LJN-nummer: AO0958 Zaaknr: 03/981 BC
Bron: Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak: 28-11-2003
Datum publicatie: 23-12-2003
Soort zaak: bestuursrecht - bestuursrecht overig
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
RECHTBANK TE ROTTERDAM
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Uitspraak rechtbank Rotterdam in zaak BC 03/981 NIF
Uitspraak
in het geding tussen
Top Thai 1 B.V., gevestigd te Amsterdam, eiseres 1,
gemachtigde mr. J. Gaanderse,
Top Thai 2 B.V., gevestigd te Haarlem, eiseres 2,
gemachtigde mr. J. Gaanderse,
en
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 7 juni 2002 heeft verweerder eiseres 2 meegedeeld dat
haar een boete wordt opgelegd van EUR 900,- omdat de bedrijfsruimte
niet schoon was.
Bij besluit van 21 juni 2002 heeft verweerder eiseres 1 meegedeeld dat
haar een boete wordt opgelegd van EUR 1.350,- omdat de bedrijfsruimte
niet schoon was en materiaal dat of apparatuur die met levensmiddelen
in aanraking kan komen niet voldoende schoon was.
Tegen het besluit van 7 juni 2002 heeft eiseres 2 bij brief van 17
juli 2002 bezwaar gemaakt.
Tegen het besluit van 21 juni 2002 heeft eiseres 1 bij brief van 26
juli 2002 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 27 februari 2003 heeft verweerder de bezwaren
ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) hebben eiseressen
bij brief van 25 maart 2003 beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 30 juni 2003 een verweerschrift
ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2003.
Eiseressen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F. Drop.
2. Overwegingen
Bij de beoordeling van het geding gaat de rechtbank uit van de
volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres 1 exploiteert een horecabedrijf, genaamd Top Thai, te
Amsterdam. Eiseres 2 exploiteert een (afhaal-)horecabedrijf, eveneens
genaamd Top Thai, te Haarlem. Eiseres 1 en eiseres 2 worden bestuurd
door Top Thai Holding B.V. gevestigd te Amsterdam. (X) is algemeen
directeur en enig aandeelhouder van Top Thai Holding B.V. .
Op 8 september 2001 heeft inspectie van het bedrijf te Amsterdam
plaatsgevonden door een controle-ambtenaar, waarvan op 7 oktober 2001
proces-verbaal is opgemaakt en waarbij onder meer is geconstateerd dat
in de keuken van dat bedrijf een houten plank bezet was met een
grijsgekleurde op schimmel gelijkende vuilaanslag. de wand onder een
spoeltafel was bezet met een grijsgekleurde vuilaanslag, de wand naast
en onder een woktafel bezet was met een laag zwartgekleurd vuil en dat
de vloer ter plaatse bezet was met een laag zwartgekleurde vettige
drab. Op tegels van de wand boven de afzuigkap zat een bruinkleurige
waas van aangekoekt vettig vuil. Aan de binnenzijde van de afzuigkap
bevonden zich enkel lamparmaturen die bezet waren met een laag
geelgekleurde vettige vuilaanslag. De onderzijde van de woktafel was
bezet met een laag zwartgekleurd aangekoekt vuil. De
controle-ambtenaar constateerde op kunststof tonnen een bruinkleurige
vuilaanslag.
Bij de inspectie van 8 september 2001 heeft de controle-ambtenaar
voorts geconstateerd dat op de afsluitrubbers van een
koelvriescombinatie een zwartkleurige, op schimmel gelijkende aanslag
zat. In het rubber van de deur van de koelvriescombinatie zat een laag
zwartgekleurde, vochtige drab. Een laag ijs was enigszins vervuild met
etensresten. Op een plateau onder het vriesvak van een tafelmodel
koelkast heeft de controleambtenaar een vochtige op drip gelijkende
vloeistof aangetroffen. De rubbers van een werkbankonderkoeling waren
bezet met een laag aangekoekt en zwartgekleurd vuil.
In het verhoor van 8 september 2001 van een medewerker van eiseres 1,
waarvan de controle-ambtenaar op 7 oktober 2001 proces-verbaal heeft
opgemaakt, is aangegeven dat die medewerker verklaart dat zij in de
bediening werkt en zij voor het overige geen verklaring aflegt. De
controleambtenaar heeft in het proces-verbaal vermeld dat zij eiseres
1 op de hoogte heeft gebracht van de inhoud van het hiervoor
aangehaalde proces-verbaal van 7 oktober 2001, houdende de
inspectiebevindingen, aangezien de medewerker eiseres 1
vertegenwoordigt.
Bij brief van 29 januari 2002 heeft verweerder aan eiseres 2 verslag
gedaan van de bevindingen van de inspectie van 23 januari 2002 in het
bedrijf te Haarlem. Aangegeven is onder meer dat in de keuken naast de
trap en bij het raamkozijn muizenkeutels zijn geconstateerd. De witte
wand boven de spoelbak was bezet met een grijs-bruinkleurige
vuilaanslag. Verweerder heeft meegedeeld dat de overtreding met
onmiddellijke ingang dient te worden opgeheven en aangedrongen op
maatregelen. Meegedeeld is dat indien bij hercontrole blijkt dat
opnieuw niet aan de voorschriften wordt voldaan, overgegaan kan worden
tot het opmaken van een proces-verbaal.
Bij brief van 1 maart 2002 heeft verweerder eiseres 2 verslag gedaan
van de bevindingen van de inspectie van 20 februari 2002 in het
bedrijf te Haarlem. Aangegeven is onder meer dat in de keuken naast de
trap en bij het raamkozijn muizenkeutels zijn geconstateerd. Achter de
koelkasten en achter de vaatwasser lagen veel muizenkeutels. De witte
wand boven de spoelbak was bezet met een grijs-bruinkleurige
vuilaanslag. Verweerder heeft meegedeeld dat de overtreding met
onmiddellijke ingang dient te worden opgeheven en aangedrongen op
maatregelen. Meegedeeld is dat indien bij hercontrole blijkt dat
opnieuw niet aan de voorschriften wordt voldaan, kan worden overgegaan
tot het opmaken van een proces-verbaal.
Bij brief van 5 maart 2002 heeft verweerder eiseres 2 opnieuw verslag
gedaan van de bevindingen van de inspectie van 20 februari 2002 in het
bedrijf te Haarlem. Opnieuw is aangegeven dat in de keuken naast de
trap en bij het raamkozijn muizenkeutels zijn geconstateerd. Achter de
koelkast lagen zeer veel muizenkeutels. Achter en naast de vaatwasser
lagen muizenkeutels. Voorts zijn muizenkeutels geconstateerd op de
werkbank, op het deksel van een plastic doos met noten, op een
theedoek tussen bekers, op een niet in gebruik zijnde friteuse onder
een werkbank, onder de werkbank voor het raam en op een karton waarop
potjes met kruiden stonden. Aangegeven is dat op kastjes een dikke
laag plakkerig, vet vuil aanwezig was. De muur erachter was bezet met
vuilaanslag. De roosters van de afzuigkap waren bezet met een dikke
laag zwartkleurig vuil. Aan het plafond bij het raam hingen
bruinkleurige druppels vet. Bij de brief van 5 maart 2002 heeft
verweerder - evenals bij de brief van 1 maart 2002 - meegedeeld dat de
overtreding met onmiddellijke ingang dient te worden opgeheven en
aangedrongen op maatregelen. Meegedeeld is dat indien bij hercontrole
blijkt dat opnieuw niet aan de voorschriften wordt voldaan, overgegaan
kan worden tot het opmaken van een proces-verbaal.
Verweerder heeft eiseres 1 bij brief van 22 mei 2002 meegedeeld
voornemens te zijn een boete op te leggen terzake van de op 8
september 2001 geconstateerde overtredingen.
Op 28 februari 2002 heeft inspectie van het bedrijf te Haarlem
plaatsgevonden door een controleambtenaar, waarvan op 18 april 2002
proces-verbaal is opgemaakt en waarbij onder meer is geconstateerd dat
in de keuken achter de koelkast en achter de vrieskast zeer veel
muizenkeutels lagen. Onder een werkbank en op een niet in bedrijf
zijnde friteuse lagen veel muizenkeutels. De controleambtenaar rook
een penetrante geur van muizenurine. De roosters van de afzuigkap
waren bezet met een zwartkleurige vette vuilaanslag. De
controleambtenaar heeft vermeld dat zij op een kastje boven de
werkbank een dikke laag plakkerig bruinkleurig vuil zag en voelde. De
muur achter het kastje was bezet met een bruin-geelkleurige vette
vuilaanslag. De bovenkant van een koelkast was bezet met een
bruinkleurige vette vuilaanslag. Op een werkbank achter twee
voorraadbakken, achter een magnetron en op enkele blikjes maïs in een
kastje onder het fornuis lagen muizenkeutels.
In het verhoor van 27 maart 2002, waarvan de controleambtenaar op 18
april 2002 proces-verbaal heeft opgemaakt, heeft de algemeen directeur
verklaard dat zij, afgezien van de laatste twee weken, de afgelopen
vier maanden niet in het bedrijf is geweest. De medewerkers in de
keuken zijn buitenlands Zij begrijpen en doen niet alles wat hen wordt
gezegd. De medewerkers maken wel goed schoon als de algemeen directeur
in de zaak aanwezig is.
Verweerder heeft eiseres 2 bij brief van 26 april 2002 meegedeeld
voornemens te zijn een boete op te leggen terzake van de op 28
februari 2002 geconstateerde overtredingen.
De rechtbank overweegt voorts als volgt.
Artikel 32a, eerste lid, van de Warenwet luidt als volgt. Ter zake van
de in de bijlage omschreven overtredingen kan de minister een boete
opleggen aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan welke de
overtreding kan worden toegerekend.
Ingevolge het tweede lid van artikel 32a van de Warenwet wordt de
hoogte van de boete bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage.
In artikel 32a, derde lid, van de Warenwet is bepaald dat de minister
de boete lager kan stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het
bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere
omstandigheden onevenredig hoog moet worden geacht.
In artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit bereiding en
behandeling van levensmiddelen is bepaald dat het verboden is eet- en
drinkwaren te bereiden, te behandelen, te verpakken, te bewaren of te
vervoeren, anders dan met inachtneming van de bij of krachtens het
Warenwetbesluit bereiding en behandeling van levensmiddelen gestelde
voorschriften.
Artikel 6, eerste lid, van de Warenwetregeling hygiëne van
levensmiddelen (hierna: de regeling) luidt als volgt. Bedrijfsruimten
zijn schoon, goed onderhouden en voldoende verlicht door dag- of
kunstlicht.
In artikel 25, aanhef en onder a, van de regeling is bepaald dat
materiaal en apparatuur die met levensmiddelen in aanraking kunnen
komen, worden schoongehouden.
In artikel 2 van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, in
verbinding met onderdeel D-63.5.4 en onderdeel D-63.5.40 van de
bijlage van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, is bepaald dat de
te betalen boeten voor hiervoor genoemde overtredingen omschreven in
artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit bereiding en
behandeling van levensmiddelen in verbinding met artikel 6, eerste
lid, en artikel 25, derde lid, van de regeling, respectievelijk EUR
900,- en EUR 450,- bedragen.
Eiseres 1 heeft gesteld dat de bij de hiervoor vermelde inspecties
gedane constateringen van de controle-ambtenaar sterk zijn overdreven.
Eiseres 1 heeft gesteld dat niet is gereageerd op haar brief van 12
oktober 2001. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat
uitgegaan dient te worden van de juistheid van het ambtsedig opgemaakt
proces-verbaal van 7 oktober 2002.
De rechtbank stelt vast dat door eiseres 1 in haar brief van 12
oktober 2001 niet is geconcretiseerd welke constateringen onjuist
zouden zijn en welke situatie volgens haar bij de inspectie is
aangetroffen. De controleambtenaar heeft de door haar op 8 september
2001 aangetroffen situatie naar het oordeel van de rechtbank
gedetailleerd beschreven.
Eiseres 1 heeft tegenover de gedetailleerde beschrijving door de
controleambtenaar slechts gesteld dat de houten plank waarop de
controleambtenaar vuil heeft geconstateerd, verkleurd was en dat de
controleambtenaar zonder trap die plank niet van de bovenzijde heeft
kunnen zien. De rechtbank overweegt dat, daargelaten dat volgens het
proces-verbaal de betreffende constatering tevens is gedaan door te
voelen, hetgeen door eiseres 1 niet is betwist, mogelijke twijfel aan
deze constatering de overige constateringen onverlet laat. Niet
gebleken is dat de door de controle-ambtenaar bij de inspectie van 8
september 2001 geconstateerde feiten onjuist zouden zijn.
Door eiseres 1 is gesteld dat haar medewerker die op 8 september 2001
is verhoord, niet bevoegd was namens eiseres 1 verklaringen af te
leggen. Met eiseres 1 stelt de rechtbank vast dat de
controle-ambtenaar er kennelijk van is uitgegaan dat de medewerker
daartoe bevoegd was. Opgemerkt wordt dat de medewerker slechts heeft
meegedeeld in de bediening te werken. Gesteld noch gebleken is dat zij
heeft gepretendeerd namens eiseres 1 te hebben gesproken. Naar het
oordeel van de rechtbank doet de verklaring van de medewerker niet af
aan de hiervoor weergegeven constateringen van het proces-verbaal van
10 oktober 2001. Verweerder was derhalve in beginsel bevoegd tot het
opleggen van een boete voor de geconstateerde overtredingen.
De rechtbank dient voorts te beoordelen of verweerder in redelijkheid
heeft kunnen besluiten van zijn bevoegdheid tot oplegging van een
boete gebruik te maken.
Verweerder heeft op schrift gesteld beleid ontwikkeld voor de
beoordeling van de vraag welke maatregel dient te worden ingezet in
een specifieke overtredingsituatie. Bij geringe overtreding wordt
volstaan met een waarschuwing. Van een geringe overtredingsituatie is
sprake bij geringe overschrijding van een wettelijk gestelde norm,
waarbij geen sprake is van gezondheids- of veiligheids-risico's, grove
misleidingen of vervalsingen waarbij maatschappelijke relevantie niet
of nauwelijks kan worden onderbouwd. Bij ernstige of herhaalde
overtreding alsmede bij onwil van de overtreder wordt proces-verbaal
opgemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd
dat het hiervoor weergegeven beleid de grenzen van een redelijke
beleidsbepaling te buiten gaat.
Verweerder heeft in het onderhavige beroep toegelicht dat geringe
vervuiling met een mondelinge opmerking wordt afgedaan. Gemiddeld
ernstige vervuiling leidt tot een schriftelijke waarschuwing, tenzij
al eerder is gewaarschuwd wegens een soortgelijke overtreding. In
geval eerder een soortgelijke overtreding heeft plaatsgevonden wordt
proces-verbaal opgemaakt van elke overschrijding van de norm, hoe
klein ook. Na vaststelling van een meer dan gemiddeld ernstige
vervuiling van een of meer bedrijfsruimten of apparatuur die met
levensmiddelen in aanraking kunnen komen, wordt geen waarschuwing
gegeven, maar proces-verbaal opgemaakt.
Door eiseres 2 is niet is betwist dat bij de inspecties van het
bedrijf op 23 januari 2002 en 20 februari 2002 door verweerder een
waarschuwing is gegeven vanwege het niet schoon zijn van de
bedrijfsruimte. De rechtbank stelt vast dat gelet op de bevindingen
bij deze inspecties terzake van de op 28 februari 2002 gedane
constateringen sprake is van een herhaalde overtreding.
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan het standpunt van
verweerder dat de in de bedrijfsruimte van eiseres 1 gedane
constateringen meer dan gemiddeld ernstige overtredingen vormen.
Verweerder heeft ten aanzien van eiseres 1 en eiseres 2 een juiste
toepassing aan zijn beleid gegeven.
De rechtbank dient na te gaan of sprake is van omstandigheden op grond
waarvan verweerder redelijkerwijs gehouden was van dat beleid af te
wijken.
Eiseres 1 heeft erop gewezen dat aan collega-ondernemers geen boete is
opgelegd. De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat bij bedoelde
ondernemers sprake is geweest van vergelijkbare overtredingen, zodat
niet aannemelijk is dat sprake is van gelijke gevallen.
Eiseres 1 heeft aangevoerd dat verweerder niet heeft gereageerd op
haar brief van 12 oktober 2001, zodat zij ten tijde van het kenbaar
maken van het voornemen tot oplegging op 22 mei 2002 de boete niet
meer behoefde te verwachten. Naar het oordeel van de rechtbank is geen
sprake van een zodanig lange voorbereidingsduur van het besluit van 21
juni 2002 dat eiseres 1 daaraan de gerechtvaardigde verwachting macht
ontlenen dat haar geen boete meer zou worden opgelegd.
Met eiseres 2 heeft de rechtbank geconstateerd dat zowel in de brief
van 1 maart 2002 als die van 5 maart 2002 verslag wordt gedaan van
bevindingen bij de inspectie van 20 februari 2002 en verschillend van
inhoud zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is echter geen sprake
van zodanige verschillen dat afbreuk wordt gedaan aan de
geloofwaardigheid van de rapporten.
Eiseres 2 heeft gesteld dat haar medewerkers ten tijde van de
inspectie van 28 februari 2002 bezig waren de bedrijfsruimte te
reinigen. Eiseres 2 was getroffen door een tijdelijke muizenplaag.
Gesteld is dat de controleambtenaar op 20 februari 2002 te vroeg,
namelijk voor aanvang van de bereiding, in de bedrijfsruimte aanwezig
was. Verweerder heeft gesteld dat de controleambtenaar in staat is
onderscheid te maken tussen werkvuil en ander vuil. De rechtbank
overweegt dat de werking van het hiervoor aangehaalde artikel 6 van de
Warenwetregeling niet is beperkt tot de tijdstippen waarop de
medewerkers bezig zijn met de bereiding van waren.
Eiseres heeft aangevoerd dat de verklaring in het proces-verbaal van
verhoor van 18 april 2002 van algemeen directeur (X) onjuist en
onvolledig is weergegeven. Bij het verhoor waren drie getuigen
aanwezig. De algemeen directeur heeft wel degelijk toezicht gehouden
op de hygiëne.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij de beoordeling of verweerder
voor de onderhavige constatering de boete heeft mogen opleggen niet
van belang of de geconstateerde feiten onder toezicht van de algemeen
directeur hebben plaatsgevonden. Niet gebleken is dat de door de
controle-ambtenaar bij de inspectie van 28 februari 2002
geconstateerde feiten onjuist zijn.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres 1 en eiseres 2, gelet op de
hiervoor weergegeven inspecties, hebben moeten begrijpen dat zij door
de hiervoor vermelde feiten in overtreding waren met de voorschriften.
De omstandigheid dat eiseres 2 was getroffen door een tijdelijke
muizenplaag leidt er niet toe dat het niet voldoen aan het bepaalde in
artikel 6 van de Warenwetregeling eiseres 2 niet toerekenbaar was.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn zowel aan eiseres 1 als aan
eiseres 2 de in hun onderscheidene bedrijfsruimten geconstateerde
overtredingen toerekenbaar.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat
verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten -
overeenkomstig zijn beleid - van zijn bevoegdheid tot oplegging van
een boete gebruik te maken.
Verweerder heeft het bedrag van de boete in overeenstemming met de
regelgeving bepaald. Alle relevante feiten en omstandigheden in
aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat het bedrag van de
boete in dit geval niet onevenredig hoog is.
Uit het voorgaande volgt dat bij het bestreden besluit het bezwaar
terecht ongegrond is verklaard. Het bestreden besluit houdt in rechte
stand, zodat het beroep ongegrond wordt verklaard.
3. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond,
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A.C. van Nifterick.
De beslissing is, in tegenwoordigheid van mr. W.B. Vos als griffier,
uitgesproken in het openbaar op 28 november 2003.
De griffier: De rechter:
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen -
en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij
het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA
's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift
bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop
het afschrift van deze uitspraak is verzonden.