Ministerie van Buitenlandse Zaken

Ministerie vanBuitenlandse Zaken
Postbus 20061
2500 EB 's-Gravenhage
Telefoon 070-3486486

Ministerie vanDefensie
Postbus 20701
2500 ES 's-Gravenhage
Telefoon 070-3188188Aan:
de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
's-Gravenhage

I.a.a.:
de Voorzitter van de
Eerste Kamer der
Staten-Generaal
Binnenhof 22
's-Gravenhage

Uw brief Uw kenmerk Ons nummer Datum

DVB/CV-042/04 9 februari 2004

Geachte Voorzitter,

In reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken d.d. 5 februari jl, kenmerk 04-BuZa-06, waarin wordt gevraagd om een schriftelijke toelichting op de afweging die het kabinet heeft gemaakt bij de aan Nederland gerichte verzoeken om deelneming aan de crisisbeheersingsoperaties in Afghanistan, Irak en Liberia, kunnen wij het volgende meedelen.

Besluiten over deelneming van Nederlandse militaire eenheden aan internationale crisisbeheersingsoperaties worden per geval genomen. Het Toetsingskader 2001 (23 591 en 26 454, nr. 7) is de leidraad bij de voorbereiding van uitzendingen van militaire eenheden waarvoor krachtens artikel 100 van de Grondwet de plicht tot informatievoorziening vooraf geldt. Het Toetsingskader bevat een reeks aandachtspunten die wordt gebruikt om over iedere uitzending een weloverwogen politiek en militair oordeel te vellen inzake Nederlandse deelname.

Over de afwegingen die het kabinet in voornoemde gevallen heeft gemaakt is de Kamer ingelicht. In separate brieven zijn de overwegingen uiteengezet die aanleiding gaven tot het regeringsbesluit tot de deelname van Nederlandse militaire eenheden aan crisisbeheersingsoperaties in respectievelijk Afghanistan (27 925, nrs. 35 en 71), Irak (23 432, nr 134), en Liberia (29 278, nr 1). In alle gevallen is naar aanleiding van deze brief met de Kamer uitgebreid van gedachten gewisseld.

Onder verwijzing naar voornoemde brieven lichten wij hieronder de nationale en internationale politiek-militaire context toe die van invloed was op de totstandkoming van het besluit tot uitzending.- -

Afghanistan-

De regering hecht bijzonder belang aan de stabilisering van Afghanistan en de vestiging van een voor de bevolking geloofwaardig centraal gezag. Het leveren van een aandeel in de internationale strijd tegen het terrorisme was in 2001, in reactie op de vernietigende aanslagen op de Verenigde Staten door Al Qai'da, een doorslaggevend argument. Deze motivering is onverminderd van belang. Deze politieke prioriteit vertaalt zich in een militaire bijdrage door het besluit tot inzet van Nederlandse troepen in het kader van operatie "Enduring Freedom" en de International Security Assistance Force (ISAF). Het besluit samen met Duitsland voor de duur van zes maanden gezamenlijk de leiding te nemen over ISAF werd mede beïnvloed door de goede bilaterale betrekkingen met Duitsland, en in het bijzonder vanwege de zeer nauwe militaire samenwerking in het kader van het Duits-Nederlandse legerkorps.

Nederland kondigde in maart 2003 aan zijn deelneming aan ISAF per augustus 2003 te beëindigen. Dit hing nauw samen met het voornemen na afloop van zes maanden gezamenlijke Duits-Nederlandse leiding over ISAF over te dragen, en daarover vooraf geen onduidelijkheid te laten bestaan. Sinds het begin van de militaire missie speelde Nederland in Afghanistan een relatief belangrijke rol. Er was destijds onder meer een tekort aan financiële middelen. Tevens werd op het gebied van ontwikkelingssamenwerking een forse, zij het nog niet structurele inspanning geleverd.

Inmiddels is zowel internationaal als nationaal de situatie gewijzigd. De NAVO heeft mede op Nederlandse aandrang medio 2003 de leiding over ISAF op zich genomen. In algemene zin is in de loop van 2003 het besef gegroeid dat bestendiging van de positieve tendens in Afghanistan een voorgezette betrokkenheid vereist van de internationale gemeenschap, en dat veiligheid de belangrijkste factor is voor voortgang in het proces van politieke en economische wederopbouw. De VN-veiligheidsraad hechtte op 13 oktober 2003 zijn goedkeuring aan resolutie 1510. In deze resolutie wordt ISAF gemachtigd de Afghaanse interim-regering ook buiten Kabul en omgeving bij te staan in het handhaven van de veiligheid. De NAVO-raad schaarde zich begin oktober jl. achter het idee van een uitbreiding van de presentie van ISAF. Begin december 2003 verzocht de secretaris-generaal van de NAVO Nederland Apache gevechtshelikopters ter beschikking te stellen aan ISAF in Kabul, op welk verzoek een positief besluit volgde. In oktober 2003 is tevens besloten Afghanistan op de lijst van partnerlanden te plaatsen. Dit betekent dat Nederland de bijdrage aan de wederopbouw van Afghanistan structureel continueert.

Irak-

Evenzeer hecht de regering aan het proces van stabilisering en democratisering van Irak. Dit is een proces waarvan het welslagen het regionale belang ver te boven gaat. Verandering in de politieke status quo in het Midden Oosten, het bevorderen van democratisch bestuur en het wegnemen van dreigingen voor de stabiliteit in die regio zijn veiligheidspolitieke belangen van Nederland en de EU. Op die gronden acht de regering, zoals besproken met de Kamer op 11 december jl., een bijdrage aan het creëren van veiligheid en stabiliteit in Irak, en in de provincie Al-Muthanna in het bijzonder, zeer wenselijk. Dit heeft geleid tot het besluit de Nederlandse militaire bijdrage aan de stabilisatiemacht voor Irak te verlengen tot medio juli 2004. Veiligheid en stabiliteit zijn de voorwaarden voor het economische en politieke wederopbouwproces in Irak. De VN-veiligheidsraad resoluties 1483 en 1511 zijn de randvoorwaarden voor de deelneming van Nederlandse militaire eenheden aan de multinationale stabilisatiemacht.

Liberia-

De tijdelijke inzet van de Hr. Ms. Rotterdam in Liberia hing samen met de aldaar ontstane humanitaire noodsituatie. Het expliciete beroep van de VN voor inzet van onder meer de Hr. Ms. Rotterdam (die door de VN als 'vitaal' werd omschreven) gedurende de eerste fase van ontplooiing van UNMIL speelde eveneens een rol. Daarnaast paste deze inzet in het Afrika-beleid, zie hiervoor de notitie 'Sterke mensen, zwakke staten' (29 237, nr. 2). De investeringen die op het gebied van ontwikkelingssamenwerking zijn gedaan in West-Afrika rechtvaardigden de deelname van de Hr. Ms. Rotterdam aan UNMIL tijdens de ontplooiingsfase van deze missie. De redenen van het besluit de geplande inzettermijn van drie maanden niet te verlengen zijn u toegegaan in het antwoord op de schriftelijke vragen die ter zake zijn gesteld door de leden Van Bommel en Koenders.

Motie Koenders-

In reactie op de motie van het lid Koenders (29 200, nr 31, voorgesteld tijdens de behandeling van de begroting voor 2004 van het ministerie van Buitenlandse Zaken op 17 december 2003) heeft de regering toegezegd de Kamer voor 1 maart 2004 een notitie te doen toekomen. In een eerste reactie gaf de regering de toelichting dat ze als uitgangspunt hanteert dat het zwaartepunt van de discussie over Nederlandse deelneming aan crisisbeheersingsoperaties behoort te liggen bij de besluitvorming over concrete gevallen. Alleen dan is een adequate afweging van alle relevante factoren met inachtneming van het Toetsingskader mogelijk.

Hoewel de beoordeling plaatsvindt per geval, dient deze binnen een breder politiek kader te vallen. Daarbij gelden algemene, maar ook meer specifieke beleidsoverwegingen. Zo worden bij de besluitvorming ook de inzet van Nederlandse militairen in al langer bestaande crisisbeheersingsoperaties (zoals bijvoorbeeld op de Balkan), alsmede de verplichtingen die voortvloeien uit het lidmaatschap van bijvoorbeeld NAVO, EU en VN in aanmerking genomen. De afweging wordt tevens gemaakt aan de hand van de vastgestelde politieke ambities over de bijdrage die de Nederlandse krijgsmacht moet kunnen leveren aan internationale crisisbeheersingsoperaties (het zogenaamde ambitieniveau), en door de omvang van de beschikbare middelen voor de financiering van de additionele kosten die gemoeid zijn met deelneming aan dergelijke operaties.

In de afwegingen beziet het kabinet onder meer het belang dat Nederland om politieke, humanitaire, veiligheids- of andere overwegingen hecht aan de bevordering van stabiliteit en conflictbeheersing in bepaalde landen of regio's. Het kabinet streeft ernaar alle in dit kader relevante instrumenten op een coherente en geïntegreerde manier te benutten. Een belangrijke overweging daarbij is of er een relatie is met de inspanningen die Nederland levert op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast is steeds een belangrijke factor het streven een verantwoorde bijdrage te leveren aan het beleid dat tot stand komt in voor Nederland belangrijke internationale organisaties als de NAVO, de EU en de VN.

Niet alle inzetmogelijkheden zijn evenwel voorspelbaar. Een humanitaire noodsituatie kan in een zeer kort tijdsbestek ontstaan. De gebeurtenissen die aanleiding gaven tot de inzet van Nederlandse militairen in Afghanistan waren nauwelijks te voorzien. Er zijn derhalve grenzen aan de precisie waarmee de inzet van Nederlandse militaire eenheden vooraf kan worden bepaald. De oprichting van de "NATO Response Force" (NRF) en een snelle reactiecapaciteit van de Europese Unie, waaraan Nederland van plan is een bijdrage te leveren, is mede bedoeld om een antwoord te kunnen geven ten tijde van moeilijk voorspelbare crisissituaties.

De beoordeling van verzoeken om deelneming aan crisisbeheersingsoperaties zal binnen dit algemene kader haar beslag krijgen.

De minister van Buitenlandse Zaken De minister van Defensie

Dr B.R. Bot H. G. J. Kamp

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking

A.M.A. van Ardenne- van der Hoeven

===