Immigratiedienst, Fact finding mission til Rwanda (maart 2002), § 26-30 85

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

aangezien velen van hen eerst hun bestaande huis moesten vernietigen. De aanleg van basisvoorzieningen liep echter aanzienlijk achter op de bouw van huizen, waardoor voormalige eigenaars van huizen geregeld slechts provisorisch onderdak vonden in zogenaamde blindés, die vaak uit niet meer dan plastic zeil of bananenbladeren bestonden.204
Voor wat de bijdrage aan de verzoening betreft merkte Human Rights Watch in 2000 op dat slechts een klein aantal imidugudu gemengd van etnische samenstelling was. In die dorpen waar de etnische samenstelling wel gemengd was, was de toegang tot de aanwezige voorzieningen vaak moeilijker voor Hutu dan voor Tutsi. Volgens de mensenrechtenorganisatie zou de verhuizing naar de imidugudu in sommige gevallen de tegenstelling tussen de Hutu en Tutsi mogelijk zelfs vergroot hebben.205 De top down benadering van de overheid op een zo gevoelig terrein als hervestiging in dorpen, zou juist een kiem kunnen vormen voor nieuwe conflicten.206

204 D. Hilhorst en M. van Leeuwen, Villagisation in Rwanda (Wageningen, 1999) 205 D. Hilhorst en M. van Leeuwen, Villagisation in Rwanda (Wageningen, 1999), p. 61-62 206 vgl. ook: Het Grote Merengebied; een regionaal perspectief, p. 29 86

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

IV Bijlage 4 Bestuurlijke indeling van Rwanda De officiële bestuurlijke indeling van Rwanda kent vier niveaus onder het nationale niveau, namelijk (te beginnen met het meest lokale niveau): de cellule, de secteur, het district en de provincie.207 De cellule is de laagste administratieve eenheid, die uit circa 50 families bestaat. Alle bewoners van de cellule boven de achttien jaar vormen de `raad van de cellule'. Uit hun midden is in maart 1999 een uitvoerend comité gekozen. Voornaamste functie van dit comité is het bemiddelen in kleine conflicten, en het doorgeven van informatie van en naar de hogere bestuurlijke lagen. Hoewel zij geen deel uitmaken van de officiele bestuursstructuur, bestaan binnen een cellule vaak meerdere nyumbakumi, `eenheden van tien huizen'. Elke eenheid heeft een hoofd, dat het aanspreekpunt is van de nyumbakumi. Rwanda heeft 9.169 secteurs, die ieder uit gemiddeld 5 cellules bestaan. Aan het hoofd staat het, in maart 1999 indirect gekozen, uitvoerend comité van de secteur, dat verantwoordelijk is voor het lokale bestuur en de uitvoering van kleine werken. In december 2000 is een nieuwe administratieve structuur opgezet. Hierbij is het aantal districten (voorheen communes) teruggebracht van 154 naar 105, elk met een inwoneraantal van tussen de 50.000 en 75.000, gemiddeld 20 secteurs.208 Aan het hoofd van de district staat het democratisch gekozen comité exécutif (uitvoerend comité), voorgezeten door een burgemeester. Voorheen werd de burgemeester aangewezen door de regering, maar sinds de verkiezingen van maart 2001 wordt deze ook gekozen. Het district heeft een zeer beperkte administratieve en financiële autonomie.
Rwanda heeft 12 provincies, die ieder bestaan uit gemiddeld 8 districten. Elk van de 12 provincies van Rwanda (voorheen préfecture) heeft aan het hoofd een door de regering benoemde prefect (préfet). In de toekomst zullen de provinciale leiders gekozen gaan worden, maar een datum voor de verkiezingen is nog niet gezet. Wel zullen zij plaatsvinden vóór de nationale verkiezingen, die voor 2003 gepland staan. De provincie is met name belast met coördinatie en supervisie. 207 Het imidugudu-beleid heeft geen invloed op deze bestuurlijke indeling; het geeft alleen aanwaar binnen een cellule gebouwd mag worden, en waar niet. 208 UN/ECOSOC/CHR, Situation des Droits de l'Homme au Rwanda (Genève, 21-3-2001), p. 10 87

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

V Bijlage 5 Demobilisatie- en reïntegratieprogramma De Demobilisation and Reintegration Commission van de Rwandese overheid houdt zich bezig met de demobilisatie en reïntegratie van zowel voormalige RDF- militairen, ex-FAR-militairen als voormalige rebellen die terugkeren uit de DR Congo. De programma's en uitkeringen verschillen per groep. De demobilisatie voor ex-rebellen kent een aantal stadia. Eerst wordt de identiteit van betrokkene vastgesteld en vindt registratie plaats, waarna hij wordt gescreend (welke rang heeft betrokkene, is hij daadwerkelijk een ex-strijder). Hierna moet de ex-strijder zijn leven als strijder tegen de regering publiekelijk afzweren. Vervolgens wordt een sociaal-economisch profiel opgemaakt van betrokkene en vindt er een medische screening plaats. Dan vertrekt hij naar de ingando in Mutobo voor het predischarge orientation program. Dit programma duurt 45-60 dagen. De ex-FAR-militairen hoeven niet zo lang het programma te doorlopen, daar zij al aangetoond hebben geïntegreerd te zijn. Zij draaien een week mee. Het programma houdt een aantal zaken in zoals:

· Informatievoorziening over overheidsprogramma's;
· Informatievoorziening over het demobilisatie en reïntegratieprogramma;
· Informatievoorziening over de economische situatie in de provincie waarin betrokkenen zullen terugkeren;

· Bewustmaking (geschiedenis van Rwanda, oorzaken van genocide, divisionisme, economische geografie, etc). Wanneer betrokkenen de ingando hebben doorlopen, keren zij terug naar hun gebieden van herkomst.
Er worden verschillende uitkeringen ter beschikking gesteld aan voormalige militairen van de FAR, RDF en voormalige rebellen uit de DR Congo:
· Basic needs kit. Betreft een bedrag vanaf 50.000 RF, uitgegeven op de dag van het ontslag. Deze werd alleen ter beschikking gesteld aan de RDF en de ex- rebellen, niet aan de ex-FAR.

· Recognition of service allowance. Betreft een bedrag vanaf 50.000 RF uitbetaald na een maand en nog eens een bedrag vanaf 100.000 RF twee maanden later (dus na drie maanden na ontslag). Deze werd alleen ter beschikking gesteld aan de RDF en de ex-FAR, niet aan de ex-rebellen.
· Reintegration grant. Betreft een bedrag vanaf 100.000 RF beschikbaar gesteld na een projectvoorstel. Dit projectvoorstel moet aan drie eisen voldoen: het moet levensvatbaar zijn, milieuvriendelijk en sociaal aanvaardbaar. Deze werd alleen ter beschikking gesteld aan de RDF en de ex-rebellen, niet aan de ex- FAR omdat deze laatste reeds in de samenleving geïntegreerd waren.
· Vulnerability support window grant. Betreft een bedrag van gemiddeld 150.000 RF na een screening die heeft aangetoond dat betrokkene met de
---

Algemeen ambtsbericht Rwanda / December 2003

eerdere uitkeringen de armoede niet te boven is gekomen. Deze kan beschikbaar worden gesteld aan alle drie de groepen.
· Medical rehabilitation grant. Medische hulp voor diegenen die invalide zijn geraakt in de gewapende strijd. Deze kan ook aan alle groepen beschikbaar worden gesteld.

89


---- --