Partij van de Arbeid


10-02-2004


Zelforganisaties moeten beter gaan werken en meer kwaliteit leveren


Integratie van nieuwkomers in Nederland is voor veel groepen
nieuwkomers mislukt. Hoe meer ik naar voorbeelden uit het buitenland
kijk, hoe meer ik inzie dat de integratie van groepen nieuwkomers in
Nederland echt mislukt is. In Groot-Brittannië bijvoorbeeld, waar ze
niet zo lang geleden ontdekten dat zij een multiculturele samenleving
zijn, is het voor nieuwkomers relatief makkelijker om zonder al te
veel problemen mee te doen en erbij te horen. Het meest recente
voorbeeld hiervan zijn de Somaliërs in Groot-Brittannië. De Somalische
gemeenschap was in Nederland tot voor kort een problematische groep.
Velen van hen hebben daarom uit wanhoop hun zoektocht naar geluk
vervolgd in Groot-Brittannië. En binnen de kortste keren lukt het hen
wel om daar te aarden en hun weg te vinden. Ze studeren, spreken de
taal, werken, openen eigen winkels, kantoren en andere zaakjes. Kortom
men hoort erbij en doet mee. In Nederland was de Somalische groep
afgeschreven!


O.K. het is dus geen nieuws dat de integratie van nieuwkomers in
Nederland mislukt is (in vergelijking met voorbeelden uit het
buitenland), maar ik worstel met de vraag of allochtone
zelforganisaties en het Nederlands subsidiebeleid hebben bijgedragen
aan de integratie en emancipatie van nieuwe bevolkingsgroepen in
Nederland.


Mijn antwoord op de vraag is nee. Allochtone zelforganisaties en het
Nederlands subsidiebeleid ten aanzien van deze zelforganisaties zijn
niet succesvol geweest bij het bevorderen van het emancipatie- en
integratieproces van nieuwkomers. Er is niet veel waargemaakt.
Allochtone zelforganisaties zijn flink tekortgeschoten in het leveren
van een actieve bijdrage aan het integratieproces van nieuwkomers. Hun
beleid is te lang gericht geweest op het bieden van een veilige
thuishaven waarbij het begrip behoud van eigen identiteit in negatieve
zin is geïnterpreteerd en vertaald. Allochtone zelforganisaties zijn
in het algemeen te veel naar binnen gekeerd en teveel bezig met ervoor
te zorgen dat nieuwkomers zich veilig en thuis voelen in hun eigen
bekende omgeving. In plaats daarvan zouden ze zich meer moeten
toeleggen op een actieve stimulering van nieuwkomers om deel te nemen
aan de nieuwe samenleving. Ik ken allochtone zelforganisaties ook
voornamelijk als subsidievragers. Ze willen óf subsidie óf meer
subsidie voor hun activiteiten. Dat zijn vaak activiteiten die op zich
leuk en goed bedoeld zijn, maar vaak geen enkele bijdrage leveren aan
de verzelfstandiging en integratie van groepen nieuwkomers. Hoe vaak
kwam ik niet in aanraking met voorzitters en woordvoerders van
zelforganisaties die zelf amper Nederlands spreken of kennis hebben
van de omgeving waarin ze hun werk doen.


Allochtone zelforganisaties weten vaak hun signalerende en
doorverwijzende rol niet te onderscheiden van de uitvoerende rol en
taken die algemene instellingen en organisaties hebben. Omdat ze veel
kennis hebben van de achtergrond van de problematiek van de
betrokkenen hebben ze vaak de neiging om die problemen ook te willen
oplossen. Zij zouden dat veel beter kunnen overlaten aan instellingen
en organisaties die wel beschikken over de benodigde know how. In
plaats van zelf op de uitvoering te gaan zitten, moeten allochtone
zelforganisaties zich veel meer richten op doorverwijzing en delen van
kennis en ervaring met algemene instellingen en organisaties.


Door anderen is ook vaak kritiek geleverd op de vertegenwoordigende
rol van allochtone zelforganisaties. Op een gegeven moment is het voor
de overheid van belang geworden om te weten of organisaties ook een
achterban hadden. Immers, daarmee werd hun positie gelegitimeerd.
Politici en ambtenaren verwachtten daarmee dan ook subsidies goed
besteed zouden worden. Door uitdrukkelijk te eisen dat
zelforganisaties een vertegenwoordigende functie moeten vervullen (dus
een achterban moeten hebben) is schijndemocratie en wanbestuur in de
hand gewerkt. Iedereen die pretendeerde een achterban te hebben, kon
aanspraak maken op subsidie. Niemand controleerde ooit of dit wel waar
was. Ach, men had niet eens geweten hoe dit te controleren. We vonden
het allang best dat er organisaties waren die zich wilden bekommeren
om nieuwkomers. Hoefden wij het niet meer te doen. Dom en stom!


Het is niet altijd reëel en eerlijk om van zelforganisaties te
verlangen dat zij een achterban hebben. Het belangrijkste argument dat
ik hiervoor aanvoer is dat nieuwkomergroepen homogeen lijken (voor
buitenstaanders) maar dat niet zijn. Er is in zoveel opzichten
variatie en diversiteit aan te brengen in nieuwkomergroepen; zowel in
religieuze zin, als in politieke en sociaal-economische zin. Bovendien
zijn er in de praktijk ook nieuwkomers die zich niet vertegenwoordigd
(willen) zien door een zelforganisatie! Deze mensen slagen er gelukkig
in om op een andere manier hun weg te vinden in de Nederlandse
samenleving.


Wat moeten wij dan in de toekomst nog met zelforganisaties? Opheffen?
Screenen op effectiviteit of beter ondersteunen en ervoor zorgen dat
zij zich gaan professionaliseren opdat zij beter hun werk kunnen doen?
Ik neig naar het laatste omdat ik nog steeds de mening ben toegedaan
dat allochtone zelforganisaties onmisbaar zijn bij de emancipatie en
integratie van nieuwkomers. Zij zijn een onmisbaar onderdeel van het
maatschappelijke middenveld, zeker in een stad als Amsterdam waar de
permanente aanwezigheid van nieuwkomers groter wordt.


Gezien de maatschappelijke problemen en behoefte van nieuwkomers vind
ik dat allochtone zelforganisaties zich meer bezig moeten houden met
signaleren en doorverwijzen. Wat allochtone zelforganisaties vooral
niet moeten willen, is teveel op de stoel gaan zitten van uitvoerders.
Er zijn voldoende algemene instellingen en organisaties die dat veel
beter kunnen. Daar waar het die uitvoerende organisaties ontbreekt aan
specifieke deskundigheid over de achtergronden en context van de
hulpaanvragen, kunnen de allochtone zelfhulporganisaties een
adviserende rol te vervullen. Ik zou graag zien dat allochtone
zelforganisaties zich ontwikkelen tot goede, betrouwbare, betrokken en
professionele gesprekspartners en adviseurs worden voor de overheid,
politici en anderen. Zij moeten vooral kenners zijn van de Nederlandse
samenleving. De kennis en ervaring die zij hebben (opgebouwd) zouden
zij meer en beter moeten delen met anderen. Tenslotte, en dit geldt
voornamelijk voor nieuwe groepen in de samenleving, vind ik dat die
betreffende zelfhulporganisaties een spreekbuis moeten zijn voor deze
nieuwe groepen. Organisaties die dicht bij de mensen staan, goed
bereikbaar zijn voor de nieuwkomers en die weten wat er zich afspeelt
in de groepen zijn belangrijk. Nederland is namelijk een land waar
nieuwkomers pas aandacht krijgen als het niet goed met hen gaat en als
zij zichtbaar voor sociale overlast zorgen. Als er dagelijks artikelen
in de krant staan over criminaliteit, misdaad, uitbuiting en
discriminatie van vrouwen, kindermishandeling etc, pas dan krijgen ze
aandacht. Voor nieuwe groepen die nog tamelijk onzichtbaar zijn, is
dit erg moeilijk. Men krijgt immers te horen wat zeur je nou, het gaat
toch goed met jullie?


Ik pleit voor meer aandacht en geld ten behoeve van de
professionalisering van zelforganisaties en heb daarbij een aantal
randvoorwaarden:


- ze moeten het diversiteits- en integratiebeleid en de visie
van de gemeente onderschrijven.


- ze moeten zich bewust zijn van de urgentie om te komen tot
een succesvolle integratie van nieuwkomers en hun eigen rol daarin
erkennen.


- zij dienen respect te hebben en te tonen voor de
Nederlandse grondwet en mogen zich niet discriminatoir uitlaten.


Amma Asante


Woordvoerder diversiteit


Amma Asante