Praktijkonderzoek Veehouderij

Verrijkte kooien

PraktijkRapport 9

Auteurs: R.A. van Emous, Th.G.C.M. Fiks - van Niekerk, B.F.J. Reuvekamp

Ruim 75 % van de leghennen in Nederland wordt in batterijkooien gehouden. Deze kooi werd vele jaren gezien als het ideale houderijsysteem voor leghennen. Vanuit ethologisch gezichtspunt is het houden van legkippen in batterijsystemen echter een flinke beperking voor de dieren. Om deze reden is de batterij in een kwaad daglicht komen te staan en is vanuit de maatschappij de roep om welzijnsvriendelijkere huisvestingssystemen steeds sterker geworden. Men houdt steeds meer leghennen in alternatieve systemen als scharrel en volière, waar de dieren de beschikking hebben over een ruime hoeveelheid strooisel. Verder zijn er legnesten en zitstokken in de systemen ingebouwd.

Volière en scharrel zijn voor de kleinere bedrijven goede alternatieven. Voor grote bedrijven zijn ze minder aantrekkelijk, omdat ze minder voorspelbaar in arbeid zijn, storingsgevoeliger in productie, hogere milieubelasting (NH3 en stof) hebben en een hogere kostprijs van de eieren. Tot eind jaren 90 verliep de omschakeling naar dit soort systemen erg langzaam, maar nadat de EU-richtlijn voor het houden van leghennen in 1999 van kracht werd, is in Nederland veel geïnvesteerd in alternatieve systemen.

De ontwikkelingen naar welzijnsvriendelijke houderij van leghennen is geen Nederlandse aangelegenheid. Dit bleek uit de wijziging in de Europese regelgeving, die in 1999 is doorgevoerd. Deze legt de huisvesting van leghennen in kooien aan banden en verbiedt het huidige batterijsysteem per 1 januari 2012. Vanaf die datum is alleen de huisvesting in alternatieven (scharrel/volière) of in verrijkte kooisystemen toegestaan. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft de roep naar welzijnsvriendelijkere huisvestingssystemen voor leghennen onder anderen vertaald naar een opdracht voor het Praktijkonderzoek om de verrijkte kooisystemen te onderzoeken en te ontwikkelen. Als uitgangspunt voor de systemen gold dat ze gebaseerd moesten zijn op het kooiprincipe en minimaal moesten voldoen aan de eisen zoals die in de EU-richtlijn van juli 1999 zijn geformuleerd. Dit onderzoek heeft vorm gekregen in het Project Verrijkte kooien voor leghennen, ook wel kortweg bekend onder de naam Project 1030 (het aanvankelijke interne projectnummer). Gezien de korte termijn waarop bedrijfsleven en politiek informatie moesten hebben over verrijkte kooisystemen, is gekozen voor een proefopzet, waarbij veel verschillende systemen zijn getest.

Het Ingrepenbesluit bepaalt dat in nieuwe houderijsystemen die men na
1 september 2001 in gebruik neemt geen dieren mogen worden opgezet die een snavelbehandeling hebben ondergaan. Voor alternatieve houderijsystemen is echter een uitstel van 5 jaar verleend. Dit geldt niet voor kooisystemen (dus ook verrijkte kooien), omdat de kleinere groepsgrootte verenpikkerij en kannibalisme daar beter beheersbaar maakt. Hoewel de groepen dieren in kooien kleiner zijn dan in alternatieve houderijsystemen moet men echter wel rekening houden met dit potentiële pikkerijprobleem. Dit gegeven was aanleiding om extra aandacht te besteden aan het houden van ongekapte hennen en het voorkómen van verenpikkerij en kannibalisme. Het toepassen van verschillende verlichtingssystemen is daarom onderwerp van onderzoek geweest.

Het eerste en belangrijkste doel van het onderzoek aan verrijkte kooisystemen was het testen ervan en het opdoen van ervaringen met verschillende ontwerpen. Ook binnen elk kooisysteem zijn diverse varianten getest om te zien welke het beste functioneert. Daarbij is ervaring opgedaan die breder gaat dan alleen dat bewuste systeem, zodat ook algemenere conclusies mogelijk zijn. De hoofdvraag van het onderzoek was telkens: hoe functioneert een systeem. De punten waarnaar we keken zijn:

* Wat zijn de productieresultaten?

* Hoe is de eikwaliteit?

* Wat is de uitval en in het bijzonder de uitval door pikkerij?
* Hoe functioneren het legnest, de strooiselruimte, de zitstokken en het nagelgarnituur?

* Hoe gedragen de dieren zich: gebruiken ze het strooisel, het legnest en de zitstokken?

Om een snelle voortgang van het onderzoek zelfs binnen een ronde mogelijk te maken, zijn kinderziektes en andere zaken, waarvan snel duidelijk was dat ze anders moesten, tijdens het onderzoek al veranderd. Omdat we in voorgaande proeven de meeste problemen met de eikwaliteit hadden, zijn in de laatste proeven vooral witte hennen (LSL) opgezet. Daarbij kan de eikwaliteit immers het beste onderzocht worden. Het onderzoek had niet de bedoeling om het beste systeem aan te kunnen wijzen. Ons doel lag meer in het optimaliseren van elk systeem op zich. Het is vervolgens aan de pluimveehouder om dat systeem uit te kiezen dat het beste bij zijn specifieke situatie past of dat hem het meeste aanspreekt.

In dit rapport wordt ingegaan op de laatste proefrondes, waarin zes kooisystemen onderzocht zijn in twee onderzoekstallen. In de eerste stal stonden de systemen Aviplus van de firma Big Dutchman, Veranda (voor leghennen) van de firma Vencomatic en de Leg-Commune van de firma Jansen Poultry Equipment. In de tweede stal stonden de systemen Comfort-systeem van de firma Specht-Ten Elsen, Euromodell van de firma Hellmann en de Euro 2000 van de firma Meller. Tussen deze systemen was veel variaties in groepsgrootte, legnest, strooiselruimte, voerverstrekking e.d. Op deze manier hebben we veel ervaring opgedaan met diverse systeemontwerpen.
In het algemeen kunnen we concluderen dat er (nog) geen perfect verrijkte kooisysteem is. Voor veel systemen (uitgezonderd de Leg-Commune) was de eikwaliteit een zwak punt. We merken op dat de resultaten van vooral de laatste proef (met Meller, Hellmann en Specht) negatief beïnvloedt zijn door flinke problemen met pikkerij. Dit resulteerde in sommige systemen en proeven tot meer dan 40 % totale uitval, waarvan 75 % veroorzaakt werd door pikkerij en kannibalisme. Hierdoor konden we niet de technische resultaten behalen die men van een kooisysteem mag verwachten. Het is niet duidelijk uit de proeven gekomen maar we hebben de indruk dat het wel of niet optreden van problemen met pikkerij mede afhankelijk is van het soort koppel en problemen zoals bloedluizen. Dit laatste veroorzaakt meer onrust bij de dieren, waardoor ze wellichter eerder tot verenpikkerij overgaan.
Het toepassen van verschillende verlichtingsbronnen heeft niet geleid tot een eenduidig advies bij welke lichtbron de minste pikkerij optreedt. Het zitstokgebruik lag in het algemeen op een voldoende hoog niveau (tweederde of meer maakte er 's nachts gebruik van) en de dieren maakten veel gebruik van het legnest. Tijdens de meeste proeven vonden we meer dan 95 % van de eieren in het legnest. Een punt van aandacht is de scharrelvoorziening in de verrijkte kooien. Een scharrelbak boven een legnest is moeilijk te bereiken door de dieren en werkt daardoor niet goed. Een scharrelmat op de kooibodem lijkt een redelijke optie, maar de oppervlakte moet voldoende groot zijn om de dieren de mogelijkheid te bieden gelijktijdig te kunnen stofbaden. Een probleem blijft dat het strooisel (ook op een mat, maar zeker in een bak) snel van de scharrelvoorziening verdwijnt. Tweemaal per dag wat strooisel op een scharrelvoorziening lijkt wat weinig. Tijdens het onderzoek zijn diverse goede alternatieve gevonden om de nagels van de hennen kort te houden.

Wilt u het hele praktijkrapport lezen? Dat kan. Bestel praktijkrapport 9 hier voor de prijs van EUR 16.51 (excl BTW) .

Pluimvee praktijkrapport 9: Verrijkte kooien - 2003 - 77 pagina's

Oudste praktijkrapport Vorige praktijkrapport Overzicht alle praktijkrapporten

---

© Praktijkonderzoek - Animal Sciences Group - Wageningen UR. Laatst bijgewerkt: 23-12-2003 10:53.
Mail vragen en opmerkingen over de Praktijkonderzoek Website naar: webmaster.po.asg@wur.nl