Algemeen ambtsbericht Sudan
februari 2004
Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken
Afdeling Asiel- en Migratiezaken
Den Haag
070-3485964
3 februari 2004
1 Inleiding
In dit algemeen ambtsbericht wordt de situatie in Sudan beschreven voorzover
deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die
afkomstig zijn uit Sudan en voor besluitvorming over de terugkeer van afgewezen
asielzoekers. Dit ambtsbericht is een actualisering van eerdere ambtsberichten
over de situatie in Sudan: het laatste algemeen ambtsbericht Sudan is uitgebracht
op 8 juli 2003. Dit algemeen ambtsbericht beslaat de periode van juli 2003 tot en
met januari 2004.
Dit ambtsbericht is deels gebaseerd op informatie van openbare bronnen. Bij de
opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de
Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en
berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen
is opgenomen in de literatuurlijst.
Bovendien liggen vertrouwelijke rapportages van de Nederlandse
vertegenwoordigingen in de regio en in Europa aan dit algemeen ambtsbericht ten
grondslag. Waar in dit ambtsbericht wordt verwezen naar openbare bronnen, is de
tekst in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is
ingewonnen.
In hoofdstuk twee wordt ingegaan op recente ontwikkelingen op politiek,
veiligheids- en sociaal-economisch gebied. Deze beschrijving wordt voorafgegaan
door een korte beschrijving van de geografie, bevolking en geschiedenis van
Sudan.
In hoofdstuk drie zijn relevante ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten
opgenomen. Na een overzicht van wettelijke garanties en internationale verdragen
waarbij Sudan partij is, komen de mogelijkheden van toezicht aan de orde. Daarna
volgt een beschrijving van naleving dan wel schending van enkele klassieke
mensenrechten. Tenslotte wordt de positie van enkele specifieke groepen belicht.
In hoofdstuk vier komen de opvang van binnenlands ontheemden en vluchtelingen
in de regio en de positie en opvang van (alleenstaande) minderjarigen aan de orde,
evenals het beleid van een aantal andere Europese landen inzake asielzoekers uit
Sudan en activiteiten van internationale organisaties.
Een algehele samenvatting volgt in hoofdstuk vijf.
---
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
2.1.1 Land en Volk
De naar schatting1 32,5 miljoen inwoners van Sudan kunnen worden ingedeeld in
circa 600 stammen. Er bestaat een grote verscheidenheid aan etniciteiten en het
aantal talen dat in Sudan wordt gesproken is meer dan 1002.
Sudan kent 26 deelstaten. Op grond van de administratief-bestuurlijke indeling van
19943 worden 16 deelstaten tot Noord-Sudan gerekend en 10 tot Zuid-Sudan.
Noord-Sudan is in handen van de regering in Khartoem (met uitzondering van een
gedeelte van het Nuba gebergte), maar Zuid-Sudan is de facto in handen van
rebellen; met dien verstande dat de meeste grotere plaatsen (garnizoensplaatsen)
en hun directe omgeving in Zuid-Sudan onder controle staan van de regering,
waardoor de cultuur en het taalgebruik in die grotere plaatsen sterk beïnvloed zijn.
In het gedeelte dat kan worden aangeduid als (het administratief-bestuurlijke)
Noord-Sudan mengden Arabische stammen zich vanaf de zevende eeuw met de
reeds in het gebied woonachtige Afrikaanse volken. Onder meer door onderlinge
huwelijken vond op grote schaal arabisering en islamisering plaats van deze
noordelijke Afrikaanse volken, en was het na de dertiende eeuw vrijwel gedaan
met het christendom in het noorden van het huidige Sudan. Thans is circa 90 %
van de bevolking in dit deel van Sudan moslim. Zwart-Afrikaanse (niet-Arabische
maar wel grotendeels islamitische) stammen en bevolkingsgroepen in het noorden
van Sudan zijn onder andere de Beja, de Fur, de Nubiërs en volkeren die heden ten
dage gezamenlijk tot de Nuba gerekend worden. In de regio Khartoem verblijven
daarnaast circa twee miljoen ontheemden die uit het zuiden en voor een kleiner
deel uit het westen afkomstig zijn en hoofdzakelijk animistisch of christelijk zijn.
Tot slot wonen in Noord-Sudan circa 150.000 koptische christenen.
1 Schatting in 2002 door de Economist Intelligence Unit (EIU).
2 In de 14e editie van de Ethnologue wordt een aantal van 134 `levende talen' genoemd.
3 De administratief-bestuurlijke indeling van februari 1994 maakt de volgende indeling. Noord-Sudan:
Northern, Darfur (Northern, Western en Southern), Kordofan (Northern, Western en Southern), Red
Sea, Nile, Khartoum, Kassala, El Gezira, Gedaref, White Nile, Blue Nile en Sennar (zie de landkaart
in bijlage 1). Zuid-Sudan: Bahr el-Ghazal (Northern en Western), Unity (of: Wehida), Warap, Lakes
(of: Buheyrat), Upper Nile, Jonglei, Equatoria (Western en Eastern) en Bahr el Jebel. De leefgebieden
van de zuidelijke niet-Arabische stammen komen veelal niet exact overeen met de grenzen van het
administratief-bestuurlijke Zuid-Sudan. Partijen verschillen mede op grond hiervan van mening waar
de grens van `Zuid-Sudan' ligt, hetgeen ook een struikelblok bij de vredesonderhandelingen is
(Minority Rights Group International Report, Sudan: Conflict and minorities, juli 1995).
---
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
In (het administratief-bestuurlijke) Zuid-Sudan leven overwegend zwart-
Afrikaanse stammen, waarvan de Dinka, Nuer en Shilluk de omvangrijkste zijn.
De religie van deze stammen is overwegend animistisch (circa 70%) of christelijk
(circa 20%), en de cultuur verschilt wezenlijk van die van het Arabische en
gearabiseerde bevolkingsdeel in het noorden.4
De nationale of officiële taal van Sudan is het standaard Arabisch. Als moedertaal
spreken Sudanezen de taal van hun etnische groep. Degenen die een andere taal
dan Arabisch als moedertaal hebben, beheersen in de regel een vorm van Arabisch
als tweede taal.
In Noord-Sudan worden verschillende varianten van `Noord-Sudanees gesproken
Arabisch' gebruikt in de communicatie tussen bevolkingsgroepen met
verschillende moedertalen. In Noord-Sudan is de moedertaal hetzij een vorm van
`Noord-Sudanees gesproken Arabisch' hetzij de taal van de eigen etnische groep.
Ook in Zuid-Sudan spreekt men de taal van de eigen etnische groep als
moedertaal, en beheerst iedereen dus de taal van tenminste één etnische groep. In
de dagelijkse communicatie tussen sprekers van verschillende moedertalen worden
als voertalen het Juba-Arabisch of andere varianten van `Zuid-Sudanees gesproken
Arabisch' gebruikt, dan wel de talen van lokale etnische groepen. Het Juba-
Arabisch is een vereenvoudigde vorm van het Arabisch. Zuid-Sudanezen, met
name degenen die een schoolopleiding hebben gevolgd en/of in stedelijke centra
wonen, kunnen in meerdere of mindere mate het standaard Arabisch en/of het
Engels beheersen. Het standaard Arabisch, het `Noord-Sudanese gesproken
Arabisch' en het Engels zijn in Zuid-Sudan echter geen wijd verbreide talen en
zijn niet toereikend voor communicatie in het dagelijkse leven. In contacten tussen
opgeleide (Zuid-) Sudanezen en buitenlanders kan wel gebruik worden gemaakt
van het Engels.5
4 Koninklijk Instituut voor de Tropen, Landenreeks Sudan.
5 Deze beschrijving was ook al van toepassing voor de perioden beschreven in de algemene
ambtsberichten van 23 december 1999, 31 maart 2001 en 17 september 2002. De tekst, zoals
opgenomen in de twee eerstgenoemde algemene ambtsberichten (`De bewoners van dit deel van Sudan
gebruiken, naast lokale stamtalen en het Arabisch (dwz een specifiek dialect), het Engels als
voertaal.') kan weliswaar de indruk wekken dat Engels in Zuid-Sudan een voertaal is die in het
dagelijks leven door Sudanezen onderling gebruikt wordt. Dit is echter niet het geval. In dit verband
merk ik op dat de summiere informatie die werd verstrekt in oudere ambtsberichten dateert uit een
periode waarin de relevantie van gedetailleerde gegevens over de taalsituatie in Sudan niet duidelijk
was.
Bovenstaande aangepaste tekst dient de in de drie eerdere ambtsberichten gebruikte zinsnede te
vervangen. Zie hiervoor de brief aan de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 12 juni
2003 (DPV/AM-744273/03).
---
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
2.1.2 Geschiedenis
Tijdens de `scramble for Africa' gedurende de laatste decennia van de 19e eeuw,
kwam Sudan onder Brits gezag. Als gevolg van de ongelijke behandeling door de
Britten verslechterden de betrekkingen tussen Noord- en Zuid-Sudan. In het
islamitische noorden schakelden de Britten lokale sjeiks in bij hun indirecte
bestuur. Het zuiden, waar de nieuwe 'Southern Policy' werd gevoerd, werd apart
behandeld teneinde te voorkomen dat het nationalisme, dat in Egypte al vaste voet
had gekregen, zich via Noord-Sudan naar het zuiden en de overige Britse
bezittingen in Oost-Afrika zou uitbreiden. De nadruk in dit beleid op de lokale
etnische en culturele waarden in het zuiden had tot gevolg dat de verspreiding van
de islam effectief werd geblokkeerd. Onderwijs en economische ontwikkeling
werden verwaarloosd en de handel bleef in Noord-Sudanese handen. Toen in de
jaren veertig van de vorige eeuw de eerste politieke partijen werden opgericht6 en
de roep om onafhankelijkheid sterker werd , lieten de Britten deze `Southern
Policy' los. Op 19 december 1955 riep het Sudanese parlement unaniem de
onafhankelijkheid uit.
De geschiedenis na de onafhankelijkheid kenmerkt zich door periodes van
chronische instabiliteit en gewelddadige interne conflicten. Civiele regeringen en
militair bestuur wisselden elkaar af; de politieke en economische macht berustte
bij een kleine elite afkomstig uit de Arabische gemeenschap in het noorden. Toen
de Sudanese regering in juni 1989 op het punt stond de uitgangspunten vast te
leggen voor een vredesregeling met het zuiden, zette een groep officieren onder
leiding van de huidige president Al-Bashir de democratisch gekozen regering via
een militaire staatsgreep af.
Sinds de onafhankelijkheid in 1956 is Sudan - met een onderbreking tussen 1972
en 1983 - in een burgeroorlog verwikkeld. Deze complexe burgeroorlog heeft
politiek-economische, religieuze en culturele oorzaken en speelt zich af op de
scheidslijn van de Arabische wereld en Sub-Sahara Afrika. Het land is verdeeld in
een islamitisch noorden, grotendeels beheerst door de Sudanese overheid en een
voornamelijk christelijk/animistisch zuiden, vooral in handen van de
rebellenbeweging SPLM/A. Het overheersende conflict tussen de regering en de
6 Begin jaren veertig van de vorige eeuw formuleerde een nationale beweging, de `Graduates General
Congress', de eis van zelfbeschikking. In 1943 viel deze beweging uiteen en ontstonden de National
Unionist Party (NUP, de voorloper van de huidige Democratic Unionist Party, DUP) en de Umma
Party (UP). De NUP, gesteund door de Khatmiya-sekte, stond eenheid met Egypte voor en had haar
economische basis in de handel. De UP die nauwe banden met de Ansar-broederschap had, wilde
volledige onafhankelijkheid en steunde vooral op landeigenaren en Arabische stamhoofden in het
westen. Een derde hoofdstroming, die ook in andere landen voorkwam, werd de Moslim
Broederschap. Deze zou in Sudan als National Islamic Front (NIF) een hoofdrol in de Sudanese
politiek gaan spelen.
---
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
SPLM/A wordt verder gecompliceerd door, al dan niet tribale, lokale conflicten.
De vondst van olie in met name Zuid-Sudan heeft het conflict een nieuwe
dimensie gegeven. Hierbij gaat het om de verdeling van de olieopbrengsten tussen
noord en zuid. Bij de strijd om de oliegebieden (met name in de deelstaat Unity
State/Western Upper Nile), waarbij de Sudanese regering de exploitatie (en
expansie) van oliegebieden met harde hand probeert veilig te stellen en de rebellen
deze exploitatie met geweld proberen te verstoren, worden regelmatig op grote
schaal mensenrechten geschonden.7
Ondanks verschillende vredesinitiatieven is er nog steeds geen einde gekomen aan
de burgeroorlog in Sudan. Hoopvol lijken nu de vredesonderhandelingen die onder
auspiciën van de Intergovernmental Authority on Development (IGAD)8 gevoerd
worden.
Deze onderhandelingen zijn in 1993 gestart en leidden in 1994 tot een verklaring
over de principes op basis waarvan onderhandeld moest worden.9 In 2002 raakten
de onderhandelingen, onder leiding van de Keniaanse IGAD-bemiddelaar
Generaal Sumbeiywo, in een stroomversnelling. In juli 2002 sloten beide partijen
een principe-akkoord over het recht van zelfbeschikking van het zuiden en de
scheiding van staat en religie, het zogenaamde Machakos Protocol. Hoewel er na
juli 2002 regelmatig vorderingen werden gemeld, bleek het niet mogelijk om
overeenstemming te bereiken over met name de verdeling van macht en welvaart
en over veiligheidsaangelegenheden. Ook bleven zaken als de (religieuze status)
van Khartoem en de precieze afbakening van het zuiden een discussiepunt.
Op 1 maart 2003 zijn besprekingen tussen de Sudanese regering en de SPLM/A
begonnen over de status van de drie zogenaamde `betwiste' gebieden (het Nuba
gebergte, Southern Blue Nile en Abyei).10
De Sudanese regering en de SPLM/A sloten op 15 oktober 2002 een overeenkomst
inzake een staakt-het-vuren (Memorandum of Understanding on the Cessation of
the Hostilities) voor de duur van de vredesonderhandelingen in Machakos. Het
7 Ontvoering van vrouwen en kinderen, platbranden van dorpen, bombardementen op burgers,
verkrachtingen, plunderingen, etc.
8 De Intergovernmental Authority on Development (IGAD) is een regionale organisatie ter bevordering
van economische samenwerking, regionale integratie en conflictbeheersing en conflictoplossing.
Leden zijn Djibouti, Eritrea, Ethiopië, Kenia, Somalië, Sudan en Oeganda.
De activiteiten van de IGAD worden ondersteund door het IGAD Partners' Forum (IPF). Leden van
het IPF zijn: Oostenrijk, België, Canada, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland,
Ierland, Italië, Japan, Nederland, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Zweden,
Zwitserland, Europese Commissie, VN Secretariaat, UNDP, UNESCO, UNHCR, WPF en
Wereldbank. Egypte heeft de status van waarnemer.
9 De zogenaamde `Declaration of Principles' (DoP)
10 Deze drie gebieden zijn omstreden. De Sudanese regering beschouwd deze gebieden als behorende tot
Noord-Sudan. De SPLM/A beschouwt zich daarentegen als gemandateerd vertegenwoordiger van deze
gebieden.
---
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
MoU geldt in principe voor alle gebieden in Sudan waar beide partijen en/of hun
geallieerden tegenover elkaar staan. De overeenkomst inzake een staakt-het-vuren
tussen de Sudanese regering en de SPLM/A werd op 4 februari 2003 uitgebreid
met een Addendum to the MoU, waarbij een Verification and Monitoring Team
(VMT) werd ingesteld.
Hoewel er begin 2003 met name in Western Upper Nile opnieuw hevig werd
gevochten en er ook na 4 februari 2003 (Addendum to the MoU) berichten bleven
over (kleinschalige) schendingen van de overeenkomst inzake een staakt-het-
vuren, betekende de overeenkomst voor Zuid-Sudan op militair gebied een periode
van relatieve rust.
In maart 2003 werd besloten om de in maart 2002 gesloten Regeling ter
Bescherming van Niet-strijdende Burgers en Civiele Faciliteiten en het mandaat
van de Civilian Protection Monitoring Team (CPMT)11 met een jaar te verlengen
tot 31 maart 2004.
In januari 2002 had de Sudanese regering een overeenkomst inzake een staakt-het-
vuren met de SPLM/A gesloten voor het Nubagebergte. In juni 2003 werd deze
overeenkomst door beide partijen (opnieuw) verlengd tot 19 januari 2004.
Het beleid van de regering, met name steunend op de belangrijkste regeringspartij
de National Congress (Party) (NC(P)), voorheen National Islamic Front (NIF),
wordt gekenmerkt door arabisering en islamisering van de maatschappij. Er is
sprake van stelselmatige onderdrukking van het niet-arabische, voornamelijk
christelijke en animistische zuiden. In december 1999 vaardigde president Al-
Bashir drie decreten uit: hij kondigde de noodtoestand af, hij ontbond het
parlement en schortte de grondwet gedeeltelijk op. Deze actie vloeide voort uit de
machtsstrijd om de verdeling van verantwoordelijkheden, waarin de president met
de voorzitter van het parlement, dr. Hassan Al-Turabi, verwikkeld was geraakt.
Een en ander leidde ertoe dat Al-Turabi, de grote man achter het NIF, uit de
regeringspartij werd gestoten. Hij richtte vervolgens zijn eigen Popular National
Congress (PNC) op. In februari 2001 werd Al-Turabi gearresteerd omdat hij een
overeenkomst had gesloten met de SPLM/A.12
In december 2000 werden presidentiële en parlementaire verkiezingen gehouden,
die werden geboycot door de belangrijkste oppositiepartijen (DUP, Umma Party,
PNC, en andere oppositiepartijen die samenwerken in de National Democratic
Alliance (NDA)13). De zittende president won met grote meerderheid van
stemmen. De NCP verwierf een grote meerderheid in het parlement. Volgens
waarnemers was er geen sprake van vrije en eerlijke verkiezingen.
11 Het CPMT heeft mandaat gekregen om toezicht te houden op de naleving van de regeling ter
Bescherming Niet-strijdende Burgers en Civiele Faciliteiten.
12 Na een gevangenschap van ruim twee jaar werd Al-Turabi op 13 oktober 2003 onverwachts
vrijgelaten. Zie 3.3.6.
13 Zie bijlage III voor een overzicht van de politieke partijen.
---
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
2.1.3 Staatsinrichting
Sudan is een islamitische presidentiële republiek. Het huidige staatshoofd (Al-
Bashir) is sinds 1989 regeringsleider en sedert 1993 president van Sudan en
voorzitter van het kabinet. In december 2001 werd hij na verkiezingen voor een
ambtstermijn van 5 jaar herbenoemd.
In de grondwet van 1998 is de scheiding van uitvoerende, wetgevende en
rechterlijke macht vastgelegd. Sinds december 1999 is echter de noodtoestand van
kracht hetgeen de president de bevoegdheid geeft op verschillende terreinen per
decreet te regeren; in december 2002 verlengde de president de noodtoestand
opnieuw met een jaar.
De uitvoerende macht is neergelegd bij een Raad van Ministers (zowel burgers als
militairen) die door de president wordt benoemd, maar verantwoording schuldig is
aan een nationaal parlement.
De republiek Sudan is een federatie van 26 deelstaten. De federale regering,
zetelend in Khartoem, is verantwoordelijk voor onder meer defensie, buitenlands
beleid, het juridische stelsel, nationaliteitsvraagstukken, hoger onderwijs,
monetaire aangelegenheden en de buitenlandse handel.
In elke deelstaat bestaat het bestuur uit een gouverneur (Wali), een
plaatsvervangend gouverneur, deelstatelijke ministers en een deelstatelijk
parlement. De deelstatelijke overheden hebben verantwoordelijkheid voor de
economische ontwikkeling van de deelstaat, handel, industrie, landbouw,
woningbouw, toerisme, milieu, gezondheid, onderwijs, transport en sociale
aangelegenheden. De deelstaten zijn bevoegd op hun niveau belasting te heffen.
De gouverneurs, hun plaatsvervangers, de ministers van Staat en adviseurs worden
door het staatshoofd benoemd. Lokaal spelen traditionele gezagsdragers (nasr,
sheiks en chiefs) nog altijd een bestuurlijke rol. Verder zijn de deelstatelijke
overheden plaatselijk vertegenwoordigd. In grotere steden worden de
wijkbewoners door zogenaamde volkscomité's (Popular Committees)
vertegenwoordigd. De helft van de leden van deze volkscomité's wordt gekozen,
de andere helft wordt benoemd. Benoemingen vinden plaats door de commissaris
van de provincie op advies van de hoogste gemeentelijke ambtenaar. De
volkscomité's zijn op deelstatelijk niveau vertegenwoordigd door een congres van
volkscomité's (Congress of Popular Committees).
De wetgevende macht berust conform de grondwet van 1998 in beginsel bij een
parlement bestaande uit één kamer (National Assembly). Het parlement werd na
verkiezingen in 1996 ingesteld. Het zittende parlement werd echter in december
1999 door president Al-Bashir ontbonden in het kader van de machtsstrijd waarin
hij en de voorzitter van het parlement, Al-Turabi, verwikkeld waren geraakt. In
december 2000 werden leden voor een nieuw parlement, van 360 zetels, gekozen.
Politieke partijen zijn thans in Sudan toegestaan. Direct na de staatsgreep (30 juni
1989) werden alle politieke partijen en andere niet-religieuze organisaties
10
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
verboden. Theoretisch gold dit ook voor het NIF (thans NC(P))14, maar in de
praktijk leunde de regering Al-Bashir op het NIF. Eerst in januari 1999 werd een
wet van kracht, de Tawali Law, op grond waarvan (uitsluitend) politieke
'associaties' werden toegestaan. In maart 2000 werd deze wet vervangen door een
nieuwe wet die het mogelijk maakte dat politieke partijen officieel weer politieke
activiteiten konden ontplooien.
Artikel 101 van de grondwet van 1998 voorziet in de onafhankelijkheid van
rechters. In dezelfde wet is daarentegen ook vastgelegd dat de hoogste rechter van
het Hooggerechtshof (Chief Justice), diens plaatsvervangers en eventueel rechters
van lagere rechtbanken door de president van de staat benoemd worden. Leden
van de rechterlijke macht kunnen bij 'onwelgevallige' rechtspraak worden
ontslagen.
Zuid-Sudan
De SPLM/A probeert in de door haar gecontroleerde gebieden een staatsstructuur
op te bouwen. Zij heeft hiertoe een aantal staatsorganen ingesteld, zoals de
National Liberation Council (parlement), National Executive Council (regering)
en de National Leadership Council (overleg/adviesgremium, vertegenwoordiging
van de regio's). Er is ook een Hooggerechtshof ingesteld. De regering wordt door
de leider van de SPLM/A, John Garang, geleid.
De bestuursstructuur omvat 5 regio's (Bahr el-Ghazal, Equatoria, Upper Nile,
Southern Blue Nile, South Kordofan) en 46 districten, die door SPLM/A-
secretarissen worden bestuurd, waaronder weer vallen payams (subdistricten) en
bomas. Deze bestuursstructuur heeft echter weinig democratisch gehalte en is met
name gericht op de politieke en militaire doelstellingen van de SPLM/A. De
SPLM/A is enige jaren geleden begonnen op alle bestuursniveaus Liberation
Councils in te stellen, doch de werkelijke invloed van die raden is zeer gering. De
besluitvorming is feitelijk nog steeds gecentraliseerd. Alle belangrijke besluiten
worden genomen door John Garang.
Kerken en NGO's klagen over willekeur, roof van hulpgoederen, afpersing en
gebruik van geweld door SPLM/A en andere rebellen tegen de burgerbevolking.
In juni 2003 heeft de SPLM/A 26 nieuwe wetten uitgevaardigd, de zogenaamde
`Laws of the New Sudan', die in de door de SPLM/A gecontroleerde gebieden
zullen gelden tot een vredesakkoord met de Sudanese regering is gesloten. Deze
wetten omvatten een breed terrein: financiën, rechtsspraak, gevangeniswezen,
paspoort en immigratie, etc. Volgens de SPLM/A zijn deze wetten bedoeld ter
bevordering van recht en orde en goed bestuur in Zuid-Sudan.15
14 In januari 1999, met het van kracht worden van de wet op de politieke associaties, veranderde het NIF
zijn naam in National Congress (Party)
15 IRIN d.d. 03.07.2003
---
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
2.2 Politieke ontwikkelingen
Inleiding
Het conflict in Sudan is in feite een samengesteld geheel van verschillende
conflicten. Naast het conflict noord-zuid zijn er tal van politieke onenigheden in
het noorden, diverse politiek-militaire conflicten in het zuiden en conflicten tussen
stammen in een aantal gebieden. In deze paragraaf worden de belangrijkste
politieke ontwikkelingen beschreven voor de periode juli 2003 tot en met
december 2003. Vooraf wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste actoren
en hun posities in de verslagperiode.
Belangrijkste actoren
Het belangrijkste conflict in Sudan is het conflict noord-zuid, en de belangrijkste
opponenten daarin zijn de Sudanese regering onder leiding van president Al-
Bashir en de rebellenbeweging SPLM/A van John Garang. Rond deze twee
opponenten hebben zich medestanders geschaard, die de hoofdopponenten ook in
de andere deelconflicten steunen. Overigens wisselde de opstelling van de diverse
medestanders in de loop van de tijd.
De Sudanese regering onder leiding van president Al-Bashir kreeg in de
verslagperiode steun van:
- de regeringspartij National Congress (Party) / NC(P);
- de DUP-factie onder leiding van Al-Hindi (deze minderheidsfactie is in de
jaren `90 van de DUP afgesplitst);
- een UDSF-factie16;
- de Umma Party (UP)-factie onder leiding van Al-Nur Jadayn (deze
minderheidsfactie is in juli 2002 van de UP afgesplitst);
- de SPLA-Nuba van Mohammed Harun Kafi;
- diverse regeringsgezinde milities in het veld.
De regering van president Al-Bashir ondervond in de verslagperiode oppositie
van:
- de SPLM/A, grootste zuidelijke oppositiebeweging onder leiding van John
Garang (in 2002 samengegaan met de SPDF van Riak Machar);
- de SLM/A, noordelijke oppositiebeweging actief in Darfur;
- de Umma Party (UP), noordelijke oppositiepartij onder leiding van Sadiq
Al-Mahdi;
- de hoofdfactie van de noordelijke partij DUP onder leiding van Al-
Mirghani;
- de (Sudanese) Communist Party / (S)CP;
16 De UDSF is -voor zover bekend- verdeeld in twee facties. Een factie maakt deel uit van de regering en
een andere factie voert oppositie vanuit het parlement.
12
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
- het Popular National Congress (PNC) van dr Hassan Al-Turabi;
- de Justice Party;
- de USAP, onder leiding van Joseph Okel (spreekbuis van de SPLM/A in
het noorden);
- de SPLA-Nuba Mountains onder leiding van Abdel Aziz El-Helo;
- de United Sudan National Party (samenwerkingsverband waarin de vier
Nuba-groepen Free Sudan National Party, General Union of Nuba, Sudan
National Party Collective Leadership en Sudan National Party zijn
opgegaan);
- diverse kleinere bewegingen zowel in het noorden als in het zuiden.
Verschillende noordelijke bewegingen, waaronder DUP, (S)CP, Baath Party en
Beja Congress, werken samen met zuidelijke bewegingen als SPLM/A en USAP
in de National Democratic Alliance (NDA).17
De politieke basis van de regering Al-Bashir is smal. De politieke steun voor de
regering is, afgezien van de regeringspartij, afkomstig van onbelangrijke partijen.
Geen van de vooraanstaande oppositiepartijen, waaronder Umma Party en DUP,
willen met de regering samenwerken zolang er geen vrede is. Ook onder de
bevolking is er niet veel steun voor de regering.
Hoewel de politieke basis van de huidige regering smal is, zit president Al-Bashir
stevig in het zadel. Met de nog immer geldende noodtoestand, die per december
2003 opnieuw met een jaar is verlengd, heeft Al-Bashir een machtig wapen in
handen. De noodtoestand geeft hem vergaande wetgevende bevoegdheden en
beslissingsruimte. Bovendien heeft Al-Bashir de steun van de machtigste
Sudanese instellingen, zoals de veiligheidsdiensten en het leger.
Politieke ontwikkelingen in het administratief-bestuurlijke Noord-Sudan
De verschillende partijen lijken hun posities te consolideren. Na de overstap in juli
2002 van een van de Umma Party afgescheiden factie naar het regeringskamp
hebben zich geen veranderingen binnen het politieke front voorgedaan. Er zijn ook
geen berichten van nieuwe pogingen van president Al-Bashir om de noordelijke
oppositiepartijen aan zich te binden.
De noordelijke oppositiepartijen nemen geen deel aan de vredesbesprekingen en
volgen het vredesproces noodgedwongen vanaf de zijlijn. De oppositiepartijen
hebben weliswaar sterk uiteenlopende programma's maar vinden elkaar in een
gemeenschappelijke strijd tegen de regering van president Al-Bashir.
De (middels een presidentieel decreet) in augustus 2002 verlengde detentie van de
gevangen gehouden leider van de PNC, Al-Turabi, liep in augustus 2003 af.
Ondanks een advies van de door de regering ingestelde Advisory Council for
17 Zie bijlage III voor een overzicht van de politieke partijen.
13
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Human Rights om Al-Turabi vrij te laten, verlengde president Al-Bashir de
detentie van Al-Turabi opnieuw met een half jaar. Op 13 oktober 2003 werd Al-
Turabi echter onverwachts vrijgelaten (zie 3.3.2).
Politieke ontwikkelingen in het administratief-bestuurlijke Zuid-Sudan
Ook in het door rebellen gecontroleerde zuiden lijkt er min of meer sprake van een
consolidatie van posities. De SPLM/A is de belangrijkste partij in het zuiden.
Hoewel de SPLM/A slechts een deel van het zuiden direct controleert is zij wel de
spreekbuis van het zuiden in de onderhandelingen met de Sudanese regering.
De SPLM/A is in gesprek met verschillende zuidelijke rebellengroeperingen.
Nadat in 2000 de SPDF had besloten samen te gaan met de SPLM/A, besloot in
oktober 2003 ook de SPLA-United (één van de grotere zuidelijke
rebellenbewegingen) zich te voegen bij de SPLM/A.
Sinds de staakt-het-vuren-overeenkomst van oktober 2002 (tussen de regering van
Sudan en de SPLM/A) en het samengaan van met name SPDF en SPLM/A lijkt
ook de onderlinge strijd in het zuiden te zijn afgenomen.
De samenstelling van de Coordinating Council for Southern States (CCSS)18 is
per presidentieel decreet op 19 april 2003 gewijzigd. De voorzitter is Riak Gai, de
plaatsvervangend voorzitter is generaal-majoor Clement Wani. Dr. Theophilus
Ochang, de vorige plaatsvervangend voorzitter, kreeg nu slechts een post als
minister voor Toerisme en Milieubescherming. Volgens berichten zouden de
nieuwe benoemingen van met name NC(P)-leden ten koste zijn gegaan van leden
van zuidelijke (pro-regerings) partijen.19
Ook benoemde president Al-Bashir de militieleider Timothy Taban tot
commissioner van de Akobo Locality. Voor zover bekend had Taban zich niet
eerder verbonden aan de SPLM/A of de Sudanese regering.
Politieke ontwikkelingen in de gebieden Nubagebergte, Southern Blue Nile en
Abyei
Aan het einde van de All-Nuba Conference in december 2002 hadden de
afgevaardigden een verklaring (Kauda Declaration) getekend, waarin de
oprichting van een nieuwe United Sudan National Party (USNP) werd
aangekondigd.20 In deze nieuwe politieke partij gaan vier bestaande Nuba politieke
partijen, de Free Sudan National Party (FSNP), de General Union of Nuba
(GUN), de Sudan National Party Collective Leadership en de Sudan National
18 Dit lichaam bestuurt namens de Sudanese regering in naam het niet-Arabische zuiden op grond van het
Vredesakkoord van Khartoem dat in 1997 werd gesloten tussen de regering en de rebellen die zich van
de SPLM/A hadden afgescheiden.
19 AFP d.d. 20.04.2003
20 Christian Aid Update 04.01.03
14
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Party (SNP) samen. De nieuwe partij staat onder leiding van bisschop Philip
Abbas Ghaboush.21 Doelstelling van USNP is belangenbehartiging van de Nuba.
Van 2 tot 7 juni 2003 heeft de Ngok of Abyei People's Conference plaatsgevonden
in Agok in Abyei. Hieraan namen meer dan 700 personen, onder wie veel
bewoners van Abyei, deel. Aan meer dan 100 personen zou door de Sudanese
autoriteiten deelname zijn ontzegd. In de slotverklaring van deze conferentie werd
onder meer opgeroepen de terugkeer van ontheemden te faciliteren.
Het vredesinitiatief van de IGAD
Op 6 juli 2003 begon een zesde onderhandelingsronde in het kader van IGAD
tussen de Sudanese regering en de SPLM/A. Op 12 juli 2003 legden de
bemiddelaars van de IGAD aan beide partijen een conceptvoorstel (zogenaamde
Nakuru-voorstel) voor, waarin nog openstaande zaken als de verdeling van macht
en welvaart en veiligheidsaangelegenheden tijdens de zesjarige overgangsperiode
waren geregeld. De Sudanese regering wees dit voorstel onmiddellijk af. Volgens
Khartoem waren voorstellen als aparte legers en aparte centrale banken tijdens de
overgangsperiode een voorbode voor afscheiding van het zuiden. Ook was een
voorstel als een seculiere status voor de hoofdstad voor de Sudanese regering
onbespreekbaar. De Sudanese regering beschuldigde de IGAD-onderhandelaars
met hun voorstellen de kant van de SPLM/A te hebben gekozen en trok zich uit
protest terug uit de onderhandelingen. Op 11 augustus 2003 werden de
besprekingen weer hervat. Deze besprekingen liepen twee weken later opnieuw
vast. Er was met name discussie over de status van het Nakuru-voorstel. De
SPLM/A wilde dat dit voorstel zou dienen als basis voor verdere gesprekken
terwijl de Sudanese regering dit voorstel geheel van tafel wilde hebben.22
Op 10 september 2003 is een serie directe onderhandelingen begonnen tussen
vice-president Taha en SPLM/A-leider Garang. Gesproken wordt over een zestal
onderwerpen: militaire- en veiligheidszaken, machtsverdeling, welvaartsverdeling,
status van Khartoem, de omstreden gebieden (Nuba gebergte, Southern Blue Nile
en Abyei) en de samenstelling van regering en parlement tijdens de
overgangsperiode. De eerste fase van deze onderhandelingen werd op 25
september 2003 afgesloten met een akkoord over militaire- en
veiligheidsaangelegenheden. De belangrijkste punten uit het akkoord zijn:
gedurende de overgangsperiode blijven twee separate legers (SAF/SPLA) bestaan,
de SAF en SPLA strijdkrachten zullen zich grotendeels terugtrekken uit
respectievelijk Zuid- en Noord-Sudan en in de betwiste gebieden zullen
geïntegreerde legereenheden worden gestationeerd. Na een onderbreking van een
maand (Ramadan) werden de vredesbesprekingen eind november 2003 weer
hervat. Begin januari werd vervolgens een akkoord bereikt over de verdeling van
21 ICG: Sudan's other wars
22 IRIN en REUTERS d.d. 25.08.2003
15
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
de welvaart, met name de inkomsten uit de oliewinning.23 De belangrijkste zaken
die nu nog geregeld dienen te worden zijn de verdeling van de macht en de status
van de drie betwiste gebieden.
Belangrijk in dit verband is de directe bemoeienis van vice-president Taha met het
vredesproces. Taha had zich voorheen altijd kritisch en terughoudend uitgelaten
over de vredesbesprekingen.24
Er is in dit verband een aantal complicerende factoren te noemen. De
vredesonderhandelingen beperken zich tot de Sudanese regering en de SPLM/A.
Andere rebellengroepen en belangrijke noordelijke politieke partijen als Umma
Party en DUP nemen niet deel aan de vredesbesprekingen. Umma Party en DUP
hebben laten weten de uitkomst van de vredesbesprekingen vooralsnog niet af te
wijzen maar ze hebben wel duidelijk gemaakt dat vrede alleen met een breed
draagvlak kan worden bereikt. Ook willen zij bij de vredebesprekingen worden
betrokken.25
Daarnaast opereert een groot aantal rebellengroepen vrij zelfstandig en wisselt vrij
makkelijk van broodheer. De vraag zal zijn in hoeverre deze rebellengroepen zich
gebonden zullen achten aan een uiteindelijk vredesakkoord tussen de Sudanese
regering en de SPLM/A.
President Al-Bashir heeft recentelijk de SPLM/A uitgenodigd om tijdens de
overgangsperiode samen met de NC(P) een `effectief politiek partnerschap' te
vormen.26 De SPLM/A zou zich over dit idee positief hebben uitgelaten.27
Besprekingen over de gebieden Nuba gebergte, Southern Blue Nile en Abyei
Op 1 maart 2003 zijn besprekingen tussen de Sudanese regering en de SPLM/A
begonnen over drie omstreden gebieden die geen deel uitmaken van het
administratief-bestuurlijke Zuid-Sudan, te weten: Nubagebergte, Southern Blue
Nile en Abyei.28 De Sudanese regering heeft ermee ingestemd dat de uitkomst van
deze onderhandelingen wordt opgenomen in een integraal vredesakkoord.
Op 19 maart 2003 werd een eerste onderhandelingsronde over deze gebieden
afgesloten zonder concrete resultaten. Ook de maanden erna werden weinig
vorderingen gemaakt door de verschillende (sub)commissies. Momenteel is het
23 Afgesproken werd dat allereerst de regio waar de oliewinning plaatsvindt 2% van de opbrengst
ontvangt, waarna de overige olieinkomsten op een 50-50 basis zullen worden verdeeld tussen noord en
zuid. Ook werd afgesproken dat gedurende de interimperiode er in Sudan een duaal banksysteem zal
zijn.
24 Algemeen werd aangenomen dat hij zou vrezen voor zijn machtspositie bij een politiek akkoord tussen
Al-Bashir en Garang.
25 Zie ook IRIN 09.10.2003
26 IRIN d.d. 09.10.2003
27 Reuters 09.10.2003
28 De Sudanese regering is van mening dat deze gebieden tot Noord-Sudan behoren en geen recht op
zelfbeschikking hebben. De SPLM/A beschouwt zich in deze onderhandelingen als gemandateerd
vertegenwoordiger van de bevolking van deze gebieden.
16
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
onderwerp onderdeel van de besprekingen tussen vice-president Taha en SPLM/A-
leider Garang. Inmiddels zou er overeenstemming zijn over de status van het
Nubagebergte en Southern Blue Nile, maar zou de status van Abyei nog steeds
omstreden zijn.
Overige vredesinitiatieven
De afgelopen jaren vonden tal van lokale en regionale initiatieven plaats om
verzoening en vrede tot stand te brengen. Met name de New Sudan Council of
Churches (NSCC) is actief op dit terrein en heeft al een groot aantal zogenaamde
people to people conferences georganiseerd ten behoeve van het
verzoeningsproces.
In juli 2003 werd in Thiet (Bahr Al-Ghazal) een tweede vredes- en
verzoeningsconferentie gehouden tussen Nuer en Dinka. Tijdens deze door de
NSCC georganiseerde conferentie (genaamd Wunlit-2) werden concrete afspraken
gemaakt om de veeroof in Western Upper Nile en oostelijk Bahr Al-Ghazal tegen
te gaan.29
In juli 2003 werd in North Bor County (Upper Nile) een vredesconferentie
gehouden waarin een routekaart voor vrede in de regio werd voorgesteld. Deze All
Upper Nile Conference, die werd bijgewoond door 500 afgevaardigden afkomstig
van verschillende politieke en militaire facties uit rebellen gebieden, de Sudanese
regering, het maatschappelijk middenveld, de diaspora, lokale chiefs, de Anyuak
koning, het diplomatiek corps, donoren, NGO's en het Civilian Protection
Monitoring Team (CPMT)30 deed voorstellen voor een vredesdialoog, waaronder
een Nuer vredes- en verzoeningsconferentie te houden in Pangak.31
Buitenlandse betrekkingen
Eritrea
De relatie Sudan-Eritrea bleef de afgelopen verslagperiode gespannen vanwege de
gastvrijheid en (vermeende) actieve steun die beide landen aan elkaars
(gewapende) oppositiegroeperingen zouden geven. Het gevaar van een gewapende
confrontatie wordt echter minimaal geacht.32
29 IRIN d.d. 14-07-2003
30 Het CPMT heeft mandaat gekregen om toezicht te houden op de naleving van de regeling ter
Bescherming van Niet-strijdende Burgers en Civiele Faciliteiten.
31 IRIN d.d. 08-07-2003
32 In Sudan verblijven ongeveer 300.000 Eritrese vluchtelingen. Zie algemeen ambtsbericht Eritrea van
maart 2003.
17
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Uganda
In juni 2002 lanceerde de Ugandese regering de Operation Iron Fist33 tegen het
Lord's Resistance Army (LRA). Het militaire protocol tussen Sudan en Uganda
inzake deze Operation Iron Fist werd telkens verlengd ondanks Ugandese
beschuldigingen dat het Sudanese leger de LRA actief zou steunen door middel
van levering van voedsel en wapens.34 Het gevolg van deze Operation Iron Fist
was dat de LRA haar activiteiten van Zuid-Sudan ging verleggen naar Noord-
Uganda, al bleven er berichten over LRA activiteiten in het Sudanese grensgebied
met Uganda.
Verenigde Staten
Sinds 1997 gelden economische sancties tegen bedrijven die zaken doen met
Sudan. De VS beschouwen Sudan formeel nog altijd als een `state sponsor of
terrorism' die een bedreiging vormt voor de veiligheid van de VS en haar
bondgenoten.35 Ondanks de anti-terroristische opstelling van Khartoem en de rol
van de VS in het vredesproces zijn in oktober 2003 de sancties opnieuw met een
jaar verlengd.
Op 21 oktober 2002 tekende president Bush de Sudan Peace Act (SPA). Deze wet
verplicht de president van de VS elk half jaar aan het Congres te rapporteren over
Sudan. Indien de Sudanese regering naar het oordeel van de VS onvoldoende
meewerkt aan het vredesproces dan zullen de VS (financiële) strafmaatregelen
nemen tegen Sudan. Op 21 april 2003 zond president Bush een eerste rapportage
naar het Congres, waarin een positief oordeel werd gegeven over de medewerking
van de Sudanese regering aan de vredesbesprekingen.36 In oktober 2003 heeft
president Bush opnieuw aan het Congres positief gerapporteerd over Sudan.
De Verenigde Staten zijn nauw betrokken bij de vredesonderhandelingen. De
speciale vertegenwoordiger voor vrede, Danforth, bracht in de verslagperiode
verschillende bezoeken aan Sudan en oefende sterke diplomatieke druk uit op
beide partijen om tot overeenstemming te komen. Na het tekenen van een
vredesakkoord zouden de betrekkingen tussen Sudan en de VS genormaliseerd
kunnen worden.37 In oktober 2003 bezocht minister Powell de vredesbesprekingen
in Kenia.38
De Verenigde Staten was daarnaast gastheer van een bijeenkomst in het kader van
de wederopbouw na tekening van een vredesakkoord.39
33 De Operation Iron Fist staat het Ugandese leger toe om de LRA-rebellen (Lord's Resistance Army) op
Sudanees grondgebied te bestrijden.
34 IRIN d.d. 15-09-2003
35 Volgens berichten zouden de Verenigde Staten Sudan hebben toegezegd Sudan van de zwarte lijst van
`terroristische staten' te halen zodra een vredesakkoord is getekend. Reuters d.d. 30.09.2003
36 Reliefweb d.d. 22/04/2003 (US Department of State)
37 Reuters d.d. 17-07-2003
38 Powell kondigde na afloop van het bezoek aan dat nog voor het einde van 2003 een akkoord getekend
zou kunnnen worden.
39 IRIN d.d. 08.07.2003
18
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Europese Unie
De kritische dialoog die de EU sinds november 1999 met Sudan voert werd in de
verslagperiode voortgezet. De EU bleef haar bezorgdheid uiten over met name de
mensenrechtensituatie in Sudan.
Daarnaast probeerde de EU een bemiddelende rol te spelen in het vredesproces.
Verschillende landen van de EU participeren in het IGAD Partners Forum (IPF).
Ook hebben verschillende Europese landen aangeboden om bij de wederopbouw
een ondersteunende rol te vervullen. Zo speelt Nederland een actieve rol bij de
opzet van een wederopbouwprogramma voor de periode direct na ondertekening
van een vredesakkoord. In april 2003 werd in Noordwijk een succesvolle
donorconferentie gehouden over de wederopbouw van Sudan. Tevens bezocht de
Nederlandse minister voor Ontwikkelingssamenwerking enkele malen Sudan.
2.3 Militaire ontwikkelingen en veiligheidssituatie
In deze paragraaf wordt ingegaan op de ontwikkelingen in de veiligheidssituatie in
de verschillende gebieden van Sudan. Achtereenvolgens zullen de militaire
ontwikkelingen in de verschillende deelstaten in het administratief-bestuurlijke
Zuid-Sudan en het administratief-bestuurlijke Noord-Sudan worden beschreven.
Deze beschrijvingen monden uit in een typering van de veiligheidssituatie in de
genoemde deelstaten. De typeringen worden samengevat in een indeling van
geheel Sudan in veiligheidszones: relatief veilige, overgangs- en onveilige
gebieden. Tenslotte wordt kort aandacht besteed aan het leger, de politie en de
veiligheidsdiensten in Sudan.
Algemeen
In een aantal van de verschillende conflicten in Sudan worden naast politieke
middelen ook militaire middelen ingezet. Het conflict noord-zuid is niet alleen
politiek maar ook militair gezien het belangrijkste. Daarnaast wordt in diverse
conflicten tussen stammen in het zuiden en elders wapengeweld gebruikt. In
enkele deelstaten langs de grens met Uganda is de Ugandese rebellenbeweging
Lord's Resistance Army (LRA) actief.
Het is niet mogelijk om voor de verschillende conflicten de exacte frontlinies aan
te geven omdat de situaties veranderlijk zijn. Gevechtshandelingen vinden met
wisselende intensiteit (hoofdzakelijk in het droge seizoen, dat loopt van
oktober/november tot mei) en op wisselende locaties plaats. Vaak is de situatie ter
plekke gecompliceerd, want er kunnen troepen van het regeringsleger, van de
19
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Popular Defence Forces (PDF) 40, van de Murahileen41, van het SPLM/A en van
andere verzetsbewegingen en zelfs privélegertjes opereren. Het Sudanese leger
zelf is niet bij alle gevechtshandelingen die in de conflictgebieden plaatsvinden,
betrokken. Van belang is dat zelfs in de meest omstreden gebieden soms
maandenlang niet wordt gevochten, onder meer in de regentijd. Meestal gaat het
bij de gemelde gevechten niet om grote aantallen strijders. Veel conflicten kunnen
daarom als 'low-level warfare' worden getypeerd.
In het conflict noord-zuid staan het regeringsleger en de SPLM/A tegenover
elkaar. Het regeringsleger wordt ondersteund door troepen van de Popular
Defence Forces (PDF). Daarnaast maakt het leger gebruik van verschillende
milities, waaronder de SSDF van Paulino Matip, de SSIM/A van Peter Gadet en
de Murahileen.
De SPLM/A werkt eveneens samen met verschillende milities.
De milities ontvangen wapens van de regering of de SPLM/A, maar opereren ook
vaak zelfstandig. Lokale commandanten van milities stappen regelmatig over van
het ene naar het andere kamp. De scheidslijnen lopen dwars door de stammen
heen. Zo tellen zowel de Nuer als de Dinka stammen milities van beide kampen
binnen hun gelederen.
Noord-Sudan is in handen van de regering in Khartoem (met uitzondering van een
gedeelte van het Nuba gebergte), maar Zuid-Sudan is de facto in handen van
rebellen; met dien verstande dat de meeste grotere plaatsen (garnizoensplaatsen)
en hun directe omgeving in Zuid-Sudan (onder meer Wau, Aweil, Raga, Bor, Juba,
Malakal, Kapoeta, Torit en Bentiu) door de regering worden gecontroleerd. Het
platteland van Zuid-Sudan, dat vrijwel zonder uitzondering door niet-Arabische
bevolkingsgroepen wordt bewoond, is grotendeels in handen van de verschillende
verzetsbewegingen. De SPLM/A heeft de plaatsen Yei, Yirol, Rumbek, Yambio
en Tonj bezet en controleert geheel Western Equatoria en het grootste deel van het
stammengebied van de Dinka's in de deelstaten Northern en Western Bahr el-
Ghazal.
In het noord-zuid conflict is het karakter van de gevechten de laatste jaren
veranderd. Omdat grote groepen binnen het leger, zoals de dienstplichtigen, niet
voldoende gemotiveerd waren, is de regering in grondgevechten tegen de rebellen
steeds meer gebruik gaan maken van PDF, Murahileen en verschillende andere
milities. De reguliere regeringstroepen zijn vooral gelegerd in stedelijke
40 De Popular Defence Forces is een volksmilitie van ongeveer 15.000 actieve manschappen en
ongeveer 85.000 `reservisten', opgericht in 1989 door de regering in Khartoem om het leger in
noodsituaties te assisteren. Zie ook paragraaf 3.4.1.
41 Groepen mannen te paard die van oudsher als gevechtseenheid optreden ter bescherming van hun
stam. De Sudanese regering is deze gevechtseenheden van met name Arabische stammen gaan
bewapenen en gaan inzetten in de strijd tegen de rebellen.
20
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
garnizoenen van waaruit de milities worden bevoorraad. Ter ondersteuning van de
grondgevechten bestoken de regeringstroepen hun doelen vooral vanuit de lucht
door middel van zwaar bewapende helikopters en vliegtuigen die bombardementen
uitvoeren op militaire, maar ook civiele doelen.
De SPLM/A gebruikt de tactiek van `hit and run' en bestookt in haar strijd niet
alleen militaire maar ook civiele doelen met artillerie. Voorts is de SPLM/A haar
aanvallen steeds meer gaan richten op de oliegebieden. SPLM/A leider Garang
verklaarde in juni 2001 dat oliemaatschappijen in Sudan `legitieme doelen' waren
in de oorlogsvoering.42
2.3.1 Situatie in het administratief-bestuurlijke Zuid-Sudan
Op 15 oktober 2002 hebben de Sudanese regering en de SPLM/A een
overeenkomst gesloten inzake een staakt-het-vuren (Memorandum of
Understanding on the Cessation of the Hostilities) voor de duur van de
vredesonderhandelingen in Machakos. Deze staakt-het-vuren overeenkomst werd
verschillende malen verlengd, laatstelijk op 28 november 2003 voor een periode
van twee maanden.
De overeenkomst van het staakt-het-vuren tussen de Sudanese regering en de
SPLM/A werd op 4 februari 2003 uitgebreid met een Addendum to the MoU,
waarbij een Verification and Monitoring Team (VMT) werd ingesteld. Dit team
houdt toezicht op de staakt-het-vurenovereenkomst van 15 oktober 2002 en
onderzoekt schendingen van de overeenkomst. Ook houdt het VMT toezicht op
troepenbewegingen van beide partijen alsmede op de terugkeer van burgers die
zijn ontheemd sinds oktober 2002. Volgens berichten zou het VMT vanwege
aanloopproblemen pas sinds september 2003 daadwerkelijk operationeel zijn.43
Hoewel beide partijen elkaar ook na de ondertekening van het Addendum op 4
februari 2003 bleven beschuldigen van schending van het staakt-het-vuren44, is het
aantal gewapende conflicten in Zuid-Sudan na 4 februari 2003 duidelijk
teruggelopen en voor het eerst sinds jaren is er weer sprake van enige rust en
stabiliteit voor de lokale bevolking. De zware gevechten en bombardementen
hebben zich verplaatst naar West-Sudan (Darfur).
Desalniettemin kunnen gebieden in het zuiden nog steeds onveilig zijn, omdat
verschillende stammen conflicten uitvechten of omdat er milities zijn die niet
onder (volledige) controle staan van de Sudanese regering of SPLM/A. In Zuid-
Sudan is ook nog altijd de Ugandese rebellenbeweging LRA actief en heeft het
Ugandese leger toestemming om in Zuid-Sudan de LRA te bestrijden.
42 IRIN d.d. 23.10.2001
43 Reliefweb d.d. 29.10.2003 (OCHA)
44 In het voorgaande algemeen ambtsbericht van 8 juli 2003 is een aantal meldingen van schendingen,
met name in Western Upper Nile, vermeld.
21
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Overzicht van de veiligheidssituatie per zuidelijke deelstaat:
· Western Bahr el-Ghazal
Het platteland wordt gecontroleerd door de SPLM/A, de grotere plaatsen (onder
andere Wau, Raga) zijn in handen van de regering. Rond Wau bestaat het gevaar
van mijnenvelden.
In de verslagperiode zijn in deze deelstaat geen incidenten (gevechtshandelingen
en/of bombardementen) gerapporteerd.
· Northern Bahr el-Ghazal
Het platteland is voornamelijk in handen van de SPLM/A. De regering heeft
daarentegen de stad Aweil in handen. Sinds 2002 rijdt de trein op het traject
Noord-Sudan-Wau niet meer en is het gebied langs de spoorlijn veiliger geworden.
Er zijn geen berichten meer van plunderende PDF-troepen of Murahileen langs de
spoorlijn.
In de verslagperiode zijn in deze deelstaat geen incidenten (gevechtshandelingen
en/of bombardementen) gerapporteerd.
· Warab
De grotere plaatsen in Warab zijn in handen van de SPLM/A. Het platteland in het
zuiden is eveneens in handen van de SPLM/A. Daartegen wisselt de bezetting van
het platteland in het noordelijke deel.
In de verslagperiode zijn in deze deelstaat geen incidenten (gevechtshandelingen
en/of bombardementen) gerapporteerd.
· Buheyrat
De situatie in het gedeelte ten noorden van de lijn Tonj-Rumbek-Yirol is instabiel.
In dit gebied liggen olievelden. Het gedeelte ten zuiden van die lijn is relatief
stabiel en veilig aangezien het geheel in handen is van de SPLM/A.
In de verslagperiode zijn in deze deelstaat geen incidenten (gevechtshandelingen
en/of bombardementen) gerapporteerd.
· Western Equatoria
De situatie hier is relatief stabiel en veilig, met uitzondering van het grensgebied
met de DR Congo. De gehele deelstaat is in handen van de SPLM/A.
In de verslagperiode zijn in deze deelstaat geen incidenten (gevechtshandelingen
en/of bombardementen) gerapporteerd.
· Bahr el Jebel
De situatie in deze deelstaat, vooral het gedeelte ten zuid-oosten van Juba, is
instabiel en onveilig. In dit laatste gebied bevinden zich diverse milities, maar ook
de Ugandese verzetsbeweging Lord's Resistance Army (LRA) maakt het gebied
---
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
ten zuiden van Juba onveilig. Het Ugandese leger voert in het kader van de
`Operation Iron Fist' regelmatig militaire acties uit in dit gebied. Het platteland
van de deelstaat is in handen van de SPLM/A. Hier bevinden zich mijnenvelden.
Juba wordt echter gecontroleerd door de regering.
· Eastern Equatoria
In deze deelstaat is de situatie instabiel en onveilig. Er vinden regelmatig
gevechten plaats tussen stammen en milities. Het platteland is hoofdzakelijk in
handen van de SPLM/A. De grotere plaatsen Kapoeta en Torit (inclusief een deel
van de corridor Juba-Torit-Kapoeta) zijn sinds oktober 2002 weer in handen van
de regering. Er liggen mijnenvelden. Ook zijn van tijd tot tijd Ugandese rebellen
(LRA) actief ten zuiden van Juba en Torit en voert het Ugandese leger in het kader
van de `Operation Iron Fist' regelmatig militaire acties uit in dit gebied.
· Jonglei
De situatie in deze deelstaat kan als instabiel en onveilig worden getypeerd. In
deze deelstaat opereren regeringstroepen, de SPLM/A en milities. Niet kan worden
aangegeven welke partij welk gebied in handen heeft.
In mei 2003 voerde een SPLM/A splinter een aanval uit op Old Fanjah. In juni
2003 werd er gevochten in en rond Akobo. Er zijn regelmatig onderlinge
stammenconflicten. Ook zijn er veel troepenbewegingen.
· Unity State (Western Upper Nile)
De situatie vertoont een grillig beeld. In deze deelstaat opereren niet alleen
regeringstroepen en de SPLM/A maar tevens andere milities (onder andere SPDF,
SSIM en SSUM) en facties daarvan. Niet kan worden aangegeven welke partij
welk gebied in handen heeft. Het gevaar voor mijnenvelden bestaat. Er waren
berichten van banditisme door onbekende groepen.
· Upper Nile
Het noordoostelijke deel van deze deelstaat (het Shilluk gebied, onder meer
gecontroleerd door Lam Akol) was relatief stabiel en veilig. Er zijn na oktober
2003 echter berichten van gevechten, waarschijnlijk verband houdende met de
aansluiting van Lam Akol bij de SPLM/A. De rest van de deelstaat kan als
instabiel en onveilig gekenmerkt worden. Regeringstroepen en milities
controleren het gebied. In mei 2003 (Sobat Corridor) en augustus 2003 (Udier)
hebben zware gevechten plaatsgevonden. Ook waren er berichten van banditisme.
Rond Malakal liggen mijnenvelden.
2.3.2 Situatie in het administratief-bestuurlijke Noord-Sudan
Gedurende de verslagperiode was het in het noorden van Sudan rustig, met
uitzondering van Darfur waar sprake was van een verdere verslechtering van de
23
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
veiligheidssituatie. De staakt-het-vuren overeenkomst voor het Nuba gebergte
werd opnieuw verlengd tot 19 januari 2004.
Nuba gebergte (Western en Southern Kordofan)45
In januari 2002 sloot de Sudanese regering een staakt-het-vuren met de SPLM/A
voor het Nubagebergte. Sindsdien is het gebied veiliger voor de bewoners. De
Murahileen worden niet meer door de regering in het Nubagebergte ingezet,
hoewel eigenmachtig optreden van Arabische stammen niet is uit te sluiten. Er is
weer verkeer mogelijk tussen regerings- en SPLM/A-gebied, hoewel de vrijheid
van beweging niet is gegarandeerd. Met name de terugkeer van bewoners naar de
bergen wordt soms gehinderd. Steeds meer Nuba, die de afgelopen jaren vanwege
de onveiligheid het gebied hadden verlaten en zich in Khartoem hadden gevestigd,
keren terug naar hun oorspronkelijke woonplaats. Er zijn berichten dat
terugkerende bewoners lastig worden gevallen door (Nuer)milities.46 Hoewel er
ook in de verslagperiode wederzijdse beschuldigingen waren van incidentele
schendingen van de overeenkomst, houdt de staakt-het-vurenovereenkomst
stand.47 In januari 2004 werd de overeenkomst door beide partijen opnieuw met
zes maanden verlengd. Een internationale waarnemersmissie JMM/JMC (Joint
Monitoring Mission/Joint Military Commission) houdt toezicht op het staakt-het
vuren. In augustus 2003 schortte de JMM/JMC haar activiteiten in westelijk Julud
tijdelijk op, nadat de SPLM/A haar waarnemers uit protest uit de missie hadden
teruggetrokken.48 In oktober 2003 werden 8 personen gedood toen hun voertuig op
een mijn reed op een door de JMM/JMC `vrijgegeven' weg. Na beschuldigingen
van de SPLM/A aan het adres van de Sudanese regering dat zij verantwoordelijk
zou zijn voor de (recentelijk) gelegde mijn, trok de Sudanese regering haar leden
uit de JMM/JMC terug.49 De samenwerking in de JMM/JMC is inmiddels weer
hersteld.
Het is nog te vroeg om te zeggen dat de situatie in het Nubagebergte stabiel is
mede omdat de status van dit gebied nog niet bepaald is in het vredesproces.
Abyei (Southern Kordofan)
In de maanden mei en juni 2003 zijn ongeveer 2200 ontheemden vanuit Khartoem
teruggegaan naar Abyei. Een groot aantal van deze groep is inmiddels echter weer
teruggekeerd naar Khartoem, mede als gevolg van de zeer gebrekkige
45 Het Nuba gebergte is grotendeels gelegen in de noordelijke deelstaat Southern Kordofan. In het gebied
zijn zowel Arabische (bijvoorbeeld de Hawazna/Baggara en Hamar) als zwart-Afrikaanse
bevolkingsgroepen woonachtig (gezamenlijk circa 1,1 miljoen).
46 Gesprek UNDP
47 Van 54 door de JMC/JMM onderzochte incidenten, bleken slechts een negental een daadwerkelijke
schending van de staakt-het-vuren overeenkomst op te leveren.
48 De commandant van de JMM/JMC had besloten een arrestatie door SPLM/A-missieleden terug te
draaien. IRIN d.d. 27.08.2003
49 Reliefweb d.d. 12.10.2003 (DPA)
24
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
voorzieningen in Abyei. Er zijn ook berichten dat personen in hun
bewegingsvrijheid zijn beperkt.
In juli 2003 waren er in Abyei incidenten rond leden van de CEAWC. Ook namen
de spanningen tussen SPLM/A en regeringstroepen in Abyei toe, regeringstroepen
versterkten hun posities in Abyei. Er waren berichten van stammenconflicten.
Zolang het gebied onderwerp is bij de vredesbesprekingen is de toekomst van
Abyei en dus ook de veiligheidssituatie- onzeker.
Oostelijke deelstaten
In het oostelijk grensgebied van Noord-Sudan bevinden zich de deelstaten Red
Sea, Kassala, Gedaref, Sennar en Blue Nile. In deze deelstaten was het relatief
rustig, al waren er in oktober 2003 berichten van schietincidenten en overvallen
met een schijnbaar politiek karakter in het oosten van Sudan. Er is onrust onder de
Beja's.
In oktober 2002 veroverde de NDA/SPLM/A in Kassala aan het oostfront bij de
Eritrese grens Rasai, Shallob en de religieus belangrijke stad Hamashkoreb.
Volgens berichten heeft de NDA deze grensplaatsen nog altijd onder controle. Een
commandant en zijn plaatsvervanger van de Free Lions-factie (onderdeel van de
NDA) zouden zich in mei 2003 hebben overgegeven aan regeringstroepen in
Kassala. In dit grensgebied kan de situatie nog steeds als instabiel en onveilig
worden getypeerd, aangezien daar nog altijd NDA/SPLM/A troepen aanwezig
zijn. Ook waren er incidenten met landmijnen.
Het zuidelijke deel van de deelstaat Blue Nile is vrijwel geheel in handen van de
SPLM/A. Het gaat daarbij specifiek om het gebied tussen Kuruk, Ulu en Maban.
De regering beheerst het gehele gebied ten noorden van Ulu. Daarnaast bezetten
onafhankelijke milities delen van Blue Nile.
Darfur (Northern Darfur, Western Darfur en Southern Darfur)
In Darfur was het in de verslagperiode zeer onrustig en onveilig. Naast berichten
over gevechten en bombardementen, waren er ook meldingen van gewapende
roofovervallen en moordpartijen door onbekende bandieten en leden van de Sudan
Liberation Movement/Army. Daarnaast waren er berichten van aanvallen op
dorpen, waarbij vele doden en gewonden vielen, vee werd geroofd en dorpen
werden geplunderd en platgebrand.
Bij het conflict in Darfur zijn verschillende partijen betrokken. Genoemd kunnen
worden Arabische en Afrikaanse stammen, de rebellenbeweging SLM/A en de
Sudanese regering.
stammenstrijd
De strijd tussen de Arabische nomaden en de traditionele Afrikaanse stammen is
een van oudsher terugkerend fenomeen. Jaarlijks vindt in de droge tijd een trek
25
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
van Arabische nomaden plaats naar het zuiden, waarbij zij het gebied van de
Afrikaanse stammen betreden. Echter, vanaf het moment dat de Sudanese regering
(jaren tachtig van de vorige eeuw) zich met deze strijd ging bemoeien, zijn de
conflicten verergerd. De regering legde het formele leiderschap van gebieden bij
de Arabische nomaden, hetgeen in strijd was met het oorspronkelijke systeem.
Voorts bepaalde de regering dat het land voor iedereen vrij toegankelijk moest
zijn, hetgeen leidde tot bevoordeling van de Arabische nomadenstammen. Hoewel
strijd altijd heeft bestaan in Darfur, veranderde in de huidige context ook de aard
van de gewapende strijd. De stammen hadden altijd hun veiligheidseenheden
gehad, maar nu werd een deel van deze eenheden (de zogenaamde Janjawid) van
wapens voorzien en gebruikt door de Sudanese regering in de strijd tegen de
rebellen.
Bij de aanvallen op dorpen waren de daders veelal nomadische Arabische ruiters
van de Rizeigat, Mahariyya en Iragat, al dan niet gesteund door regeringstroepen.50
De slachtoffers waren traditionele Afrikaanse niet-nomadische stammen als de
Fur, Massaleet en Zaghawa. In de ogen van de aangevallen stammen ondernamen
de autoriteiten weinig actie richting daders in de zin van onderzoek en vervolging.
Leiders van de agrarische niet-nomadische stammen klaagden dat de
regeringstroepen er niet in slaagden hen te beschermen en dat de aanvallen
bovendien onderdeel waren van een doelbewuste regeringsstrategie voor een
demografische wijziging van de streek door het verplaatsen van bewoners en het
ontvolken van de dorpen. De Sudanese regering verklaarde echter de conflicten te
beschouwen als een ordinaire stammenstrijd om land en weidegronden.
Leden van Afrikaanse niet-nomadische stammen namen soms het recht in eigen
hand en voerden (tegen)aanvallen uit op regeringstroepen en Arabische
nomadenstammen. Ook waren er berichten dat leden van de Fur zich schuldig
maakten aan gewapende roofovervallen.
In juli 2003 vielen Arabische milities het dorp Gukor aan. Hierbij zou niet alleen
vee zijn buitgemaakt op de Massaleet maar zouden ook 30 burgers zijn gedood. Er
waren ook berichten van een gewapend treffen tussen de Zaghawa en Fur
enerzijds en Arabische milities anderzijds in en rond Barda (35 km ten zuidoosten
van Kabkabiyya). Hierbij zouden 79 doden zijn gevallen. Verder zouden
Arabische milities verantwoordelijk zijn voor het platbranden van 20 dorpen in de
provincie Fatih Barno. Arabische milities vielen op 25 juli 2003 Shoba aan waarbij
51 doden zouden zijn gevallen. In Shoba wonen overwegend Fur.
In dezelfde maand waren er ook berichten van gewelddadigheden tussen
Arabische stammen onderling. Leden van de Mahariyya zouden hierbij een groot
aantal leden van de Rizeigat hebben gedood. 51
50 Er zijn berichten dat regeringstroepen bij verschillende aanvallen actieve steun aan Arabische
stammen hebben verleend.
51 Dit leidde tot de arrestatie van 38 leden van de Mahariyya (zie 3.3.6)
26
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
In augustus vielen Arabische milities dorpen van Massaleet en Fur aan in het
gebied van Wadi Salih in West-Darfur.52
SLM/A
Sinds februari 2003 voert de Sudan Liberation Movement/Army (SLM/A) een
gewapende strijd in Darfur tegen de Sudanese regering. De SLM/A zou over niet
meer dan 2500 actieve strijders beschikken maar vanwege haar gebruikte
guerrilla-taktiek een moeilijk te bestrijden tegenstander zijn.53 De SLM/A wordt in
haar strijd gesteund door een aantal kleinere bewegingen, zoals de Federal
Democratic Alliance (FDA) en de Justice and Equality Movement (zie bijlage III).
Naar verluidt mobiliseerde en bewapende de Sudanese regering grote aantallen
Arabische stamleden (Janjawid) om te vechten tegen de rebellen van de SLM/A.
Als gevolg daarvan was er een grote instroom van Arabieren in Nyala.
In juli 2003 voerde de SLM/A aanvallen uit op de stad Tinah aan de grens met
Tsjaad. Bij deze aanvallen zouden aan beide kanten tientallen doden zijn gevallen.
Van 16 tot 18 juli en op 23 juli 2003 viel de SLM/A Deesa aan. Berichten spreken
van 500 doden aan de zijde van de rebellen en 300 aan de zijde van de
regeringstroepen. Op 19 juli 2003 deed de SLM/A een aanval op Tawila, waarbij
twee politiemannen en twee burgers zouden zijn gedood. Een aantal politiebureaus
zou hierbij zijn platgebrand. Tijdens de aanval werden munitie en wapens
buitgemaakt.
Medio juli 2003 voerde de Sudanese regering bombardementen uit op Tinah,
Kornoi en Umm Baro (ten noorden van Geneina). Openbare voorzieningen,
waaronder het ziekenhuis van Tina, werden volledig verwoest door de
bombardementen.
In augustus 2003 werden hevige gevechten gemeld rond de tweede stad van
Northern Darfur, Kuttum. Op 1 augustus 2003 veroverde de SLM/A Kuttum. Al
na een week heroverden regeringstroepen de stad. Bij deze herovering zouden
Arabische milities een belangrijke rol hebben gespeeld.54 De Sudanese luchtmacht
zou bombardementen hebben uitgevoerd op de stad en omliggende dorpen.55 Bij
de inname van de stad zouden tientallen doden zijn gevallen, met name onder de
Zaghawa en Fur. De gevechten rond Kutum brachten een vluchtelingenstroom van
zo'n 10.000 mensen op gang.56 De SLM/A beschuldigde het regeringsleger ervan
om met behulp van milities en bombardementen hele dorpen te ontvolken.57
52 Amnesty International, AI AFR 54/079/2003. Hierbij zouden minstens 150 personen zijn gedood en
225 gewond. Ook zouden 89 dorpen zijn platgebrand. IRIN d.d. 13.10.2003
53 Economist Intelligence Unit, september 2003
54 Reuters d.d. 18-08-2003. Deze Arabische milities zouden uniformen van het Sudanese leger hebben
gedragen en bewapend zijn door het Sudanese leger.
55 Reliefweb d.d. 11.08.2003 (AFP)
56 AP d.d. 16-08-2003
57 AFP d.d. 28-07-2003
27
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Eind augustus werd Kornoi (Abu Gomra), een belangrijke logistieke basis van de
SLM/A, heroverd door regeringstroepen.
Volgens humanitaire bronnen zou de onveiligheid in Darfur medio 2003 sterk zijn
toegenomen door aanvallen van SLM/A rebellen, (vergeldings)acties door het
Sudanese leger, toenemend lokaal banditisme en voortdurende conflicten tussen de
verschillende etniciteiten.58
maatregelen Sudanese regering
De Sudanese regering heeft naast de inzet van strijdkrachten verschillende andere
maatregelen genomen in een poging haar gezag in Darfur te versterken dan wel te
herstellen. Zo is in de regio Darfur de avondklok van kracht. Ook verving
president Bashir verschillende hooggeplaatste leger- en politieofficieren, evenals
de gouverneurs van Northern- en Western Darfur. In haar strijd tegen de rebellen
in Darfur zocht Sudan tevens toenadering tot Tsjaad. Begin augustus 2003
besloten Tsjaad en Sudan samen te gaan werken om de `rebellie' in Darfur te
beëindigen.59
Om de onrust in Darfur te bestrijden had de Sudanese regering reeds in 2001
noodrechtbanken (Special Courts) in het leven geroepen. Deze noodrechtbanken
hebben de afgelopen jaren een groot aantal doodstraffen uitgesproken (zie 3.3.10),
niet alleen tegen leden van de agrarische niet-nomadische stammen, zoals de Fur,
maar ook tegen leden van Arabische nomadische stammen.
Naast de berechtingen door de noodrechtbanken was er in Darfur een toename van
willekeurige arrestaties, detenties, martelingen en mishandelingen te zien. Hierbij
leken met name leden van de agrarische niet-nomadische stammen het slachtoffer
te zijn. Toch werden niet alleen leden van Afrikaanse stammen gearresteerd
(veelal verdacht van banden met SLM/A ) maar ook leden van Arabische stammen
werden aangepakt (zie 3.3.6.).
In juli 2003 probeerde een comité, met steun van de Sudanese regering, tevergeefs
te onderhandelen met de SLM/A over vrede. De SLM/A zou echter pas tot
onderhandelingen bereid zijn wanneer de Sudanese regering haar strijd in Darfur
zou beëindigen.60
Na diverse mislukte contacten en gesprekken tussen de Sudanese regering en de
rebellen werd op 3 september 2003 in Tsjaad uiteindelijk een 45 dagen durend
staakt-het-vuren afgesproken tussen de strijdende partijen. De staakt-het-vuren
overeenkomst omvatte afspraken over ontwapening van milities, reallocatie van
troepen, vrijlating van gevangenen, etc. Ook werd er een tripartite commissie
58 IRIN d.d. 30.07.2003
59 AP d.d. 16-08-2003. Hierbij wordt opgemerkt dat de president van Tsjaad, Idin Deby, lid is van de
Zaghwa-stam die sterke banden heeft met Darfur. Zie Economist Intelligence Unit, september 2003.
60 IRIN d.d. 25.07.2003
28
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
ingesteld om het staakt-het-vuren te monitoren.61 Verschillende milities werden
ontwapend en beide partijen lieten tientallen gevangenen vrij.62 Een 15 leden
tellend comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de Sudanese regering, de
SLM/A en Tsjaad begon daarop vredesbesprekingen. De Sudanese regering
probeerde (tevergeefs) ook de andere oppositiebewegingen in Darfur bij de
besprekingen te betrekken. Op 4 november werd de staakt-het-vuren
overeenkomst tussen SLM/A en de Sudanese regering met een maand verlengd.
Toch bleven er na de ondertekening van het staakt-het-vuren berichten van
gevechten, aanvallen van Arabische milities, moorden, verkrachtingen,
plunderingen en verwoesting van dorpen, met name in Western en Southern
Darfur. De SLM/A beschuldigde de Sudanese regering van aanvallen op
burgerdoelen met behulp van luchtmacht en tanks en milities. Volgens de SLM/A
zou de Sudanese regering in de 45 dagen van het bestand meer dan 47 keer het
bestand hebben geschonden.63 De regering ontkende echter haar
verantwoordelijkheid in deze en stelde dat lokale stammen en niet-
regeringstroepen verantwoordelijk zouden zijn voor deze schendingen.64 De
Sudanese regering zou slechts militaire acties blijven uitvoeren tegen
rebellengroepen die zich niet gecommitteerd hebben aan de staakt-het-vuren
overeenkomst van september 2003.65 Probleem is dat een aantal Arabische milities
(Janjawid) zich niet gebonden voelen door het akkoord en ook nog niet ontwapend
zijn. Er zijn berichten van Amnesty International over ernstige
mensenrechtenschendingen door deze Arabische milities in Darfur met een
betrokkenheid van de Sudanese regering.66 Ook bleven andere splinterbewegingen
in Darfur actief. Zo voerde de Justice and Equality Movement in oktober en
november 2003 in Darfur omvangrijke militaire acties uit als reactie op de
doorgaande aanvallen van Arabische milities (Janjawid).67
Op 17 december 2003 werden de onderhandelingen in Tsjaad tussen de Sudanese
regering en de SLM/A afgebroken. Beide parijen gaven elkaar hiervan de schuld.
Een belangrijk geschilpunt tussen beide partijen is dat SLM/A internationale
monitoring wil van zowel de vredesbesprekingen als de staakt-het-vuren
overeenkomst. De Sudanese regering voelt echter niets voor internationale
monitoring.68
61 IRIN d.d. 18.09.2003
62 Op 6 september 2003 verklaarde de Sudanese regering dat zij 54 gevangenen, die verdacht werden van
banden met de SLM/A, hadden vrijgelaten in Darfur. Op 11 oktober 2003 verklaarde de SLM/A dat zij
42 gevangenen hadden vrijgelaten in het kader van het staakt-het-vuren. Reuters 11.10.2003
63 AFP d.d. 19.10.2003
64 Reuters d.d. 02.10.2003
65 Reuters 05.11.2003
66 Amnesty International, AFR 54/101/2003 en AFR 54/005/2004
67 Reliefweb d.d. 06.10.2003 (AFP) en IRIN d.d. 28.11.2003.
68 Reliefweb d.d. 30.10.2003 (AFP). Internationele monitoring zou het (interne) conflict in Darfur in de
ogen van de Sudanese regering `internationaliseren'.
29
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Sinds december is de veiligheidssituatie in Darfur verder verslechterd. Er komen
steeds meer berichten over bombardementen door het Sudanese leger, aanvallen
door de Arabische milities (Janjawid) en gevechten tussen regeringstroepen en
rebellen (ook de SLM/A zou militair weer actief zijn). Ook zou opnieuw een groot
aantal personen door de Sudanese autoriteiten zijn gearresteerd op verdenking van
banden met de rebellen.69 Door dit toenemend geweld is het aantal vluchtelingen
in en uit Darfur de laatste maanden sterk toegenomen.
Er zijn berichten dat de SLM/A begin januari 2004 een
samenwerkingsovereenkomst zou hebben gesloten met het Beja Congress, een
oppositiebeweging in Oost-Sudan, om gezamelijk `met alle beschikbare middelen'
de strijd tegen de Sudanese regering te gaan voeren.70
Op 17 september 2003 kwamen de SLM/A en de Sudanese regering overeen om
humanitaire hulpverlening vrije en ongehinderde toegang te verlenen tot de Darfur
regio. Als gevolg van het voortdurend geweld kunnen veel ontheemden echter niet
terugkeren naar hun woongebied en wordt humanitaire hulpverlening in grote
delen van Darfur bemoeilijkt. Ook wordt door bureaucratische tegenwerking van
de Sudanese autoriteiten de humanitaire hulpverlening in Darfur ernstig gehinderd.
Naar schatting zijn ongeveer 600.000 personen71 ontheemd in Darfur en hebben
ongeveer 100.000 personen hun toevlucht gezocht in Tsjaad.
2.3.3 Overzicht veiligheidssituatie
Op grond van de veiligheidssituatie kan voor Sudan de hieronder volgende
indeling worden gemaakt in veilige gebieden, overgangsgebieden en onveilige
gebieden.
In de relatief veilige gebieden loopt de bevolking geringe risico's slachtoffer te
worden van geweld in het kader van de burgeroorlog tussen het noorden en zuiden
of van andere binnenlandse conflicten. Gewapende confrontaties tussen
verschillende partijen, of bombardementen door de regering, komen hier niet of
nauwelijks voor. De situatie kent een zekere stabiliteit. In de onveilige gebieden
loopt de bevolking daarentegen aanzienlijke risico's te maken te krijgen met
oorlogsgeweld. Dit zijn de gebieden waar de verschillende conflicten
gewapenderhand worden uitgevochten, waar veelal bombardementen door
regeringstroepen plaatsvinden, en waar mijnenvelden kunnen liggen. De
overgangsgebieden nemen op deze kenmerken een tussenpositie in; de situatie is
er zodanig voor de burgers, dat niet kan worden uitgesloten dat zij slachtoffer
worden van militaire activiteiten of stammenconflicten.
69 Zie persberichten Amnesty International
70 IRIN d.d. 16.01.2004
71 Waarvan 300.000 als gevolg van de gewelddadigheden van de laatste maanden.
30
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Relatief veilig is het in:
· Het administratief-bestuurlijke Noord-Sudan, met uitzondering van de
deelstaten Northern Darfur, Western Darfur, Southern Darfur, Western
Kordofan, Southern Kordofan, Kassala State en Bleu Nile;
· De garnizoensplaatsen in Zuid-Sudan die in handen van de regering zijn (Wau,
Aweil, Raga, Bor, Juba, Malakal, Bentiu, Torit en Kapoeta);
· Het zuidelijk deel van de zuidelijke deelstaat Buheyrat (ten zuiden van de lijn
Tonj-Rumbek-Yirol);
· De zuidelijke deelstaat Western Equatoria, met uitzondering van het
grensgebied;
Een overgangssituatie is er in:
· De noordelijke deelstaten Western Kordofan, Southern Kordofan, Kassala
State (met uitzondering van de grensgebieden) en Blue Nile;
De situatie is onveilig in:
· De noordelijke deelstaten Northern Darfur, Western Darfur, Southern Darfur
en de grensgebieden van Kassala State;
· De zuidelijke deelstaten, met uitzondering van de garnizoensplaatsen die in
handen van de regering zijn en de hiervoor genoemde gebieden. Dit betekent
dat het onveilig is in Western Bahr el-Ghazal, Northern Bahr el-Ghazal,
Warab, Buheyrat (met uitzondering van het zuiden), het grensgebied van
Western Equatoria, Bahr el-Jebel, Eastern Equatoria, Jonglei, Unity State en
Upper Nile.
Bij deze indeling dient de volgende kanttekening te worden gemaakt. De
vredesonderhandelingen en de staakt-het-vuren overeenkomsten hebben
onmiskenbaar geleid tot een duidelijke afname van de gewapende conflicten.
Indien men alleen naar de militaire conflicten kijkt, zou men kunnen concluderen
dat in een aantal (zuidelijke) deelstaten, zoals Western el-Ghazal, Northern el-
Ghazal en Warab een overgangssituatie is ontstaan. Probleem is echter dat in veel
(zuidelijke) deelstaten de gewapende partijen nog steeds tegenover elkaar staan en
nog steeds sprake is van een gespannen situatie. Bovendien is het mogelijk dat niet
alle incidenten (gevechtshandelingen en/of bombardementen) worden
gerapporteerd. Het kan zijn dat de Sudanese regering en de SPLM/A incidenten
niet melden om het instandhouden van het staakt-het-vuren te waarborgen.
Derhalve wordt een aantal gebieden waar in de verslagperiode geen incidenten zijn
gerapporteerd toch nog steeds getypeerd als onveilig.
Leger, politie en veiligheidsdiensten
De macht van president Al-Bashir steunt voornamelijk op de veiligheidsdiensten
en het leger. De regering wordt gedomineerd door leden van de security wing van
het vroegere National Islamic Front (NIF), die de machtsstrijd met de politiek-
31
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
ideologische vleugel van het NIF had gewonnen.72 Ook in alle staatsorganen en
instellingen zijn leden van de veiligheidsdienst vertegenwoordigd.
Voor een beschrijving van het leger, de politie en de veiligheidsdiensten
(algemene organisatie, onderdelen en competenties, activiteiten) verwijs ik naar
bijlage IX. Voor de rol van deze diensten ten aanzien van
mensenrechtenschendingen wordt verwezen naar hoofdstuk 3. Een beschrijving
van de regelgeving en praktische uitvoering rond dienstplicht, rekrutering en
desertie is te vinden in paragraaf 3.4.1 en bijlage VII.
2.4 Sociaal-economische situatie
Sudan is een arm land, zowel naar regionale als naar internationale normen,
ondanks dat het beschikt over een fors economisch potentieel. Gemeten aan de
Human Development Index neemt Sudan de 138e plaats in van de 175 landen op
de wereldranglijst voor sociaal-economische ontwikkeling.73 De economische
ontwikkeling werd jarenlang geblokkeerd door slecht economisch beleid (tot
1997) en door de burgeroorlog.
De landbouw heeft sterk geleden onder slecht landbouwbeleid, gebrek aan
onderhoud van de irrigatiesystemen, een slecht wegennet, gebrekkige
dienstverlening en de burgeroorlog. De landbouw is van oudsher de belangrijkste
sector, maar met de start van de oliewinning in 1999 is een verandering in de
economische structuur ingezet.
In de afgelopen zes jaar is het economische beleid aanzienlijk verbeterd. In
samenwerking met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) werd een grondige
economische hervorming en structurele aanpassing ingezet, en de regering houdt
zich aan het afgesproken beleid. Na zes jaar beginnen de resultaten zichtbaar te
worden: de inflatie is sterk gedaald tot rond de 8 %, de munt is gestabiliseerd, het
begrotingstekort is vrijwel verdwenen en de laatste jaren geven een
indrukwekkende economische groei te zien. Ook buitenlandse investeringen zijn
aangetrokken.
Wel is sprake van een ongelijke ontwikkeling, waarbij niet alleen het zuiden maar
ook het westen en oosten sterk achterblijft. De inkomsten uit de oliewinning
worden door de centrale overheid geïnd en vloeien nauwelijks terug naar de
zuidelijke deelstaten. Ook de uitgaven voor sociale voorzieningen als onderwijs en
gezondheidszorg in de deelstaten daalden.
Vanaf het begin van de jaren 1990 liepen de reële lonen en levensstandaard sterk
terug als gevolg van de hoge inflatie. Families met lage inkomens hebben recht op
brood en suiker tegen gesubsidieerde prijzen, maar vele families kunnen zich zelfs
die gesubsidieerde prijzen niet veroorloven. Aanvullende inkomsten, zoals
72 President Al-Bashir benoemde in 2001 een tiental hoge officieren uit de veiligheidsdiensten als
ministers in zijn regering.
73 Human Development Report 2003
32
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
overmakingen van familieleden in het buitenland of nevenbanen zijn belangrijk
geworden.
De grote aantallen binnenlands ontheemden hebben veelal geen eigen inkomen en
zijn daarom op voedselhulp aangewezen (zie verder paragraaf 4.1). Ook komen
periodiek in bepaalde gebieden droogten voor, waardoor de bevolking van die
gebieden tijdelijk voedselhulp nodig heeft.
Internationale humanitaire hulpoperaties (onder meer Operation Lifeline Sudan)
verlenen hulp aan bevolkingsgroepen in het zuiden. Sinds de staakt-het-vuren
overeenkomst van februari 2003 is de humanitaire hulpverlening aan Zuid-Sudan
sterk verbeterd. Sinds de staakt-het-vuren overeenkomst van 3 september 2003
zijn ook delen van West-Sudan (regio Darfur) toegankelijk geworden voor
humanitaire hulpverlening. Grote delen van deze streek blijven echter nog steeds
afgegrendeld.
33
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
3 Mensenrechten
3.1 Juridische context
3.1.1 Verdragen en Protocollen
Sudan is partij bij belangrijke internationale mensenrechtenverdragen, zoals het
Verdrag inzake Burger- en Politieke Rechten74; het Verdrag inzake Economische,
Sociale en Culturele Rechten; het Verdrag inzake de uitbanning van
Rassendiscriminatie; het Verdrag inzake de Rechten van het Kind75; het Verdrag
inzake Slavernij (van 1926) en het Verdrag inzake de afschaffing van Slavernij
(van 1956); het Verdrag inzake de status van Vluchtelingen76; de Verdragen van
Genève inzake de bescherming van oorlogsslachtoffers (van 1949); en het
Afrikaanse Handvest inzake de Rechten van Mensen en Volkeren.
Sudan heeft in oktober 2003 het Verdrag tegen Landmijnen (1997) zes jaar na
tekening geratificeerd.
Sudan heeft het Verdrag tegen Foltering wel getekend maar nog niet geratificeerd.
De Sudanese regering meldde meerdere malen dat zij het Verdrag tegen Foltering
spoedig ter ratificatie aan het parlement zou voorleggen. Het onderwerp zou al
sinds juli 2002 op de agenda staan van de ministerraad. Aan het einde van de
verslagperiode was de ratificatie van het verdrag echter nog niet op de agenda van
het parlement gezet.
Volgens berichten heeft de Sudanese ministerraad op 3 augustus 2003 toetreding
tot het Verdrag inzake Preventie en Bestraffing van Genocide (1948) goedgekeurd.
Het Verdrag is echter nog niet ter ratificatie aan het Sudanese parlement
voorgelegd.
Sudan is nog geen partij bij het Verdrag inzake de Uitbanning van alle vormen van
Discriminatie van Vrouwen (1979). Een seminar over het verdrag, gepland voor
januari 2003, werd voor onbepaalde tijd uitgesteld op last van vice-president Taha.
Wel vond op 26 augustus 2003 een seminar plaats over vrouwenbesnijdenis,
georganiseerd onder toezicht van het federale ministerie van Volksgezondheid.
Ook is Sudan nog geen partij bij het Verdrag inzake het Niet-Toepassen van
Verjaring voor Oorlogsmisdaden en Misdaden tegen de Menselijkheid (1968).
74 Sudan heeft echter de Optionele Protocollen behorende bij dit verdrag niet getekend, waardoor onder
andere het protocol inzake individueel klachtrecht en het protocol inzake afschaffing van de doodstraf
geen gelding hebben voor Sudan.
75 Sudan heeft echter het Facultatief Protocol inzake de bescherming van kinderen in gewapend conflict
niet getekend.
76 Sudan heeft ook het Protocol van 1967 behorende bij dit verdrag getekend.
34
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
3.1.2 Nationale wetgeving
De huidige grondwet van Sudan trad op 7 juli 1998 officieel in werking.77 Deze
grondwet bevat in een aantal opzichten meer waarborgen voor de handhaving van
de mensenrechten, met name de politieke rechten, dan de vorige grondwet.
Praktische doorwerking via aanpassing van de lagere wetgeving begint geleidelijk
aan gestalte te krijgen. Zo is in 1999 een nieuwe perswet aangenomen. Met
betrekking tot de vrijheid van vereniging en vergadering is op 1 januari 1999 de
wet op de Tawali (`organisaties') aangenomen, die in maart 2000 weer is
vervangen door de wet op de politieke partijen. Ook werd een Constitutioneel Hof
ingesteld. Begin 2000 werd een verkiezingswet van kracht, en werd een algemene
verkiezingscommissie (General Elections Authority) ingesteld. Ten slotte werd
een Openbaar Klachtenbureau (Public Grievances & Corrections Board)
ingesteld.
Per presidentieel decreet heeft president Al-Bashir op 8 februari 2003 een National
Commission on the Application of International Humanitarian Law ingesteld.
Deze commissie is belast met de herziening van de bestaande Sudanese
wetgeving teneinde deze in lijn te brengen met internationaal humanitair recht,
zoals beschreven in onder andere de Geneefse Conventies. Ook moet de
commissie de regering adviseren inzake de algemene toepassing van internationaal
humanitair recht om zo aan de internationale verplichtingen te voldoen.78 De
commissie bestaat uit verschillende overheidsvertegenwoordigers en anderen.79
De Sudanese regering heeft verklaard bereid te zijn om amendementen in de
grondwet aan te brengen. Zij heeft daartoe een commissie in het leven geroepen
die voorstellen voor een dergelijke amendering zou moeten doen. In de
verslagperiode is echter nog geen grondwettelijke hervorming tot stand gekomen.
Sinds december 1999 is de noodtoestand van kracht die de president de
bevoegdheid geeft per decreet te regeren en constitutionele bepalingen op te
schorten. Deze noodtoestand is in december 2003 opnieuw met een jaar verlengd.
3.2 Toezicht
Sudan kent binnen de overheid de Adviesraad voor Mensenrechten (Advisory
Council for Human Rights). De raad bestaat uit vertegenwoordigers van
77 The Economist Intelligence Unit, Sudan Country Report, 3rd qr. 1998
78 Reliefweb 28.02.03 (ICRC)
79 Reliefweb 20.02.03 (PANA). In de commissie zitten van overheidswege de volgende functionarissen:
de minister van Justitie, de Minister van Buitenlandse Zaken, de ondersecretaris van Justitie en het
hoofd van het departement mensenrechten en internationaal humantair recht, ressorterend onder het
ministerie van Justitie.
35
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
mensenrechtenafdelingen binnen 22 ministeries en staatsorganen. De raad is belast
met onderzoek naar klachten over schendingen van mensenrechten, maar de
effectiviteit van zijn functioneren is beperkt door gebrek aan medewerking van de
kant van sommige overheidsdiensten.80
De Adviesraad voor Mensenrechten heeft een meldpunt opgezet voor individuele
zaken van mensenrechtenschendingen. Ook heeft de Adviesraad voor
Mensenrechten een commissie ingesteld om de aanbevelingen van de Speciale
Rapporteur voor de mensenrechtensituatie in Sudan en de VN
Mensenrechtencommissie op te volgen.
Daarnaast kent Sudan nog twee overheidsmechanismen gericht op het waarborgen
van de mensenrechten, namelijk het Constitutionele Hof en het Openbaar
Klachtenbureau (zie bijlage VI, Overzicht rechterlijke macht).
De National Security Organisation heeft in februari 2003 een klachtenbureau en
een telefonisch meldpunt opgezet. Niet bekend is of daadwerkelijk klachten zijn
ingediend en of aan eventuele klachten opvolging wordt gegeven. De vraag is of
het publiek voldoende vertrouwen heeft om klachten via deze weg te melden.
Buiten de overheid zijn in Sudan onafhankelijke mensenrechtenorganisaties en
individuele mensenrechtenactivisten actief. Zij houden zich bezig met het bekend
maken en verdedigen van de mensenrechten, het toezicht op het overheidsoptreden
op dit gebied en het verzamelen van informatie over mensenrechtenschendingen.
De mensenrechtenorganisaties in Sudan opereren hoofdzakelijk in Khartoem. De
bekendste en meest naar buiten tredende organisatie is de Sudanese Human Rights
Group (SHRG) van advocaat Ghazi Suleiman, die de regering voortdurend met
mensenrechtenschendingen confronteert en de internationale gemeenschap
daarvan op de hoogte houdt. In samenwerking met de SHRG is in 2001 een
nieuwe groep ontstaan, de Sudan African Human Rights Association. Deze richt
zich op mensenrechtenschendingen buiten Khartoem.
Verder kunnen onder meer worden genoemd: de Sudanese Organisation against
Torture (SOAT)81, die sinds 2001 openlijk in Sudan actief is; Place, een
advocatengroep; en Mutaweinat, een groep vrouwelijke advocaten. Er zijn voorts
vele kleine organisaties en individuen (veelal advocaten) die wat minder op de
voorgrond treden maar wel actief zijn op het gebied van mensenrechten,
voornamelijk op het terrein van voorlichting. Daarnaast zetten diverse Sudanese
instellingen zich in voor hulp aan slachtoffers van mensenrechtenschendingen,
zoals het Amal Centre for the Rehabilitation of Victims of Physical and Mental
Torture.
80 US DoS, Country reports on human rights practices Sudan 2002, maart 2003
81 Dit was voorheen de Sudanese Victims of Torture Group, een internationaal netwek van Sudanese
mensenrechtenorganisaties, dat tot 2001 voornamelijk vanuit Londen opereerde. Met ingang van 2002
heeft deze groep formeel de nieuwe naam aangenomen.
36
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Ook is begin 2002 het National Centre for Human Rights opgericht onder leiding
van Dr Al Mufti (voorheen voorzitter van de Adviesraad voor Mensenrechten), dat
beoogt een onafhankelijke instantie te zijn maar duidelijk gelieerd is aan de
overheid.
Na trainingen georganiseerd door de Office of the United Nations High
Commissioner of Human Rights (OHCHR) is er in Sudan een netwerk van
mensenrechten-ngo's gevormd.
In Sudan is de laatste jaren meer (publieke) discussie over mensenrechten
mogelijk. Momenteel is in Sudan een maatschappelijke discussie gaande over de
oprichting van een onafhankelijk nationaal instituut voor mensenrechten. De
Sudanese regering heeft toegezegd mee te zullen werken aan de oprichting van een
dergelijk onafhankelijk nationaal instituut. Inmiddels heeft een voorbereidend
seminar plaatsgevonden, waaraan verschillende Sudanese
overheidsvertegenwoordigers en ngo's hebben deelgenomen.
Desondanks ondervinden mensenrechtenactivisten, vanwege hun kritische
houding, regelmatig tegenwerking van de zijde van de Sudanese overheid. Deze
tegenwerking varieert van willekeurige arrestaties (zonder arrestatiebevel),
verhoren, korte detenties en huiszoeking tot verstoring van bijeenkomsten,
inbeslagname van papieren, dagelijkse meldingsplicht en bedreiging van
familieleden.
Voor zover bekend zijn in de niet door de regering gecontroleerde gebieden van
Sudan geen onafhankelijke mensenrechtenorganisaties actief.
Internationaal toezicht op de mensenrechtensituatie in Sudan vond tot 2002 plaats
doordat Sudan jaarlijks diverse malen werd bezocht door de door de VN-
Mensenrechtencommissie aangestelde Speciale Rapporteur voor de
mensenrechtensituatie in Sudan, dr Gerhart Baum. In de 59e zitting van de VN
Mensenrechtencommissie werd echter besloten het mandaat van Baum niet te
verlengen.82
Verder is in Khartoem is op grond van een overeenkomst in maart 2000 tussen de
regering van Sudan en de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten een
medewerker van het Hoge Commissariaat geplaatst om aan de overheid technische
assistentie te verlenen op het gebied van mensenrechten.
In het buitenland gevestigde organisaties als Amnesty International, Human Rights
Watch en de Sudanese Human Rights Organisation83 publiceren regelmatig over
82 De reden hiervoor was niet een verbeterde mensenrechtensituatie in Sudan maar politieke oppositie in
de Mensenrechtencommissie van met name Afrikaanse landen.
83 Hier wordt bedoeld de SHRO in ballingschap (Kaïro) en niet de in 1991 door de regering opgerichte
SHRO onder leiding van Ahmed Al-Nasri.
37
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
de mensenrechtensituatie in Sudan in het algemeen of over specifieke schendingen
in het bijzonder. In januari 2003 bracht Amnesty International een bezoek aan
Sudan.
Sudan is partij bij het Afrikaanse Handvest inzake de Rechten van Mensen en
Volkeren. Er zijn drie klachten ingediend bij de Afrikaanse Commissie. Deze heeft
Sudan schuldig bevonden aan schending van een aantal artikelen van genoemd
handvest. De kritiek had betrekking op het bestaan van lijfstraffen, (delen van) het
Wetboek van Strafrecht 1991 en de beperkingen van de vrijheid van
meningsuiting, vergadering en beweging.
3.3 Naleving en schendingen
De Sudanese regering lijkt op het gebied van de mensenrechten nog steeds een
dubbel spoor te blijven volgen. Enerzijds is sprake van meer aandacht voor de
mensenrechten in Sudan en zijn enkele voorzichtig positieve ontwikkelingen waar
te nemen. In dit verband wordt gewezen op de meer publieke discussie over
mensenrechten, de formele afschaffing van de perscensuur door de
veiligheidsdiensten, de vrijlating van een aantal politieke gevangenen (waaronder
Al-Turabi), de opheffing van reisbeperkingen voor de politieke oppositie, etc.
Anderzijds werpt de Sudanese regering steeds nieuwe obstakels op. Zo wordt
bijvoorbeeld aan bepaalde kranten ondanks de recente afschaffing van de
perscensuur nog steeds een verschijningsverbod opgelegd en worden journalisten
die niet meer op de zwarte lijst (uitreisverbod) staan na terugkomst in Sudan nog
steeds lastig gevallen. Ook worden de veiligheidsdiensten nog steeds als repressief
instrument gebruikt. Hierdoor lijken de maatregelen die de Sudanese regering
heeft genomen om haar mensenrechtenreputatie op te vijzelen, veelal toch niet
meer te zijn dan `window dressing'.
De mensenrechtensituatie in de gebieden die door de SPLM/A worden
gecontroleerd blijft ook een punt van zorg. In Zuid-Sudan is sprake van een sterk
tribale samenleving. Er is vrijwel geen maatschappelijk middenveld.
De internationale gemeenschap heeft zich de afgelopen jaren in verschillende
resoluties van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) en
van de VN Mensenrechtencommissie kritisch uitgelaten over de situatie in Sudan.
In de 59e zitting van de VN Mensenrechtencommissie haalde een kritische EU-
resolutie echter geen meerderheid en werd het mandaat van de speciale rapporteur
Baum niet verlengd.
38
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
3.3.1 Vrijheid van meningsuiting
Vrijheid van meningsuiting is in de Sudanese grondwet opgenomen onder artikel
25. Met de inwerkingtreding van de perswet van 1999 zijn de bepalingen van de
grondwet in de lagere wetgeving verwerkt. De overheid heeft een Nationale
Persraad (National Press Council) in het leven geroepen die klachten naar
aanleiding van publicaties in behandeling neemt en zo nodig tegen kranten of
journalisten optreedt (waarschuwing, schorsing). De persraad legt verantwoording
af aan de president. De raad heeft 21 leden en is als volgt samengesteld: 7 leden
worden benoemd door de President, 9 leden worden gekozen door de algemene
vergadering van de journalistenbond (General Journalists Union) en 5 leden
worden gekozen uit het parlement.
Op grond van de noodtoestand zijn extra beperkingen van de persvrijheid
mogelijk.
In het regeringsgebied kunnen in principe alle politici en politieke groepen in de
kranten aan het woord komen, maar het is journalisten verboden om te rapporteren
over internationale veiligheidsvraagstukken, politie, leger en nationale
veiligheid.84
De Sudanese media worden gekenmerkt door een groot aantal dagbladen.
Gedurende de verslagperiode verschenen twee Engelstalige kranten: de Khartoum
Monitor en de Sudan Vision. De Khartoum Monitor heeft een duidelijk profiel en
vormt een forum voor zuiderlingen. De Sudan Vision wordt gezien als
regeringsgezind. Sinds kort verschijnt er tweemaandelijks een onafhankelijk
Engelstalig blad, de Sudan Mirror. Het blad wordt gedrukt in Uganda en
gedistribueerd in Zuid-Sudan, in de vluchtelingenkampen in Kenia en Uganda en
onder de Sudanese diaspora.85
De meeste Arabische dag- en weekbladen worden ofwel direct door de overheid
uitgegeven of zijn daaraan nauw verbonden.
Radio en televisie zijn in handen van de centrale of provinciale regering en worden
vergaand gecontroleerd.
Voor alles wat via internet of satelliet-tv kan worden ontvangen geldt geen
censuur.
In de praktijk wordt de vrijheid van meningsuiting beperkt: journalisten en
uitgevers werden door de veiligheidsdiensten lastiggevallen, geïnstrueerd over de
wijze van publiceren, ondervraagd en gedetineerd; kranten kregen hoge boetes,
edities van kranten werden regelmatig in beslaggenomen omdat de censuur
artikelen afkeurde, etc. Bij publicaties over onderwerpen als de oorlog in het
zuiden, mensenrechten-schendingen, protestdemonstraties, kritiek op de
regeringspolitiek en het overheidsoptreden, etc. grepen veiligheidsdiensten veelal
84 Men is met name alert op berichtgeving over het vredesproces en de situatie in Darfur.
85 IRIN d.d. 02.10.2003
39
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
in. In juli 2002 zou een officiële instructie zijn uitgegaan dat dagbladen een
minimum aantal van 12 pagina's zouden moeten hebben, hetgeen de
onafhankelijke kranten met veelal beperkte financiële middelen voor grote
problemen stelt. 86
Kranten werden ook bestraft met (tijdelijke) sluiting vanwege het handelen in
strijd met nationale veiligheidsvoorschriften. Op 4 juli 2003 confisceerde de
veiligheidsdienst een deel van de oplage van Al-Ra'i Al-`Amm. Dezelfde dag
werden exemplaren van het dagblad Al-Alwan geconfisceerd. De aanleiding voor
beide confiscaties waren artikelen over de Verklaring van Khartoem (zie 3.3.2).87
Sinds februari 2001 is voor het dagblad Al Ray al Shaab een verschijningsverbod
van kracht. Met de vrijlating van Al-Turabi is volgens de autoriteiten het
verschijningsverbod op dit dagblad, dat aan het PNC is gelieerd, opgeheven. Tot
op heden is het dagblad echter nog niet verschenen, mogelijk wegens
doorstartproblemen.
De Khartoum Monitor is in de verslagperiode meerdere keren doelwit geweest van
de censuur. De eerste keer werd de krant van medio mei tot medio juli 2003 door
de rechter een verschijningsverbod opgelegd na publicatie van een artikel over
bier. De tweede keer trok de Sudanese Court of Crimes against the State in juli
2003 de vergunning van de krant voor onbepaalde tijd in vanwege in 2001
gepubliceerde artikelen over slavernij.88 Het Hof van Beroep besloot echter op 31
augustus 2003 dat dit vonnis wordt herroepen totdat de zaak opnieuw voor de
rechtbank voorkomt. Ook de Nationale Persraad verklaarde dat de krant weer
mocht verschijnen.89
Het gevolg van dit toezicht was dat veel journalisten een bepaalde vorm van
zelfcensuur zijn gaan hanteren.
De Nationale Persraad, die toezicht moet houden op de media, gebruikte haar
bevoegdheid om kranten een tijdelijk verschijningsverbod of forse boetes op te
leggen.90 Hoewel de persraad op zich naar behoren functioneerde en zich
inhoudelijk hield aan de perswet, waren de straffen die werden opgelegd soms
onevenredig hoog. Zo werden forse boetes of een verschijningsverbod opgelegd,
die vaak niet in verhouding stonden tot de aard en zwaarte van de klacht.
De Nationale Persraad heeft zich de afgelopen periode sterk gemaakt om meer
autoriteit uit te oefenen maar slaagde er in veel gevallen niet in direct ingrijpen
van de veiligheidsdiensten te voorkomen.
86 Human Rights Watch World Report 2003 en Situation of Human Rights in the Sudan, Report of the
Special Rapporteur, Gerhart Baum, submitted in accordance with Commission (on Human Rights)
resolution 2002/16, E/CN.4/2003/42 d.d. 6 januari
2003.
87 De Nationale Persraad zou in februari 2003 de kranten hebben geïnstrueerd niet te berichten over het
vredesproces. Human Rights Watch d.d. 01-08-2003
88 Human Rights Watch d.d. 01-08-2003
89 Reporters sans frontiéres d.d. 16-09-2003
90 Khartoum Monitor en Al-Watan kregen een aantal keren een verschijningsverbod opgelegd.
40
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Op 12 augustus 2003 vaardigde president Al-Bashir een decreet uit waarin de
nationale veiligheidsdienst werd ontheven van de bevoegdheid tot direct ingrijpen
in de pers (perscensuur).91 Deze toezichthoudende rol zou door de Nationale
Persraad worden overgenomen.92 Volgens de Sudanese autoriteiten is na de
afkondiging van het decreet inzake censuur geen enkele censuur meer uitgeoefend.
Echter, de Khartoum Monitor mocht op last van de Openbare Aanklager ook na 12
augustus niet verschijnen vanwege `subversieve activiteiten'. Pas op 19 oktober
2003 werd het verschijningsverbod voor de Khartoum Monitor opgeheven. Op 24
november 2004 werd de krant opnieuw gesloten.
Het dagblad Al-Ra'I Al-`Amm werd op 13 augustus 2003 opnieuw een
verschijningsverbod opgelegd en op 2 september 2003 werd het dagblad Al-
Alwan93 door de Openbare Aanklager opnieuw een verschijningsverbod opgelegd
vanwege `misdaad tegen de staat', het zaaien van verdeeldheid en het hinderen van
de vredesbeweging.94 Op 17 november 2003 werd het blad Al-Ayyam tot nader
orde gesloten op last van de Openbaar Aanklager na een klacht van de
veiligheidsdienst.
Dat president Al-Bashir in augustus de veiligheidsdienst heeft geïnstrueerd zich
niet langer rechtstreeks te mengen in perszaken, betekent niet dat de vrijheid van
pers gegarandeerd is. Andere instituties, zoals het Openbaar Ministerie en de
Nationale Persraad oefenen feitelijk `censuur in retrospect' uit. Daarbij lijkt het dat
via een achterdeur de veiligheidsdienst haar invloed op de schrijvende pers nog
altijd kan laten gelden.
Als gevolg van de intensieve controle op de bevolking (via wijkcomité's,
informanten, postcensuur, en dergelijke) zullen de veiligheidsdiensten op de
hoogte raken als iemand zich sterk profileert op politiek of religieus terrein,
bijvoorbeeld door het deelnemen aan demonstraties en oppositionele
bijeenkomsten of het zich kritisch (in woord of geschrift) uitlaten over het
regeringsbeleid. In dat geval kan deze persoon, ongeacht zijn etnische afkomst,
problemen van de zijde van de veiligheidsdiensten ondervinden, variërend van
intimidatie en het opleggen van reisbeperkingen tot arrestatie en (meerdere)
detenties, waarbij marteling niet is uitgesloten. Vanwege de intensieve controle is
het circuit van `activisten/andersdenkenden' bekend bij de veiligheidsdiensten.
Deze personen worden dan ook regelmatig opgepakt en ondervraagd.
Personen die zich niet profileren zullen in de meeste gevallen niet door de
veiligheidsdiensten lastiggevallen worden. Het is echter mogelijk dat de
veiligheidsdiensten personen verdenken van onwelgevallige politieke of religieuze
activiteiten ook wanneer deze verdenkingen onterecht zijn. Verdachte personen
91 De pre-censuur was formeel al in 2001 opgeheven maar was feitelijk blijven bestaan.
92 Reuters d.d. 12-08-2003
93 Het dagblad Al-Alwan is geaffilieerd aan de PNC.
94 Reporters sans frontiéres d.d. 05-09-2003 en 16-09-2003.
41
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
kunnen te maken krijgen met ruwe ondervragingen, (korte) detentie en/of
meldingsplicht. Als na ondervraging echter blijkt dat het niet om politieke of
religieuze tegenstanders van de regering gaat, ondervinden betrokkenen verder
geen ernstige problemen van de zijde van de veiligheidsdiensten.
De academische vrijheid is beperkt. In openbare universiteiten benoemt de
regering de bestuurders. Hoewel vele professoren redelijk kritisch spreken en
schrijven over de regering, oefenen zij veelal zelfcensuur uit. Particuliere
universiteiten staan niet onder directe controle van de regering. Ook hier echter
beperken professoren zich in hun uitlatingen. Het curriculum en de taal van
onderwijs zijn op beide typen scholen bepaald door de regering.
Regelmatig worden politiek actieve studenten gearresteerd en gedetineerd, waarbij
bedreigingen en mishandelingen geen uitzonderingen zijn (zie 3.3.2).
Islamitische geleerden hebben in juli 2003 een fatwa uitgevaardigd tegen personen
die andere wetgeving dan shari'a voorstaan. De geleerden gaven aan dat o.a.
socialisten en communisten afvalligen zijn. De regerende partij, National
Congress Party, stelde zich formeel op het standpunt dat zij niets van doen heeft
met deze fatwa.
In door rebellen beheerste gebieden verschijnen geen kranten, noch worden er
radio- of televisieprogramma's uitgezonden. De SPLM/A heeft geen radiostation,
maar kondigde medio 2003 aan er binnenkort een op te richten. Wel worden in
Zuid-Sudan met steun van Nederland vanuit Kampala algemene informatieve
radioprogramma's uitgezonden door Radio Voice of Hope.
Ook in door de rebellen gecontroleerde gebieden is geen sprake van volledige
vrijheid van meningsuiting.
3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering
De wet op de politieke partijen van maart 2000 bepaalt dat politieke partijen
slechts kunnen meedoen aan verkiezingen indien zij zich formeel hebben laten
registreren. Bij de registratie dient een politieke partij te verklaren dat zij het eens
is met de grondwet. De wet staat externe financiering van geregistreerde partijen
toe. Overigens is het ook niet-geregistreerde politieke partijen toegestaan
bijeenkomsten te organiseren en propaganda te maken.
Op 1 januari 2003 stonden 22 politieke partijen geregistreerd (zie bijlage III).
Belangrijke oppositiepartijen, zoals de Umma Party en de DUP, de (S)CP en de
strijdende zuidelijke partijen, weigeren zich te laten registreren. Bij deze partijen
bestaat veel weerstand tegen de grondwet van 1998 alsmede de uitwerking ervan
in lagere wetgeving.
Sinds 2000 is een amnestie van kracht voor in het buitenland verblijvende
politieke vluchtelingen. Sindsdien keerden verschillende kaderleden en leiders van
42
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
oppositiepartijen als de DUP en recentelijk ook van (S)CP en de Baath Party naar
Sudan terug. Politieke tegenstanders van de regering die zich als zodanig sterk
profileren door bijvoorbeeld de gewapende strijd tegen de regering te steunen,
kunnen bij terugkeer op problemen van de zijde van de veiligheidsdiensten blijven
rekenen.
Het is algemeen bekend dat in het regeringsgebied vakbonden geïnfiltreerd zijn
door de veiligheidsdienst. De verkiezingen van leiders van vakbonden en
vakorganisaties worden niet zelden gecontroleerd en gemanipuleerd door de
overheid.
De vrijheid van vergadering wordt wettelijk ingeperkt door het decreet inzake de
noodtoestand en de strafwet. Deze laatste vereist overheidsgoedkeuring voor
samenkomsten van meer dan vijf personen. In juni 2001 kondigde de regering een
verbod af op alle openbare demonstraties en bijeenkomsten, en dit verbod is nog
van kracht.95 Door de overheid georganiseerde of gesteunde demonstraties vinden
overigens wel plaats.
Op 10 augustus 2002 werd per presidentieel decreet besloten om de bestaande
belemmeringen op de activiteiten van politieke partijen op te heffen. Hiermee
kregen ook niet-geregistreerde partijen de vrijheid om politieke vergaderingen te
beleggen en propaganda te maken en verviel de verplichting dat voor
partijbijeenkomsten eerst een vergunning dient te worden aangevraagd. Het
decreet eist echter van alle partijen om geweld af te zweren en eventuele nog
bestaande gewapende groepen te ontbinden. Overigens bleven de niet-
geregistreerde partijen uitgesloten van deelname van de verkiezingen.
Ondanks het presidentieel decreet van augustus 2002 wordt in de praktijk de
vrijheid van vergadering van overheidswege nog altijd ingeperkt. Bijeenkomsten
van politieke tegenstanders worden geregeld niet toegestaan en, als zij toch
plaatsvinden, soms verstoord door de Sudanese veiligheidsdienst. Deelnemers
moeten rekening houden met arrestatie, verhoor, detentie en strafvervolging.
In juli 2003 verboden de autoriteiten een bijeenkomst op het terrein van de Umma
Party. De bijeenkomst had ten doel het vredesproces te bespreken.
Activisten van oppositionele partijen, met name van de partijen die samenwerken
in de NDA, zoals de DUP, Baath Party, SCP, etc. en van de PNC, ondervinden
regelmatig problemen in de vorm van verplichte periodieke melding bij de
veiligheidsdiensten, arrestatie, verhoor, marteling, strafvervolging en detentie (zie
ook 3.3.6).
Politieke activisten en vertegenwoordigers van het Sudanese maatschappelijk
middenveld hebben een gezamenlijke Verklaring van Khartoem (Khartoum
95 US DoS, Country reports on human rights practices Sudan 2002, maart 2003
43
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Declaration) opgesteld ter ondersteuning van het vredesproces, het Machakos
Protocol en de Cairo Declaration96 (seculiere status van Khartoem). Een
persconferentie op 2 juli 2003 waar deze verklaring zou worden ondertekend werd
verstoord door de Sudanese veiligheidienst en verschillende ondertekenaars
werden gearresteerd.97 Uiteindelijk is de Verklaring van Khartoem getekend door
18 politieke partijen, 14 maatschappelijk middenveldgroepen en 78 prominente
individuen.98
President Al-Bashir heeft aangekondigd een grotere politieke vrijheid toe te staan.
Op 5 augustus 2003 gaf president Al-Bashir opdracht 32 politieke gevangenen vrij
te laten. Het betrof hier 13 leden van de PNC en 19 leden van organisaties die
behoren tot de NDA.99 Op 12 augustus 2003 hief president Al-Bashir het
reisverbod voor leden van de oppositie op.
Op 13 oktober 2003 werd onverwachts Al-Turabi, samen met twee andere PNC-
leiders, vrijgelaten. Ook werd per presidentieel decreet het verbod op de PNC
opgeheven, het hoofdkantoor van de PNC mocht weer heropend worden en de
partijkrant mocht weer verschijnen.100
Ondanks deze maatregelen bleven er ook na oktober 2003 berichten over
arrestaties van politieke tegenstanders van de regering, waaronder leden van de
PNC (zie 3.3.6).
Politie en veiligheidsdiensten bleven hard optreden tegen politieke activiteiten van
studenten, met name van leden van het Democratic Front of the Sudanese Students
(DFSS). Regelmatig werden politiek actieve studenten gearresteerd en
gedetineerd, waarbij bedreigingen en mishandelingen geen uitzondering waren.
Ook werden studenten regelmatig (tijdelijk) geschorst of verwijderd van de
universiteit vanwege hun politieke activiteiten.
Na de gewelddadige studentenonlusten in oktober 2002 werd de Universiteit van
Khartoem gesloten. De Universiteit van Khartoem is inmiddels volledig heropend.
Ook hebben daar de verkiezingen voor de studentenvakbonden plaatsgevonden.
De meeste stemmen werden uitgebracht op de Alliantie (Al-Tahaluf), een
gelegenheidscoalitie bestaande uit studenten die gelieerd zijn aan o.a. de Umma
Party, DUP en PNC. De tweede grootste vertegenwoordiging was een groep
studenten verwant aan Ansar Al-Sunnah Al-Muhammaddiyya (een orthodox-
islamitische beweging). Er zijn geen vertegenwoordigers gekozen namens de
National Congress Party.
96 De Cairo Declaration van 24 mei 2003 was een gezamenlijke verklaring van de noordelijke politieke
oppositie en de SPLM/A over het vredesproces en de status van de hoofdstad.
97 Amnesty International d.d. 04-07-2003
98 OMCT, Observary Appeals d.d. 04-07-2003
99 Reuters d.d. 05-08-2003
100 BBC d.d. 15.10.2003 en AI, AFR 54/090/2003
---
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
De studentenverkiezingen aan de Universiteit van Juba in Khartoem hebben echter
geen doorgang kunnen vinden. Op 31 juli 2003 was er een gewelddadige
confrontatie tussen studenten en politie op de campus van de Universiteit van Juba
in Khartoem naar aanleiding van het uitstel van de studentenverkiezingen.
Ongeveer 70 studenten werden gearresteerd. Op 2 augustus 2003 zijn de studenten
voor de rechter verschenen. Allen zijn inmiddels vrijgelaten. De universiteit is tot
op heden gesloten.
Verder waren er arrestaties aan de Universiteit van Sudan als gevolg van protesten
van studenten die opwaardering van hun studie/diploma eisten.
Tot op heden is nog geen officieel rapport verschenen over het harde optreden van
de politie bij de studentenonlusten in oktober 2002.
Ook in door de rebellen gecontroleerde gebieden is geen sprake van volledige
vrijheid van vereniging en vergadering. In deze gebieden worden repressieve
maatregelen genomen om onafhankelijk politieke initiatieven te onderdrukken en
administratieve structuren te controleren. Er bestaat nog steeds geen politieke
oppositie in deze gebieden. Er is geen politiek alternatief voor de SPLM/A. De
verkiezingen voor het National Convention zijn (opnieuw) uitgesteld.101
3.3.3 Vrijheid van godsdienst
De vrijheid van godsdienst speelt een belangrijke rol in het conflict tussen Noord-
en Zuid-Sudan, dat veelal als een godsdienstoorlog wordt voorgesteld. Deze
voorstelling verhult echter dat het conflict, al kent het een godsdienstige
component, voornamelijk draait om het zuidelijke protest tegen marginalisering
door de noordelijke regering en de beheersing van de natuurlijke rijkdommen.102
De kwestie van de vrijheid van godsdienst is niettemin een belangrijk punt in de
vredesonderhandelingen tussen noord en zuid. In het Machakos Protocol is het
principe van de scheiding van staat en religie geregeld. De religieuze status van
Khartoem is nog een punt van discussie.
Vrijheid van godsdienst is als burgerrecht onder artikel 24 van de Sudanese
grondwet opgenomen. De grondwet stelt echter tevens dat de shari'a en de traditie
de bronnen van de wetgeving zijn. De Sudanese regering beschouwt de islam als
staatsgodsdienst. Het grondrecht vrijheid van godsdienst is dan ook slechts ten
dele in lagere wetgeving vertaald. De nog uit de koloniale tijd stammende wet op
de missionarissen vormt de huidige rechtsgrond voor christelijke activiteiten in
Sudan. De regering beschouwt deze wet als niet meer van deze tijd en zegde in
2000 een nieuwe wet met betrekking tot kerken en religieuze groepen toe, doch
101 Als datum wordt nu mei of november 2004 genoemd. Dit zou onder meer afhankelijk zijn van de
lopende vredesbesprekingen.
102 UN ECOSOC CHR, Situation of human rights in the Sudan, Report of the Special Rapporteur, 23
January 2002, E/CN.4/2002/46
45
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
trok deze toezegging najaar 2001 weer in. Ook kondigde de regering aan een
adviesraad voor christelijke aangelegenheden in te stellen en christenen op hoge
overheidsposities te benoemen.
De Adviesraad voor Christelijke Aangelegenheden, bestaande uit 14
vertegenwoordigers van verschillende kerken, is inmiddels ingesteld maar nog niet
bijeen geweest. Er zijn berichten dat de leden van deze adviesraad niet op een
democratische wijze zijn benoemd maar door de regering zijn aangewezen. Als
gevolg daarvan zouden de kerken geen vertrouwen hebben in de adviesraad.103
Medio 2002 benoemde de Sudanese regering een christen als vervanger van een
moslim als hoofd van het Departement van Christelijke Aangelegenheden dat
ressorteert onder het ministerie van Religieuze Begeleiding en Schenkingen
(`Religious Guidance and Endowments'). De kerken staan echter gereserveerd
tegenover deze benoeming en beschouwen hem als een spreekbuis van de
Sudanese regering.
Religieuze organisaties en kerken dienen zich, als alle andere organisaties, te
registreren om wettelijke erkenning te verkrijgen. De grote christelijke kerken zijn
wettelijk erkend, eerste kerstdag is een officiële vrije dag (de zondag niet) en
kerken mogen volgens de wet activiteiten ontplooien op het gebied van zielzorg,
onderwijs en sociale voorzieningen. Het is niet-moslims verboden anderen te
bekeren. Het omgekeerde gebeurt veelvuldig.
In de praktijk wordt in de gebieden onder regeringsgezag de godsdienstvrijheid
voor christenen echter ingeperkt en is sprake van pesterijen en tegenwerking door
(lokale) autoriteiten.
De afgifte van bouwvergunningen voor kerken behoort tot de bevoegdheden van
de deelstaatregeringen. De centrale regering oefent onvoldoende controle uit op
eventueel discriminerend beleid door deze deelstaatregeringen. Zo worden
bouwvergunningen voor kerkelijke ruimtes geweigerd en worden huurcontracten
veelal niet verlengd. Kerken die zonder bouwvergunning zijn gebouwd of de
stadsplanning in de weg staan, kunnen worden afgebroken. In
vluchtelingenkampen en krottenwijken in Khartoem moeten opvallend vaak
illegaal gebouwde verblijven die als kerk en christelijke school dienst doen,
voornamelijk ten behoeve van de zuidelijke bevolking, worden afgebroken, omdat
zij op de verkeerde plaats zijn gebouwd.104
103 Statement by the Special Rapporteur on the situation of human rights in the Sudan, UNHCHR
12/11/2002. Informatie afkomstig van de Sudan Council of Churches (SCC).
104 Volgens de statistieken van de Sudanese overheid werden in de afgelopen tien jaar 48
bouwvergunningen verstrekt voor kerkenbouw in het noorden, waarvan de helft in de deelstaat
Gedaref. Opvallend was dat geen enkele vergunning in de deelstaat Khartoem werd verstrekt en
slechts één in de deelstaat Gezira, terwijl juist in die twee deelstaten de christelijke gemeenschap
enorm toenam. Niet kan worden uitgesloten dat dit te maken had met de invloed van de sterk
fundamentalistische gouverneur van de deelstaat Khartoem.
46
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Voorts berichten kerken regelmatig over problemen bij het verkrijgen van werk-
en verblijfsvergunningen voor buitenlandse medewerkers en missionarissen.
Ook het gebrek aan vrijheid om van godsdienst te veranderen, waar het gaat om
bekering vanuit de islam, is een probleem. De vigerende Sudanese wetgeving
weerspiegelt de islamitische wetgeving (de shari'a) en stelt een moslim strafbaar
onder de strafwet bij geloofsafval. Afvalligheid kan niet alleen blijken uit de
overgang tot een ander geloof, maar ook uit nadrukkelijke minachting voor de
centrale leer van de islam en voor de profeet Mohammed. Op deze basis kunnen
ook moslims die atheïst zijn geworden in staat van beschuldiging worden gesteld.
Bekeerlingen kunnen te maken krijgen met intensieve verhoren, intimidatie en
foltering door de autoriteiten.105
Voor afvalligheid van de islam kan de doodstraf worden opgelegd. Voorzover
bekend kregen de laatste jaren drie personen om deze reden de doodstraf opgelegd.
Zij werden vrijgelaten nadat zij spijt hadden betuigd. Eén afvallige werd in
absentie veroordeeld.
Er zijn geen aanwijzingen dat het enkele individueel belijden van andere religies
dan de islam tot ernstige problemen met de Sudanese autoriteiten leidt. Indien een
individu zich echter in de regeringsgebieden publiekelijk sterk als niet-moslim
profileert kunnen wel problemen ontstaan en kan detentie volgen. Ook kunnen
niet-moslims hinder ondervinden van fanatieke moslims (bijvoorbeeld werkzaam
bij een veiligheidsdienst) indien zij zich niet houden aan de regels van de shari'a,
zoals kledingvoorschriften, voedingregels tijdens de Ramadan of het verbod op
alcohol. Zo komt het voor dat uit het zuiden afkomstige vrouwen in de
ontheemdenkampen rond Khartoem geslagen of gearresteerd werden, vanwege het
brouwen van bier of andere activiteiten die tot de zuidelijke cultuur behoren, maar
in de islam niet toegestaan zijn.
Ook indien een religieuze groep zich naar de mening van de autoriteiten te
nadrukkelijk manifesteert kunnen (administratieve) sancties worden opgelegd. Dit
geldt voor alle groepen, ook islamitische, die afwijken van de interpretatie van de
islam door het NIF/NC(P).
Het komt voor dat bij voedseldistributie door islamitische NGO's aan de
ontvangers gevraagd wordt de islamitische geloofsbelijdenis uit te spreken ("Er is
geen andere God dan Allah"). Ook in kindertehuizen en gevangenissen komt dit
voor. Bronnen verschillen van mening of deze praktijk een vorm van
daadwerkelijke gedwongen bekering is. Over (andere) vormen van gedwongen
bekering die zich in de verslagperiode mogelijk hebben voorgedaan, is dezerzijds
niets bekend.
105 US DoS, Country reports on human rights practices Sudan 2002, maart 2003
47
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Op openbare scholen in het noorden is islamitisch onderwijs verplicht. In openbare
scholen waar moslims niet de meerderheid vormen, hebben de studenten formeel
de keuze tussen islamitische of christelijke lessen. In het merendeel van de
openbare scholen worden echter geen christelijk lessen aangeboden omdat er niet
voldoende christelijke leraren of studenten zijn. Dit betekent dat in de praktijk veel
christelijke studenten islamitische lessen volgen.
Er zijn aanwijzingen dat christenen die hun dienstplicht vervullen regelmatig
vernederd worden vanwege hun christen zijn en onder druk gezet worden om zich
tot de islam te bekeren. Bovendien kunnen zij ingezet worden in de gewapende
strijd tegen hun geloofsgenoten in Zuid-Sudan.
De overheid heeft officieel de tien zuidelijke, in meerderheid niet islamitische,
deelstaten ontheffing verleend van op de shari'a gebaseerde delen van de strafwet
die lichamelijke straffen voorschrijven, zoals geselingen, amputaties en
stenigingen.
In gebieden beheerst door de SPLM/A bestaat in de praktijk vrijheid van
godsdienst voor christenen, moslims en aanhangers van traditionele godsdiensten.
Vele islamitische bewoners hebben overigens, naar verluidt, deze gebieden in de
loop der jaren verlaten. De SPLM /A staat formeel een seculiere staat voor en
heeft een niet onaanzienlijk aantal islamitische leden. Toch wordt de SPLM
overheerst door christenen, en hebben lokale SPLM/A-leiders veelal nauwe
banden met de lokale christelijke leiders.106 De noordelijke leden en aanhangers
van de NDA, waarmee de SPLM/A een samenwerkingsverband heeft, zijn
grotendeels islamieten, evenals rebellen in de Nuba bergen en andere gebieden die
de SPLM/A ondersteunen. De noordelijke partijen zoals DUP en UP willen geen
seculiere staat. Ze zijn wel voor vrijheid van godsdienst, maar scheiding van staat
en godsdienst streven zij niet na.
3.3.4 Bewegingsvrijheid
De vrijheid van beweging en vestiging is vastgelegd in artikel 23 van de
Grondwet. In de praktijk blijkt dit recht (nog) te zijn beperkt, mede als gevolg van
de burgeroorlog.
Binnenland
Binnen de door de regering gecontroleerde gebieden kunnen Sudanezen, zonder
onderscheid naar (etnische) afkomst, in beginsel vrij reizen. Zo kunnen Sudanezen
sinds de staakt-het-vuren overeenkomst van januari 2002 ook vanuit het Nuba
gebergte vrij reizen naar de rest van het regeringsgebied in Noord-Sudan. Ook van
en naar de door de regering gecontroleerde gebieden die in de conflictzones liggen
106 US DoS, Country reports on human rights practices Sudan 2002, maart 2003
48
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
(feitelijk de garnizoensplaatsen) kunnen Sudanezen vrij reizen voor zover er een
vliegverbinding is. Er zijn commerciële vluchten van Khartoem naar Malakal,
Wau en Juba. Voorts proberen veel Zuid-Sudanezen mee te reizen met militaire
vliegtuigen die wekelijks naar de garnizoensplaatsen vliegen. Slechts het aantal
zitplaatsen vormt hierbij een beperking.
Wel is er een identificatieplicht: formeel dient men in het bezit te zijn van een
identiteitskaart.107 Reizigers die geen identiteitskaart kunnen tonen riskeren
arrestatie.108 In bijlage 5 is een overzicht opgenomen van identiteits- en
reisdocumenten, en de procedures om deze te verkrijgen.
In de regeringsgebieden zijn langs de deelstaatgrenzen, de uitvalswegen naar
grensposten, de toegangswegen tot grotere plaatsen en de verbindingswegen
tussen de buitenwijken van Khartoem controleposten opgesteld. Hier wordt het
verkeer onder meer gecontroleerd op het vervoer van verboden goederen (alcohol,
wapens, enzovoort). Personen worden voornamelijk gecontroleerd op de
vervulling van de dienstplicht, en of ze gezocht worden door de autoriteiten.
Vrouwen, kinderen en ouderen worden doorgaans zonder controle doorgelaten.
Overigens kan niet geheel worden uitgesloten dat personen die door de autoriteiten
worden gezocht, dergelijke controleposten kunnen passeren, mits de gezochte
persoon over een geldig identiteitsbewijs beschikt. Aangenomen mag immers
worden dat de controleposten niet altijd beschikken over actuele lijsten van door
de overheid gezochte personen.
Buiten de conflictzones is geen sprake van een formele avondklok, maar in
Khartoem (inclusief Khartoem-Noord) en Omdurman worden `s nachts (vanaf
01.00 uur) extra controleposten ingericht. Er wordt dan hoofdzakelijk
gecontroleerd op identiteitsbewijzen. Hoewel er geen verbod is om op straat te
zijn, wordt uitgaan op die manier wel beteugeld.
In gebieden waar gewelddadige conflicten plaatsvinden, of waar de algehele
veiligheidssituatie dat noodzakelijk maakt, wordt zo nu en dan wel een avondklok
van kracht verklaard. Zo is momenteel in de regio Darfur een avondklok van
kracht. In welke andere regio's in Sudan thans avondklokken zijn ingesteld is niet
bekend. Overtreding van de avondklok kan leiden tot oplegging van een boete of
arrestatie.
Ook binnen rebellengebieden kunnen Sudanezen in beginsel vrij reizen, maar ook
daar zijn controleposten opgesteld.
Het reizen van 'regeringsgebied' naar 'rebellengebied' en vice versa is niet vrij. In
sommige plaatsen wordt wel openlijk tussen beide invloedssferen gereisd,
bijvoorbeeld rond Wau, en tussen Wau en Abyei. Op andere plaatsen is het vrijwel
onmogelijk de garnizoensstad te verlaten, bijvoorbeeld in Juba. Dit verschilt per
107 Bron: Sudanese Ministry of Interior, Director of Passport & Immigration Department
108 US DoS, Country reports on human rights practices Sudan 2002, maart 2003
49
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
gebied en per periode, afhankelijk van de veiligheidssituatie.109 Het zijn met name
ouderen, vrouwen en kinderen die zich verplaatsen. Mannen lopen over het
algemeen meer risico. Zij zullen door regeringsdiensten worden gecontroleerd op
de vervulling van de dienstplicht en kunnen verdacht worden van deelname aan
het rebellenleger.
Er zijn berichten dat ook de SPLM/A in de door haar beheerste gebieden de
vrijheid van bewegen van burgers beperkt. Zo zou burgers uit het noorden of uit de
regeringsgebieden in het zuiden regelmatig toestemming worden geweigerd om
SPLM/A-gebied binnen te gaan en zouden zij worden behandeld als buitenlander.
Ook zouden SPLM/A-commandanten burgers regelmatig toestemming weigeren
om in het buitenland conferenties bij te wonen.110 Aan Sudanezen die vanuit het
Nuba gebergte terug willen keren naar SPLM/A gebied worden in de praktijk ook
beperkingen opgelegd.
Beide partijen maken zich schuldig aan verkrachtingen. Om die reden wordt
vrouwen geadviseerd om na 13.00 uur niet meer buiten de stad te komen (zie 3.4.2
geweld tegen vrouwen).
Vestiging
Alle Sudanezen hebben het recht zich overal in Sudan te vestigen. Sudanezen
afkomstig uit het zuiden, westen, oosten of het Nuba gebergte kunnen zich dus in
beginsel in Noord-Sudan (bijvoorbeeld Khartoem) vestigen. Zij kunnen een stuk
land of een huis huren dan wel kopen. In het geval zij onvoldoende middelen van
bestaan hebben (bijvoorbeeld ontheemden), kan een plaats van vestiging door de
autoriteiten worden aangewezen in een ontheemdenkamp of de zogenaamde
planned areas.111 Het merendeel van deze groep slaat echter een tent op of vestigt
zich in één van de niet-afgebouwde huizen in de illegaal bewoonde wijken
(squatter areas). Zij zijn weliswaar vrij zich in Noord-Sudan te vestigen, maar
krijgen vaak problemen met grond- of huiseigenaren wanneer zij illegaal van het
eigendom van de laatsten gebruik maken.
In Sudan wordt iedereen in de gaten gehouden, en potentiële tegenstanders in het
bijzonder. Zuid-Sudanezen worden als potentiële tegenstanders gezien. Zuid-
Sudanezen, die zich voor het eerst in het noorden vestigen, trekken door hun
vestiging de aandacht van de autoriteiten en kunnen op grond van hun etnische
afkomst worden verdacht van lidmaatschap van of sympathie voor een
verzetsbeweging. Het is mogelijk dat deze nieuwkomers problemen van de zijde
van de veiligheidsdiensten ondervinden in de vorm van ruwe ondervragingen en
(korte) detenties, waarbij mishandeling niet kan worden uitgesloten.
109 bron: ICRC
110 US DoS, Country reports on human rights practices Sudan 2002, maart 2003
111 Dat zijn wijken die door de autoriteiten zijn aangewezen, waar ontheemden uit de officiële kampen
gehervestigd worden.
50
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Het is algemeen bekend dat de veiligheidsdienst geïnfiltreerd is in de ontheemden-
kampen en nieuwkomers scherp in de gaten houdt. Er worden evenwel geen
standaard-(onderzoeks)maatregelen ten aanzien van deze groep genomen. Wat de
behandeling door de autoriteiten betreft bestaat weinig verschil tussen Zuid-
Sudanezen afkomstig uit rebellen- dan wel uit regeringsgebied. Aan een persoon
die eenmaal in Khartoem is gearriveerd, is immers niet te zien of het bijvoorbeeld
een Dinka uit Wau dan wel uit omliggend rebellengebied betreft.
Als na verloop van tijd echter blijkt dat betrokkene geen politieke of militaire
activiteiten tegen de regering onderneemt of ondernomen heeft, en doordat alles en
iedereen in de gaten gehouden wordt weet de veiligheidsdienst dat na verloop van
tijd, dan ondervindt betrokkene verder in de regel geen ernstige problemen van de
zijde van de veiligheidsdiensten. De veiligheidsdiensten beschikken over een
uitgebreid informatienetwerk, bestaande uit werknemers van de veiligheidsdienst
en hun informanten in heel Khartoem. Wanneer een Zuid-Sudanees reeds langere
tijd in het noorden verbleven heeft zonder ernstige problemen te ondervinden, dan
blijkt daaruit dat de veiligheidsdiensten geen of niet langer verdenkingen
koesteren tegen die persoon.
Buitenland
Voor reizen van Sudanese onderdanen naar het buitenland is een geldig Sudanees
paspoort met een Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden (`Shahadat Istifa')
vereist.112 Dit bewijs wordt in de vorm van een los velletje papier door het
ministerie van Binnenlandse Zaken afgegeven en niet meer, zoals voorheen het
uitreisvisum, in het paspoort aangebracht. De aanvraagprocedure voor het bewijs
is gelijk aan de aanvraag van het vroegere uitreisvisum. Het bewijs kan ook
worden aangevraagd op het vliegveld.
Voor Sudanezen onder de 16 jaar is het niet mogelijk om op legale wijze zonder
begeleiding van een volwassene Sudan te verlaten. De minderjarige dient
bovendien in het paspoort van een ouder te zijn ingeschreven of over een eigen
paspoort inclusief Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden te beschikken. Dat
laatste kan alleen worden verkregen met een schriftelijke toestemming van de
vader of de formeel aangewezen voogd.
De Sudanese autoriteiten zijn momenteel bezig met een aanpassing van het
paspoort. Ook de uitgifteprocedure zal worden gewijzigd.
Het komt voor dat de Sudanese regering de uitreis weigert aan politieke
tegenstanders (bijvoorbeeld politici, journalisten en mensenrechtenactivisten). Met
name NDA-vertegenwoordigers en aanhangers/leden van oppositiepartijen als de
PNC en de SCP ondervonden problemen bij het reizen naar het buitenland. Ook
werknemers van buitenlandse NGO's en diplomaten ondervonden bureaucratische
112 Dit Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden is in 2003 in de plaats gekomen van het uitreisvisum
51
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
tegenwerking bij het reizen in Sudan en het verkrijgen van inreisvisa en werk- en
reisvergunningen voor Sudan.
Op 12 augustus 2003 hief president Al-Bashir per decreet het reisverbod voor
leden van de oppositie op. Op 18 september 2003 verklaarde de Sudanese minister
van Buitenlandse Zaken, Ismaïl, dat de Sudanese regering voor buitenlanders het
reizen in Sudan zou vergemakkelijken. Zo zouden reisvergunningen voor
crisisgebieden voortaan sneller worden afgegeven.113 De Sudanese regering heeft
recentelijk ook de vereiste reisvergunningen voor het bezoeken van negen staten
en acht steden afgeschaft.114 Het blijft echter voor hulpverleners een probleem
toegang te krijgen tot de crisisgebieden. Vaak blijven reisaanvragen onbeantwoord
of wordt de toestemming voor de reis ver na de reisdatum verleend.
Het enkele behoren tot een bepaalde etnische groep is voorzover bekend voor de
autoriteiten geen reden om personen reisdocumenten te weigeren.
De veiligheidsdienst bezit een zwarte lijst van Sudanezen met een uitreisverbod.
De veiligheidsdienst hanteert deze zwarte lijst nauwgezet en soms voor persoon-
lijk financieel gewin. Er zijn berichten dat deze zwarte lijst reeds in januari 2003
zou zijn herzien en ingekort. Per presidentieel decreet zijn in augustus 2003 de
lijsten met uitreisverboden afgeschaft met uitzondering van de lijsten die zijn
opgesteld door de advocaten-generaal en de rechterlijke macht. Zo heeft een
correspondent van Reporters Without Borders, voorheen op de zwarte lijst,
recentelijk toestemming voor een uitreis gekregen. Desalniettemin is hij na
terugkeer in Sudan op 8 juni 2003 langdurig verhoord, lastiggevallen en
geïntimideerd door de veiligheidsdienst. Ook is recentelijk een vertegenwoordiger
van de oppositionele DUP door de veiligheidsdienst uit het vliegtuig gehaald,
ondanks het feit dat hij toestemming voor de uitreis had gekregen van het
ministerie van Binnenlandse Zaken115
Controle luchthaven
Vanuit Khartoem bestaan directe vliegverbindingen met diverse internationale
bestemmingen in Afrika en het Midden-Oosten. Daarnaast zijn er slechts directe
vliegverbindingen met Parijs, Londen en Frankfurt.
De controle op het vliegveld van Khartoem is effectief. Iedereen die het land per
vliegtuig wenst te verlaten, wordt door de desbetreffende luchtvaartmaatschappij
op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt verstrekt aan en gecontroleerd door de
(burger)luchtvaartautoriteiten, de immigratie-autoriteiten, de veiligheidsdienst op
de luchthaven en de gezagvoerder van het vliegtuig. Het moet vrijwel uitgesloten
113 UNHCR d.d. 18-09-2003
114 Het betreft de deelstaten Gadarif, Gazira, Khartoum, Nile State, Northern Kordofan, Sinnar, Western
Kordofan en White Nile State en de steden Damazin, Kadugli, Juba, Kassala, Malakal, Port Sudan en
Wau.
115 De autoriteiten hebben voor dit incident hun excuses aangeboden en aangegeven dat de medewerker
van de veiligheidsdienst buiten zijn boekje is gegaan.
52
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
worden geacht dat iemand Sudan via de luchthaven kan verlaten als hij niet in het
bezit is van een (eventueel vervalst) paspoort inclusief Bewijs van Vervulling van
de Voorwaarden, tenzij hij hulp kreeg van met name hooggeplaatste veiligheids-
functionarissen.
Controle haven van Port Sudan
Vanuit Port Sudan vertrekken slechts vrachtschepen. Vanuit Suakin, dat iets ten
zuiden van Port Sudan ligt, zijn er vier mogelijkheden voor personen om Sudan te
verlaten: naar Djeddah (Saoedi-Arabië), Massawa (Eritrea), Djibouti (Djibouti) en
naar Sharm el Sheikh (Egypte). In principe worden hier dezelfde controles als op
het vliegveld uitgevoerd.
Een ieder die zich op het haventerrein in Port Sudan bevindt, is verplicht over een
pasje dat bij de toegangspoorten wordt verstrekt te beschikken. Personen die aan
boord gaan dienen zich te legitimeren. Zij dienen een paspoort met Bewijs van
Vervulling van de Voorwaarden te hebben. Schepen worden vóór vertrek
doorzocht. Het kan echter niet worden uitgesloten dat personen met hulp van
insiders aan boord worden gesmokkeld of eerst aan boord van het schip gaan als
dat zich buitengaats bevindt.
De landsgrenzen van Sudan zijn op steeds meer plaatsen opengesteld. Vanuit de
regeringsgebieden kan thans over land via de officiële weg naar omliggende
landen, zoals Egypte, Libië, Ethiopië, Eritrea en Tsjaad worden gereisd.
Vanuit rebellengebied kan over land naar aansluitende buurlanden worden gereisd
en omgekeerd. Er is vooral grensverkeer naar Kenia en Oeganda, hetgeen door de
autoriteiten van die landen wordt toegestaan. De Keniaanse autoriteiten
controleren aan de grens. Bij inreis in Zuid-Sudan zijn gewoonlijk
vertegenwoordigers van de ter plaatse heersende rebellenbeweging aanwezig.
Terugkeer
Sudanezen die vanuit het buitenland via de luchthaven van Khartoem terugkeren
doorlopen de volgende procedure. De terugkerende Sudanees vult een regi-
stratieformulier in, het paspoort wordt voorzien van een stempel, de Sudanees vult
een declaratieformulier in met betrekking tot de naar Sudan meegebrachte
buitenlandse valuta, en de bagage wordt gecontroleerd op de eventuele aanwe-
zigheid van niet-toelaatbare artikelen, zoals alcohol, opruiende geschriften, en
dergelijke. Dan volgt ondervraging door de belastingdienst om te verifiëren of
vanuit het buitenland (voldoende) belasting werd betaald (een in het buitenland
woonachtige Sudanees blijft belastingplichtig). Afdracht van belasting kan alsnog
worden vereist.
Naast deze gebruikelijke procedure komt het voor dat leden van de veiligheids-
diensten de ingereisde Sudanees nader ondervragen over het buitenlands verblijf.
De duur van het verblijf in het buitenland is één van de criteria op grond waarvan
53
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
de ondervraging plaatsvindt: hoe langer het verblijf, hoe meer kans op
ondervraging. Voorzover bekend is een ander belangrijk criterium de plaats van
buitenlands verblijf. Indien verbleven is in Addis Abeba, Asmara, Kairo, Londen
of Nairobi, is de kans op een relatief strengere controle van de bagage en de kans
op ondervraging groter dan bij andere verblijfplaatsen. In genoemde grotere
plaatsen wonen relatief veel Sudanezen die betrokken zijn bij de oppositie.
Met name Zuid-Sudanezen kunnen zich door een verblijf in het buitenland
verdacht maken in de ogen van de autoriteiten. Deze personen lopen bij terugkeer
in Sudan (in het door de regering gecontroleerde gebied) het risico te worden
geconfronteerd met vormen van negatieve bejegening door de veiligheidsdiensten,
zoals ruwe ondervragingen, (korte) detenties en meldingsplicht.
Op het moment dat zij in Sudan terugkeren, zullen de veiligheidsdiensten willen
nagaan in hoeverre zij zich oppositioneel opstellen, danwel hebben opgesteld.
Indien betrokkkenen zich politiek of religieus niet profileren of hebben
geprofileerd in Sudan danwel in het buitenland, is de kans gering dat zij ernstige
problemen van de zijde van de autoriteiten zullen ondervinden. Als betrokkenen
vóór vertrek uit Sudan gedurende langere tijd zonder problemen in het noorden
hebben verbleven, dan weten de veiligheidsdiensten dat betrokkenen zich in Sudan
niet oppositioneel hebben opgesteld. Als betrokkenen zich bovendien in het
buitenland niet oppositioneel hebben opgesteld, is de kans op ernstige problemen
met de autoriteiten gering.
Personen die uit gevangenschap naar het buitenland zijn gevlucht, zeker in die
gevallen waarin een proces tegen hen liep, kunnen bij terugkeer opnieuw worden
gearresteerd. Dat geldt evenzo voor personen die door een commuun delict de wet
hebben overtreden .
In principe ondervinden politieke tegenstanders van de regering, die eerder Sudan
ontvluchtten, bij terugkeer geen problemen doordat zij vallen onder de in 2000
afgekondigde amnestie (zie ook 3.3.2). Echter niet kan worden uitgesloten dat
politieke tegenstanders van de regering die zich sterk profileren door bijvoorbeeld
de gewapende strijd tegen de regering te steunen, bij terugkeer ernstige problemen
van de zijde van de veiligheidsdiensten zullen ondervinden.
Republiekvlucht
Voorzover bekend bestaat in Sudan geen wettelijke bepaling waarin het ongeoor-
loofd verlaten van het land of het na het verstrijken van de toegestane termijn
terugkeren in het land strafbaar wordt gesteld. Voorzover bekend vindt in Sudan
bij terugkeer van een illegaal uitgereisde persoon geen strafvervolging plaats
vanwege de illegale uitreis.
Zuid-Sudanezen kunnen vanuit het regeringsgebied, onder dezelfde voorwaarden
als hierboven uiteengezet voor Sudanezen in het algemeen, zonder problemen via
de officiële kanalen Sudan uit- en inreizen. Zuid-Sudanezen die het land niet via
54
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
de officiële kanalen hebben verlaten (die bijvoorbeeld via Oeganda of Kenia het
rebellengebied hebben verlaten) en niet in het bezit zijn van een Sudanees
paspoort met Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden, dienen bij terugkeer in
principe te beschikken over een geldig inreisdocument. Dit inreisdocument kan
door de Sudanese vertegenwoordigingen in het buitenland worden afgegeven. Aan
de afgifte zal een onderzoek door de Sudanese autoriteiten vooraf gaan. Dezerzijds
is niet bekend wat voor onderzoek wordt uitgevoerd. Ook is niet bekend in welke
gevallen een reisdocument wordt geweigerd. Sudan neemt in de regel haar eigen
staatsburgers terug.
De Sudanese ambassade in Den Haag verstrekt een laissez-passer aan Sudanezen
die vanuit Nederland vrijwillig dan wel gedwongen terugreizen naar Sudan en niet
over een geldig reisdocument beschikken.
Indien Zuid-Sudanezen terugkeren zonder geldig reisdocument, zullen zij bij
terugkeer vrijwel zeker problemen van de zijde van autoriteiten ondervinden. Het
feit dat de Zuid-Sudanees geen reisdocument heeft, kan in de ogen van de
autoriteiten duiden op herkomst uit het zuiden en sympathie voor de SPLM/A.
Indien hij vóór vertrek in Noord-Sudan woonachtig was en niet in de negatieve
belangstelling van de autoriteiten stond, had hij immers via de officiële weg
kunnen uitreizen. Na aankomst in Khartoem zal een onderzoek plaatsvinden of
betrokkene gevaar oplevert voor het regime. Dit onderzoek kan een aantal
maanden in beslag nemen en de veiligheid van betrokkene kan niet worden
gegarandeerd. De zuidelijke leden van de Sudanese Human Rights Group hebben
in dit kader klachten ontvangen.116
Consequenties asiel aanvragen in het buitenland
Het indienen van een asielverzoek in het buitenland werd door de Sudanese
autoriteiten niet gewaardeerd omdat, zo was de redenering, de indiener te kennen
gaf zich van de regering te distantiëren. De wetenschap dat de terugkerende
Sudanees een asielverzoek had ingediend was voor de Sudanese autoriteiten
derhalve eveneens een criterium op grond waarvan tot ondervraging kan worden
overgegaan. Teneinde te bepalen in welke mate de terugkerende Sudanees zich
daadwerkelijk oppositioneel opstelde dan wel in het buitenland had opgesteld
en/of ter intimidatie, kon in incidentele gevallen een terugkerende Sudanees,
waarvan bij de Sudanese autoriteiten bekend was dat hij asiel had aangevraagd,
gedurende een bepaalde periode een meldingsplicht worden opgelegd. Betrokkene
kon daarbij worden onderworpen aan ondervraging die een suggestief of
beledigend karakter kon hebben. Na de door de president afgekondigde politieke
amnestie in 1999 en 2000, onder meer voor politieke vluchtelingen die zich in het
buitenland bevinden, is het aantal meldingen hierover sterk teruggelopen.
116 Bron: Sudan African Human Rights Association
---
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Er zijn over de verslagperiode geen gevallen bekend van teruggekeerde
asielzoekers, die vanwege hun ingediende asielaanvraag bij terugkomst in Sudan
van de zijde van de autoriteiten ernstige problemen hebben ondervonden.117
3.3.5 Rechtsgang
De grondwet van 1998 voorziet in een eerlijke rechtsgang. In de praktijk is dit
recht echter niet altijd gegarandeerd.
Voor een overzicht van de rechterlijke macht in Sudan wordt verwezen naar
bijlage VI.
In 1991 werd het wetboek van strafrecht (Criminal Act) aangenomen, dat
gebaseerd is op de shari'a-principes.118 Deze federale wet is formeel van kracht in
heel Sudan, met dien verstande dat ingevolge de memorie van toelichting op de
wet het administratief-bestuurlijke Zuid-Sudan is uitgesloten van artikelen die
betrekking hebben op islamitische principes en straffen. De moslims woonachtig
in het administratieve zuiden, kunnen, indien zij dat wensen, om toepassing van
islamitische principes en straffen verzoeken. In de praktijk wordt deze strafwet
slechts toegepast in de door de regering gecontroleerde gebieden.
In de gebieden die door de rebellen worden gecontroleerd vindt géén toepassing
van de strafwet van 1991 plaats. In de gebieden die door de SPLM/A worden
gecontroleerd, spreken magistraten recht op basis van een wetboek van strafrecht
dat gebaseerd is op een wet uit 1925 (de 1925 Sudan Penal Code). De SPLM/A
erkent ook traditionele rechtbanken van stamoudsten (Courts of Elders) die naar
gewoonterecht rechtspreken. In de door de rebellen gecontroleerde gebieden
nemen burgerrechtbanken langzamerhand de plaats in van militaire rechtbanken.
Door een gebrek aan infrastructuur, communicatiemiddelen en financiën laat het
rechtssysteem in veel SPLM/A-gebieden echter te wensen over. Er zijn berichten
over een zekere willekeur in het functioneren van de rechtbanken.
In gebieden die buiten de controle van de SPLM/A (of regering) vallen, wordt
door stamoudsten naar gewoonterecht rechtgesproken.
In regeringsgebied geniet een verdachte bij rechtszaken behandeld door reguliere
rechtbanken niet altijd voldoende juridische bescherming.119 In de praktijk komt
het voor dat de verdachte voorafgaand aan het proces langdurig op een onbekende
plaats wordt vastgehouden, zonder de mogelijkheid om contact met familie of
117 Hetzelfde geldt voor eerdere verslagperiodes vanaf maart 2001.
118 Er is een Criminal Act 1991 en een Criminal Procedures Act 1991. De voorgaande strafwetten, van
1983 en 1925, werden doorgaans Penal Code genoemd.
119 US DoS, Country reports on human rights practices Sudan 2002, maart 2003
56
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
raadsman te leggen. Ook wordt wel de toegang voor de raadsman tot relevante
dossiers bemoeilijkt. Bovendien zijn vonnissen doorgaans summier.
Ook bij rechtszaken voor de militaire rechtbanken (die op ad hoc basis, indien zich
een zaak voordoet, worden ingesteld) is de eerlijkheid van de rechtsgang niet
gegarandeerd. Militaire processen vinden achter gesloten deuren en snel plaats,
soms worden geen advocaten toegelaten, en het militaire recht biedt geen
effectieve mogelijkheid tot beroep in het geval van een doodvonnis.
Voor wat betreft het familierecht is verschillende regelgeving van toepassing.
Welke regelgeving van toepassing is wordt bepaald door de godsdienstige
achtergrond (bijvoorbeeld shari'a in het geval van moslims en regelgeving van de
katholieke kerk in het geval van rooms-katholieken) of etniciteit (bijvoorbeeld
gewoonterecht van de Dinka stam) van betrokkenen.
Om de onrust in Darfur te bestrijden heeft de Sudanese regering in 2001
zogenaamde noodrechtbanken (Special Courts) ingesteld op grond van de wet op
de noodtoestand (State of Emergency Act). Deze noodrechtbanken werden
ingesteld om zaken te behandelen als gewapende overvallen, moord en
wapensmokkel.
Elke noodrechtbank bestaat uit drie rechters, één civiele en twee militaire. De
verdachten hebben in principe het recht op bijstand van een advocaat en een
beroepsmogelijkheid. De advocaat mag echter niet voor de verdachte spreken,
deze dient zelf het woord te voeren. Naar verluidt bepaalt de rechter tijdens de
rechtszaken sterk de gang van zaken om de zaak snel te kunnen afhandelen. De
straffen worden veelal snel uitgevoerd. Er zijn berichten dat sommige
veroordeelden al een dag na de uitspraak zouden zijn geëxecuteerd.120
Veroordeelden hebben formeel een week om in beroep te gaan bij de hoogste
rechter (District Chief Justice) in Darfur. Er zijn berichten dat veroordeelden bij
straffen als doodstraf en amputatie in beroep kunnen gaan bij het Hooggerechtshof
(Supreme Court) in Khartoem. Een aantal door de noodrechtbanken veroordeelden
is inmiddels in beroep gegaan bij het Constitutioneel Hof.121
De noodrechtbanken hebben de afgelopen jaren een groot aantal doodstraffen
uitgesproken (zie 3.3.10). Het is moeilijk aan te geven of deze uitspraken gericht
zijn tegen specifieke groepen, c.q. of specifieke groepen door de noodrechtbanken
worden berecht. Niet alleen leden van de agrarische niet-nomadische stammen,
zoals de Fur, werden hiervan het slachtoffer maar ook leden van Arabische
nomadische stammen.
120 US DoS, Country reports on human rights practices Sudan 2002, maart 2003
121 In 2002 zijn 96 zaken voorgelegd aan het Constitutionele Hof, waarvan de meest de doodstraf
betroffen.
57
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
In juni 2003 zou president Al-Bashir een decreet hebben uitgevaardigd, waarin hij
de gouverneurs van de drie Darfur deelstaten formeel toestemming geeft om de
noodrechtbanken (Special Courts) op te heffen. Hij zou hiermee tegemoet willen
komen aan de nationale en internationale kritiek (met name van de EU) op het
functioneren van deze noodrechtbanken.
Er zijn berichten dat reeds in april 2003 in Southern Darfur de fel bekritiseerde
noodrechtbanken (Special Courts) zouden zijn opgeheven en vervangen door
zogenaamde Specialized Criminal Courts. Deze Specialized Criminal Courts
zouden worden voorgezeten door een burgerrechter. Ook zouden verdachten bij
deze rechtbanken het recht op bijstand van een advocaat hebben. Er zou bij deze
rechtbanken alleen recht op beroep bestaan bij straffen als levenslang, doodstraf en
amputatie. Bij deze straffen zou een eenmalig beroep mogelijk zijn bij de Chief
Justice of South Darfur State. Een verdere rechtgang naar het Hooggerechtshof of
het Constitutioneel Hof zou niet mogelijk zijn.122 Onduidelijk is in hoeverre bij
deze Specialized Criminal Courts een (meer) eerlijke rechtsgang is gegarandeerd.
Er zijn berichten dat inmiddels in heel Darfur de noodrechtbanken zijn vervangen
door Specialized Criminal Courts.
Naast de berechtingen door de Special (Specialized) Courts was in Darfur een
toename van willekeurige arrestaties, detenties, martelingen en mishandelingen te
zien (zie 3.3.6). Hiervan leken met name leden van de agrarische niet-nomadische
stammen het slachtoffer te zijn. Toch werden niet alleen leden van Afrikaanse
stammen gearresteerd (veelal verdacht van banden met SLM/A ) maar ook leden
van Arabische stammen werden aangepakt.
3.3.6 Arrestaties en detenties
De grondwet verbiedt willekeurige arrestatie en detentie zonder aanklacht, maar in
de praktijk blijft de overheid willekeurige arrestatie en detentie toepassen.
Indien een persoon door de politie wordt gearresteerd, mag deze persoon onder de
strafwet drie dagen zonder aanklacht worden vastgehouden, hetgeen verlengd kan
worden tot dertig dagen en vervolgens nogmaals verlengd kan worden, met dertig
dagen. Wordt een persoon echter aangehouden door de veiligheidsdiensten, dan
geldt het detentieregime van de wet op de nationale veiligheidsdiensten van 1994
(zie hieronder). Arrestanten die aanvankelijk waren aangehouden door de politie
kunnen 'overgenomen' worden door de veiligheidsdienst, zelfs nadat een proces
heeft plaatsgevonden of nadat ze zijn vrijgelaten. In dat geval geldt uiteraard het
detentieregime van de wet op de nationale veiligheidsdiensten.
In juni 2001 heeft het parlement opnieuw een amendement inzake de wet op de
nationale veiligheidsdiensten van 1999 aangenomen. Hierbij is de periode dat een
arrestant kan worden vastgehouden zonder dat een officiële rechtsgang wordt
122 Amnesty International: Sudan: Empty promises? Human rights violations in government-controlled
areas
58
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
ingezet van zes maanden omgezet in vier en negen maanden: vier maanden in
gevallen waarbij betrokkene wordt verdacht van een misdrijf tegen de Staat en
negen maanden in de gevallen van een gewapende overval, discriminatie op grond
van ras, aanzetten tot religieuze haat en gevaar voor openbare orde. Het
voornaamste knelpunt van dit amendement is dat er een rechter wordt aangewezen
die over de detentieperiode dient te beslissen zonder dat betrokkene wordt
gehoord. Bovendien heeft betrokkene geen beroepsmogelijkheid.
In regeringsgebied vonden in de praktijk dan ook willekeurige arrestaties,
langdurige hechtenis zonder aanklacht en detentie in isoleercellen in de
verslagperiode plaats. De wens om familie of advocaat te spreken wordt nog vaak
geweigerd. De praktijk om mensen op een onbekende plaats vast te houden bestaat
nog steeds. Gearresteerden worden in gevangenissen of in gebouwen van de
veiligheidsdienst vastgehouden. Ook de praktijk van een dagelijkse meldingsplicht
bij de veiligheidsdienst bestaat nog steeds.
Met name mensenrechtenactivisten, activisten van oppositionele partijen en
groeperingen, kritische advocaten, studenten en journalisten lopen het risico van
een willekeurige arrestatie en korte of langere detentie. Ter illustratie kunnen de
volgende zaken worden vermeld:
In mei 2003 werden in Dongola vijf Nuba-activisten gearresteerd door de
veiligheidsdienst. Zij werden verdacht van het opzetten van de bevolking van het
Nuba gebergte tegen de Sudanese regering. Volgens berichten zou een van hen
zijn overleden als gevolg van foltering door de veiligheidsdienst. Twee anderen
zouden zijn overgebracht naar een ziekenhuis.123
Op 2 juni 2003 arresteerde de veiligheidsdienst 35 vrouwen van de Nuba
Mountains Women's Association in Kalakla, terwijl zij op reis waren naar een
vrouwenconferentie voor vrede en ontwikkeling in Al-Kawda, Nuba Mountains.
De arrestanten werden onder andere verhoord over banden met de SPLM/A. Drie
vrouwen moesten op woensdag 27 augustus 2003 in Khartoem voor de rechter
verschijnen op verdenking van activiteiten tegen de staatsveiligheid. De rechter
heeft nog geen uitspraak gedaan; de zaak is inmiddels geschorst.
Al-Hajj Tunjur, de voorzitter van de General Union for Southern and Northern
Funj (Blue Nile) is op 16 juni gedetineerd geweest in de Kober-gevangenis.
Advocaat en mensenrechtenactivist Ghazi Suleiman wilde een verklaring afleggen
over de Verklaring van Khartoem (zie 3.3.2.). Voor het zover kwam, werd hij op 2
juli 2003 gearresteerd en voor korte tijd gedetineerd in de Kober-gevangenis.
Eind september 2003 is een leider van het Beja Congress, Osman Ahmad Fegerai,
gearresteerd door de veiligheidsdienst. Hij sprak op een bijeenkomst van de Al-
Nilyan Universiteit. Inmiddels is hij weer vrijgelaten.
123 AI AFR 54/080/2003
59
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
President Al-Bashir heeft aangekondigd een grotere politieke vrijheid toe te staan.
Op 5 augustus 2003 gaf president Al-Bashir opdracht 32 politieke gevangenen vrij
te laten. Het betrof hier 13 leden van de PNC en 19 leden van organisaties die
behoren tot de NDA.
Alhoewel de Adviesraad voor Mensenrechten van het Ministerie van Justitie de
vrijlating van Al-Turabi adviseerde, verlengde president Al-Bashir in augustus
2003 de detentie van Turabi opnieuw. Op 13 oktober 2003 werd Al-Turabi, samen
met twee andere PNC-leiders, Jibril al-Neel en Yusuf Libs, onverwachts
vrijgelaten.124 Volgens de Sudanese regering waren dit de laatste politieke
gevangenen. Er zouden echter nog altijd personen op politieke gronden
gedetineerd zijn.
Ondanks de in 2003 door president Al-Bashir aangekondigde politieke vrijheid
bleven er berichten van nieuwe arrestaties van politieke tegenstanders van de
regering. Met name PNC-aanhangers zouden zijn opgepakt, veelal op
beschuldiging van banden met de rebellen in Darfur.125
Ter viering van de staatsgreep van 14 juli 1989 (de Dag van Nationale Redding)
zouden in juli 2003 882 gevangenen, voornamelijk kleine criminelen, zijn
vrijgelaten.
Personen die gearresteerd worden door de veiligheidsdienst in Khartoem worden
in de regel naar het hoofdkantoor van de veiligheidsdienst in Imarat (Khartoem)
overgebracht voor ondervraging. Daarna worden zij overgebracht naar een
speciale vleugel in de Kober gevangenis. Deze afgescheiden vleugel staat onder
direct beheer van de veiligheidsdienst.126
Naast de berechtingen door de noodrechtbanken was er in Darfur een toename van
willekeurige arrestaties, detenties, martelingen en mishandelingen te zien. Hierbij
leken met name leden van de agrarische niet-nomadische stammen het slachtoffer
te zijn. Toch werden niet alleen leden van Afrikaanse stammen gearresteerd
(veelal verdacht van banden met SLM/A ) maar ook leden van Arabische stammen
werden aangepakt. Zo werden op 2 juli 2003 in Southern Darfur 38 leden van de
Mahariyya stam afkomstig uit de plaats Adila opgepakt en overgebracht naar
Nyala. Zij werden verantwoordelijk geacht voor een gewelddadige aanval op de
Rizeigat
Ook buiten Darfur werden arrestaties verricht. Op 28 mei 2003 doorzochten de
Sudanese autoriteiten Suq Libya in Omdurman. Hierbij werden wapens en lichte
munitie gevonden. De meeste arrestanten behoorden tot de Zaghawa stam en
werden verdacht van steun aan de rebellen in Darfur. In de laatste maanden van de
124 Volgens het hoofd van de veiligheidsdienst waren er geen redenen meer om Al-Turabi vast te houden.
125 Zie Reuters d.d. 13.01.2004 en Amnesty International AFR 54/006/2004
126 Amnesty International, Sudan: Empty promises? Human rights violations in government-controlled
areas
60
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
verslagperiode zouden tientallen personen, waaronder voormalige ministers,
universitaire docenten en PNC-leden, in Khartoem gearresteerd op verdenking van
banden met het verzet in Darfur.127
Na het sluiten van de staakt-het-vuren overeenkomst in september 2003 werden
tientallen gevangenen, verdacht van banden met de SLM/A , door de Sudanese
autoriteiten in Darfur vrijgelaten.128 Volgens Amnesty International bleven ook na
het staakt-het-vuren in Darfur nog steeds personen om politieke redenen in
detentie, met name leden van de Fur, Zaghawa en Massaleet.129 Ook zouden na het
staakt-het-vuren nog steeds personen worden gearresteerd op beschuldiging van
rebel te zijn.130
Omstandigheden in gevangenissen
De omstandigheden in de Sudanese gevangenissen zijn slecht. De gebouwen
dateren van vóór de onafhankelijkheid en zijn nauwelijks onderhouden. Sanitaire
voorzieningen ontbreken of zijn in slechte staat. De hygiëne, de
voedselvoorziening en de medische verzorging zijn gebrekkig. De regering staat
geen regelmatige bezoeken aan gevangenissen door mensenrechtenorganisaties
toe.131
De omstandigheden in gevangenissen in SPLM/A-gebied zijn eveneens slecht,
maar er zijn geen meldingen bekend van sterfgevallen in gevangenschap. De
SPLM/A staat in de regel bezoeken van het International Committee of the Red
Cross (ICRC) aan krijgsgevangenen (PoW's) toe. 132
3.3.7 Mishandeling en foltering
De grondwet verbiedt mishandeling en foltering.
In algemene zin kan gesteld worden dat, mede als gevolg van (inter)nationale druk
en publiciteit, het aantal gemelde gevallen van mishandeling en foltering sinds
1998 geleidelijk is verminderd ten opzichte van voorgaande jaren.133 Desondanks
wordt geweld, inclusief marteling en andere vormen van onmenselijke
behandeling of bestraffing, nog steeds door politie en veiligheidsdiensten
toegepast zowel tegen reguliere verdachten als tegen politieke tegenstanders. Met
name politieke activisten en studenten worden slachtoffer van mishandeling en
marteling. Ook zuiderlingen die lid zijn van oppositiebewegingen lopen risico
127 Reuters d.d. 13.01.2004 en Amnesty International AFR 54/006/2004
128 Amnesty International, AI AFR 54/083/203
129 AI AFR 54/090/2003
130 BBC d.d. 10.10.2003
131 US DoS, Country reports on human rights practices Sudan 2002, maart 2003
132 US DoS, Country reports on human rights practices Sudan 2002, maart 2003
133 Onder meer: US DoS, Country reports on human rights practices Sudan 2002, maart 2003
61
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
slachtoffer te worden van mishandeling en of marteling. De enkele etnische
afkomst van zuiderlingen stelt hen als zodanig niet aan meer risico bloot.
Met name in de regio Darfur was het aantal meldingen van mishandeling en
marteling door de veiligheidsdiensten in de verslagperiode onverminderd hoog.
Het betrof hier personen die verdacht worden van banditisme of banden met
rebellengroepen. 134
Algemeen wordt aangenomen dat er geen zogenoemde `ghosthouses' meer zijn
zoals destijds begin jaren '90, waarbij grove schendingen van mensenrechten
plaatsvonden. De veiligheidsdiensten beschikken echter nog steeds over voor de
buitenwereld anonieme gebouwen, waar mensen voor korte tijd worden
vastgehouden. Er zijn aanwijzingen dat methoden als mishandeling en marteling
ook hier gepraktiseerd worden. Op welke schaal de veiligheidsdiensten er nog dit
soort gebouwen op na houden is niet bekend.
Er waren berichten van personen die tijdens hun detentie overleden aan de
gevolgen van mishandeling en marteling. Zo overleed één van de vijf
gearresteerde Nuba-activisten als gevolg van foltering door de veiligheidsdienst.
Twee anderen moesten worden opgenomen in het ziekenhuis (zie 3.3.6).
Er waren in de verslagperiode geen berichten van daders van mishandeling of
foltering die ter verantwoording werden geroepen of strafrechtelijk werden
vervolgd (zie ook bijlage IX).
Lijfstraffen
Het Sudanese strafrecht kent op basis van de shari'a voor een aantal delicten
lijfstraffen. Zweepslagen zijn in dit verband de meest uitgevoerde. Bij schuld aan
gewapende overvallen, eigendomsdelicten en/of zwaar lichamelijk letsel kan als
straf worden opgelegd de amputatie van ledematen, en bij schuld aan echtbreuk
(bij gehuwden) kan tot steniging worden veroordeeld. Voorts voorziet de wet in
vergelding als straf. Indien het slachtoffer gewond is geraakt, kan de dader als straf
dezelfde verwonding opgelegd krijgen.
Volgens Amnesty International is op 17 mei 2003 een 14-jarig meisje (zwanger)
door een rechtbank in Nyala (Southern Darfur) veroordeeld tot een straf van 100
zweepslagen wegens overspel. De advocaat van het meisje is inmiddels in hoger
beroep gegaan.135 In juli 2003 werd een 16-jarige scholiere eveneens veroordeeld
tot een straf van 100 zweepslagen wegens overspel. De uitvoering van het vonnis
werd echter uitgesteld tot 23 januari 2004.136 Niet bekend is of dit vonnis
inmiddels is uitgevoerd.
134 Zie (pers)berichten AI en OMCT.
135 Amnesty International, Bliksemaktie d.d. 22 mei 2003 (AFR 54/035/2003
136 Amnesty International AFR 54/106/2003
62
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Niet bekend is of in de verslagperiode strafamputaties hebben plaatsgevonden. De
twee personen die in de voorgaande verslagperiode door een noodrechtbank in
Darfur tot kruisamputatie waren veroordeeld wachten nog steeds op executie van
de straf. De zaak is inmiddels voorgelegd aan het Constitutionele Hof. In oktober
2003 veroordeelde de Nyala Special Court opnieuw een 16-jarige jongen tot een
kruisamputatie vanwege een gewapende roofoverval.137
Er zijn geen gevallen van steniging bekend.
3.3.8 Verdwijningen
In regeringsgebied komen verdwijningen voor. Soms verdwijnt een persoon voor
korte tijd nadat hij/zij in handen van de veiligheidsdienst is gevallen. Voorzover
bekend wordt zo iemand na enige tijd weer vrijgelaten.
Een andere vorm van verdwijning is de razzia-achtige vorm van werving voor de
dienstplicht. Een van de straat opgepakte dienstplichtige, die zich tot dan toe aan
de dienstplicht wist te onttrekken, kan direct naar een trainingskamp worden
gezonden zonder dat de familie wordt ingelicht.
Sommige vormen van verdwijningen zijn sinds het staakt-het-vuren tussen de
Sudanese regering en de SPLM/A afgenomen. Het gaat hierbij om de razzia-
achtige vorm van (gedwongen) rekrutering van (jonge) mannen door de
verschillende milities in de verschillende conflictgebieden en in steden als
Khartoem, Juba en Bentiu, met name onder de ontheemdenpopulatie. Deze vorm
van rekrutering vond met name plaats rond geplande offensieve acties (zie 4.3).
Sinds het staakt-het-vuren van oktober 2002 is het aantal ontvoeringen van
burgers, met name vrouwen en kinderen, sterk afgenomen (zie 3.4.3).
3.3.9 Buitengerechtelijke executies en moorden
In de conflictgebieden in Sudan komen buitengerechtelijke executies voor. Er zijn
berichten dat de Sudanese regering in de verslagperiode in Darfur burgerdoelen
bombardeerde, als gevolg waarvan dodelijke slachtoffers vielen. Bekend is verder
dat verzetsbewegingen en aan de regering gelieerde milities politieke en andere
buitengerechtelijke executies uitvoeren. Details over dergelijke moorden zijn
echter vrijwel niet voorhanden.
Er zijn berichten dat regeringstroepen gevangengenomen rebellenstrijders om
hebben gebracht. Ook zouden volgens berichten SPLM/A-autoriteiten SPLM/A-
militairen die gewelddadigheden, waaronder verkrachtingen, tegen binnenlandse
ontheemden hadden gepleegd, na een `snelrecht'proces hebben geëxecuteerd.138
137 OMCT Appeal d.d. 23.10.2003
138 Human Rights Watch, World Report 2003
63
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Bij aanvallen die regeringstroepen en verzetsbewegingen op elkaar uitvoerden
werden geregeld burgers gedood (zie 2.3). Partijen in het conflict gebruikten
bovendien landmijnen.139
In regeringsgebied vielen incidenteel dodelijke slachtoffers bij confrontaties tussen
veiligheidsdiensten en politieke tegenstanders van de regering.
3.3.10 Doodstraf
De doodstraf is in de Sudanese wetgeving al sinds het eerste wetboek van
strafrecht van 1925 opgenomen. In artikel 33, lid 1 van de grondwet van 1998
staat echter dat deze straf uitsluitend in gevallen van extreme misdaad zal worden
opgelegd. Het gaat hier om de volgende gevallen:
- misdrijven tegen de staat, zoals samenzwering, oorlogvoering tegen de
staat en verraad;
- moord, waarop tevens de islamitische wetgeving van toepassing kan zijn;
- misdrijven ingevolge de hudud, namelijk overspel, afvalligheid van de
islam, roofoverval (hiriba), derde veroordeling voor (mannelijke)
homoseksualiteit en derde veroordeling voor het geven van gelegenheid
tot prostitutie;140
- desertie (zie 3.4.1);
- muiterij.
De doodstraf wordt niet uitgevoerd indien de veroordeelde ouder dan zeventig jaar
is of jonger dan achttien jaar. Evenmin worden zwangere vrouwen ter dood
gebracht. Eerst nadat de baby twee jaar is geworden kan executie van de moeder
plaatsvinden.
Met name noodrechtbanken hebben de afgelopen jaren een groot aantal
doodstraffen uitgesproken. Dit houdt verband met het toegenomen geweld in
Darfur (zie 2.3.2). Bekend is dat doodstraffen daadwerkelijk worden uitgevoerd.
In 1998 werd in 72 gevallen de doodstraf voltrokken en in 1999 in 34 gevallen.
Onder de ter dood gebrachten waren geen vrouwen. Voor 2000, 2001 en 2002 zijn
geen officiële cijfers bekend
De 88 leden van de Rizeigat die wegens een gewapende overval op een andere
Arabische stam door een noodrechtbank in Darfur ter dood zijn veroordeeld staan
nog steeds op de nominatie voor de executie van de straf. Deze veroordelingen
hebben tot grote verontwaardiging geleid en internationale protesten, met name
omdat zich onder de veroordeelden ook een aantal minderjarigen bevindt.141 In
139 Volgens schattingen van VN en ngo's liggen er in Sudan tussen de 500.000 en 2 miljoen mijnen.
140 Artikel 155 van de 1991 Penal Code geeft de dood aan als straf voor 'the third-time offence of running
a place of prostitution'. Art. 154 behelst de beschuldiging van 'practising prostitution' , waarvoor de
doodstraf niet wordt genoemd.
141 Situation of Human Rights in the Sudan, Report of the Special Rapporteur, Gerhart Baum, submitted
in accordance with Commission (on Human Rights) resolution 2002/16, E/CN.4/2003/42 d.d. 6 januari
64
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
oktober 2003 zijn opnieuw 15 leden van een Arabische stam ter dood (ophanging)
veroordeeld in verband met de roofoverval op de dorpen Jukhma en Jebra in
Darfur.142
Alvorens tot uitvoering van de doodstraf te kunnen overgaan, dient de straf op
grond van wet inzake de strafrechtprocedures van 1991 allereerst te worden
bekrachtigd door het Hooggerechtshof. Vervolgens kan het Hooggerechtshof
slechts met toestemming van de President een executiebevel uitvaardigen.
In de afgelopen jaren zijn drie gevallen bekend waarbij de doodstraf wegens
afvalligheid of belediging van de islam werd uitgesproken. In geen enkel geval
vond tenuitvoerlegging van het vonnis plaats. In twee gevallen werd de
veroordeelde na spijtbetuiging vrijgelaten. In één geval werd de dader in absentie
veroordeeld.
De doodstraf op afvalligheid wordt alleen opgelegd wanneer de bekeerde zijn
bekering publiek maakt. Voor zover bekend wordt deze straf op grond van een
interne instructie van het ministerie van Justitie reeds sedert 1994 niet ten uitvoer
gebracht. Om politieke redenen zou de overheid uitvoering willen vermijden.
Ook in de door de rebellen gecontroleerde gebieden worden doodstraffen
uitgesproken. Nadat in laatste instantie het Hof van Beroep (Court of Appeal)
uitspraak heeft gedaan gaat het doodvonnis naar Garang voor tekening waarna het
vonnis kan worden voltrokken. Het laatste doodvonnis zou in 2001 zijn
voltrokken. Mogelijk zou een aantal terdoodveroordeelden nog op voltrekking van
hun vonnis wachten.
3.4 Positie van bijzondere groepen
3.4.1 Dienstplichtigen en militairen
Op grond van artikel 7 van de wet op de nationale dienstplicht van 1992 (National
Service Act) is iedere Sudanees tussen 18 en 33 jaar verplicht de nationale
dienstplicht te vervullen. De wet maakt geen onderscheid tussen mannen en
vrouwen.
In de praktijk wordt de wet op de dienstplicht alleen uitgevoerd in
regeringsgebieden. Het blijkt overigens mogelijk dat dienstplichtigen met de juiste
connecties hun dienstplicht afkopen.143
2003
142 OMCT Appeal d.d. 23.10.2003
143 Alle geraadpleegde bronnen verklaren dit als een algemeen bekend fenomeen, maar merken daarbij op
dat in de praktijk slechts de rijke bovenlaag (10 % van de bevolking) tot afkopen in staat is.
65
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
In de praktijk worden vrouwen niet opgeroepen, met uitzondering van een aantal
vrouwen dat in een medisch beroep werkzaam is of een medische studie heeft
gevolgd (artsen, verpleegkundigen en paramedisch personeel). Vrouwen uit deze
categorieën kunnen wel worden opgeroepen en in een civiel ziekenhuis of een
kliniek in Noord-Sudan te werk worden gesteld. Een plaatsing in een ziekenhuis of
kliniek in de door de regering gecontroleerde gebieden in Zuid-Sudan ) kan echter
niet geheel worden uitgesloten. Ten behoeve van de verzorging van gewonden aan
het front worden daarentegen uitsluitend mannen ingezet.
Dat vrouwen zich in het kader van de dienstplicht vrijwillig melden is theoretisch
mogelijk, maar komt in de praktijk zelden voor.
De duur van de nationale dienstplicht is in principe 24 maanden inclusief
basistraining, maar deze duur wordt teruggebracht tot 18 maanden voor hen die
een middelbare schoolopleiding hebben afgerond en tot 12 maanden voor
afgestudeerden aan universiteiten en hogere-beroepsopleidingen. Een verlenging
van de dienst tot 36 maanden op vrijwillige basis is ook mogelijk.
Alle dienstplichtigen doorlopen een basistraining van 45 dagen.144 Na de
basistraining worden de dienstplichtigen voor de periode van eigenlijke dienst
ingedeeld bij één van de volgende diensten: het officiële Sudanese leger (Sudanese
Peoples Armed Forces, SPAF), de politie of andere ordediensten,
overheidsdiensten of publieke ontwikkelingsprojecten. Ook indeling bij de
Popular Defence Forces (zie verder) is mogelijk. De wet spreekt in dit kader over
mogelijke plaatsing bij `the armed forces, police or other regular forces,
government or public sector units, public projects'. Het betreft hier een verplichte
indeling. Zie voor een overzicht van de procedures rond rekrutering en plaatsing
bijlage VII.
Dat politieke tegenstanders bij wijze van straf door de autoriteiten in een
trainingskamp worden geplaatst kan dezerzijds niet worden bevestigd.
Vrijstelling
Personeelsleden van de politie en ordediensten zijn van de nationale dienstplicht
vrijgesteld, mits zij een periode van drie jaar volmaken. Vrijstelling van
dienstplicht wordt ook verleend aan degenen die niet voldoen aan de eisen van
medische geschiktheid. Gedeeltelijke vrijstelling op medische gronden is ook
mogelijk, in dat geval wordt de rekruut bij een andere overheidsinstelling dan het
leger geplaatst. Niet zelden wordt eerst in de trainingsperiode vastgesteld dat de
opgeroepene medisch niet geschikt is.
De wet voorziet niet in vrijstelling op grond van gewetensbezwaren.
144 In het algemeen ambtsbericht van 31 maart 2001 wordt nog gesproken over een basisopleiding van zes
maanden. De verkorting van de basistraining tot 45 dagen is echter al in 2000 ingevoerd.
---
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Uitstel
Uitstel kan op grond van de wet worden verleend aan kostwinners, aan studenten
en scholieren en aan degenen die onmisbaar zijn in een overheidsfunctie. Voor
jongens, die aan een universiteit of in het hoger beroepsonderwijs een studie
willen volgen, bestaat de mogelijkheid om na het doorlopen van de
trainingsperiode van 45 dagen, met de studie te beginnen en de periode van actieve
dienst pas na afronding van de studie te vervullen. Eerst na vervulling van de
volledige dienstplicht wordt aan hen het einddiploma of de academische graad
uitgereikt.
Volledigheidshalve dient te worden gemeld dat uitstel of vrijstelling, mits men
over de juiste contacten beschikt, ook wel kan worden `gekocht'.
Gedwongen rekrutering
Gedwongen rekrutering vindt in de regel plaats in de conflictgebieden en in de
grote steden (Khartoem, Juba en Bentui). Ook in de ontheemdenkampen rond
Khartoem en de vluchtelingenkampen in Uganda komt gedwongen rekrutering
voor. Deze gedwongen rekrutering gebeurt veelal door middel van razzia-achtige
acties en is vaak gekoppeld aan concrete militaire acties. Onduidelijk is in
hoeverre leger, regeringsmilities en rebellengroeperingen zich in de verslagperiode
hebben schuldig gemaakt aan gedwongen rekrutering. Er zijn berichten dat deze
praktijk in de verslagperiode is voortgezet, zij het vermoedelijk op beperktere
schaal dan voorheen in verband met de afname van de vijandelijkheden in Zuid-
Sudan.
Onttrekking/desertie
In Sudan wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds onttrekking aan de
dienstplicht en anderzijds desertie. Van onttrekking is sprake indien iemand
probeert onder een oproep voor de nationale dienstplicht uit te komen en niet
verschijnt op de basistraining. Van desertie kan eerst sprake zijn indien iemand is
gerekruteerd en is begonnen aan de dienstplicht met inbegrip van de basistraining.
In het geval van onttrekking is de strafmaat omschreven in de Wet op de nationale
dienstplicht (National Service Act 1992): een geldboete en/of gevangenisstraf van
twee tot drie jaar. Onttrekking wordt door de niet-militaire rechtbank behandeld.
De in de wet genoemde straf wordt in de praktijk nauwelijks ten uitvoer gebracht.
Betrokkenen worden meestal direct in de opleiding geplaatst. Het is niet
aannemelijk dat een dienstplichtige enkel en alleen op grond van zijn etnische
afkomst bij onttrekking aan de dienstplicht een zwaardere straf krijgt opgelegd.
Zodra iemand is gerekruteerd (dus ook ten tijde van de basistraining) zijn de
wetten en regelgeving van de strijdkrachten van toepassing, onder andere de Wet
van de volksstrijdkrachten van 1986 (Qanun Quwwat Al-Sha'b Al-Musallaha
1986). Deze regelgeving is reeds van kracht sinds 1986 (inzake desertie) en 1992
(inzake onttrekking aan dienstplicht).
67
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
De Wet op de volksstrijdkrachten van 1986 is ook op de PDF van toepassing.
Desertie wordt door de militaire rechtbank behandeld. Op grond van de Wet van
de volksstrijdkrachten kan desertie worden bestraft met ten hoogste de doodstraf.
Volgens artikel 48 van deze wet wordt een deserteur bestraft met de doodstraf of
een andere, lagere straf indien hij op het moment van desertie `in het veld diende
of onder bevel van het veld diende'145. Onder andere omstandigheden wordt een
deserteur bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste tien jaar. Dit betekent
dat in de praktijk een deserteur aan het front (dat wil zeggen een locatie waar op
dat moment gevechten gaande zijn) de doodstraf opgelegd kan krijgen, in de
overige gebieden (dus in elk geval alle relatief veilige gebieden) is een
gevangenisstraf aannemelijker. Niet bekend is echter welke gevangenisstraffen
deserteurs in de praktijk krijgen opgelegd en of voor desertie opgelegde
doodstraffen ook worden uitgevoerd. Evenmin is bekend of sprake is van
discriminatoire bestraffing, bijvoorbeeld op grond van etnische afkomst.
Voorzover bekend is voor desertie tijdens de basistraining geen doodstraf
opgelegd en/of uitgevoerd.
Zoals vermeld in 3.3.5 is bij militaire rechtbanken een eerlijke rechtsgang niet
gegarandeerd. Ook is er in Sudan sprake van een zekere willekeur in de
rechtspraktijk.146 Daarom is voorzichtigheid geboden inzake uitspraken over de
rechtspraktijk met betrekking tot dienstplicht en desertie.
Popular Defence Forces
Sinds april 1997 zijn de trainingen voor de Popular Defence Forces (PDF; zie ook
paragraaf 2.3) stopgezet en zijn de PDF min of meer geïntegreerd in het
regeringsleger. Wel vindt nog gerichte rekrutering voor de PDF plaats, deels op
vrijwillige basis, deels gedwongen, via de volgende kanalen:
1. PDF-reservisten kunnen worden opgeroepen om een aantal maanden bij een
PDF-eenheid te dienen, bijvoorbeeld in een oorlogsgebied of bij de
beveiliging van een oliepijpleiding (allen die tot april 1997 hebben
deelgenomen aan de PDF-training, staan als PDF-reservist geregistreerd bij de
PDF-administratie). PDF-reservisten kunnen zich in de praktijk niet aan een
dergelijke oproep onttrekken zonder repercussies.
Naar verluidt worden overheidsmedewerkers en studenten die tot april 1997 de
verplichte PDF-training hadden gevolgd, niet meer als reservist beschouwd en
als zodanig ingezet bij militaire PDF-operaties.
145 Een andere Nederlandse omschrijving zou kunnen zijn `op het slagveld' of `onder militair bevel'.
146 Bij rechtszaken voor de militaire rechtbanken (die op ad hoc basis, indien zich een zaak voordoet,
worden ingesteld) is de eerlijkheid van de rechtgang niet gegarandeerd. Militaire processen vinden
achter gesloten deuren en snel plaats, soms worden er geen advocaten toegelaten, en het militair recht
biedt geen effectieve mogelijkheid tot beroep in het geval van een doodvonnis.
68
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
2. Dienstplichtigen worden aangemoedigd (tijdens de basistraining) vrijwillig te
kiezen voor het vervullen van de periode van actieve dienst bij de PDF. De
dienstplichtigen worden met name aangemoedigd om zich als vrijwilliger op
te geven voor de zogenaamde `Babine', dat is het dienstonderdeel dat in de
vuurlinies aan het front actief is.
Mogelijk worden ook dienstplichtigen verplicht geplaatst bij de PDF voor de
periode van actieve dienst.147 Het is niet duidelijk of, indien in de praktijk
dienstplichtigen verplicht bij de PDF worden geplaatst, deze PDF-
dienstplichtigen ook buiten Khartoem worden ingezet. Wel staat vast dat deze
PDF-dienstplichtigen niet verplicht worden geplaatst bij PDF-
dienstonderdelen, die in de vuurlinies aan het front actief zijn.
3. Mannen uit de bevolking worden aangemoedigd op vrijwillige basis dienst te
nemen bij de PDF in het algemeen148 of voor een specifieke militaire operatie.
Zo kunnen in Khartoem studenten gratis studeren, zakenmensen
gemakkelijker vergunningen verkrijgen, en werknemers promotie maken, als
zij zich aanmelden voor de PDF. In andere gebieden krijgen PDF-vrijwilligers
allerlei vergoedingen. Naast deze veelal economische aanmoedigingen spelen
ook politiek-religieuze motieven, en wellicht indoctrinatie, een rol. Zo behoren
de meeste vrijwilligers tot de aanhang van het National Islamic Front (NIF).
Voor functies in de frontlinies worden vooral jonge mannen aangemoedigd en
soms geïntimideerd. Sinds Al-Turabi op een zijspoor is gezet en niet meer de
drijvende kracht achter de PDF is, is het aantal vrijwilligers uit de bevolking
echter teruggelopen.
4. In het kader van specifieke militaire operaties kunnen ook incidenteel gericht
bepaalde categorieën mannen worden opgeroepen om dienst te doen bij de
PDF.149 Deze werving vindt vooral plaats in de regio van de militaire operatie.
Rekrutering voor specifieke operaties gaat niet op naam maar via algemene
campagnes gericht op een bepaalde categorie mannen. De campagnes
omvatten oproepen via de media (krant, radio en tv) en oproepen in de straten
met auto en megafoon. Aan een dergelijke oproep dient gehoor te worden
gegeven, het is een verplichte oproep. Indien iemand uit de betreffende
categorie zich niet meldt, loopt hij het risico opgepakt te worden en naar een
PDF-eenheid overgebracht te worden. Daarnaast is, vooral in de dorpen, de
sociale druk om toe te treden groot. Ook hier geldt dat de oproep kracht wordt
bijgezet door financiële vergoedingen in het vooruitzicht te stellen.
147 De officiële instanties geven geen informatie op dit punt. Niet-overheidsbronnen berichten
verschillend hierover. Gezaghebbende bronnen verklaarden echter dat in de praktijk dienstplichtigen
bij de PDF kunnen worden geplaatst.
148 Zo stond in februari 2002 een aantal malen een advertentie in de Arabische kranten, waarbij mannen
werden opgeroepen zich te melden voor de PDF. Het doel van de oproep werd er niet bij vermeld.
149 Het gaat hierbij om incidentele acties, zoals bijvoorbeeld de militaire operatie in Raga in 2001 en in
Kassala in 2000. Bij deze specifieke werving kan bijvoorbeeld leeftijd bepalend zijn of een specifiek
beroep; dat hangt van de militaire operatie af.
69
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
PDF-rekruten uit de categorieën 3. en 4. hierboven krijgen in de praktijk
nauwelijks de militaire basistraining.
Toetreding tot de PDF is en blijft voor mannen uit categorie 3 hierboven vrijwillig,
maar zijn zij eenmaal toegetreden dan kan weglopen leiden tot repercussies.
Aan vrijwillige toetreding tot de PDF zijn privileges en vergoedingen verbonden.
Het toekennen van deze privileges en vergoedingen gebeurt op basis van het
systeem van stukproductie, dat wil zeggen dat een persoon na het vervullen van
een taak voor de PDF, bijvoorbeeld het deelnemen aan een militaire operatie,
hiervoor een beloning krijgt.
Op actieve PDF-leden is de Wet van de Volksstrijdkrachten 1986 van toepassing.
Voor hen geldt dus het militair strafrecht. Zolang een PDF-er niet onder militair
bevel staat, is op hem het militair strafrecht niet van toepassing. Dezerzijds is de
rechtpraktijk inzake de PDF niet bekend.
Wel is bekend dat personen die zich aan een (verplichte) oproep onttrekken of
weglopen ten tijde van een militaire operatie, kunnen worden onderworpen aan
repercussies. Personen die weglopen tijdens een militaire operatie kunnen worden
teruggestuurd naar het front. Andere voorbeelden van strafmaatregelen zijn slaan,
schoppen, treiteren en het ontnemen danwel ontzeggen van vergoedingen. Niet
kan worden uitgesloten dat weglopers (deserteurs) dusdanig worden mishandeld
dat de dood erop volgt of dat zij worden geëxecuteerd.
Het moment waarop aan de dienstplichtige wordt medegedeeld bij welk
dienstonderdeel hij zijn dienst zal vervullen, ligt voor de meeste dienstplichtigen
direct na de basistraining, en voor degenen die uitstel hebben gekregen op het
moment dat zij zich aanmelden voor de eigenlijke dienst. Een dienstplichtige kan
dus niet op voorhand weten, op het moment dat hij wordt opgeroepen, dat het de
bedoeling is dat hij na het doorlopen van de basistraining bij de PDF wordt
geplaatst.
3.4.2 Vrouwen
Sinds de machtswisseling van 1989 is de positie van de vrouw verslechterd.
Vrouwen werden naar de achtergrond van het openbare leven gedwongen. Vele
goed opgeleide vrouwen verloren zowel hun werk als hun bewegingsvrijheid.
Voor vrouwen bij onderwijs- en (semi)overheidsinstellingen werden strikte
kledings- en gedragsregels ingevoerd.
De media, de politieke partijen en de overheid worden gedomineerd door mannen.
In Sudan bekleden weinig vrouwen leidinggevende posities. Van het in december
2000 gekozen parlement, dat 360 zetels heeft, werden 270 leden direct gekozen en
90 benoemd. Het parlement heeft 39 vrouwelijke leden (4 direct gekozen en 35
benoemd). Bij de rechterlijke macht zijn bij de hoogste rechterlijke instanties, die
70
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
samen 24 rechters tellen, 3 vrouwelijke rechters werkzaam.150 Van de 43 functies
van minister, staatssecretaris en presidentieel adviseur wordt een drietal door
vrouwen vervuld.
In de publieke sector wordt het aantal vrouwen op 18 tot 20 % geschat.
Desondanks is er in Sudan een actieve vrouwenbeweging met een aantal krachtige
persoonlijkheden. Er is een netwerk van vredesorganisaties van Sudanese
vrouwen, de Sudanese Women's Civic Society for Peace. De vrouwenbeweging
ontmoet veel weerstand vanuit islamitische fundamentalistische hoek maar ook
haar vredesinitiatieven worden door de Sudanese autoriteiten met argwaan bezien.
Veel meisjes van gegoede families en van de middenklasse gaan studeren. Meer
dan 50 % van alle studenten aan de universiteiten zijn vrouwen.151 Er is een aparte
vrouwenuniversiteit in Omdurman, die 4500 studenten telt.
Het is voor vrouwen in Sudan moeilijk om in hun levensonderhoud te voorzien.
Werken buitenshuis is weliswaar in het algemeen toegestaan, maar er zijn slechts
weinig banen en mannen gaan in het algemeen voor in de concurrentie op de
arbeidsmarkt. Vrouwen die buitenshuis werken vinden dan ook veelal werk in de
huishouding of de straathandel, of komen terecht in de (illegale) prostitutie. Hier
lopen zij echter risico slachtoffer te worden van fysiek en seksueel geweld (zie
verder paragraaf geweld tegen vrouwen).
In december 2000 vaardigde president Al-Bashir met betrekking tot de wet op de
Arbeid (Labour Act) per decreet een voorlopige maatregel uit, waarbij vrouwen
worden uitgesloten van beroepen waarin zij werken met chemicaliën (bijvoorbeeld
bij tankstations) en van beroepen waarin hun eer en waardigheid kan worden
aangetast (bijvoorbeeld in restaurants of hotels). Deze maatregel is voorlopig
geschorst. 152
Voor vrouwen geldt een gedrags- en kledingcode voor openbare ruimten die
neergelegd is in de wetten inzake het persoonlijk leven (Personal Laws) van 1991
en is gebaseerd op de shari'a. Op handen en gezicht na dient het gehele lichaam te
worden bedekt en de vrouw dient zich te onthouden van kleding waarbij de
150 Sinds de toepassing van de shari'awetten zijn geen nieuwe vrouwen toegetreden tot de rechterlijke
macht aangezien zij op basis van de shari'a uitgesloten zijn van toetreding tot rechterlijke posities. De
zittende vrouwen zijn niet ontslagen, bron: lid Constitutioneel Hof.
151 Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat veel jongemannen de dienstplicht proberen te ontlopen
door naar het buitenland te gaan of door de registratie op school te ontlopen door een eenvoudig
baantje te zoeken.
152 In september 2000 al werd het vrouwen in Khartoem door de gouverneur van de deelstaat Khartoem
op grond van de shari'a verboden om nog langer in openbare gelegenheden als hotels, restaurants en
benzinestations te werken, omdat zij aldaar in direct contact met mannen komen. Dit besluit, in strijd
met de grondwet, werd echter door de bekende mensenrechtenadvocaat Ghazi Suleiman ter toetsing
aan het Constitutionele Hof voorgelegd. Ook de vrouwenbeweging heeft protest aangetekend. Het
verbod werd tijdelijk opgeschort in afwachting van een uitspraak van het Constitutionele Hof. Het
Hof heeft tot op heden nog geen definitieve uitspraak gedaan.
71
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
contouren van het lichaam zich aftekenen. De reguliere politie, Community
Security (voorheen politie voor de openbare orde), treedt nog steeds op als
vrouwen zich niet aan deze voorschriften houden, maar de frequentie en de aard
van het optreden wisselt. De straf is doorgaans een aantal zweepslagen of de
verplichting tot het ondertekenen van een verklaring dat het niet meer zal
gebeuren. De straf kan soms worden afgekocht. Voorheen waren het de
rechtbanken voor de openbare orde die deze straffen oplegden. Sinds die in 2000
zijn opgeheven en deel uitmaken van de strafrechtbanken, behoort het tot de
competentie van laatstgenoemde instanties.
Met name op de overheidsuniversiteiten houdt men vast aan de beschreven
kledingcode, de andere universiteiten zijn liberaler. Ook in het centrum van de
stad bij het busstation wordt er veel meer op gelet dan in de buitenwijken.
Vrouwen zijn evenals mannen formeel handelingsbekwaam vanaf 18 jaar. Zij
kunnen echter niet zelfstandig een paspoort of uitreisvisum verkrijgen. Gehuwde
vrouwen dienen hiervoor de schriftelijke toestemming van hun echtgenoot te
hebben. Ongetrouwde vrouwen, ongeacht hun leeftijd, dienen de schriftelijke
toestemming van hun verzorger te hebben, dat wil zeggen hun vader, oudere broer,
of oom. Zij kunnen niet zelfstandig het land verlaten. Uitsluitend indien zij voor
hun werk moeten reizen of zij hun naaste familie gaan bezoeken (ouders dan wel
echtgenoot), mogen zij zonder begeleiding naar het buitenland reizen mits
toestemming is verkregen van echtgenoot of verzorger.153
Weduwen vallen onder de verantwoordelijkheid van een mannelijk familielid. Dat
kan de vader, broer, oom of zoon zijn.
Al jaren wordt gesproken over het al dan niet ondertekenen van de Conventie
inzake de Uitbanning van alle vormen van Discriminatie van Vrouwen (CEDAW).
Momenteel is deze discussie in regeringskringen opnieuw aan de orde. De
overheid staat niet onwelwillend tegenover tekening van de conventie, met een
voorbehoud ten aanzien van een aantal artikelen, zoals een aantal andere
Arabische landen ook heeft gedaan.
Vrouwelijke studenten en politieke activisten zijn regelmatig het slachtoffer van
hard optreden van de Community Security. Het komt regelmatig voor dat vrouwen
tijdens of na een bijeenkomst worden lastig gevallen door de veiligheidsdienst.
Besnijdenis
Hoewel wettelijk verboden, wordt vrouwenbesnijdenis (of genitale verminking
van vrouwen, female genital mutilation, FGM) in Sudan nog steeds op grote
schaal uitgevoerd. De volgende vormen van genitale verminking vinden plaats in
Sudan (in volgorde van lichte naar zware verminking): circumcisie, excisie,
infibulatie; en tussenvormen. Genitale verminking komt vooral voor in het
153 Sudanees ministerie van Binnenlandse Zaken
72
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
noorden en het westen van het land.154 Zelfs binnen de gemeenschap van
binnenlands ontheemden in het noorden begint het een gewoonte te worden.
In Zuid-Sudan wordt genitale verminking van vrouwen op geringere schaal
uitgevoerd. Met name de religieuze leiders die claimen dat excisie onder de
islamitische wet (shari'a-sunna) valt, vormen de drijfveer achter
vrouwenbesnijdenis. Voorts is de druk van de sociale omgeving nog steeds
aanwezig, maar ook de gezondheidssector speelt een rol. Het is voor vele
klinieken, met name in de rurale gebieden, een goede bron van inkomsten.
De leeftijd waarop vrouwen besneden worden ligt tussen 4 en 8 jaar. Daarom is
besnijdenis een keus van de ouders en is de vraag in hoeverre meisjes zelf zich
hieraan kunnen onttrekken, niet aan de orde. De keuzevrijheid van de ouders hangt
nauw samen met de culturele opvattingen van de familie en omgeving. Het komt
voor dat men zich aan besnijdenis onttrekt door naar de gemeenschap toe de schijn
te wekken alsof de ceremonie heeft plaatsgevonden en betreffende dochter
besneden is, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval is. Dit komt niet veel voor.
Het komt feitelijk niet voor dat mensen verhuizen om zich aan de genitale
verminking te onttrekken. De hoger opgeleide vrouwen zullen hun dochters niet
laten besnijden, die hebben vrijheid en krijgen daar ook geen problemen mee,
maar de laaggeschoolden op het platteland hebben weinig keus.
In vergelijking met de situatie van tien jaar geleden is de toepassing van genitale
verminking wel veranderd. Zo is het percentage excisie-gevallen toegenomen ten
opzichte van het aantal gevallen van infibulatie.155
De regering beschouwt genitale verminking van vrouwen evenwel als niet-
islamitisch en steunt de ontmoediging van deze praktijk. Zo is er onder meer een
gezondheidswet tegen genitale verminking. In de praktijk wordt echter nauwelijks
toegezien op naleving van deze wet en staan er geen straffen op het genitaal
verminken van vrouwen. Ook heeft de regering meermalen verklaard dat zij de
praktijk van besnijdenis door middel van voorlichting (vanuit een aparte afdeling
binnen het ministerie van Gezondheid) wil bestrijden. Van een doelbewuste en
doelgerichte campagne is echter nog geen sprake.
Er waren berichten dat een religieuze commissie een fatwa (religieuze islamitische
richtlijn) aan het voorbereiden is die de relatie tussen besnijdenis en islam afwijst.
In de deelstaat Southern Darfur is inmiddels een ontwerpwet in voorbereiding met
sancties tegen ouders die hun dochter laten besnijden.
Er zijn verscheidene (inter)nationale organisaties, zoals de Sudan National
Committee against Traditional Harmful Practices (SNCTP), die initiatieven
ondernemen om genitale verminking te bestrijden. De Sudanese media geven
154 Naar schatting is 90 % van de vrouwen in Noord-Sudan besneden.
155 In de groep moeders van 45 tot 49 jaar nam het percentage infibulatie af van 91% naar 85 %, terwijl
het percentage excisie toenam van 9% naar 15%. In de groep dochters van 15 tot 19 jaar nam het
percentage infibulatie af van 80 % naar 57%, terwijl het percentage excisie van 20% tot 43% was
opgelopen. (bron: SNCTP).
73
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
ruimte aan zowel voor- als tegenstanders van het toepassen van genitale
verminking.
Recentelijk lijkt de Sudanese regering voor een actievere rol te hebben gekozen.
Aan het einde van een driedaags symposium eind augustus in Khartoem
verklaarde de Sudanese minister van Volksgezondheid dat de regering zich
committeerde aan de uitbanning van vrouwenbesnijdenis op alle niveaus. Hij
kondigde wettelijke maatregelen aan om vrouwenbesnijdenis illegaal te verklaren,
alsmede een publieke verklaring van de president. Ook de nationale Human Rights
Advisory Council zou bereid zijn om het ontwerp van een specifieke wet, die
vrouwenbesnijdenis als misdrijf bestempelt, te steunen. De minister verklaarde dat
vrouwenbesnijdenis beschouwd zou worden als een verboden handeling voor
medici. Ook ondersteunde hij een aanbeveling om hoge straffen te introduceren
voor hen die door zouden gaan met de `verboden' handelingen'.156
Geweld tegen vrouwen
In de Sudanese cultuur is er nauwelijks of geen bescherming tegen seksueel
geweld. Vrouwelijke slachtoffers van seksueel geweld kunnen in de praktijk
vrijwel nergens terecht. In de Sudanese cultuur gaat men er bij voorbaat vanuit dat
zij het zelf heeft uitgelokt. Voor haar familie is het een schande. Aangifte bij de
politie is in theorie mogelijk maar gezien de Sudanese cultuur zullen vrouwen dat
niet durven.
Ook geweld jegens vrouwen door overheidsfunctionarissen komt voor. Het is
echter moeilijk inzicht te krijgen op welke schaal dit gebeurt omdat weinig
vrouwen aangifte doen of erover durven te praten. Zelfs de vrouwelijke
advocatengroep Mutaweinat durft geen aangifte te doen indien zij klachten
ontvangen.157 Het gaat hierbij onder andere om seksuele intimidatie op het werk,
maar ook om seksueel geweld door de politie en andere overheidsfunctionarissen.
Er is niet zo zeer sprake van discriminatie op basis van etnische afkomst. De
meeste slachtoffers van seksueel geweld vallen onder de armste laag van de
bevolking158, dat wil zeggen de meest kwetsbare groep die weinig weerstand kan
bieden. Niet vanwege hun etnische achtergrond maar vanwege hun kwetsbare
positie, zijn binnenlands ontheemde vrouwen vaak slachtoffer van geweld, zowel
in en rond de kampen en in de squatter areas in Khartoem als in de kampen buiten
Khartoem, en bijvoorbeeld bij de grensovergangen tussen regerings- en niet-
regeringsgebied rond Wau en andere garnizoensplaatsen. In die plaatsen wordt
vrouwen geadviseerd niet na 12.00 à 13.00 uur nog naar de markt te gaan. In en
rond Khartoem is het geweld overigens minder ernstig en minder frequent dan in
156 IRIN d.d. 03.09.2003
157 In een concreet geval heeft de groep wel aangifte gedaan, maar de ouders van het betrokken meisje
werden op zodanige wijze lastiggevallen en bedreigd door de autoriteiten dat zij uiteindelijk hebben
verzocht de aangifte in te trekken.
158 Straatkinderen, straatverkoopsters, de vrouwen die 's avonds laat nog op straat leven
74
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
deze garnizoensplaatsen in het zuiden. In de conflictgebieden komen veel
verkrachtingen voor.
In sommige stammen wordt het gebruik van geweld tegen vrouwen, bijvoorbeeld
slaan, niet gezien als een misdaad. Dit is het geval bij bepaalde stammen in het
westen van Sudan. Tegen deze vorm van geweld treedt de overheid niet op omdat
het wordt bepaald door de cultuur van de stam. De overheid treedt niet in de
gewoontes van een stam.
In theorie zouden vrouwen zich hieraan kunnen onttrekken door zich elders in het
land te vestigen. Zonder relaties in andere gebieden zal een dergelijke hervestiging
echter weinig succesvol zijn. In dat geval zou de vrouw immers overgeleverd zijn
aan het leven op straat of de prostitutie, waardoor ze weer tot een andere
kwetsbare groep zou gaan behoren en het risico zou lopen slachtoffer te worden
van geweld.
Oorlogsgeweld tegen vrouwen
Vrouwen zijn in het militaire conflict slachtoffer van verschillende vormen van
geweld. Ofschoon er geen sprake is van systematisch geweld tegen vrouwen als
oorlogstactiek, kunnen vrouwen in conflictgebieden niet alleen slachtoffer worden
van bombardementen, beschietingen en landmijnen, maar ook van
ontvoeringen,159 fysiek geweld en seksueel misbruik, zoals verkrachtingen. Alle
bij het militaire conflict betrokken partijen in Sudan maakten zich hieraan
schuldig.
Vrouwengevangenis
De omstandigheden in de Vrouwengevangenis van Omdurman wijkt niet af van de
andere gevangenissen. De gevangenis is overbevolkt, sanitaire voorzieningen zijn
beperkt en epidemische ziekten komen veel voor. Vrouwen bevallen van kinderen
in de gevangenis. Er is voedseltekort en met name kinderen lijden aan
ondervoeding in de gevangenis. 75% van de vrouwelijke gevangenen is afkomstig
uit Zuid-Sudan. Volgens SOAT is deze groep vrouwen veroordeeld door de
rechtbanken voor de openbare orde en het merendeel van hen wegens het brouwen
van alcohol. Gevangenisstraffen variëren van één tot zes maanden. Geregeld
worden grote groepen vrouwen vrijgelaten om in de overvolle gevangenis plaats te
maken voor een nieuwe lichting.
3.4.3 Slavernij en ontvoeringen
Inter-tribale ontvoering van vrouwen en kinderen is een fenomeen dat met name in
West- en Zuid-Sudan reeds lang voorkomt. Voor bepaalde nomadische en
sedentaire bevolkingsgroepen is het roven van vrouwen en kinderen een regulier
159 Zie hiervoor 3.4.3 Slavernij en ontvoeringen
75
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
wapen in de strijd om watervoorraden en weidegrond. Door de burgeroorlog kreeg
dit fenomeen echter een nieuwe dimensie en werd het ontvoeren van burgers een
regulier onderdeel van de burgeroorlog.
De ontvoeringen vonden vooral plaats in de zuidelijke deelstaten Northern Bahr
el-Ghazal (woongebied van de Dinka; conflictgebied) en Western Upper Nile
(woongebied van de Nuer; overgangsgebied), en de noordelijke deelstaten
Southern en Western Kordofan (woongebied van de Nuba; overgangsgebied). Aan
deze ontvoeringspraktijken maakten alle bij de oorlog betrokken strijdende
partijen zich schuldig, maar de regeringsgesteunde milities in het bijzonder.
In de ontvoeringen spelen met name de nomadische Arabische stammen een
hoofdrol. De Murahileen van deze stammen zijn in het bijzonder actief in de
deelstaten Bahr al-Ghazal en Western Kordofan. De Sudanese regering bewapent
al sinds het begin van de oorlog Arabische nomadenstammen (zoals de Miseiriya,
Rizeigat, Taiesela en Zaghana) en zet ze als militie in tegen de SPLM/A. Deze
milities vielen niet alleen rebellenkampen en gewapende rebellenstrijders aan maar
ook burgers. Zij namen bij hun acties krijgsbuit mee en waren verantwoordelijk
voor ontvoeringen, plunderingen en verkrachtingen van burgers. Op deze manier
zijn er vele vrouwen en kinderen ontvoerd (naar noordelijke deelstaten als
Southern en Western Kordofan en Darfur) en tot arbeid gedwongen. De
slachtoffers zijn voornamelijk Dinka's uit Zuid-Sudan.
De regering zette de Murahileen de laatste jaren vooral in bij de beveiliging van de
trein die vanuit het noorden de regeringstroepen in het Zuiden bevoorraadt.
Plunderende Murahileen maakten het gebied rond de spoorlijn onveilig en
ontvoerden grote aantallen vrouwen en kinderen. De trein naar Wau heeft echter al
twee jaar niet gereden.
Sinds de vijandelijkheden na het staakt-het-vuren van oktober 2002 sterk zijn
afgenomen, is ook het aantal ontvoeringen in dit kader sterk gedaald. In de
verslagperiode zijn geen nieuwe berichten van ontvoeringen bekend. De laatste
jaren worden ook steeds meer lokale overeenkomsten gesloten tussen de
Arabische nomadenstammen en de Afrikaanse stammen waardoor ook het aantal
gevallen van `traditionele' ontvoeringen is afgenomen.
Er zijn echter de laatste maanden steeds meer berichten dat in Darfur Arabische
milities (Janjawid) zich schuldig zouden maken aan ontvoering van kinderen en
volwassenen (zie 2.3.2).160
De schattingen over het aantal ontvoerden lopen sterk uiteen. De Speciale
Rapporteur van de VN voor de mensenrechten in Sudan, Baum, sprak over
160 Amnesty International AFR/005/2004
76
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
minimaal 5.000 ontvoerden die tegen hun wil worden vastgehouden in West- en
Noord-Sudan. UNICEF-Khartoem noemt een aantal van 10.000 tot 17.000 en de
internationale NGO Association of World Citizens spreekt zelfs over minimaal
100.000 ontvoerden.161 Recentelijk heeft het Rift Valley Institute de resultaten van
een onderzoek in Northern Bahr el-Ghazal gepubliceerd. Sinds 1983 zouden in dat
gebied ongeveer 11.000 personen zijn ontvoerd en zouden 5.000 personen zijn
omgekomen bij de verschillende aanvallen.162
De meeste ontvoerden worden gedwongen zonder betaling te werken in de
huishouding of op het land. Vrijgekomen vrouwen berichten veelvuldig over
fysieke en psychologische mishandeling, lijfstraffen, gedwongen bekeringen tot de
islam, gedwongen besnijdenis en verkrachting. Veel vrouwen baarden kinderen
van hun ontvoerders. In een aantal gevallen werden ze ook tot een huwelijk
gedwongen.
De Sudanese grondwet en het wetboek van strafrecht verbieden slavernij en
dwangarbeid. De regering distantieert zich dan ook officieel van deze
ontvoeringspraktijken maar nam gedurende verslagperiode in de praktijk weinig
actie. Veelal werd een en ander afgedaan met een verwijzing naar traditionele
stammenconflicten. De regering ontkent overigens dat slavernij in Sudan
voorkomt.163
De regering heeft in juni 1999 een Comité voor de uitbanning van ontvoering van
vrouwen en kinderen (Committee for the Eradication of Abduction of Women and
Children, CEAWC) opgericht. De primaire doelstelling van het comité is het
opsporen van ontvoerde vrouwen en kinderen en hereniging met hun familie. Het
uiteindelijke doel is het uitroeien van ontvoeringspraktijken en het bestraffen van
degenen die zich daaraan schuldig maken. Het CEAWC heeft lokale comités in die
delen van het land waar de slachtoffers heengevoerd zijn. Door deze lokale
comités (bemand door vertegenwoordigers van Dinka en Arabische
nomadenstammen) worden de slachtoffers geïdentificeerd en op vrijwillige basis
naar de oorspronkelijke woonplaats teruggebracht. Het programma wordt door
UNICEF, Save the Children Fund UK en enkele donoren gesteund. In de loop van
het herenigingsproces stuitte de CEAWC op tal van praktische problemen:
ontvoerde kinderen die niet meer terug willen naar hun biologische ouders,
terugkerende vrouwen die door hun stam niet (meer) worden geaccepteerd, etc.164
161 Het Dinka Chiefs Committee (DCC) gaat uit van 14.000 Dinka ontvoerden. Daarnaast zouden nog
eens ongeveer 3500 ontvoerde leden van de Messerya en Rizeigat zich in SPLM/A-gebied bevinden.
162 Ongeveer 500 personen zijn inmiddels teruggekomen.
163 Er is veel discussie over het begrip 'slavernij'. De regering geeft de ontvoeringspraktijk toe maar
ontkent dat slavernij voorkomt in Sudan. De Westerse landen benoemen het probleem in officiële
documenten als `ontvoering' (abduction), maar beschouwen het als een hedendaagse vorm van
slavernij.
164 Situation of Human Rights in the Sudan, Report of the Special Rapporteur, Gerhart Baum, submitted
in accordance with Commission (on Human Rights) resolution 2002/16, E/CN.4/2003/42 d.d. 6 januari
---
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
In januari 2002 heeft de CEAWC een ingrijpende reorganisatie ondergaan. Medio
juli 2003 maakte CEAWC bekend dat zij sinds januari 2002 ongeveer 700
ontvoerden heeft teruggevonden in Southern-Darfur en Western-Kordofan en
herenigd met hun familie.165 Er is echter veel kritiek op de CEAWC door
internationale NGO's. Naast kritiek op de werkwijze en het financieel beheer van
de CEAWC is er twijfel over de door de CEAWC genoemde aantallen.166
CEAWC heeft ambitieuze plannen om de komende 12 maanden de resterende
10.000 ontvoerden op te sporen.167
Er is inmiddels een speciale rechtbank ingesteld om ontvoerders te vervolgen.
Volgens berichten is bij deze speciale rechtbank nog maar één ontvoeringszaak
aanhangig gemaakt die niet tot vervolging heeft geleid.
Ook is de regering in het kader van de Danforth-voorstellen akkoord gegaan met
de instelling van een onafhankelijke commissie die onderzoek gaat doen naar de
problematiek van slavernij en ontvoeringen.
In november 2001 had de Sudanese regering aangekondigd dat zij speciale
burgertribunalen in de overgangsgebieden tussen Noord- en Zuid-Sudan zou
instellen om de verantwoordelijken voor de ontvoeringen te vervolgen. Deze
burgertribunalen zijn echter nog niet ingesteld.
Er is inmiddels nieuwe strengere wetgeving aangenomen in de strijd tegen
ontvoeringen. Tot nu toe zijn nog geen gevallen bekend van vervolging van
ontvoerders.168
De CEAWC heeft mandaat om daders over te dragen aan het gerecht. Vooralsnog
wordt de oplossing niet zozeer gevonden langs juridische weg. CEAWC ziet de
oplossing van de ontvoeringen eerder in het bemiddelen tussen de betrokken
partijen dan in rechtszaken.
Internationaal is er veel aandacht voor de ontvoeringen en de daarmee verbonden
slavernij. Verschillende internationale, met name christelijke, organisaties kopen
slaven vrij. Zo beweert de internationale NGO Christian Solidarity International
de laatste vijf jaar meer dan 60.000 slaven te hebben vrijgekocht voor een bedrag
van USD 33 per persoon. Andere internationale organisaties als UNICEF en
diverse donoren, waaronder Nederland, wijzen het vrijkopen van slaven af met het
argument dat het 'opkopen' van slaven de prijs zou opdrijven en daardoor het
2003
165 Als gevolg van geldtekort zou de CEAWC niet haar gehele capaciteit hebben kunnen benutten.
166 Volgens een vertrouwelijk rapport van een internationale NGO zou van de genoemde 700
opgespoorde ontvoerden een groot deel onterecht worden aangemerkt als zijnde ontvoerd.
167 Hiervoor zou een additioneel bedrag van ruim 5 miljoen USD nodig zijn.
168 Situation of Human Rights in the Sudan, Report of the Special Rapporteur, Gerhart Baum, submitted
in accordance with Commission (on Human Rights) resolution 2002/16, E/CN.4/2003/42 d.d. 6 januari
2003
78
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
fenomeen juist zou bevorderen. Bovendien zijn er rapporten die melden dat de
SPLM/A misbruik maakt van laatstgenoemde praktijken en inwoners van Dinka
dorpen meerdere malen als 'slaaf' laat terugkopen door deze christelijke
organisaties.
3.4.4 Homoseksuelen
Op grond van artikel 148 van het wetboek van strafrecht van 1991 is het verrichten
van homoseksuele handelingen strafbaar. De volgende strafmaat is
voorgeschreven:
- 100 zweepslagen en mogelijk een gevangenisstraf van maximaal 5 jaar bij
de eerste veroordeling;
- 100 zweepslagen en een gevangenisstraf van maximaal 5 jaar bij de
tweede veroordeling;
- de doodstraf of levenslange gevangenisstraf bij de derde veroordeling.
De homoseksuele geaardheid op zichzelf vormt geen delict. Strafvervolging wordt
eerst ingezet indien kan worden aangetoond dat iemand homoseksuele
handelingen verricht. Voor zover bekend is de doodstraf in geval van
homoseksualiteit nog nooit toegepast.
Het komt voor dat homoseksuelen die openlijk uitkomen voor hun geaardheid
door politie en veiligheidsdiensten negatief worden bejegend dan wel slecht
worden behandeld. Maar de autoriteiten voeren geen actief vervolgingsbeleid
tegen homoseksuelen. Dit heeft te maken met het feit dat in de Sudanese cultuur
homoseksuele geaardheid wordt gezien als een schande of een ziekte. Het is vooral
de negatieve reactie van de omgeving, die de homoseksuelen het meest raakt. De
betrokken familie zal door de omgeving worden geïsoleerd.
Er zijn geen gevallen bekend waarbij een (toegeschreven) homoseksuele
geaardheid tot discriminatoire of onevenredige bestraffing heeft geleid bij
vervolging wegens een commuun delict.
3.4.5 Gemengde huwelijken
Gemengde huwelijken tussen partners uit verschillende noordelijke Arabische
stammen komen voor en leveren betrekkelijk weinig problemen op. Hetzelfde
geldt voor gemengde huwelijken tussen leden van verschillende, veelal zuidelijke,
niet-Arabische stammen. Gemengde huwelijken uit vrije wil tussen partners uit
een noordelijke Arabische stam en een zuidelijke niet-Arabische stam of Nuba-
stam komen echter nagenoeg niet voor. Hier speelt de familie een belangrijke rol.
De partner uit de andere stam zal niet eenvoudig worden geaccepteerd.
79
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
In de gebieden van waaruit ontvoering plaatsvindt, komt het daarentegen
regelmatig voor dat de ontvoerde vrouw, veelal afkomstig van de Dinka stam, één
van de echtgenoten van de ontvoerder, afkomstig van een noordelijke Arabische
stam, wordt. Dit wordt door de stamgenoten van de ontvoerder geaccepteerd. Ook
eventuele kinderen worden geaccepteerd. Er ontstaan echter problemen voor deze
kinderen als de vrouw mét haar kinderen terug wil keren naar haar oorspronkelijke
woonomgeving. De vraag is dan tot welke stam het kind behoort. Geen van de
partijen zal het kind willen afstaan. Bovendien blijft het kind in zijn of haar
nieuwe woonomgeving een uitzonderingspositie innemen.
In de rest van Noord-Sudan hebben deze kinderen overigens geen problemen.
80
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
4 Migratie
4.1 Opvang van binnenlands ontheemden
De oorlog in het zuiden en de droogte in het westen van Sudan hebben geleid tot
grootschalige verhuizingen van de bevolking in diverse delen van het land. Het
totale aantal binnenlands ontheemden in Sudan bedraagt circa 4 miljoen, waarvan
zich ongeveer 2 miljoen in de regio Khartoem bevinden. Het aantal ontheemden
dat zich in officiële kampen in geheel Sudan bevindt loopt tegen één miljoen. In de
regio Khartoem bedraagt het aantal ontheemden in de vier officiële kampen circa
260.000. Het merendeel van de binnenlands ontheemden is afkomstig uit Zuid-
Sudan.
Volgens schattingen van de Verenigde Naties zijn ongeveer 300.000 mensen
binnenlands gevlucht naar de door de regering gecontroleerde grotere plaatsen in
het zuiden. In de door de rebellen gecontroleerde gebieden in het zuiden bevinden
zich ongeveer 1,5 miljoen ontheemden. Veel mensen vluchten van plaats naar
plaats gedurende het conflict. In het zuiden leven de meeste ontheemden in
behoeftige omstandigheden, doorgaans niet in kampen.169 In het Nuba gebergte
leven enkele honderdduizenden ontheemden in zogenaamde Nuba peace-
villages.170
Gedurende de verslagperiode zijn er nieuwe ontheemden bijgekomen vooral als
gevolg van het geweld in Darfur. Daar ontvluchtten niet-nomadische
bevolkingsgroepen hun oorspronkelijke woongebied vanwege aanvallen door
Arabische milities. Ook de gevechten tussen SLM/A en regeringstroepen
veroorzaakten omvangrijke vluchtelingenstromen. Naar schatting zijn ongeveer
600.000 personen171 ontheemd in Darfur en hebben ongeveer 100.000 personen
hun toevlucht gezocht in Tsjaad.
Daarnaast is er een beweging te zien op beperkte schaal van ontheemden
(voornamelijk ouderen), die terugkeren naar hun oorspronkelijke woongebied, op
eigen initiatief of in het kader van een terugkeerprogramma. De belangrijkste
reden is de toegenomen veiligheid van het oorspronkelijke woongebied. Ook is
van belang dat de levensomstandigheden van ontheemden elders in Sudan
doorgaans niet beter zijn dan in het oorspronkelijke woongebied.172
169 USCR, Mid Year Country Report 2001
170 Er zijn berichten dat in de verslagperiode kleine aantallen ontheemden deze Nuba peace-villages
hebben verlaten.
171 Waarvan 300.000 als gevolg van de gewelddadigheden van de laatste maanden.
172 Het komt echter ook voor dat personen in het kader van een terugkeerprogramma vanuit bijvoorbeeld
Khartoem terugkeren naar hun oorspronkelijke woonomgeving maar vanwege het ontbreken van
voorzieningen vandaar weer teleurgesteld vertrekken naar Khartoem.
81
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
De directe aanleiding waarom groepen Sudanezen zich elders in het land vestigen,
wordt in eerste instantie gevormd door de veiligheidssituatie en droogte. Uit
onderzoeken uitgevoerd door de VN is gebleken dat mensen die zich om
veiligheidsredenen elders vestigen, doorgaans eerst in de regio blijven en een plek
zoeken waar zij niet meer blootstaan aan direct gevaar. Vervolgens zullen zij zich
elders vestigen om economische redenen of wegens gebrek aan
onderwijsmogelijkheden. Uiteindelijk komen zij in de grotere plaatsen of
Khartoem terecht. Het komt minder vaak voor dat Sudanezen uit het
oorlogsgebied zich - vanwege de veiligheidssituatie of de droogte in hun
oorspronkelijke gebied - direct in Khartoem vestigen. Meestal hebben hier enkele
fases tussen gezeten.
De vestiging van ontheemden in de verschillende gebieden is in beginsel vrij, dat
wil zeggen slechts afhankelijk van toestemming van de eigenaar van de grond of
woning. In Khartoem vraagt de eigenaar van een stuk grond of een woning
doorgaans een half jaar huur vooruit, hetgeen ontheemden die net in Khartoem
arriveren en nog geen baan hebben, gewoonlijk niet kunnen opbrengen. Om die
reden zullen ontheemden zich zo mogelijk bij familie vestigen, of als zij geen
familie ter plaatse hebben, zich tot stamgenoten wenden om de eerste maanden
door te komen en werk te zoeken. De vraag waar ontheemden zich in eerste
instantie vestigen hangt dus af van waar familie of stamgenoten wonen.
Naast de circa 260.000 ontheemden in de vier officiële kampen in de regio
Khartoem, woont de meerderheid van de ontheemden in deze regio in de
zogenaamde squatter areas.173 Daarnaast bevindt zich een gedeelte van de
ontheemden in de regio Khartoem in de planned areas, sommigen hebben zich in
de 'gewone' woonwijken gevestigd en betalen daar huur of bezitten een huis, en
ten slotte wonen grote groepen in niet-afgebouwde huizen verspreid over de stad.
De basisvoorzieningen in de officiële kampen in de regio Khartoem worden
verzorgd door nationale en internationale ngo's, onder verantwoordelijkheid van
de Sudanese overheid. De watervoorziening in de kampen is qua kwaliteit en
afstand redelijk. Ook de voedselprogramma's draaien redelijk. De
voedingstoestand is mede afhankelijk van het seizoen, aangezien in de oogsttijd
een deel van de ontheemden Khartoem verlaat en werk vindt op het land.
Basisvoorzieningen op het gebied van gezondheidszorg zijn in de kampen
aanwezig. Het lager onderwijs heeft te kampen met grote problemen, zoals
feitelijk geldt voor geheel Sudan. Er zijn nauwelijks middelbare scholen.
173 Omdat de kampen te dichtbevolkt raakten en een deel van de bevolking er al meer dan tien jaar woont,
heeft de overheid bepaalde wijken (planned areas) aangewezen voor permanente hervestiging van de
ontheemden. Met de squatter areas worden wijken bedoeld waar mensen zich ongepland en veelal
illegaal vestigen.
82
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Buiten de kampen worden de voorzieningen gecoördineerd door de lokale
autoriteiten. In de planned areas hebben de ontheemden door de overheid een
woning toegewezen gekregen, maar de grond blijft eigendom van de overheid. In
deze planned areas heeft de overheid op zeer beperkte schaal voorzieningen
getroffen, zoals water en een paar islamitische scholen. Voor de elektriciteit zijn
vooralsnog slechts de palen geslagen. De gebieden waar het hier om gaat liggen
echter ver buiten de stad (20 km), waar geen arbeidsmogelijkheden zijn.
In de squatter areas zijn de watervoorziening en het onderwijs van vergelijkbare
kwaliteit als in de kampen. De voorzieningen voor basisgezondheidszorg zijn
slecht. Mensen in de squatter areas lopen echter het risico door de overheid
verwijderd te worden. Soms komen er bulldozers aan te pas om hele groepen
tegelijk gedwongen te verwijderen.
Over het geheel genomen zijn de levensomstandigheden van de binnenlands
ontheemden in en rond Khartoem gemiddeld weliswaar minder dan voor het
grootste deel van de bevolking van Khartoem, maar er is geen sprake van direct
levensbedreigende omstandigheden. Gebrek aan onderwijs, werk, inkomen en
toekomstperspectief vormt voor het merendeel van de ontheemden een groot
probleem. Ook is er, zoals overal in Noord-Sudan, veel discriminatie (hogere
huren, nauwelijks scholings- en arbeidsmogelijkheden). Ontheemden worden
behandeld als tweederangs burgers.
De situatie van ontheemden in het zuiden verschilt van die in het noorden van
Sudan. In het noorden verblijft een groot aantal ontheemden in kampen. In het
zuiden bevindt zich voor zover bekend slechts een klein aantal
ontheemdenkampen. In het zuiden krijgen ontheemden vaak land toegewezen door
de lokale `chief', waarna zij met lokale materialen hun eigen huisvesting bouwen.
Als ze de beschikking krijgen over zaden en gereedschappen en/of vee, dan zijn ze
gewoonlijk vrij snel in staat zelfvoorzienend te worden. In het zuiden integreren
ontheemden vrij snel en zijn ze niet zo sterk afhankelijk van humanitaire hulp als
ontheemden die in kampen verblijven, mits ze toegang hebben tot land.
De veiligheidssituatie in gebieden waar ontheemden zich hebben gevestigd, is
afhankelijk van de algemene veiligheidssituatie in het desbetreffende gebied.
Binnenlandse ontheemden hebben zich over heel Sudan gevestigd. Zo bevinden
zich grote groepen ontheemden in de conflictgebieden, zowel in Noord- als in
Zuid-Sudan. In de kampen in die gebieden worden zij beschermd, daarbuiten zijn
ontheemden aangewezen op de bescherming door de lokale autoriteiten, die vaak
te wensen overlaat. In gebieden waar zich grote groepen ontheemden bevinden
kunnen de onderlinge spanningen soms hoog oplopen.
83
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Personen die door de Sudanese regering als politieke tegenstanders worden gezien
en te maken krijgen met maatregelen van de zijde van de veiligheidsdienst, kunnen
zich daaraan in het algemeen niet onttrekken door zich elders in Sudan te vestigen.
Hoewel de organisatie van de veiligheidsdiensten waarschijnlijk niet over de
modernste onderzoeksmethoden en -apparatuur beschikken, moeten deze diensten
in staat worden geacht in alle door de regering gecontroleerde gebieden
vervolgingsmaatregelen uit te voeren. Dat personen zich gedurende kortere tijd
aan de diensten onttrekken, wordt wel mogelijk geacht. Sudan is immers een zeer
groot land en het is de vraag of er overal goed ontwikkelde geautomatiseerde
bestanden van gezochte personen aanwezig zijn.
De Sudanese gemeenschap is echter hecht en de vestiging van een persoon in een
ander gebied zal vragen doen rijzen bij de bevolking en derhalve bij de
veiligheidsdiensten.
De gebieden die niet door de regering worden gecontroleerd bieden geen
alternatief omdat deze in het algemeen niet rechtstreeks toegankelijk zijn. Die
gebieden zijn wel goed bereikbaar via omliggende landen als Kenia of Oeganda,
waarvoor een Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden moet worden
aangevraagd (zie 3.3.4).
Humanitaire hulpverlening
Als uitwerking van de staakt-het-vurenovereenkomst van 15 oktober 2002 kwam
de VN op 26 oktober 2002 met de Sudanese regering en SPLM/A overeen dat er
volledige humanitaire toegang zou zijn tot alle delen van Sudan conform de
vigerende overeenkomst Operation Lifeline Sudan (OLS). Medio januari 2003
spraken de VN, de Sudanese regering en de SPLM/A tijdens een bijeenkomst van
de Technical Committee for Humaniarian Assistance (TCHA) in Nairobi af dat
voor humanitaire hulpvluchten in Zuid-Sudan geen expliciete toestemming meer
nodig was maar volstaan kon worden met notificatie aan de Sudanese regering.
De VN tekende medio januari 2003 ook bilaterale overeenkomsten met de
Sudanese regering en de SPLM/A inzake humanitaire hulp aan Kassala State in
Oost-Sudan en Southern Blue Nile.
In vervolg op de tekening van de staakt-het-vuren overeenkomst in Darfur
kwamen SLM/A en Sudanese regering op 17 september 2003 overeen om vrije en
ongehinderde humanitaire toegang te verlenen tot de Darfur regio.174 Tijdens een
bezoek in september 2003 van de Speciale Gezant (van de SGVN) voor
Humanitaire Noden in Sudan, Vraalsen, werd het zogenaamde `Greater Darfur
Special Initiative' gelanceerd. Naast speciale hulpprogramma's omvat het initiatief
ook hulpprogramma's gericht op vrede en ontwikkeling.175
Als gevolg van het voortdurend geweld kunnen veel ontheemden echter niet
terugkeren naar hun woongebied en wordt humanitaire hulpverlening in grote
174 IRIN d.d. 18.09.2003
175 Reliefweb d.d. 29.09.2003 (OCHA)
84
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
delen van Darfur bemoeilijkt. Ook wordt door bureaucratische tegenwerking van
de Sudanese autoriteiten de humanitaire hulpverlening in Darfur ernstig gehinderd.
Volgens berichten in januari 2004 zou slechts 15% van de ontheemden in Darfur
bereikbaar zijn voor humanitaire hulpverlening.176
4.2 Opvang van vluchtelingen in de regio
In de omringende landen van Sudan bevinden zich ongeveer 500.000 Sudanese
vluchtelingen. De grootste aantallen vluchtelingen bevinden zich in: Uganda
(170.000), Tsjaad (100.000) Ethiopië (90.000), Kenia (70.000) en DRCongo
(70.000).177
Het merendeel van de in Uganda verblijvende Sudanese vluchtelingen woont in
één van de 25 vluchtelingenkampen in Noord-Uganda en is grotendeels afhankelijk
van voedselvoorziening.178 De vluchtelingenkampen worden van tijd tot tijd
aangevallen door de rebellen van het Lord's Resistance Army. Vanwege deze
aanvallen waren 16.000 vluchtelingen het kamp Anchol-Pii ontvlucht en hadden
hun toevlucht gezocht in het kamp Kiryandango. Vanwege dreigende
overbevolking in Kiryandango besloot de UNHCR om 10.000 vluchtelingen
vandaar over te brengen naar twee kampen in noord-west Uganda, in het Yumbe en
Arua district.179 Deze plannen ontmoeten in eerste instantie veel verzet omdat veel
vluchtelingen in de nieuwe kampen opnieuw voor aanvallen van de LRA
vreesden.180 De UNHCR wilde deze vluchtelingen gefaseerd overbrengen maar
begin september 2003 besloot de Ugandese regering om de betreffende 16.000
vluchtelingen in een keer over te brengen naar de nieuwe kampen Madi Okollo en
Ikafe.181
Ongeveer 100.000 mensen uit de regio Darfur zijn het geweld (van de laatste
maanden) ontvlucht en hebben een veilig heenkomen gezocht in het noorden en
noord-oosten van Tsjaad. De meeste vluchtelingen verblijven in het grensgebied
onder slechte omstandigheden: verblijf in de open lucht, weinig voedsel, geen
veilig drinkwater en geen toegang tot gezondheidszorg. Ook liggen er veel mijnen
in de grensgebieden. Vanwege de voortdurende onveiligheid in Darfur ontvluchten
nog steeds mensen het gebied. Er is nog geen zicht op terugkeer.182 De VN is
176 IRIN d.d. 23.01.2004
177 USCR, World Refugee Survey 2003
178 Reliefweb d.d. 23.09.2003 (Norwegian Refugee Council)
179 AFP d.d. 30.04.2003
180 Reliefweb d.d. 05.05.2003 (OCHA)
181 UNHCR d.d. 03.10.2003
182 UNHCR d.d. 02.10.2003
85
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
momenteel bezig om geschikte lokaties te vinden om deze vluchtelingen te
huisvesten.183
In Ethiopië verblijven in de regio van Fugnido meer dan 85.000 Sudanese
vluchtelingen. Het plan van de Ethiopische autoriteiten om na de
geweldsuitbarsting van november 2002184 ongeveer 24.500 vluchtelingen van Nuer
en Dinka etniciteit uit het Fugnido kamp te herhuisvestigen in een nieuw kamp,
genaamd Odier, is voorlopig van de baan na overstromingen van de Nijl in Odier.
De Ethiopische autoriteiten zoeken nu naar een alternatieve locatie voor
hervestiging.185
De Keniaanse regering is al enige tijd bezig om haar politiek inzake de
vluchtelingenkampen in de regio's Kakuma en Dabaab te herzien. Men denkt er
over om de vluchtelingen meer vrijheid en mogelijkheden tot zelfvoorziening te
geven. Ook wordt nog steeds het verplaatsen van de betreffende
vluchtelingenkampen naar een andere regio overwogen. In het kamp Kakuma
verblijven momenteel ongeveer 65.000 Sudanese vluchtelingen. De situatie voor de
vluchtelingen in het kamp is onveilig, er zijn veel interne spanningen. Ook zijn er
regelmatig gewelddadige conflicten tussen de Sudanese vluchtelingen en de lokale
Keniase bevolking (Turkana stam).186
De Keniase regering werkt momenteel aan een nieuwe vluchtelingenwet (Refugee
Bill), inclusief registratie en afgifte ID-kaarten. De Keniaanse regering is van plan
om alle 100.000 vluchtelingen in Kenia boven de 18 gefaseerd te voorzien van een
ID-kaart.187
4.3 Minderjarigen
Meerderjarigheid188
Ingevolge de wet op persoonlijke aangelegenheden (Law for Personal Affairs) van
1993, is de leeftijd waarop men meerderjarig wordt, 18 jaar. Vanaf deze leeftijd is
men formeel handelingsbekwaam. In diverse andere wetten worden ook leeftijden
genoemd, bijvoorbeeld de wet op het jeugdwelzijn (Juvenile Welfare Act) van
1983, het wetboek van strafrecht (Criminal Act) van 1991, en de wet op de arbeid
(Labour Act) van 1997.
183 Reliefweb d.d. 09.10.2003 (UNHCR)
184 Op 27 november 2002 vielen leden van de Annuak leden van de Dinka aan, waarbij 42 doden vielen.
185 IRIN d.d. 09.09.2003
186 IRIN d.d. 24.06.2003
187 Reliefweb d.d. 15-04-2003
188 Bronnen: Save the Children Fund /US en Institute of Training & Law Reform, Women and Children
Department
86
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Ingevolge de wet op het jeugdwelzijn wordt met een jongere bedoeld een persoon
onder de 18 jaar. Volgens deze wet is een jeugddelinquent een persoon tussen 10
en 18 jaar. Bij zaken van jeugddelinquenten regelt deze wet de rechtsgang, de straf
en de opvang in tuchthuizen.
In het wetboek van strafrecht worden personen vanaf 16 jaar, waarvan op basis
van natuurlijke kenmerken komt vast te staan dat zij de pubertijd hebben bereikt,
als volwassenen aangemerkt. Bij onduidelijkheid over de natuurlijke kenmerken
zijn personen vanaf 18 jaar van rechtswege volwassen. De doodstraf wordt niet
opgelegd aan personen onder de 18 jaar.
In Sudan komen per jaar ongeveer 20.000 jongeren in aanraking met de wet. Er
zijn in Sudan vier rechtbanken speciaal voor jongeren, drie in Khartoem en één in
Northern Kordofan.189 Er zijn twee tuchtscholen in Khartoem.
Volgens de wet op de arbeid is een werknemer in de zin van de wet een persoon
vanaf 16 jaar. Kinderen tussen 12 en 16 jaar mogen alleen werken indien de aard
van het werk en de gezondheid van het kind het toelaat. Er zijn diverse condities
weergegeven voor het werken van kinderen tussen 12 en 16 jaar. Onder de 12 jaar
mag niet worden gewerkt met uitzondering van schoolstages en leerlingcontracten.
De publieke sector valt overigens niet onder de wet op de arbeid.
Voorts bestaan er voorschriften, die niet gekoppeld zijn aan een leeftijd, maar aan
het huwelijk. Deze voorschriften zijn veelal gebaseerd op de regels van shari'a.
Zo eindigt een voogdij bij het sluiten van een huwelijk of bij het bereiken van de
leeftijd van 18 jaar door de pupil.
Militaire dienstplicht is verplicht voor alle Sudanezen in de leeftijd tussen 18 en 33
jaar.
Sudan kent geen wettelijk vastgestelde leerplicht. Het percentage kinderen dat naar
school gaat ligt overigens laag omdat veel ouders het schoolgeld niet kunnen
betalen.
Documenten
Aan een minderjarige kan vanaf de leeftijd van 16 jaar een identiteitskaart worden
verstrekt; betrokkene heeft hiervoor de toestemming van zijn vader of voogd
nodig. Er zijn geen wettelijke leeftijdsgrenzen gesteld aan de afgifte van
paspoorten. Het is in de praktijk gebruikelijk dat een kind tot 16 jaar wordt
bijgeschreven in het paspoort van de ouders. Daarna kan een eigen paspoort
worden aangevraagd. Tot de leeftijd van 18 jaar heeft een kind hiervoor de
toestemming van de vader of de voogd nodig.
Voor beide documenten dient men een nationaliteitsverklaring over te leggen, die
eveneens met de hulp van vader of voogd dient te worden aangevraagd.
189 Rights of the Child in Sudan, Report on the implementation of the Convention on the Rights of the
Child by Sudan, OMCT 2002.
87
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Zelfredzaamheid
In de Sudanese cultuur is het niet gebruikelijk dat men op zich zelf gaat wonen
zolang men niet is getrouwd.190 De enige uitzondering hierop zijn de studenten die
op de campus van de universiteit of in een studentenhuis wonen. Maar na de studie
keert men doorgaans terug naar het ouderlijk huis. Ongetrouwde jongeren van 16
en 17 jaar worden dan ook niet als zelfstandig beschouwd.
Degenen in die leeftijdscategorie die getrouwd zijn, worden geacht zelfstandig te
zijn. Er is geen wettelijke minimum leeftijd waarop men mag trouwen. De leeftijd
waarop men trouwt is afhankelijk van de gewoontes van de stam waartoe men
behoort. In de rurale gebieden wordt veelal op jongere leeftijd (onder de 18 jaar)
getrouwd dan in de steden (juist boven 18 jaar). Een hogere huwelijksleeftijd gaat
ook vaak samen met opleiding en ontwikkeling.
Deelname aan het arbeidsproces door 16- en 17-jarigen is voor kinderen uit de
geschoolde stedelijke milieus niet gebruikelijk. Degenen die niet naar school gaan
zullen door de ouders in hun levensonderhoud worden voorzien. Kinderen uit de
niet-geschoolde (doorgaans minder bedeelde) milieus die op die leeftijd niet naar
school gaan worden vooral aangetrokken door de informele sector.
Vooral in de grote steden leeft een groot aantal kinderen op straat. Straatkinderen
kunnen als noodgedwongen de facto zelfstandig worden beschouwd. De leeftijd
van straatkinderen varieert van 8 tot 18 jaar. Het zijn de schoenenpoetsers,
autowassers en huishoudelijk personeel. De wat ouderen onder hen verkopen
onder meer tijdschriften en sigaretten op straat. Straatkinderen worden regelmatig
door de politie opgepakt en naar opvangtehuizen gebracht, waar de behandeling en
condities slecht zijn. Volgens een recent onderzoek wordt het totale aantal
kinderen in de regio Khartoem tussen 5 en 18 jaar op ongeveer 205.000 geschat.
Daarvan leven circa 34.000 kinderen op straat: 15-20 % meisjes, de rest jongens;
ongeveer 16 % van de straatkinderen is jonger dan 10 jaar.191
Met name kinderen van ontheemden leven onder slechte omstandigheden. Zij
hebben veelal geen toegang tot elementaire basisvoorzieningen en zijn regelmatig
het slachtoffer van sexueel misbruik en geweld. De politie treedt hard op tegen
straatkinderen.192 De meeste van de naar schatting 34.000 straatkinderen in
Khartoem zijn kinderen van ontheemden.
Op het platteland helpen de kinderen van jongs af aan mee op het land van hun
ouders of bij de verzorging van het vee; deze kinderen worden door dit werk
echter niet als zelfstandig beschouwd.
190 Slechts straatkinderen leven noodgedwongen op zichzelf en moeten in hun eigen levensonderhoud
voorzien.
191 Street Children in Khartoum study report - Save the Children UK en US - juni 2001
192 Rights of the Child in Sudan, Report on the implementation of the Convention on the Rights of the
Child by Sudan, OMCT 2002.
---
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Opvang en voogdij
Minderjarigen die niet langer opvang hebben bij hun ouders, worden door de
familie opgevangen, dat wil zeggen de 'extended' familie van vaders- of
moederskant. Dit kan vrij ver gaan indien naaste familieleden niet beschikbaar
zijn. Het begint bij de oudere broers, grootouders, getrouwde zussen, ooms en
tantes, neef of getrouwde nicht. Mocht er geen familie zijn, dan zal iemand van
dezelfde stam die bevriend is met de familie van de minderjarige voor opvang
zorgen. In de Sudanese cultuur komt het zeer zelden voor dat minderjarigen niet
door hun familie of stamgenoten worden opgevangen. Toch komt het voor dat
wezen geen opvang krijgen, of dat pasgeborenen te vondeling worden gelegd. Ook
komen straatkinderen voor. Straatkinderen hebben vaak wel ouders, of alleen een
moeder, maar die kunnen niet voor hen zorgen.
De Khartoum Council for Child Welfare, een overheidsinstantie van de deelstaat
Khartoum behartigt de belangen van het kind in de deelstaat. Van overheidswege
bestaat er een beperkt aantal opvangtehuizen die zich richt op de opvang van
straatkinderen en er is een beperkt aantal weeshuizen, waar met name vondelingen
worden opgevangen. Daarnaast zetten zowel lokale als internationale ngo's zich in
om kinderen onder te brengen in opvanggezinnen. Dit gebeurt echter op kleine
schaal. Kinderen kunnen tot hun meerderjarigheid in de opvangtehuizen blijven.
Vooral meisjes vertrekken vaak eerder, doordat zij trouwen. Jongens vertrekken
soms eerder indien zij een baan hebben en in hun eigen levensonderhoud kunnen
voorzien.
Straatkinderen worden regelmatig door de politie opgepakt en naar
opvangtehuizen gebracht. De condities in de tehuizen voor straatkinderen zijn
slechter dan de leefomstandigheden van grote delen van de Sudanese bevolking. In
de tehuizen voor straatkinderen wordt vrijwel geen onderwijs gegeven, soms
worden uitsluitend lessen in de koran gegeven. Medische voorzieningen
ontbreken. Huisvesting en voeding zijn slecht. De omstandigheden zijn zo slecht
dat straatkinderen vaak trachten de opvanghuizen te ontvluchten. De capaciteit van
de opvanghuizen is ontoereikend.
Uit het buitenland teruggekeerde alleenstaande minderjarigen, zijnde geen
straatkinderen of vondelingen, kwalificeren in het algemeen niet voor opvang in
de bestaande weeshuizen of straatkinderenopvang.
In Sudan zijn verschillende lokale en internationale ngo's actief die zich inzetten
voor straatkinderen en weeskinderen. Onder andere kunnen worden genoemd:
Sabah, Amal, Homes & Hope, MSF, Warchild en Save the Children UK.
In Sudan zijn geen lokale of internationale ngo's actief die een rol spelen in de
hereniging met hun familie van uit het buitenland teruggekeerde minderjarigen.
Wel kan worden opgemerkt dat in Khartoem een vestiging van de International
89
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Organisation of Migration (IOM) is gevestigd. Deze organisatie heeft ervaring
met het faciliteren van de terugkeer van personen die door de LRA waren
ontvoerd.
Kindsoldaten
Rekrutering van minderjarigen komt in Sudan voor. Het zijn vooral de
verschillende milities (SSUM, SSIM/A, SPDF) die kinderen rekruteren, maar ook
het Sudanese leger zet minderjarigen in, waarvan sommigen jonger dan 15 jaar.
Deze kinderen worden voornamelijk ingezet bij ondersteunende werkzaamheden.
De Sudanese regering ontkent overigens dat zij gebruik maakt van kindsoldaten.
De SPLM/A werkt actief mee aan de demobilisatie van kindsoldaten. Ondanks een
demobilisatie van ongeveer 11.000 kindsoldaten zouden er bij de SPLM/A nog
zo'n 5.000 kindsoldaten in actieve dienst zijn. De SPLM/A meldde in 2001 dat zij
geen kinderen meer zou rekruteren. Het valt niet te verifiëren of deze toezegging is
nageleefd. Er zijn berichten dat gedemobiliseerde kindsoldaten soms opnieuw
worden gerekruteerd.
Recentelijk meldde Unicef dat de SPLM/A in januari 2003 een nieuwe
omvangrijke (800 kinderen) demobilisatie operatie van kindsoldaten is gestart in
Western Upper Nile.193
Gedwongen rekrutering van minderjarigen vindt in de regel plaats in de
conflictgebieden en in de grote steden (Khartoem, Juba en Bentui). Ook in de
ontheemdenkampen rond Khartoem en de vluchtelingenkampen in Uganda komt
gedwongen rekrutering voor. Deze gedwongen rekrutering gebeurt veelal door
middel van razzia-achtige acties en is vaak gekoppeld aan concrete militaire acties.
Onduidelijk is in hoeverre leger, regeringsmilities en rebellengroeperingen zich in
de verslagperiode hebben schuldig gemaakt aan gedwongen rekrutering van
minderjarigen. Vermoedelijk zal deze praktijk ook in de verslagperiode zijn
gecontinueerd, zij het waarschijnlijk op beperktere schaal dan voorheen in verband
met de afname van de vijandelijkheden in Zuid-Sudan.
4.4 Activiteiten van internationale organisaties
In het gehele land zijn internationale organisaties actief. Zij voeren internationale
humanitaire hulpoperaties uit. Het belangrijkste kader in dit verband is de
Operation Lifeline Sudan (OLS), een consortium van VN-organisaties194 en circa
40 ngo's, 195 dat in 1989 werd opgericht. OLS werkt zowel in de gebieden onder
controle van de regering als in de gebieden in handen van de rebellen. Er wordt
193 IRIN d.d. 23.01.2003
194 WFP, UNICEF, UNDP, FAO, UNHCR, OCHA, UNFPA
195 o.a. SCF/UK, SCF/US, IRC, FAR, CARE, OXFAM, GOAL
90
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
respectievelijk vanuit Khartoem en Nairobi gewerkt. Zie voor humanitaire
hulpverlening paragraaf 4.1.
Niet alle organisaties werken in OLS-verband196, maar zij zijn net als de andere
organisaties in zowel het noorden als het zuiden van Sudan vertegenwoordigd.
Regelmatig worden medewerkers van organisaties uit conflictgebieden
geëvacueerd. Zo hebben verschillende organisaties zich teruggetrokken uit Darfur
vanwege de voortdurende conflictsituatie.
Organisaties als ICRC en de IOM zijn eveneens actief. De werkzaamheden van de
IOM zijn voornamelijk gericht op het faciliteren van de terugkeer van door het
LRA ontvoerden.
ICRC opereert net als de andere organisaties in zowel regerings- als in
rebellengebied, maar werkt als enige organisatie die beide gebieden bestrijkt
uitsluitend vanuit Khartoem.
UNHCR
UNHCR werkt in Sudan voornamelijk ten behoeve van de vluchtelingen uit
Eritrea.197 Daarnaast is de UNHCR actief betrokken bij de repatriëring van
Sudanezen uit met name Kenia. Momenteel onderzoekt de UNHCR de
mogelijkheden om opvangkampen op te zetten in Zuid-Sudan voor terugkerende
vluchtelingen.
Het standpunt van UNHCR ten aanzien van de terugkeer naar Sudan van
uitgeprocedeerde asielzoekers is gedurende verslagperiode niet gewijzigd.
UNHCR acht terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers naar Sudan slechts
mogelijk indien bij de beoordeling rekening wordt gehouden met specifieke
omstandigheden en kenmerken van betrokkene, waaronder etnische afkomst,
godsdienst en gebied van herkomst.
UNHCR wijst erop dat de terugkeer van afgewezen asielzoekers
hoogstwaarschijnlijk zal plaatsvinden naar Khartoem, waar zij wellicht niet
vandaan komen. Als gevolg hiervan zouden afgewezen Sudanese asielzoekers, met
name die uit het zuiden, waarschijnlijk terechtkomen in een van de
ontheemdenkampen waar de leefomstandigheden zeer armoedig en de
economische mogelijkheden beperkt zijn, aldus UNHCR.
4.5 Beleid van andere Europese landen
België
Het aantal in 2002 ingediende Sudanese asielverzoeken was 354.
196 o.a. MSF, DED
197 Zie hiervoor het algemeen ambtsbericht Eritrea van maart 2003
91
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Als risicogroepen voor vluchtelingrechtelijke vervolging worden beschouwd elke
niet-Arabische groep, politieke oppositiegroeperingen en leden van de SPLM/A in
Zuid-Sudan. Daarnaast kan vrees voor gedwongen inlijving in het leger,
gedwongen besnijdenis, bestraffing op basis van de shari'a, etc. een reden vormen
om het land te ontvluchten.
Een op de drie teruggeleidingsverzoeken wordt gehonoreerd.
Denemarken
Alle asielverzoeken worden individueel behandeld.
Uitgeprocedeerde asielzoekers worden daadwerkelijk uitgezet.
Duitsland
Sudanese asielzoekers kunnen in aanmerking komen voor asiel wanneer zij zich in
het openbaar kritisch hebben uitgelaten over het regime danwel protestmarsen of
andere politieke activiteiten hebben georganiseerd. Dit geldt met name voor leden
van de oppositiepartijen, die zich hebben verenigd in de NDA, leidinggevende
leden van voormalige vakbonden, gedeserteerde militairen en Sudanezen die in het
buitenland op een geëxponeerde plaats actief zijn geweest tegen het regime.
Er bestaat geen subsidiaire bescherming voor bepaalde categorieën asielzoekers.
Per geval zal worden bezien of uitzetting wegens het bestaan van
uitzettingsbelemmeringen achterwege moet blijven.
In individuele gevallen worden Sudanese asielzoekers wegens
uitzettingsbelemmeringen vooralsnog gedoogd. Het gaat hierbij om dreigende
genitale verminking, dreigende gevangenschap, dreigende doodstraf en dreigende
shari'a-straf (amputatie van ledematen).
Duitsland heeft in 2002 op 227 Sudanese asielverzoeken beslist. In 19 gevallen
werd asiel verleend. Met betrekking tot één Sudanees werd vastgesteld dat hij
wegens een uitzettingsbelemmering vooralsnog in Duitsland mocht blijven.
Verenigd Koninkrijk
Alle Sudanese asielaanvragen worden op hun eigen merites beoordeeld, er is geen
categorie asielzoekers aan wie automatisch asiel wordt toegekend.
Het Verenigd Koninkrijk beschouwt Sudan als veilig genoeg voor gedwongen
terugkeer. Het Verenigd Koninkrijk verwijdert ook daadwerkelijk afgewezen
asielzoekers naar Sudan.
Er zijn geen exacte gegevens beschikbaar over de terugkeer van asielzoekers naar
Sudan in 2002. Het aantal aantal Sudanese asielzoekers dat in 2001 is verwijderd
uit het Verenigd Koninkrijk wordt geschat op 10.
Zwitserland
Alle aanvragen worden individueel behandeld, zij het met de volgende
kanttekeningen. Asielzoekers die in Sudan bij de overheid bekend zijn en die
activiteiten bij een oppositiepartij, zoals de NDA, SAF, SPLM/A geloofwaardig
92
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
kunnen maken, wordt vanwege het feit dat deze groeperingen doelwit zijn van
vervolgingsmaatregelen door het regime in Sudan, asiel verleend.
Aan christenen die ernstig hebben geleden onder individuele vervolging onder het
islamitische bewind van Al-Bashir, wordt asiel verleend. Asielzoekers die behoren
tot de christenen uit het noorden (Khartoem en Omdurman) die geen duidelijke
individuele vervolging geloofwaardig kunnen maken, worden uitgewezen.
Christenen uit het zuiden worden alleen uitgewezen wanneer een binnenlands
vluchtalternatief redelijk is.
Voor wat de asielzoekers uit Sudan betreft die tot de zuidelijke bevolkingsgroepen
behoren, zoals de Dinka's, Nuer en Shilluk, of de westelijke Fur en de Nuba kan
het volgende worden opgemerkt: aan degenen die het geloofwaardig kunnen
maken dat ze in Sudan samengewerkt hebben met de SPLM/A wordt asiel
verleend. Wordt het aangevoerde niet geheel geloofwaardig geacht, dan wordt de
aanvrager uitgewezen als een redelijk binnenlands vluchtalternatief bestaat; anders
volgt een voorlopige opname.
Aangezien een hoog percentage van de asielzoekers uit Sudan zich bezighoudt met
politieke organisaties in ballingschap en vanwege het feit dat ervan kan worden
uitgegaan dat deze activiteiten door de Sudanese ambassades in de gaten worden
gehouden, wordt in voorkomend geval aan de aanvragers op grond van
persoonlijke `Nachfluchtgrunde' voorlopige opname als vluchteling verstrekt.
93
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
5 Samenvatting
De belangrijkste partijen in de burgeroorlog in Sudan, de Sudanese regering en de
SPLM/A, lijken hun positie te consolideren. De SPLM/A is in gesprek met
verschillende zuidelijke rebellenbewegingen. In oktober 2003 besloot de SPLA-
United samen te gaan met de SPLM/A.
In de verslagperiode vond een aantal nieuwe onderhandelingsrondes plaats tussen
de Sudanese regering en de SPLM/A om het in juli 2002 gesloten principe-
akkoord (Machakos Protocol) verder uit te werken tot een integraal
vredesakkoord. Sinds 10 september 2003 voeren vice-president Taha en SPLM/A-
leider Garang directe onderhandelingen, hetgeen in september 2003 uitmondde in
een (deel)akkoord over militaire- en veiligheidsaangelegenheden en in januari
2004 in een (deel)akkoord over de verdeling van de welvaart. De oppositiepartijen
nemen geen deel aan de vredesbesprekingen en volgen het vredesproces vanaf de
zijlijn.
Op 15 oktober 2002 hebben de Sudanese regering en de SPLM/A een
overeenkomst gesloten inzake een staakt-het-vuren. Deze staakt-het-vuren
overeenkomst werd verschillende malen verlengd, laatstelijk op 28 november
2003 voor een periode van twee maanden. De overeenkomst van het staakt-het-
vuren tussen de Sudanese regering en de SPLM/A werd op 4 februari 2003
uitgebreid met een Addendum.
Hoewel beide partijen elkaar ook na de ondertekening van het Addendum op 4
februari 2003 bleven beschuldigen van schending van het staakt-het-vuren, is het
aantal gewapende conflicten in Zuid-Sudan na 4 februari 2003 duidelijk
teruggelopen en voor het eerst sinds jaren is er weer sprake van enige rust en
stabiliteit voor de lokale bevolking. De zware gevechten en bombardementen
hebben zich verplaatst naar West-Sudan (Darfur).
Gedurende de verslagperiode was het in het noorden van Sudan rustig, met
uitzondering van Darfur waar sprake was van een verdere verslechtering van de
veiligheidssituatie. De staakt-het-vuren overeenkomst voor het Nuba gebergte
werd opnieuw verlengd tot juli 2004. Deze staakt-het-vuren-overeenkomst houdt
goed stand.
In Darfur was het in de verslagperiode zeer onrustig en onveilig. Naast berichten
over gevechten en bombardementen, waren er ook meldingen van gewapende
roofovervallen en moordpartijen door met name Arabische milities (Janjawid) op
dorpen. Op 3 september 2003 sloten de Sudanese regering en de rebellenbeweging
SLM/A een staakt-het-vuren voor een periode van 45 dagen. Op 4 november 2003
werd deze overeenkomst met een maand verlengd. De gevechten blijven echter
doorgaan. Een aantal groepen, zoals de Justice and Equality Movement en de
94
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Arabische milities (Janjawid), achten zich niet gebonden aan de staakt-het-vuren-
overeenkomst en blijven zeer actief.
Noord-Sudan (met uitzondering van de deelstaten Northern Darfur, Western
Darfur, Southern Darfur, Western Kordofan, Southern Kordofan, Kassala State en
Blue Nile) alsmede enkele gebieden in Zuid-Sudan (namelijk de
garnizoensplaatsen die in handen van de regering zijn, het zuidelijke deel van de
deelstaat Buheyrat, de deelstaat Western Equatoria met uitzondering van het
grensgebied en het noord-oostelijke deel van de deelstaat Upper Nile) vormen
relatief veilige gebieden. Overgangsgebieden worden gevormd door de noordelijke
deelstaten Western Kordofan, Southern Kordofan, Kassala State (met uitzondering
van de grensgebieden) en Blue Nile. De situatie is onveilig in de noordelijke
deelstaten Northern Darfur, Western Darfur, Southern Darfur en de grensgebieden
van Kassala Sate. Ook onveilig zijn de zuidelijke deelstaten met uitzondering van
de garnizoensplaatsen die in handen van de regering zijn en de hiervoor genoemde
relatief veilige en overgangsgebieden in Zuid-Sudan.
De Sudanese regering lijkt op het gebied van de mensenrechten nog steeds een
dubbel spoor te blijven volgen. Enerzijds is sprake van meer aandacht voor de
mensenrechten in Sudan en zijn enkele voorzichtig positieve ontwikkelingen waar
te nemen. Anderzijds werpt de Sudanese regering steeds nieuwe obstakels op en
gebruikt zij de veiligheidsdiensten nog steeds als repressief instrument. Hierdoor
lijken de maatregelen die de Sudanese regering heeft genomen om haar
mensenrechtenreputatie op te vijzelen, veelal toch niet meer te zijn dan `window
dressing'.
De pers bleef geconfronteerd worden met repressieve maatregelen.
Activisten van oppositionele partijen bleven problemen ondervinden in de vorm
van verplichte periodieke melding bij de veiligheidsdiensten, arrestatie, verhoor,
strafvervolging en detentie. Ook bleven politie en veiligheidsdiensten hard
optreden tegen politieke activiteiten van studenten.
De Sudanese politie en veiligheidsdiensten bleven willekeurige arrestatie en
detentie toepassen. Ook bleven zij geweld, inclusief marteling en andere vormen
van onmenselijke behandeling of bestraffing, gebruiken. Met name in Darfur werd
door de autoriteiten hard opgetreden tegen personen verdacht van banditisme of
banden met de rebellen (willekeurige arrestaties, martelingen, doodstraffen).
In de verslagperiode is het aantal ontheemden in Sudan toegenomen met name als
gevolg van het geweld in Darfur.
Geen van de ons omringende landen kent een beleid waarbij een subsidiaire status
wordt toegekend aan Sudanese asielzoekers op grond van de algemene situatie in
95
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Sudan. Van België, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland is bekend
dat zij afgewezen asielzoekers verwijderen naar Sudan.
96
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Bijlage(n)
I Kaart van Sudan
97
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
II Literatuurlijst
Amnesty International: Sudan: Committee of Investigation into security forces
action's in universities must be effective AFR 54/034/2002, 7 november 2002;
Amnesty International: Sudan: Urgent call for Commission of Inquiry in Darfur as
situation deteriorates , Reliefweb 21 februari 2003;
Amnesty International: Sudan: Time for action now on Sudan's new commitment
to bring its law in line with international humanitarian law AFR 54/007/2003, 26
februari 2003;
Amnesty International: Sudan: Restrictions on freedom of expression must be
lifted AFR 54/008/2003, 11 maart 2003;
Amnesty International: Sudan: Urgent need for continued human rights monitoring
AFR 54/016/2003, 1 april 2003;
Amnesty International: Sudan: Killings, abductions of children and arbitrary
detention in Darfur AFR/005/2004, 7 januari 2004;
Amnesty International: Sudan: Empty promises? Human rights violations in
government-controlled areas;
Amnesty International: Sudan, Report 2003 (betreft 2002);
Amnesty International: diverse persberichten, bliksemacties, etc. (juli 2003
januari 2004);
CEAWC: Information Note and an Update about the activities of the Committee
for the Eradication of Abduction of Women and Children (CEAWC), 15
september 2003;
Christian Aid: Update on Sudan peace campaign (juli 2003 december 2003);
Economist Intelligence Unit: Sudan Country Reports (juli 2003 december 2003);
Human Rights Watch: LRA Conflict in Northern Uganda and Southern Sudan,
2002;
Human Rights Watch: World Report 2003 (betreft 2002);
98
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
International Crisis Group: Africa Report 51, Sudan's Best Chance For Peace:
How Not to Lose it, 17 september 2002;
International Crisis Group: Africa Report 55, Power and Wealth Sharing: Make or
Break Time in Sudan's Peace Process, 18 december 2002;
International Crisis Group: Africa Briefing, Sudan's Oilfields Burn Again:
Brinkmanship Endangers The Peace Process, 10 februari 2003;
International Crisis Group: Sudan's other wars, 25 juni 2003;
International Crisis Group: Sudan endgame, 7 juli 2003;
International Crisis Group: Sudan: Towards an Incomplete Peace, 11 december
2003;
Organisation Mondiale Contre la Torture: verschillende persberichten (juli 2003
januari 2004);
Organisation Mondiale Contre la Torture: Report on the implementation of the
Convention on the Rights of Child by Sudan 2002/2003;
Persberichten van IRIN, Reuters, BBC, Reliefweb, etc (juli 2003 januari 2004);
Reporters sans frontières, Annual Report Sudan 2002, maart 2003;
Rift Valley Institute: Slavery and abduction project, The Sudan Abduction
Database, juli 2003;
SHRG: The Sudanese Human Rights Quaterly, juni 2003;
Sudan Human Rights Organisation: The Situation of Human Rights in Sudan (1
juli tot 30 september 2002);
Sudan Human Rights Organisation: verschillende rapporten (juli 2003 december
2003);
Sudan Organisation Against Torture: verschillende persberichten (juli 2003
januari 2004);
UNDP: Human Development Report 2003;
99
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
UN General Assembly: Interim report of the Special Rapporteur of the
Commission on Human Rights on the situation of human rights in Sudan,
A/57/326, 20 augustus 2002;
UNHCHR: Statement by the Special Rapporteur on the situation of human rights
in Sudan, Reliefweb 12 november 2002;
UN Commission on Human Rights: Report of the Special Rapporteur, Gerhart
baum, submitted in accordance with Commission resolution 2002/16,
E/CN.4/2003/42, 6 januari 2003;
UN Office for the Coördination of Humanitarian Affairs, Sudan Humanitarian
Updates (juli 2003 januari 2004);
USCR: World Refugee Survey Sudan 2003;
US Department of State, Country Reports on Human Rights Practices, Sudan
2002, maart 2003;
US Department of State, International Religious Freedom Report, Sudan 2002,
oktober 2002;
Watch List on Children and Armed Conflict Sudan, maart 2003;
100
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
III Politieke en militaire organisaties
De per 1 januari 2003 officieel geregistreerde politieke partijen en associaties zijn:
198
1. Alliance of the Working People Forces
Tahaluf Quwwa Al-Sha'b Al-'Amila
2. Democratic Unionist Party (factie Al-Hindi)
Hizb Al-Ittihadi Al-Dimuqrati;
3. United Democratic Salvation Front (UDSF)
Jabhat Al-Inqadh Al-Dimuqratiyya Al-Mutahidda
4. Liberal Democrats Party
Hizb Al-Dimuqratiyyin Al-Ahrar
5. National Sudanese Liberal Party
Hizb Al-Qawmi Al-Sudani Al-Hurr
6. Islamic Umma Party
Hizb Al-Umma Al-Islami
7. Muslim Brothers
Al-Ikhwan Al-Muslimin
8. National Gathering for the Movement of the South Sudan
Al-Tagammu' Al-Watani Li-Harakat Junub Al-Sudan
9. National Congress Party (NCP)
Hizb Al-Mu'tamar Al-Watani
10. National Reform Congress
Mu'tamar Al-Islah Al-Watani
11. National Islamic Front (NIF)
Al-Jabha Al-Qawmiyya Al-Sudaniyya
12. Nile Valley Congress
Mu'tamar Wadi Al-Nil
13. Nile Valley Unity Party
Hizb Wahdat Wadi Al-Nil
14. Peoples Congress
Al-Mu'tamarat Al-Sha'biyya
15. Popular National Congress (PNC of PNCP)
Al-Mu'tamar Al-Sha'bi Al-Watani
16. Progress and Social Justice
Hizb Al-Taqaddum Wa-l-'Adala Al-Ijtma'iyya
17. Sudanese National Labour Party
Hizb Al-'Amal Al-Watani Al-Qawmi Al-Sudani
18. Sudanese National Front
198 De Justice National Party is inmiddels ook geregistreerd. Deze partij staat momenteel onder leiding
van Banani.
101
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Al-Jabha Al-Qawmiyya Al-Sudaniyya
19. Umma Party (Nation Party)
Hizb Al-Umma, afsplitsing onder leiding van Al-Nur Jadayn
20. Sudanese Islamic Front
21. New Sudan Organisation
22. Movement of the Revolutionary Committees
De belangrijkste niet-geregistreerde politieke partijen en organisaties zijn:
· Baath Party (pro Syrian) - (Hizb Al-Baath);
· Baath Party (pro Iraq) - (Hizb Al-Baath);
· Beja Congress - (Moutammar Al-Beja);
· Democratic Forces Front (DFF) - (Gabbhat Al-Ghowa Al-Democratia, GAD);
· Democratic Unionist Party (DUP, de hoofdfactie onder leiding van Al-
Mirghani) - (Al-Hizb Al-Etihadi Al-Democraty);
· National Congress (NC) - (Al-Moutammar Al-Watani);
· National DemocraticAlliance (NDA) - (Al-Tahaluf Al-Watani Al-Democrati);
· Arab Nasserist Social Party - (Al-Arabi Al-Nasiri);
· New Forces Movement - (Harakat Al-Ghowa Al-Haditha, HAG);
· Sudan African National Union (SANU) - (Ittihad Al-Sudan Al-Ghaoumi Al-
Afrighi);
· Sudanese Communist Party (S)(CP) - (Al-Shioue'ei Al-Sudani);
· Sudan Federal Party - (Al-Hizb Al-Federali Al-Soudani);
· Sudanese National Party (SNP) (Al-Hizb Al-Ghoumi Al-Soudani);
· Sudan People's Liberation Movement (SPLM) - (Al-Harakat Al-Shaabia Le
Tahreer Al-Sudan);
· Union of National Democratic Forces - (Ittihad Al-Ghowa Al-Wataannia Al-
Dimocratia);
· Union of Southern African Parties (USAP) - (Ittihad Al-Ahzab Al-Ganoubia
Al-Afrigia);
· Sudan United Forces - (Ghowa Al-Sudan Al-Muttahida);
· Umma Party / Nation Party (UP, dat wil zeggen de hoofdstroming onder
leiding van Al-Mahdi) - (Al-Umma).
De belangrijkste strijdende partijen in het noord-zuid conflict zijn:
Noordelijke partijen/groeperingen/milities:
Beja Congress (BC)
Het Beja Congress heeft zich in 1995 aangesloten bij de NDA. Het Beja Congress
heeft een militaire vleugel. Één van de leiders in Sudan is Osman Ahmed Fegerai.
Hij is onlangs gearresteerd - en inmiddels weer vrijgelaten - nadat hij zich in
102
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Khartoem kritisch had uitgelaten over de regering. In januari 2004 zou het Beja
Congress een samenwerkingsovereenkomst met de SLM/A hebben gesloten.
(Sudan) Federal Democratic Alliance (FDA)
De (Sudan) Federal Democratic Alliance is aangesloten bij de NDA. In juni 2003
zou de voorzitter van de binnenlandse FDA, advocaat Ismail Idris Nawai, hebben
aangekondigd dat hij zijn troepen voegt bij de SLM/A. Een reden voor deze
verwantschapsverklaring is dat sommige leden van de FDA afkomstig zijn uit
Darfur. Zo zijn dr. Ahmad Ibrahim Drij - de leider van de FDA in het buitenland -
en dr. Sharif Harir (vertegenwoordiger bij de NDA) van oorsprong uit de regio
Darfur afkomstig.
Free Lions (FL)
Afkomstig uit noorden en noord-oosten, groepering die behoort tot de Rashayda.
Jinjawid
Dit is de volksnaam voor de Arabische milities die actief zijn in het westen van
Sudan.
Justice and Equality Movement (JEM)
Dr. Khalil Ibrahim, voormalig lid van de PNC en tegenwoordig leider van de
Justice and Equality Movement, heeft zich solidair verklaart met de opstand in
Darfur. De beweging voert een gewapende strijd in Darfur.
National Democratic Alliance (NDA)
De National Democratic Alliance is een samenwerkingsverband van een aantal
Sudanese partijen. Momenteel hebben in het NDA onder meer zitting: Democratic
Unionist Party (Mirghani-factie), Communist Party/ CP, Baath Party, SPLM/A,
Free Lions en Union of Southern African Parties / USAP). Tevens zijn o.a.
vakverenigingen en officiersgroepen aangesloten. Volgens berichten heeft
recentelijk ook de SLM/A zich aangesloten bij de NDA. De NDA heeft
strijdkrachten die onder meer vanuit Eritrea opereren. De betekenis van deze
strijdkrachten was aan het einde van de verslagperiode niet groot meer. Ze werken
samen met de SPLM/A van John Garang. De NDA maakt voor haar hoofdkwartier
in Asmara gebruik van het gebouw waarin de voormalige Sudanese
vertegenwoordiging gehuisvest was. In 1998 werd een binnenlands kantoor
opgericht in Khartoem, dat geleid wordt door Joseph Ukel (USAP).
Sudan Alliance Forces (SAF)
De Sudan Alliance Forces is de grootste gewapende noordelijke oppositionele
beweging binnen de NDA. De SAF opereert voornamelijk in Oost-Sudan. In maart
2002 sloot de SAF een overeenkomst met de SPLM/A met als doel politieke en
103
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
militaire integratie van beide bewegingen. De integratie zou inmiddels voltooid
zijn.
Sudan Liberation Movement/Army (SLM/A)
De Sudan Liberation Movement/Army wordt geleid door 'Abd Al-Wahid
Muhammad Nur, een voormalig lid van de oppositionele Communist Party.
De secretaris-generaal van de SLM/A is Minni Arku Minnawi. De SLM/A streeft
naar regionale autonomie voor Darfur binnen een seculier, verenigd en
democratisch Sudan, waarbij gewapende strijd als een legitiem middel wordt
beschouwd. De rebellenbeweging heeft trainingskampen in Jebel Marrah. De
rebellen gebruiken de kampen als uitvalsbasis voor aanvallen op regeringsposities.
'Abdullah Al-Bakr is de militaire commandant en heeft deelgenomen aan de
besprekingen tussen de SLM/A en de Sudanese regering. De SLM/A heeft zich
aangesloten bij de NDA. Er zijn berichten dat er onenigheid zou zijn tussen de Fur
en de Zaghawa over het leiderschap van de SLM/A. In januari 2004 zou de
SLM/A een samenwerkingsovereenkomst met het Beja Congress hebben gesloten.
Zuidelijke milities en groeperingen:
Equatoria Defence Force (EDF)
De Equatoria Defence Force staat aan de zijde van Khartoem en vindt haar
aanhang hoofzakelijk onder Equatorianen (in het bijzonder de Bari). De EDF vindt
zijn oorsprong in begin jaren tachtig. Een bekende militieleider is Martin Kenyi.
Theophilis Ochang is politiek leider die zitting heeft in de CCSS.
GANTRY
GANTRY is een afkorting van de plaatsnamen Gogrial, Aweil, Nyamlell, Tonj,
Rumbek en Yirol. Het is een zuidelijke rebellenbeweging die onder leiding stond
van Kerubino Bol tot aan zijn dood in september 1999. Deze beweging behoorde
tot de ondertekenaars van het vredesakkoord van Khartoem van april 1997.
South Sudan Independance Movement (SSIM/A)
De South Sudan Independance Movement is een rebellenbeweging die indertijd
onder leiding van Riak Machar is afgesplitst van de SPLA-United. De SSIM sloot
zich aan bij het vredesakkoord van Khartoem. Eind 1999 zegde Riak Machar
echter zijn steun aan het vredesakkoord van Khartoem op, omdat hij stelde dat de
afspraken niet nagekomen werden. Machar trad vervolgens in februari 2000 terug
uit zijn functies, en sinds begin 2001 hebben hij en zijn aanhangers zich, onder de
naam Sudan Peoples Democratic Front (SPDF) aan de zijde van het SPLM/A
geschaard tegen de regering.
104
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
De SSIM/A staat thans onder dezerzijds onbekende leiding en is pro-regering
sinds december 2002.
South Sudan Liberation Movement (SSLM)
De South Sudan Liberation Movement is een rebellenbeweging die sedert januari
2000 bestaat en onder leiding staat van dr Wol Duany. Komt voort uit de SSIM.
De SSLM stond aan de zijde van de SPLM/A, maar sloot in juli 2002 een
overeenkomst met de regering.
South Sudan United Movement (SSUM)
De South Sudan United Movement is een rebellenbeweging onder leiding van
Paulino Matip die zich heeft aangesloten bij de regering in Khartoem.
Southern Sudan Defence Force (SSDF)
De merendeel van de hedendaagse zuidelijke regeringsmilities opereert onder een
koepelorganisatie genaamd de South Sudan Defence Forces (SSDF). De SSDF
werd opgericht na de ondertekening van het Verdrag van Khartoem (1997). De
Coordinating Council for Southern States (CCSS) kan wel worden beschouwd als
de politieke vleugel van de SSDF. Naar wordt aangenomen staan de SSDF-
milities tegenwoordig onder toezicht van de Militaire Inlichtingendienst. Paulino
Matip is sinds april 2001 de commandant van de SSDF.
Sudan Peoples Democratic Front (SPDF)
De Sudan Peoples Democratic Front is de naam van de beweging van Riak
Machar, die eerder de SSIM leidde. De SPDF heeft in 2000 het regeringskamp
verlaten en staat sinds het begin van 2002 formeel aan de kant van de SPLM/A. In
2002 besloten SPDF en SPLM/A samen te gaan. Riak Machar, de leider van de
SPDF, kreeg de functie van 2e vice-voorzitter in de SPLM/A.
Sudan People's Liberation Movement/Army (SPLM/A)
De voornamelijk zwart-Afrikaanse Sudan People's Liberation Movement (SPLM),
met als gewapende vleugel het Sudan People's Liberation Army (SPLA), is de
belangrijkste zuidelijke oppositiegroep tegen de regering. De SPLM/A bestaat
sinds 1991 voornamelijk uit Dinka, daar de beweging in dat jaar in facties
uiteenviel die voornamelijk op stamloyaliteiten gebaseerd waren; niet-Dinka
officieren, onder leiding van Riak Machar van de Nuer stam en Lam Akol van de
Shilluk stam, splitsten zich af en vormden een aparte groep, bekend onder de naam
SPLA-Nasir en later SPLA-United.
Kolonel John Garang leidt zowel de SPLM als het SPLA. De beweging zegt te
vechten voor een democratische, federale Sudanese staat New Sudan. Sinds medio
2000 beheerst het SPLM/A grote delen van het zuiden en zuidwesten, en bevecht
het, als onderdeel van een verenigde commandostructuur binnen de NDA,
regeringstroepen in de centrale en zuidoostelijke staten.
105
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
In 2002 besloten SPDF en SPLM/A samen te gaan en in oktober 2003 besloot de
SPLA-United zich te voegen bij de SPLM/A.
SPLA-Nuba
De SPLA-Nuba is een afsplitsing (juni 1996) van de SPLA Nuba Mountains en
staat onder leiding van Mohammed Harun Kafi. Tekende een akkoord met de
Sudanese regering en staat ook thans nog aan haar zijde.
SPLA-Nuba Mountains
De SPLA-Nuba Mountains of Nuba Mountains SPLA stond onder leiding van
Yusuf Kuwah tot aan zijn dood in april 2001, sindsdien is Abdel Aziz Al-Helo de
leider. De beweging steunt de SPLM/A.
SPLA-United
Het SPLA-United (voormalig SPLA-Nasir) is een afsplitsing van het SPLA en
staat thans onder leiding van Lam Akol. Het SPLA-United sloot zich aan bij de
vredesakkoorden van Khartoem en Fashoda met de Sudanese regering en stond
een aantal jaren aan de kant van de regering. Enkele jaren geleden besloot Lam
Akol echter om de samenwerking met de regering te verbreken. In oktober 2003
besloot de SPLA-United om zich te voegen bij de SPLM/A.
UDSF
Het United Democratic Salvation Front is voorzover bekend verdeeld in twee
facties. Een factie maakt deel uit van de regering en een andere factie voert
formeel oppositie vanuit het parlement.
106
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
IV Andere afkortingen
(voor afkortingen van politieke partijen zie Bijlage 3)
AI Amnesty International
CCSS Coördinating Council for Southern States
CEAWC Committee for the Eradication of Abduction of Women and Children
CPMT Civilian Protection Monitoring Team
DFSS Democratic Front of the Sudanese Students
DOP Declaration of Principles (zie 2.2)
ICRC International Committee of the Red Cross
IGAD Intergovernmental Authority on Development (zie voetnoot 8)
IMF Internationaal Monetair Fonds
IOM International Organisation of Migration
IPF IGAD Partners' Forum (zie voetnoot 8)
JMM/JMC Joint Monitoring Mission/Joint Military Commission
LRA Lord's Resistance Army (zie 2.2)
NSCC New Sudan Council of Churches
OHCHR Office of the United Nation's High Commissioner of Human Rights
OMCT Organisation Mondiale Contre la Torture
OLS Operation Lifeline Sudan
PDF People's Defence Forces
SHRG Sudanese Human Rights Group
SNCTP Sudan National Committee against Traditional Harmful Practices
SOAT Sudanese Organisation Against Torture
SPA Sudan Peace Act
SVTG Sudan Victims of Torture Group
TCHA Technical Committee for Humanitarian Assistance
UNHCR United Nation High Commissioner for Refugees
VMT Verification and Monitoring Team
WFP World Food Programme (Wereldvoedselprogramma)
107
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
V Identiteits- en reisdocumenten
Paspoorten, nationaliteitscertificaten en persoonlijke identiteitsbewijzen worden
verstrekt door het Directoraat voor Immigratie en Nationaliteit van het Ministerie
van Binnenlandse Zaken, dat deze bevoegdheid gedeeltelijk naar de
deelstaatautoriteiten heeft gedelegeerd. Op het federale ministerie is een centraal
register van alle reisdocumenten en identiteitspapieren, inclusief namen, foto's en
de locatie waarop het document betrekking heeft. Het dragen van een
legitimatiebewijs is verplicht voor elke Sudanees van 16 jaar en ouder. Bij een
controle dient men zich te kunnen legitimeren met behulp van een paspoort of
identiteitskaart.
· Paspoorten worden verstrekt aan personen van 18 jaar of ouder of, indien
jonger dan 18 jaar, met de toestemming van de vader of de voogd van betrok-
kene. Bij de aanvraag dienen een nationaliteitscertificaat en een geboorteakte
te worden overgelegd. Tevens dient de aanvrager aanvullende informatie over
zichzelf en zijn familie verstrekken. In dit verband kunnen de autoriteiten
vragen om een bewijs (certificaat of pasje) waaruit blijkt dat de aanvrager de
dienstplicht heeft vervuld of om een brief waarin aan aanvrager uitstel dan wel
vrijstelling van de dienstplicht wordt gegeven.
· Nationaliteitscertificaten kunnen door iedereen worden aangevraagd. De
aanvrager dient te beschikken over een verklaring van goed gedrag, afkomstig
van de plaatselijke (eventueel wijk-)autoriteit, het zogenaamde volkscomité
(popular committee). Een nationaliteitscertificaat is een vereiste bij
sollicitaties naar overheidsfuncties. Ook bij officiële (financiële) transacties is
overlegging van een nationaliteitscertificaat vereist. Minderjarigen hebben
voor de aanvraag van een nationaliteitscertificaat de toestemming van vader of
voogd nodig.
· Geboorteakten Op elk gewenst moment kan aangifte worden gedaan bij een
lokaal registratiekantoor van geboorte en overlijden, ressorterend onder
bovengenoemd Directoraat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In
Khartoem is een centraal register, General Registrar of Births and Deaths,
waar eveneens aangifte kan worden gedaan en waar gegevens kunnen worden
opgevraagd.199 Dit kantoor geeft ook uittreksels uit het register af. Over het
algemeen wordt pas aangifte gedaan op het moment dat een geboorteakte
nodig is. Dan wordt een verklaring opgehaald bij het ziekenhuis, waar het kind
199 Bij het centrale register zouden alleen die gegevens kunnen worden opgevraagd die aldaar (in
Khartoem) zijn aangeleverd.
108
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
is geboren. Met deze verklaring wordt de geboorte geregistreerd bij een
registratiekantoor en wordt een uittreksel afgegeven. Is er geen verklaring van
een ziekenhuis dan dient de vader een verklaring af te leggen. Bij twijfel
omtrent de leeftijd wordt onderzoek verricht en beslist een panel van artsen. Er
wordt dan een geboortejaar vastgesteld, terwijl de geboortedag op 1 januari
wordt gezet.
· Voor identiteitskaarten geldt een minimumleeftijd van 16 jaar. Om een
identiteitskaart te verkrijgen, dient men zich te melden bij een speciaal daartoe
bestemd gemeentelijk kantoor (ressorterend onder bovengenoemd Directoraat
van het Ministerie van Binnenlandse Zaken), met overhandiging van pasfoto's
en nationaliteitscertificaat.200 Minderjarigen (16- en 17-jarigen) hebben de
toestemming van vader of voogd nodig.
· Verder zijn alle werknemers die in de publieke sector werkzaam zijn, verplicht
een werknemerskaart (employment card) te hebben. Deze kaarten worden
afgegeven door het ministerie van Arbeid (Ministry of Manpower). De
werknemerskaart fungeert tevens als identiteitskaart naast het bovengenoemde
identiteitsbewijs. Er zijn als zodanig geen sancties beschreven indien een kaart
niet kan worden getoond.
· Voor het reizen naar het buitenland is een Bewijs van Vervulling van de
Voorwaarden (voorheen: uitreisvisum) verplicht. Dit Bewijs van Vervulling
van de Voorwaarden wordt formeel verstrekt door het Ministerie van
Binnenlandse Zaken, Directoraat voor Immigratie en Nationaliteit. Ter
verkrijging van een Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden dient de
aanvrager in ieder geval een verklaring te overleggen dat hij/zij de militaire
dienst volbracht heeft of dat daarvoor vrijstelling dan wel uitstel werd
gegeven. In het algemeen geldt dat alle overheidsfunctionarissen een
schriftelijke toestemming van hun werkgever dienen te overleggen. Artsen
wordt het in het algemeen niet toegestaan het land te verlaten tenzij zij
expliciete toestemming van het ministerie van Gezondheid hebben verkregen.
Ook voor politiefunctionarissen en legerofficieren geldt dat zij in het algemeen
moeilijk toestemming van hun hoofdkwartieren verkrijgen. In de praktijk geeft
de veiligheidsdienst instructies aan de immigratie-autoriteiten over het
verstrekken van een Bewijs van Vervulling van de Voorwaarden.
· Een vrouw die alleen buitenlands wil reizen dient tevens een
goedkeuringsverklaring om te reizen te tonen die van haar vader, echtgenoot
of mannelijk familielid (de zogenaamde mahram) afkomstig is. Deze
200 Bij controles worden in de praktijk ook vaak andere identiteitsbewijzen geaccepteerd, zoals pasjes
afgegeven door een VN-organisatie of door de Orde van Advocaten.
109
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
verklaring dient te zijn afgestempeld door het volkscomité van de buurt waarin
de vrouw woont.
· Dienst-identiteitskaarten (Service Identity Cards) worden verstrekt door het
regionale administratiekantoor voor rekrutering aan hen die zich aanmelden
voor de nationale dienstplicht.
Vervolgens worden aan hen die vrijstelling of uitstel van dienstplicht hebben
gekregen schriftelijke verklaringen van vrijstelling respectievelijk uitstel
afgegeven.
110
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
VI Overzicht rechterlijke macht
Het rechtssysteem omvat vier soorten rechtbanken: reguliere rechtbanken;
traditionele rechtbanken, speciale rechtbanken en militaire rechtbanken. Daarnaast
stelde de regering in 2001 een aantal noodrechtbanken in. Boven deze rechtbanken
staan het Constitutioneel Hof (Constitutional Court) en het Openbaar
Klachtenbureau (Public Grievances and Corrections Board), als sluitstuk van het
systeem van rechtsspraak.
Reguliere rechtbanken
De reguliere rechterlijke macht is verdeeld over echelons, te weten de
districtsrechtbanken (District / Magistrate Courts), de provinciale rechtbanken
(General / Provincial Courts), de hoven van beroep (Courts of Appeal) en het
Hooggerechtshof (Supreme Court).
In alle echelons zijn kamers voor civiele, familierechtelijke en strafzaken. Dit
kunnen enkel- of meervoudige kamers zijn. Op welk echelon een zaak in eerste
aanleg wordt behandeld is afhankelijk van de aard van de zaak.
Districtsrechtbanken kennen drie niveaus: eerste graad, tweede graad en derde
graad. Ook hierbij is het niveau van behandeling afhankelijk van de aard van de
zaak. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn neergelegd in de wet op de
procedures van strafrecht, van 1991 (Criminal Procedures Act 1991) en de wet op
de procedures van het civiel recht, van 1983 (Civil Procedures Act 1983).
Voor familierechtelijke aangelegenheden is er een verdeling gemaakt tussen de
zogenaamde rechtbanken voor moslims (muslim courts) en de rechtbanken voor
niet-moslims (non-muslim courts). Deze rechtbanken zijn familierechtelijke
kamers van de reguliere rechtbank. Enkele rechtbanken hebben kamers voor zowel
moslims als niet-moslims, maar in de meeste rechtbanken zijn slechts kamers voor
moslims. Alle niet-moslims kunnen voor familierechtelijke kwesties bij de
rechtbanken voor niet-moslims terecht. Afhankelijk van de stam of religie van de
eiser wordt bepaald welk recht van toepassing is.
Districtsrechtbanken
Strafzaken voorgelegd aan de districtsrechtbanken betreffen in het algemeen
lichtere vergrijpen. Straffen die door de districtsrechter, de Magistraat, kunnen
worden opgelegd zijn veelal boetes, korte gevangenisstraffen, zweepslagen en
dergelijke ofwel zogenaamde 'remedies', zoals compensatie voor aangebrachte
schade, speciale taakstelling (zoals tenuitvoerlegging van overeenkomsten) en
lastgevingen. Bij de meeste civiele zaken dient de rechter rekening te houden met
de ernst van het vergrijp en de daarbij behorende strafmaat. Wanneer deze zijn
---
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
bevoegdheden te boven gaan, dient hij de zaak voor te leggen aan het
eerstvolgende hogere gerecht, de provinciale rechtbank.
Provinciale rechtbanken
In zwaardere strafzaken die in de provinciale rechtbanken worden behandeld
kunnen straffen worden opgelegd als boetes, gevangenisstraffen, geseling,
amputaties van ledematen alsmede de doodstraf. Deze laatste straf kan worden
uitgevoerd door ophanging, steniging (in geval van overspel door gehuwden) of in
de vorm van vergelding (gsas). Vergelding houdt in dat de straf op identieke wijze
als het vergrijp wordt uitgevoerd. Ook kan een veroordeelde voor gewapende
moordoverval worden veroordeeld tot kruisiging. Hieronder wordt verstaan dat
een verdachte eerst door ophanging ter dood wordt gebracht, waarna hij aan een
kruis (of paal) wordt genageld als afschrikwekkend voorbeeld voor de bevolking.
In Sudan worden voorzover dezerzijds bekend de islamitische hudud-straffen201,
met uitzondering van geseling en amputaties, niet ten uitvoer gebracht. Wanneer
een veroordeelde een financiële compensatie aanbiedt welke door het slachtoffer
of zijn familie wordt geaccepteerd, moet de rechter zich bij deze regeling
neerleggen.
De doodstraf, maar ook een levenslange gevangenisstraf, uitgesproken door een
provinciale rechtbank, dient altijd te worden getoetst door het Hooggerechtshof,
dat vervolgens een aanbeveling doet aan de president van de republiek, die het
vonnis dient te bekrachtigen. Het Hooggerechtshof kan, ook wanneer het van
oordeel is dat de gevolgde procedures en het vonnis op zich correct zijn, adviseren
om de doodstraf niet uit te voeren.
In iedere wat grotere plaats zijn districtsrechtbanken en/of provinciale
rechtbanken.
Hof van Beroep en Hooggerechtshof
In het algemeen staat tegen elk vonnis beroep open bij een hogere rechter.
Voor wat betreft civiele, familierechtelijke en strafzaken fungeren het Hof van
Beroep en het Hooggerechtshof als beroepsinstantie. In elk van de vroegere negen
deelstaten bevindt zich een Hof van Beroep. Na de uitbreiding van het aantal
deelstaten tot 26 in 1994, is niet langer in iedere deelstaat een Hof van Beroep
gevestigd. In het geval in een deelstaat geen Hof van Beroep aanwezig is, kan men
zich wenden tot een Hof van Beroep in een andere deelstaat.
Het Hooggerechtshof is gevestigd in Khartoem, maar heeft ook kamers in de
steden Port Sudan, Wad Medani en El Obeid.
201 De term hudud wordt gebruikt in de Koran en in de uitspraken van de profeet Mohammed. Het gaat
om verboden zoals onder meer diefstal en overspel. Overtreedt een Moslim een dergelijk verbod, dan
wordt een bepaalde strafmaat voorgeschreven, de zgn. hudud-straffen. Er zijn zes hudud-misdrijven:
afvalligheid, overval, diefstal, overspel, laster en alcoholgebruik.
112
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Bestuurlijke zaken worden door deze instanties in eerste aanleg behandeld.
Besluiten genomen door de federale overheid behoren tot de competentie van het
Hooggerechtshof . Besluiten van lagere autoriteiten vallen onder de jurisdictie van
het Hof van Beroep. In beide gevallen vindt behandeling plaats in een
enkelvoudige kamer. Beroep staat open bij dezelfde instantie maar dan een
meervoudige kamer.
Voorheen waren alle rechters van het Hooggerechtshof juridisch geschoold, maar
tegenwoordig hebben in het Hooggerechtshof ook shari'a-rechters zitting. Wel
dient de hoogste rechter (Chief Justice) volledig juridisch geschoold te zijn.
Het Hooggerechtshof bestaat uit maximaal 45 rechters. Thans zijn het er slechts
24.
Het Constitutionele Hof
Het Constitutionele Hof spreekt zich uit over constitutionele aangelegenheden.
Het is samengesteld uit 7 rechters. De leden van het Constitutionele Hof worden
voorgedragen en benoemd door de president, hetgeen door het parlement dient te
worden bekrachtigd. De benoeming is voor vijf jaar. De competentie van het
Constitutionele Hof is enerzijds gericht op bescherming van constitutionele
vrijheden van individuen. Individuen kunnen daartoe klachten tegen
overheidsdienaren indienen. Anderzijds toetst het Constitutionele Hof wetten aan
de grondwet. Ook behoort het nemen van gerechtelijke stappen tegen de president
van de staat of de gouverneurs van de deelstaten tot de competentie van het Hof.
De beslissingen van het Hof zijn bindend. Voor de uitvoering van de beslissingen
verwijst het Hof naar de rechtbanken. De regelgeving voorziet niet in termijnen.202
Het Constitutionele Hof vormt (tezamen met het Openbaar Klachtenbureau, zie
hieronder) in theorie een onafhankelijk mechanisme als sluitstuk van het
rechtssysteem. Gezien de wijze van benoeming van de leden, namelijk op
voordracht van de president van de staat, kan echter aan de onafhankelijkheid van
beide lichamen getwijfeld worden. De goedkeuring van de voordrachten door het
parlement is in de praktijk slechts een formaliteit. Bovendien speelt de president
ook bij de uitvoering van besluiten een belangrijke rol.
Het Openbaar Klachtenbureau
Het Openbaar Klachtenbureau (Public Grievances & Corrections Board) is
vergelijkbaar met het Nederlandse instituut van de Nationale Ombudsman.
Evenals bij het Constitutionele Hof worden de leden voorgedragen en benoemd
door de President, na goedkeuring van het parlement. Kort gezegd behandelt het
Klachtenbureau klachten van onderdanen van Sudan tegen overheidsdiensten en
voert het inspecties uit bij overheidsinstanties.
202 bron: lid van het Constitutionele Hof
113
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Traditionele rechtbanken (Customary Law Courts)
De meest bezochte rechtbanken zijn de traditionele rechtbanken (Customary Law
Courts), ook wel bekend als Town and Native Courts). De reden dat zo vaak van
de traditionele rechtbanken gebruik wordt gemaakt is dat de districts- en
provinciale rechtbanken overwegend te vinden zijn in de grotere plaatsen, terwijl
de traditionele rechtbanken ook in kleinere plaatsen en op het platteland aanwezig
zijn. De traditionele rechtbanken zijn in Khartoem afgeschaft. Daarnaast zijn de
procedures er minder formeel, zijn de kosten aanmerkelijk lager en is de
rechtspraak sneller. De rechters zijn niet juridisch geschoold, maar leken die over
het algemeen een goede reputatie hebben. Het zijn notabelen, volkshoofden en
sheiks van goede naam en faam. Zij spreken recht naar traditioneel gewoonterecht,
hetgeen met name in het islamitische noorden van het land betekent dat er een
grote invloed is van de shari'a. In de traditionele rechtbanken op het platteland
worden zaken met betrekking tot grasland, water en landbouw behandeld. Tegen
beslissingen genomen door de traditionele rechtbanken staat beroep open bij de
districtsrechtbank eerste graad. De traditionele rechtbanken kunnen alle straffen
opleggen die districtsrechtbanken kunnen opleggen.
Noodrechtbanken (Special Courts)
In 2001 werden in het westen van het land noodrechtbanken ingesteld om
banditisme te berechten. Deze noodrechtbanken waren samengesteld uit civiele en
militaire rechters. Verdachten werd geen toegang geboden tot rechtsbijstand. De
noodrechtbanken spraken onder meer veroordelingen uit tot de doodstraf en
amputatie. De veroordelingen werden snel ten uitvoer gebracht, met slechts een
week voor de verdachte om beroep aan te tekenen; er waren berichten dat
personen een dag na de veroordeling ter dood werden gebracht.203
Er zijn berichten dat deze noodrechtbanken in Darfur inmiddels vervangen zijn
door Specialized Criminal Courts.
Rechtbanken voor de openbare orde (Public Order Courts)
Medio 2000 hief de minister van Justitie de speciale status van de rechtbanken
voor de openbare orde op.204 Overtredingen van de wet op de openbare orde van
203 Amnesty International berichtte in juni 2002 dat in de eerste maanden van 2002 op bevel van de
noodrechtbanken in minstens 19 gevallen de doodstraf zou zijn voltrokken, AI Press Release 28.06.02
204 Kort na de machtsovername op 30 juni 1989 werden de revolutionaire rechtbanken (Revolutionary
Courts) ingesteld. Zij dienden ter berechting van overtreders van de noodwetgeving. Berechting van
bepaalde vergrijpen zoals het in gevaar brengen van de staatsveiligheid en hoogverraad werd aan deze
nieuwe rechtbanken toegewezen. De rechters waren niet altijd juridisch geschoold en deelden strenge
straffen uit, waaronder de doodstraf. In 1991 zijn de revolutionaire rechtbanken vervangen door de
Price Courts en de rechtbanken voor de openbare orde (Public Order Courts). Laatstgenoemde
rechtbanken staan ook bekend als speciale veiligheidsrechtbanken ( Special Security Courts). Sedert
de komst van een nieuwe hoogste rechter van het Hooggerechtshof in 1994 bestaan de Price Courts
114
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
de deelstaat Khartoem dienen thans in de strafrechtbanken te worden behandeld.
De praktijk is dat uitsluitend de naam rechtbank voor de openbare orde gewijzigd
is. Onder de noemer van districtsrechtbank eerste graad zijn het feitelijk nog
immer ad hoc samengestelde rechtbanken, dat wil zeggen speciaal ingericht voor
de te behandelen zaak. De opgelegde straf wordt onmiddellijk ten uitvoer
gebracht.
De benoeming van de rechters, die niet altijd juridisch zijn geschoold, vindt plaats
door een panel dat nauwe banden met het NIF/NC(P) onderhoudt. De bijzondere
rechtbanken worden veelal bemand door jonge aanhangers van het regime en van
de ideologie van het NIF. Deze bijzondere rechtbanken zijn vooral belast met
vergrijpen die strafbaar zijn krachtens de shari'a. Ze behandelen onder andere
alcoholdelicten, het onwettig bewonen van andermans goed, de verstoring van de
openbare orde en handelingen in strijd met de volksgezondheid zoals het eten van
vlees van een dier dat niet op islamitische wijze is geslacht. De rechtsgang is
uiterst summier en wordt niet schriftelijk vastgelegd. Deze bijzondere rechtbanken
zijn berucht om hun strenge straffen. Naast boetes, gevangenisstraffen en inbeslag-
neming van bezittingen, leggen zij ook zweepslagen op. Ze worden beschouwd als
instellingen van onderdrukking en intimidatie.
Militaire rechtbanken (Military Courts)
Militaire rechtbanken kunnen op ad hoc basis gevormd worden indien zich een
zaak voordoet, maar worden sinds 1999 niet meer voor civiele rechtszaken
gebruikt.205 De huidige militaire rechtbanken baseren zich uitsluitend op militair
recht, toegepast op militair personeel.206 De procesvoering bij de militaire
rechtbanken is niet openbaar en de mogelijkheden tot verdediging zijn inadequaat.
De vonnissen zijn onherroepelijk. Militaire rechtbanken zijn bevoegd, ter
bestraffing van misdrijven tegen de staatsveiligheid, de doodstraf op te leggen. In
april 1990 en in juli 1992 werden door militaire rechtbanken doodstraffen
uitgesproken in verband met couppogingen. Deze werden onmiddellijk ten uitvoer
gebracht.
Gespecialiseerde Strafhoven (Specialized Criminal Courts)
Er zijn berichten dat in april 2003 in Southern Darfur de fel bekritiseerde
noodrechtbanken (Special Courts) zouden zijn opgeheven en vervangen door
zogenaamde Specialized Criminal Courts. Deze Specialized Criminal Courts
zouden worden voorgezeten door een burgerrechter. Ook zouden verdachten bij
alleen nog op papier. In de praktijk functioneerden sedertdien slechts de rechtbanken voor de openbare
orde en dan uitsluitend in de deelstaat Khartoem.
205 Het Constitutionele Hof heeft in 1999 uitgesproken dat een civiele zaak niet door de militaire rechter
mag worden afgedaan. In de desbetreffende zaak werd een groep zuiderlingen (niet-militairen)
verdacht van een bomaanslag. Deze zaak werd verwezen naar de strafrechter.
206 In de jaren volgend op de machtsovername in juni 1989 zijn op ad hoc basis militaire rechtbanken
ingesteld voor de berechting van militairen en burgers die verdacht werden van samenzwering tegen
het regime.
115
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
deze rechtbanken het recht op bijstand van een advocaat hebben. Er zou bij deze
rechtbanken alleen recht op beroep bestaan bij straffen als levenslang, doodstraf en
amputatie. Bij deze straffen zou een eenmalig beroep mogelijk zijn bij de Chief
Justice of South Darfur State. Een verdere rechtgang naar het Hooggerechtshof of
het Constitutioneel Hof zou niet mogelijk zijn.207
Er zijn berichten dat inmiddels in heel Darfur de noodrechtbanken zouden zijn
vervangen door Specialized Criminal Courts.
207 Amnesty International: Sudan: Empty promises? Human rights violations in government-controlled
areas
116
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
VII Procedures dienstplicht
Hieronder is stapsgewijs beschreven hoe de procedure voor het vervullen van de
nationale dienstplicht verloopt. Allereerst volgt de procedure voor scholieren die
de middelbare school afronden en daarna al dan niet gaan studeren. Vervolgens is
aangegeven welke weg wordt gevolgd voor hen die geen middelbare school
hebben afgemaakt. De procedure is neergelegd in de wet op de nationale
dienstplicht van 1992 (National Service Act 1992).
I Procedure voor eindexamenkandidaten
- alle eindexamenkandidaten van middelbare scholen worden door de school
aangemeld bij het ministerie van Onderwijs;
- het ministerie van Onderwijs geeft deze namen door aan het ministerie van
Defensie;
- het ministerie van Defensie stuurt oproepen voor alle (mannelijke)
eindexamenkandidaten aan de scholen;
- de scholen geven de oproepen aan de eindexamenkandidaten, vóór het
eindexamen, met daarop vermeld de datum en plaats waar zich te melden.
- ook wordt door het ministerie van Defensie een algemene oproep via krant,
televisie en radio gedaan aan alle eindexamenkandidaten om zich te melden op
een bepaalde datum;
- de scholier moet zich, na het eindexamen te hebben afgelegd (en vóór de
uitslag), melden bij het regionale administratiekantoor voor rekrutering in de
wijk waar hij woont en krijgt een dienst-identiteitskaart (service identity
card). Het rekruteringskantoor ontvangt van het ministerie van Defensie een
lijst met personen die zijn opgeroepen voor de dienstplicht;
- vervolgens wordt de rekruut doorgestuurd naar een van de trainingskampen in
de omgeving waar de basistraining wordt gegeven. Veelal wordt eerst tijdens
de basistraining beslist of de rekruut in aanmerking komt voor vrijstelling,
hetgeen slechts om medische redenen kan zijn. In het geval van vrijstelling om
medische redenen ontvangt de desbetreffende rekruut hierover een
schriftelijke verklaring;
- aan het eind van de basistraining - die in principe 45 dagen duurt, maar soms
een paar dagen uit kan lopen - vindt op diverse plekken een afsluitende
ceremonie ter beëindiging van de basistraining plaats. Daar gaan alle
kandidaten gezamenlijk naar toe. Daarna hoeven zij slechts hun persoonlijke
spullen uit het trainingskamp op te halen en kunnen zij naar huis;
- vervolgens wordt aangekondigd waar de rekruten hun einddiploma van de
middelbare school kunnen ophalen, dit zal een paar dagen later zijn;
- sommigen zullen zich inschrijven bij de universiteit.
117
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
Procedure voor degenen die niet doorstuderen
- tussen de afloop van de basistraining en de periode van actieve dienst kan een
paar maanden tijd zitten, die voor de autoriteiten nodig zijn om rekruten te
plaatsen en dit administratief te verwerken. Betrokkenen dienen zich
beschikbaar te houden. Bovendien is het zo dat de overheid maar ook
particuliere bedrijven worden geacht geen medewerkers aan te nemen die hun
nationale dienstplicht nog niet hebben vervuld;
- betrokkene ontvangt zijn oproep tot actieve dienst/aanwijzing tot plaatsing bij
een bepaalde dienst via de volkscomités;
- betrokkene vervult de periode van actieve dienst, in dit geval 18 maanden
minus de 45 dagen basistraining;
- na afloop van de periode van actieve dienst krijgt de betrokkene een nieuwe
identiteitskaart die geldt als bewijs van vervulling van de dienstplicht. De
periode van vervulde dienstplicht is op deze kaart vermeld.
Procedure voor degenen die doorstuderen
- uitstel wordt van rechtswege toegekend voor de duur van de studie.
Betrokkenen ontvangen een schriftelijke verklaring van uitstel van een aantal
jaren om studieredenen;
- na afloop van de studie zijn (mannelijke) afgestudeerden verplicht zich uit
eigen beweging te melden voor de actieve dienst. Ook ontvangen
afgestudeerden een oproep, bijvoorbeeld via de universiteit;
- op het moment dat men zich na zijn studie aanmeldt om de eigenlijke
dienstplicht te vervullen wordt meegedeeld waar men geplaatst wordt;
- betrokkene vervult de periode van actieve dienst, in dit geval 12 maanden
minus de 45 dagen basistraining;
- pas na afloop van de periode van actieve dienst krijgt de betrokkene de
academische graad of het diploma van hoger beroepsonderwijs;
- en na afloop van de periode van actieve dienst krijgt de betrokkene de nieuwe
identiteitskaart waarop de periode van vervulde dienstplicht is vermeld.
II Procedure voor degenen die niet de middelbare school hebben afgemaakt
- regelmatig vinden algemene oproepen plaats via de krant, radio,
volkscomité's, overheidsdiensten en bedrijven, gericht op alle mannen vanaf
achttien jaar die de dienstplicht nog niet vervuld hebben en geen recht hebben
op uitstel of vrijstelling;
- ook vinden `razzia's' plaats waarbij potentiële rekruten worden opgepakt
(controles op straat, bij busstations en op markten, of jonge mannen hun
dienstplicht hebben doorlopen. Jonge mannen moeten een identiteitskaart
tonen, waarop staat vermeld dat de dienstplicht is vervuld, of een certificaat
van uitstel of vrijstelling);
118
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
- in geval van algemene oproep: betrokkene moet zich melden bij het regionale
administratiekantoor voor rekrutering in de wijk waar hij woont; indien
betrokkene zich niet meldt, loopt hij het risico te worden opgepakt bij de
'razzia's';
- vervolgens wordt de rekruut doorgestuurd naar een van de trainingskampen in
de omgeving waar de basistraining wordt gegeven;
- in geval van razzia's: betrokkenen worden direct naar een trainingskamp
gebracht voor de basistraining;
- tijdens de basistraining wordt beslist of de rekruut in aanmerking komt voor
vrijstelling, hetgeen slechts om medische redenen kan zijn. In het geval van
vrijstelling om medische redenen ontvangt de desbetreffende rekruut hierover
een schriftelijke verklaring;
- na afloop van de basistraining worden de rekruten geplaatst voor de actieve
dienst. Ook hier kan er een paar maanden tussen zitten om de plaatsing te
regelen;
- betrokkene vervult de periode van actieve dienst, in dit geval 24 maanden
minus de 45 dagen basistraining;
- en na afloop van de periode van actieve dienst krijgt de betrokkene de nieuwe
identiteitskaart waarop de periode van vervulde dienstplicht is vermeld.
119
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
VIII Procedure onderwijs
Voor de inschrijving (lees: registratie) bij een lagere school is een geboorteakte
vereist. Aan het einde van het basisonderwijs dient de scholier een test af te leggen
om toegang te krijgen tot het middelbaar onderwijs. Voor de test heeft de scholier
geen identiteitsbewijs nodig, aangezien de school reeds over de geboorteakte van
de scholier beschikt en de schoolleiding dus ook weet wie de scholier is. Voor
inschrijving bij een middelbare school is het certificaat met de uitslag van de
genoemde test op de lagere school vereist samen met een pasfoto en opnieuw een
geboorteakte. Voor deelname aan de examens van de middelbare school dient de
scholier zijn certificaat van de basisschool te overleggen. Ook moet de scholier
kunnen aantonen dat hij drie jaar middelbaar onderwijs heeft gevolgd en bij het
examen dient hij zich te legitimeren met geboortecertificaat en pasfoto
Het schooldiploma wordt niet direct overhandigd aan de geëxamineerde. Hij moet
eerst zijn militaire basistraining van 45 dagen doorlopen. Pas aan het einde van
deze militaire basistraining wordt aan de geëxamineerde het schooldiploma
uitgereikt, indien hij ervoor kiest te gaan studeren. Tevens wordt op zijn militaire
pas vermeld dat hij uitstel heeft gekregen voor de vervulling van de dienstplicht.
Dit schooldiploma en zijn militaire pas overlegt de kandidaatsstudent samen met
zijn voorkeuren voor universiteit en studierichting aan het Bureau voor Toelating
van het Ministerie voor Hoger Onderwijs. Als de overgelegde gegevens juist zijn,
bepaalt dit bureau aan de hand van de schoolprestaties tot welke universiteit de
kandidaatsstudent wordt toegelaten.
Met het toelatingsbewijs van het bureau voor toelating van het Ministerie voor
hoger Onderwijs meldt de kandidaat zich bij de inschrijvingsdienst van de
betreffende faculteit van de universiteit. Het is niet noodzakelijk dat de
kandidaatsstudent zich legitimeert aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.
Immers, de identiteitscontrole is reeds gedaan door het Ministerie voor Hoger
Onderwijs.
120
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
IX Leger, politie en veiligheidsdiensten
Leger
Het ministerie van Defensie kent een minister en twee staatssecretarissen
(Ministers of State). Het Sudanese leger, Sudanese People's Armed Forces
(SPAF), heeft een opperbevelhebber (Supreme Commander), een algemeen
bevelhebber (General Commander) en een stafchef (Chief of Staff).
Onder de opperbevelhebber vallen de volgende diensten: Military College,
Operations, Armed Tanks and Artillery, Supplies and Ammunition, Warehousing
and Ammunition, Military Airforces, Parachutes, Military Police, Republican
Guards, Popular Defence Force, National Service en Military Intelligence and
Security.
Het leger bestaat uit circa 70.000 beroepsmilitairen aangevuld met circa 20.000
dienstplichtigen (tegenover 20.000 tot 30.000 man rebellen, grotendeels SPLM/A).
Het Sudanese leger beschikt over meer wapens en materieel dan het SPLM/A. Het
is na de start van de oliewinning begonnen met uitbreiding van zijn materieel en
met de aankoop van moderne wapens in het buitenland. De intensivering van de
oorlogshandelingen sinds 1996 heeft het leger genoopt een zwaarder beroep te
doen op dienstplichtigen, waaronder universiteitsstudenten. Deze rekrutering is
weinig populair onder de bevolking en naar verluidt doen zich vele gevallen van
desertie voor.208
Het leger wordt, ook aan de fronten, ondersteund door de Popular Defence
Force(s) (PDF) en door verschillende andere milities, waaronder de SSDF van
Paulino Matip en de Murahileen. Over de wijze waarop deze milities worden
aangestuurd door het leger, en over de organisatie ervan zijn geen nadere gegevens
bekend. Wel is bekend dat in dit verband de rol van Vice-president Taha
aanzienlijk is.
De Sudanese luchtmacht is klein maar haar materieel is de laatste jaren uitgebreid
en gemoderniseerd (onder andere door de aanschaf van gevechtshelicopters en
bommenwerpers). De luchtmacht wordt vooral ingezet om doelen te bestoken in
rebellengebied in het zuiden. De Sudanese marine telt slechts 1.500 man.
Popular Defence Force(s) (PDF)
In 1989 werd de wet op de burgerwachten (Popular Defence Forces Act) van
kracht. Het oorspronkelijke doel van deze wet was de vorming van burgerwachten
door het trainen van burgers zodat zij het leger bij de verdediging van het land en
in geval van noodsituaties zouden kunnen assisteren.
208 EIU Sudan Country Profile 2001
121
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
De PDF konden worden gezien als een schaduwleger, bestaande uit (veelal door
propaganda gedreven) fervente NIF/NC(P)-aanhangers, dat het regeringsleger in
de burgeroorlog ondersteunde; een oorlog die door leden van de PDF wordt gezien
als heilige oorlog (jihad).
In principe bestond de PDF uit vrijwilligers die de Sudanese nationaliteit hadden,
ouder waren dan 16 jaar en jonger dan 55 jaar, van onbesproken gedrag en
medisch geschikt waren. Van tijd tot tijd werden via de massamedia oproepen tot
aanmelding bij de PDF gedaan. In 1991 werden allereerst overheidsmedewerkers
verplicht deel te nemen aan de training voor de PDF. Vanaf 1994 werd die training
eveneens verplicht voor studenten.
Sinds april 1997 zijn de trainingen voor de PDF stopgezet en zijn de PDF min of
meer geïntegreerd in de bestaande militaire structuur. Sindsdien worden er dan
ook geen PDF-trainingen meer gegeven. De vóór april 1997 bestaande
verplichting voor studenten en overheidsmedewerkers om deel te nemen aan een
PDF-training is vervallen. Wel vindt nog werving plaats voor de PDF (zie 3.4.1).
De PDF bestaan thans uit circa 15.000 actieve manschappen en circa 85.000
reservisten. De PDF vallen onder de opperbevelhebber van het leger.
De PDF bestaan veelal uit lokale mannen (bijvoorbeeld in het Nuba gebergte en in
regeringsplaatsen in het zuiden), maar zij die zich vrijwillig aanmelden in
Khartoem kunnen overal worden ingezet. Het komt ook voor dat troepen worden
verplaatst. Zo werden na de ondertekening van het staakt-het-vuren voor het Nuba
gebergte PDF-troepen, die daar niet meer nodig waren, verplaatst naar de
olievelden en na de ondertekening van het staakt-het-vuren tussen de Sudanese
regering en SPLM/A zouden grote aantallen troepen door de Sudanese regering
naar Darfur zijn verplaatst.
Politie
De politie valt onder het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het directoraat-
generaal dat belast is met de reguliere politie-eenheden kent de volgende
afdelingen: Passports, Immigration and Nationality, Customs Police, Central
Intelligence, Traffic and Emergency, Central Reserve, Supplies and Ammunition,
Operations and Public Order (riot police and Community Security), Personal
Identity Cards, Commission of Refugees en Police Academy. De taken en
activiteiten van de politie liggen op de corresponderende gebieden: paspoort- en
identiteitskaartafgifte, in- en uitreizend personenverkeer, douane,
inlichtingendienst, verkeerspolitie, optreden in noodgevallen en handhaven van de
openbare orde. De Commission of Refugees is verantwoordelijk voor de opvang
van vluchtelingen, hoofdzakelijk Ethiopiërs en Eritreërs en enkelen uit Tsjaad.
De politie voor de openbare orde, de Public Order Police (Shurtat Al-nidham Al-
aam), is in februari 2002 van naam veranderd en heet nu Community Security (Al-
Amn Al-Ijtima'i). Deze dienst vormt één van de reguliere politiediensten. De
Public Order Police was formeel belast met de handhaving van de openbare orde,
122
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
zoals het verbieden en opbreken van vergaderingen en het tegenhouden van
demonstraties op straat, maar hield zich in de praktijk vooral bezig met de controle
op de naleving van de islamitische gedragscode. Ofschoon thans ook de nieuwe
Community Security deze laatste functie vervult, is deze dienst niet meer zo
nadrukkelijk aanwezig in Khartoem als de Public Order Police in het verleden
was.
Veiligheidsdiensten
De nationale veiligheidsdienst (National Security Forces - NSF) is samengesteld
uit twee onderdelen: voor de binnenlandse veiligheid is er de Internal Security
Organ, voor de buitenlandse veiligheid is er de Sudanese Intelligence Organ.
Beide organen staan officieel onder toezicht van de President. Hij heeft de
dagelijkse leiding gedelegeerd aan de minister voor Veiligheidszaken. De Internal
Security kent diverse afdelingen, waaronder de economische afdeling en de
politieke afdeling.
Zowel de politie als het leger hebben eigen inlichtingendiensten, die geen deel
uitmaken van de NSF.
De Revolutionary Security Force (Amn Al-Thawra), die onder leiding van Al-
Turabi toezicht hield op (vermeende) politieke tegenstanders van de regering,
bestaat thans niet meer als zodanig. Met het wegvallen van Al-Turabi als politiek
leider is deze dienst eveneens verdwenen. Wel wordt aangenomen dat er een
vergelijkbare dienst voor in de plaats is gekomen die onder leiding staat van eerste
vice-president Taha.
Daarnaast bestaat nog steeds de Popular Police. Deze dienst valt niet onder de
politie maar vormt een niet-officiële veiligheidsdienst, bestaande uit Islamitische
vrijwilligers. Zij fungeren vooral als bron van informatie voor de officiële
veiligheidsdienst. De Popular Police is in aanzienlijke mate in de
ontheemdenkampen geïnfiltreerd (zie paragraaf 4.1)
Op grond van de wet op de nationale veiligheidsdiensten (National Security
Forces Act) van 1999 hebben de NSF vergaande bevoegdheden. Zij kunnen
zonder rechterlijk bevel arrestaties verrichten, huiszoekingen doen en personen
verhoren. Voorts kunnen zij zonder rechterlijke procedure personen vier tot negen
maanden in detentie houden. Alle veiligheidsdiensten begaan ernstige schendingen
van mensenrechten ( zie verder hoofdstuk 3).
Officieel kunnen misstappen van veiligheidsfunctionarissen bestraft worden met
ontslag, hechtenis, disciplinaire straffen en volgens het wetboek van strafrecht
zelfs met de doodstraf. In de praktijk komt dit nauwelijks voor.
Hoewel sinds 1998 in een aantal gevallen is opgetreden tegen de plegers van
folteringen, is het in de praktijk heel moeilijk om mishandeling of foltering via een
juridische procedure aan de kaak te stellen. Het optreden van functionarissen van
123
Algemeen ambtsbericht Sudan | februari 2004
veiligheidsdiensten kan zonder instemming van de betreffende veiligheidssdienst
niet gerechtelijk onderzocht worden. Bovendien bestaan voor eventuele
disciplinaire en strafmaatregelen tegen functionarissen van de veiligheidsdienst
aparte, niet-openbare rechtbanken.
Bij niet officiële veiligheidsdiensten, zoals de Popular Police, speelt bovendien
het probleem dat met ongetraind personeel wordt gewerkt.
Vanwege de afwezigheid van een juridisch kader zijn in dit geval schendingen van
mensenrechten nauwelijks aan te kaarten. Ook indien het formele instanties van
de nationale veiligheidsdienst, het leger of de politie betreft, is het in de praktijk
amper mogelijk schendingen aan te vechten.209
209 Het is voorgekomen dat, nadat iemand een aanklacht had ingediend, op de familie van betrokkene
zoveel druk werd uitgeoefend, dat deze besloot zijn aanklacht in te trekken (bron: Mutaweinat, een
Sudanese ngo)
124
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken