Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Datum : 26 augustus 2003
Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002

Aanleiding
Elke vier jaar moet de vraag worden beantwoord of er omstandigheden zijn die een bijzondere aanpassing van het wettelijk minimumloon (WML) en de daaraan gekoppelde uitkeringen wenselijk maken.1 In de Memorie van Toelichting van de wet worden bij wijze van voorbeeld een aantal van deze omstandigheden genoemd: een verschil in ontwikkeling tussen verdiende lonen en contractlonen, de mate van loondifferentiatie waarbij de lonen aan de onderkant van het loongebouw sterker dan wel minder sterk stijgen dan het gemiddelde en/of verschillen in voor- en nacalculatie veroorzaakt door de techniek van de indexering. De bijzondere aanpassing kan zowel een opwaartse als neerwaartse bijstelling inhouden. De verplichting hierover advies te vragen aan de SER is in het kader van de herziening van adviesverplichtingen in 1995 komen te vervallen.2 Bij beide voorgaande gelegenheden is de vraag of een aanpassing van het WML gewenst was negatief beantwoord.

Dit memo gaat in op de vraag of er aanleiding is voor een bijzondere aanpassing van het WML. Dit wordt beoordeeld op basis van de ontwikkeling van een aantal economische variabelen: § de loonontwikkeling en loondifferentiatie; § de koopkrachtontwikkeling;
§ het niveau van het WML en de minimum uitkeringen in internationaal perspectief; § de werkgelegenheid.
Deze variabelen zijn van belang omdat zij de effecten van een eventuele aanpassing van het WML beschrijven. Op basis van die effecten kan besloten worden over de bijzondere aanpassing.

Kernpunten
· De laatste jaren hebben de contractlonen en het daaraan gekoppelde WML zich vergelijkbaar ontwikkeld ten opzichte van de verdiende lonen. · De koopkrachtontwikkeling van de minimumloners en de sociale minima is de laatste jaren niet achtergebleven bij de koopkrachtontwikkeling van andere groepen. · In internationaal opzicht loopt het WML in Nederland in de pas met de hoogte van het WML in Europa.
· De werkgelegenheidseffecten van een aanpassing van het WML zijn gering. · Op basis van de genoemde criteria is een bijzondere aanpassing van het WML, zowel in opwaartse als neerwaartse richting, niet noodzakelijk.

Toelichting


1. Loonontwikkeling en loondifferentiatie
Om een goed beeld te krijgen van de hoogte van het WML is het zinvol om het WML af te zetten tegen de verdiende lonen en de gewogen contractlonen bij bedrijven en overheid. De gewogen contractlonen zijn een gemiddelde van de contractlonen in de markt en bij de overheid en zijn maatgevend voor de reguliere aanpassing van het WML. De verdiende lonen verschillen van de gewogen contractlonen als gevolg van alle incidentele looninkomsten bovenop het contractloon, zoals


1 Deze verplichting is opgenomen in artikel 14, veertiende lid van de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag. Dit artikel is ook bekend onder de naam Wet koppeling met afwijkingsmogelijkheid (WKA).
2 De SER heeft in het verleden tweemaal geadviseerd over de wenselijkheid van een bijzondere aanpassing. Zie SER-advies 96/01, "Bijzondere wijziging minimumloon en minimumvakantiebijslag" (19 januari 1996) en SER-advies
99/11, "Bijzondere aanpassing minimumloon" (17 september 1999).
---

promoties en gratificaties. Tabel 1 geeft een vergelijking van het WML met de verdiende lonen en de gewogen contractlonen van bedrijven en de overheid. Tabel 1: Bruto ontwikkeling van lonen en WML (procentuele mutatie)