P/04/19
Brussel, 5 februari 2004
5851/04 (Presse 38)
Verklaring van het voorzitterschap namens de Europese Unie over het
resultaat van het door Datuk Seri Anwar Ibrahim ingestelde beroep
tegen zijn veroordeling op 8 augustus 2000
De Europese Unie, die de zaak van nabij is blijven volgen, neemt nota
van de beslissing van het Maleisische Hof van Beroep om zijn
bevestiging van de op 8 augustus 2000 uitgesproken veroordeling en
straf van Datuk Seri Anwar Ibrahim, voormalig vice-premier van
Maleisië, niet opnieuw in overweging te nemen. De Europese Unie neemt
tevens nota van de beslissing van het Hof van Beroep om niet in te
gaan op een verzoek om vrijlating op borgtocht.
De Europese Unie herinnert aan haar eerdere verklaringen, waarin zij
haar diepe bezorgdheid uitte over de eerlijkheid van de procesgang en
spreekt haar ontgoocheling uit over de beslissingen van het Hof van
Beroep.
De toetredende landen Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen,
Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië, de kandidaat-lidstaten
Bulgarije en Roemenië, de landen van het stabilisatie- en
associatieproces Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Servië en Montenegro,
en de EVA-landen IJsland, Liechtenstein en Noorwegen, die lid zijn van
de Europese Economische Ruimte, sluiten zich bij deze verklaring aan.
________________________
European Commission