---
Kamervragen en antwoorden
---
Antwoorden op vragen over de mogelijke verlenging van de bijdrage aan de
VN-missie in Liberia
9-2-2004 15:31:00
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke
vragen gesteld door het lid Van Bommel alsmede op de aanvullende
vragen van het lid Koenders, over de mogelijke verlenging van de
Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in Liberia. Deze vragen werden
ingezonden op 29 januari 2003.
De minister van Buitenlandse Zaken
Dr. B.R. Bot
De minister van Defensie
H.G.J. Kamp
Antwoorden op vragen van het lid Van Bommel (SP) aan de ministers van
Defensie en van Buitenlandse Zaken over mogelijke verlenging van
Nederlandse bijdrage aan de missie in Liberia. (Ingezonden 29 januari
2004)
1. Is het waar dat de minister van Defensie bij zijn bezoek aan de
Nederlandse troepen in Liberia een verzoek van de VN-commandant om de
Nederlandse bijdrage aan de missie te verlengen, heeft afgewezen?
Indien ja, is hierover voorafgaand aan die afwijzing overleg geweest
met de minister van Buitenlandse Zaken?
Op beide vragen luidt het antwoord: ja.
2. Welk land gaat de hospitaaltaak van Nederland overnemen na het
voorgenomen vertrek van het marineschip «De Rotterdam» op 16 februari?
Een Jordaanse hospitaaleenheid is inmiddels in Monrovia ontplooid.
3. Indien er nog geen opvolger voor de Nederlandse bijdrage in Liberia
is gevonden, bent u dan bereid te bezien of de Nederlandse bijdrage
alsnog kan worden verlengd? Indien neen, waarom niet?
Nederland is destijds door de Verenigde Naties gevraagd om tijdens de
eerste drie maanden van de ontplooiing van UNMIL in Liberia met de Hr.
Ms. Rotterdam aanwezig te zijn. In de eerste plaats zou de Hr. Ms.
Rotterdam worden ingezet voor het transport van goederen, voertuigen
en waar nodig troepen naar de kuststeden Buchanan en Harper. Daarnaast
zou het schip voorzien in een medische faciliteit met een beperkte
chirurgische capaciteit voor de aanwezige VN-medewerkers en militairen
totdat zij konden terugvallen op eigen medische voorzieningen. Ook is
van aanvang af bekend dat de Hr. Ms. Rotterdam gedurende een periode
van maximaal drie maanden (ofwel 90 dagen) wordt ingezet. Deze termijn
is ook vastgelegd in een briefwisseling met de VN. In overeenstemming
met de aandachtspunten uit het Toetsingskader 2001 is de Kamer een
afschrift van deze briefwisseling toegegaan (29 278, nr. 4).
Met de realisatie van een hospitaalvoorziening op het vasteland (zie
antwoord op vraag 2) is de noodzaak tot handhaving van de
hospitaalfaciliteit aan boord van Hr. Ms. Rotterdam komen te
vervallen. Navraag bij de VN heeft dit bevestigd; in de periode van
verlenging zou geen beroep worden gedaan op bovengenoemde faciliteit
van de Hr. Ms. Rotterdam.
Ten aanzien van de transportcapaciteit heeft navraag bij de Verenigde
Naties uitgewezen dat geen inzicht kan worden gegeven in de
transportbehoeftes na 18 februari a.s.
Gezien bovenstaande, en gegeven het feit dat er geen uitzicht is op
een aflossing op korte termijn, hebben wij besloten vast te houden aan
de geplande inzettermijn van de Hr. Ms. Rotterdam.
Antwoorden op vragen van het lid Koenders (PvdA) aan de minister van
Defensie over mogelijke verlenging van Nederlandse bijdrage aan de
missie in Liberia. (Ingezonden 29 januari 2004)
1. Klopt het dat de commandant van de VN-missie in Liberia u heeft
gevraagd om een verlenging van de Nederlandse bijdrage?
Ja.
2. Zo ja, wat was de precieze inhoud van zijn verzoek, cq.
opmerkingen?
3. Waarom heeft u dit verzoek afgewezen en met welke redenering?
4. Bent u alsnog bereid om een dergelijk verzoek in te willigen? Of
vindt u het beter dat de Hr. Ms. Rotterdam in Den Helder ligt?
De militair adviseur van de secretaris-generaal van de Verenigde
Naties heeft op 6 januari 2004 Nederland gepolst over de mogelijkheid
van een beperkte verlenging van twee weken van het verblijf van de Hr.
Ms. Rotterdam in afwachting van de aankomst in het operatiegebied van
een Zuid-Afrikaans transportschip. Deze suggestie is niet zonder meer
van de hand gewezen. Het Department for Peace-Keeping Operations van
de VN in New-York is gevraagd inzicht te geven in de voorziene taken
van de Hr. Ms. Rotterdam gedurende de periode van verlenging. Ook is
navraag gedaan naar de mate van waarschijnlijkheid dat de Hr. Ms.
Rotterdam na een periode van twee weken inderdaad door een ander schip
zou worden afgelost.
Nederland is destijds door de Verenigde Naties gevraagd om tijdens de
eerste drie maanden van de ontplooiing van UNMIL in Liberia met de Hr.
Ms. Rotterdam aanwezig te zijn. In de eerste plaats zou de Hr. Ms.
Rotterdam worden ingezet voor het transport van goederen, voertuigen
en waar nodig troepen naar de kuststeden Buchanan en Harper. Daarnaast
zou het schip voorzien in een medische faciliteit met een beperkte
chirurgische capaciteit voor de aanwezige VN-medewerkers en militairen
totdat die eigen medische voorzieningen zouden hebben opgebouwd. Ook
was van aanvang af bekend dat de Hr. Ms. Rotterdam gedurende een
periode van maximaal drie maanden (ofwel 90 dagen) werd ingezet. Deze
termijn is ook vastgelegd in een briefwisseling met de VN. In
overeenstemming met de aandachtspunten uit het Toetsingskader 2001 is
de Kamer een afschrift van deze briefwisseling toegegaan (29 278, nr.
4).
Met de realisatie van een hospitaalvoorziening op het vasteland, door
een Jordaanse hospitaaleenheid in Monrovia, is de noodzaak tot
handhaving van de hospitaalfaciliteit aan boord van Hr. Ms. Rotterdam
komen te vervallen. Navraag bij de VN heeft dit bevestigd; in de
periode van verlenging zou geen beroep worden gedaan op bovengenoemde
faciliteit van de Hr. Ms. Rotterdam.
Ten aanzien van de transportcapaciteit diene dat navraag bij de
Verenigde Naties heeft uitgewezen dat geen inzicht kan worden gegeven
in de transportbehoeftes na 18 februari a.s.
Gezien bovenstaande, en gegeven het feit dat er inmiddels geen
uitzicht meer was op een aflossing op korte termijn door het eerder
genoemde Zuid-Afrikaanse schip of een ander schip, hebben wij besloten
vast te houden aan de geplande inzettermijn van de Hr. Ms. Rotterdam.
Dit is vervolgens schriftelijk gemeld aan het Department for
Peace-Keeping Operations van de VN in New-York.
Tijdens het bezoek van de minister van Defensie en de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking aan Liberia is dit standpunt op 27 januari
desgevraagd herhaald ten overstaan van de commandant van de VN-missie
in Liberia, luitenant-generaal Daniël Opande.
Nieuws
Ministerie van Defensie