Federale regering Belgie
Toespraak Eerste Minister-Institute for European Studies
(2004-02-10)
Toespraak van Eerste Minister Guy Verhofstadt voor het Institute for
European Studies. Uitdagingen voor de Europese Unie. Vrije
Universiteit Brussel, 10 februari 2004.
Dames en heren,
Als alles zou gebeurd zijn zoals aanvankelijk gepland of althans
gehoopt, dan had ik u vandaag kunnen uitleggen hoe we het proces naar
de Europese Grondwet tot een goed einde hadden gebracht.
Maar zoals u weet zijn de zaken niet zo gelopen. De
Intergouvernementele Conferentie van december 2003 was geen succes.
Ook al was ze evenmin een mislukking. Over tien jaar zullen we
wellicht enkel terugkijken naar het uiteindelijk resultaat.
Er is overigens vorig jaar in december toch een heel belangrijke knoop
doorgehakt : de europese defensie. Op het belang daarvan kom ik straks
terug. Ik wil het immers eerst hebben over de weg die de idee van de
Europese grondwet heeft afgelegd.
Dames en heren,
Niet alleen omwille van de uitbreiding van de Unie beleven we
historische maanden. Ook de droom van een politiek eengemaakt Europa,
gestoeld op een eigen grondwet, komt dichterbij.
De eenmaking van het continent gaat immers gepaard met een verdieping
van de Europese integratie, een proces van constitutionalisering zou
ik het willen heten. Dat proces startte twaalf jaar geleden in
Maastricht; het werd verder gezet in Amsterdam en Nice; het werd
versneld met de Verklaring van Laken en de Conventie. Het komt er nu
op aan met een nieuwe Intergouvernementele Conferentie dit proces af
te ronden door het goedkeuren van een grondwettelijk verdrag.
Ik kan nu nog niet zeggen of de grondwet opnieuw ter tafel zal liggen
tijdens het voorzitterschap van Ierland dan wel dat van Nederland dat
daarna komt. In elk geval is een grote meerderheid van de lidstaten
het eens dat voor het einde van het jaar de nieuwe grond- en
spelregels over de uitgebreide Unie moeten vastliggen. In Nice werd
daartoe al een eerste poging ondernomen. Maar - U weet - die bracht
niet het beoogde resultaat. Dat was al duidelijk in Nice zelf, reden
waarom op vraag van Duitsland, Italië en België bij het verdrag een
verklaring over de toekomst van de Unie werd opgenomen.
Om die toekomst uit te tekenen, kozen we een jaar later, in Laken voor
een nieuwe, revolutionaire methode - de Conventie. Het doel van die
Conventie was om met een zeer breed samengestelde groep - veel breder
dan de Europese Raad dus - de mogelijkheden te bekijken van een nieuw
institutioneel kader voor de Europese Unie. En het moet gezegd. Het
werd een onverhoopt succes. Dat was niet vanzelfsprekend. In Laken
werd immers nog gedacht dat de Conventie hoogstens een aantal opties
zou voorleggen waar de Intergouvernementele Conferentie zou kunnen uit
putten. Maar de Conventie ging veel verder. Onder de leiding van
Valéry Giscard d'Estaing, werd één globale consensustekst goedgekeurd.
En de presentatie van die tekst op de Europese Raad van Thessaloniki
maakte indruk.
Die aanpak heeft de natuur van de Intergouvernementele Conferentie
grondig gewijzigd. In tegenstelling tot Maastricht, Amsterdam en Nice,
begon de huidige Intergouvernementele Conferentie niet met een wit
blad papier. Zij begon met een basistekst. Ik blijf er dan ook bij dat
het een historische vergissing zou zijn indien het resultaat van de
Conventie zou worden ontrafeld of indien we helemaal opnieuw zouden
beginnen, alsof er nooit een Conventie had plaats gevonden.
De Conventie beschikte immers over een zeer sterke legitimiteit. Zij
haalde die in de eerste plaats uit haar samenstelling:
vertegenwoordigers van de regeringen, van de nationale parlementen,
van het Europees Parlement en van de Commissie. Zij haalde die
legitimiteit verder ook uit de volledige openheid en transparantie
waarmee zij zestien maanden lang heeft gewerkt. Zij haalde haar
legitimiteit, ten slotte, uit het resultaat dat ze voorlegde. De
Conventie heeft alle opties, niet minder dan vijfduizend amendementen,
besproken en beoordeeld. En zij is er in geslaagd één enkel ontwerp
van grondwet voor te leggen.
Verder wordt in de verhitte discussies van dit ogenblik soms vergeten
dat de Conventie op tal van vlakken spectaculaire vooruitgang boekte
en soms eeuwenoude taboes doorbrak. Dat geldt natuurlijk in de eerste
plaats voor de term "grondwettelijk verdrag". Ik herinner me nog
levendig hoe ik, twee jaar geleden rond deze tijd, als voorzitter van
de Europese Raad langs de hoofdsteden van de lidstaten reisde om steun
te krijgen voor de Verklaring van Laken. In heel wat hoofdsteden was
er weinig enthousiasme voor een grondwet voor de Unie. Dat taboe is nu
definitief doorbroken.
En dat is niet het enige. Het is een lange lijst geworden. En het is
interessant die lijst te overlopen: één enkel grondwettelijk verdrag
dat alle bestaande verdragen integreert, de opname van het Handvest
voor de Grondrechten van de Europese Burger, een unieke
rechtspersoonlijkheid voor de Unie, de fusie van de zogenaamde
pijlers, de mogelijkheid voor de Unie om zich aan te sluiten bij de
Europese Conventie voor de Rechten van de Mens, een betere en meer
transparante omschrijving van de bevoegdheden van de Unie en de
lidstaten; het waarborgen van de subsidiariteit; een hiërarchie van de
normen, een drastische vereenvoudiging van de instrumenten en
procedures. De rol van de Commissievoorzitter en van het Europees
Parlement wordt uitgebreid en versterkt. Er werd een functie gecreëerd
van Europees Minister van Buitenlandse Zaken, die zowel
vice-voorzitter van de Europese Commissie als voorzitter van de Raad
voor Buitenlandse Zaken zal zijn. Al deze punten, die twee jaar
geleden nog zo goed als onmogelijk leken, zijn nu verworven.
Andere voorstellen die de Conventie deed, zijn dat evenwel nog niet.
Dat is voor iedereen overduidelijk geworden tijdens de
Intergouvernementele Conferentie. Daarover zal tot op de laatste dag
onderhandeld moeten worden. Wanneer die laatste dag ook moge vallen.
Ik denk daarbij in de eerste plaats aan de uitbreiding van de
besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid. Volgens mij is dit het
essentiële punt, misschien wel het belangrijkste van de hele oefening.
Onze Unie van 25 en meer lidstaten moet handelingsbekwaam blijven,
moet efficiënt kunnen blijven werken en beslissingen nemen. De
Conventie heeft voorgesteld om de gekwalificeerde meerderheid uit te
breiden tot tal van domeinen, zoals justitie, binnenlandse zaken en de
financiële perspectieven. Dat is een goede zaak. We moeten er nu voor
zorgen dat dit niet wordt ongedaan gemaakt. En eigenlijk zouden we nog
verder moeten gaan, onder meer de gekwalificeerde meerderheid invoeren
op fiscaal en sociaal vlak en inzake het gemeenschappelijk
buitenlands- en veiligheidsbeleid.
Hiermee kom ik op het tweede punt van discussie: het buitenlands
beleid. De creatie van de Europese Minister van Buitenlandse Zaken is
goed, maar onvoldoende. Als we op termijn een écht buitenlands beleid
willen, dan moeten we komen tot een versterkte en gestructureerde
samenwerking op het vlak van defensie. Op dit vlak werd tijdens de
Intergouvernementele Conferentie van afgelopen najaar wel een
belangrijke stap voorwaarts gezet. Straks zullen de lidstaten die dat
willen, een gestructureerde defensiesamenwerking kunnen beginnen, met
eigen criteria en doelstellingen, en met eigen operaties. Het
Wapenagentschap van de Unie bestaat al. En over enkele weken zal
Javier Solana concrete voorstellen formuleren voor een plannings- en
operationele cel voor Europese operaties. Een cel waartoe Duitsland,
Frankrijk, Luxemburg en België vorig jaar de aanzet gaven en die
zonder twijfel zal uitgroeien tot een Europees hoofdkwartier.
En tot slot is er het voorstel om af te stappen van de rotatie waarbij
de Unie om het half jaar van voorzitter wisselt. Essentieel is daarbij
niet of het nu om een gekozen voorzitterschappen gaat dan wel om
vooraf bepaalde groepsvoorzitterschappen. Essentieel is dat het
voorzitterschap een factor wordt van coherentie en continuïteit. Het
invoeren van de functie van Voorzitter van de Europese Raad betekent
niet de gevreesde invoering van een presidentieel regime. Maar het zal
de Unie een grotere herkenbaarheid verlenen, een gezicht.
Dames en Heren,
Ik heb de afgelopen dagen en weken nogal wat contacten gehad met
collega's. Ik wil immers nagaan hoe de kansen liggen voor een akkoord
over de grondwet. En ik wil natuurlijk mijn steentje bijdragen bij het
tot stand komen van zo'n akkoord, door mee te denken en door
suggesties te formuleren en af te tasten. Ik ben er de laatste weken
van overtuigd geraakt dat niets verloren is. Integendeel, een akkoord
lijkt mogelijk. Ik zal niet zeggen dat het binnen handbereik is. Dat
zou al te optimistisch zijn. Maar het is mogelijk. Ik heb sinds de
IGC-top van afgelopen december met de meeste protagonisten gesproken
en het valt me op dat die allemaal een akkoord willen, op korte
termijn zelfs indien het kan. In december werd daar nog aan
getwijfeld. Toen had iedereen de mond nog vol over bezinningsperiodes
en afkoelingsperiodes, van zes maanden, van een jaar of zelfs meer.
Zelf hoop en wens ik dat we nog dit semester de grondwet kunnen
goedkeuren. Daar zijn verschillende redenen voor. Een dergelijk
akkoord zou best rond zijn voor de Europese verkiezingen. Na die
Europese verkiezingen kunnen we dan werk maken van de vele uitdagingen
die ons wachten: het bevorderen van de tewerkstelling en de
competitiviteit in Europa, de onderhandelingen over het financiële
kader voor de volgende jaren, het in goede banen leiden van de
uitbreiding, een beslissing nemen over Turkije.
Maar er is nog een andere reden waarom ik vurig hoop dat we over
enkele maanden over een grondwet kunnen beschikken. Als we daar nu te
lang mee wachten, verdampt volgens mij de kans op zo een grondwet.
Indien we nog negen maanden, of een jaar, of nog langer doordrammen,
dan zullen stemmen opgaan dat we eigenlijk geen grondwet nodig hebben.
Dat het eigenlijk best lukt met de afspraken die we in Nice gemaakt
hebben. Dat al die ambitieuze voorstellen en plannen eigenlijk nergens
voor nodig zijn. Dan komt het immense werk dat we de afgelopen vier
jaren hebben geleverd in het gedrang, van Nice, over Laken, de
Conventie, tot vandaag. En dat risico wil ik niet lopen.
Dames en Heren,
Een grondwet voor Europa. Voor de vorige generaties een onbereikbare
droom. Voor ons een kans die voor het grijpen ligt. Maar een grondwet
is natuurlijk slechts een instrument, een instrument dat ons moet
helpen om onze visie op Europa gestalte te geven, te realiseren.
Europa kan worden opgebouwd volgens twee modellen. Het eerste is dat
van het "Europe des Patries", zoals Charles De Gaulle het verwoorde,
het intergouvernementele model dat voornamelijk het nationale belang
voor ogen houdt. Het tweede model is het federale Europa - het
communautaire model. Dit model vindt dat de Unie niet alleen uit
lidstaten maar ook uit burgers bestaat en zoekt naar het algemene
belang van de hele Europese Unie.
België, dat is bekend, is een hartstochtelijk voorstander van het
communautaire model, van het federale Europa, van een zo democratisch
mogelijk Europa.
De voorstellen van de Conventie betekenen onmiskenbaar een enorme stap
in die richting. De voorstellen versterken namelijk de communautaire
methode: een slagvaardige en dus beperkte Commissie, meer beslissingen
met gekwalificeerde meerderheid, een meer transparante berekening van
die gekwalificeerde meerderheid, waarbij niet alleen met de lidstaten
maar ook met de bevolking rekening wordt gehouden. Voorts garanderen
de voorstellen het behoud van het institutionele evenwicht tussen de
Raad als vertegenwoordiger van de lidstaten, het Europees Parlement
als vertegenwoordiger van de bevolking en de Commissie die het
algemeen Europees belang voor ogen moet houden.
Het vrijwaren van de voorstellen van de Conventie moet dan ook ons
uitgangspunt blijven. Wij wilden en willen nog steeds geen akkoord
tegen om het even welke prijs. De versterking van de communautaire
aanpak moet terug te vinden zijn in het uiteindelijke compromis.
Overigens, België staat met dit standpunt duidelijk niet alleen. Dat
is ook het uitgangspunt van de grote meerderheid van de lidstaten,
waaronder de zes stichtende leden. Wat al deze lidstaten verbindt, is
de wil om in een uitgebreide Unie het nemen van beslissingen
eenvoudiger, in plaats van moeilijker te maken. Nogmaals, dit
impliceert een meer transparante en democratische berekening van de
gekwalificeerde meerderheid, de toepassing van de gekwalificeerde
meerderheid op meer beleidsdomeinen, de beperking van de omvang van de
Commissie en tegelijk het verzekeren van een gelijke toegang tot die
Commissie voor alle lidstaten. Samen met een soepele
herzieningsclausule voor toekomstige verdragswijzigingen zijn dit de
rode lijnen waarmee zij en wij hopelijk in de komende maanden de
laatste rechte lijn in trekken.
Dames en Heren,
We moeten daarbij niet twijfelen. De richting die de geschiedenis
"aanwijst" is klaar en duidelijk. De toekomst van Europa ligt in de
uitbouw van een federaal Europa. Ik wik mijn woorden, want het is een
geladen begrip. Maar de evolutie is onmiskenbaar, ook al verloopt ze
met horten en stoten.
We creëerden een eengemaakte markt, we sloopten onze binnengrenzen, we
hebben een Europese Centrale Bank en eigen Europese munt. Sinds
Amsterdam werken we aan een gemeenschappelijk buitenlands beleid met
een eigen Hoge Vertegenwoordiger, die straks een échte Minister van
Buitenlandse Zaken van de Unie moet worden. Er is Schengen en Europol,
en straks een Europees parket. En nu is er ook de Europese defensie.
De volgende stap in de Europese constructie zal met de financiën van
de Unie te maken hebben. Ik meen dat we de huidige nationale
belastingsbijdragen minstens gedeeltelijk zullen moeten vervangen door
een communautaire financiering van de Unie. Zo kan de Unie een beleid
voeren op basis van echte eigen middelen en vermijden we het
verlammende debat tussen netto-betalers en netto-ontvangers.
Immers, we stevenen recht op zo'n dergelijke discussie af. Nauwelijks
twee dagen na de mislukking van de IGC-top, stelden zes lidstaten voor
om de beleidsuitgaven voor de periode van 2007 tot 2012 te beperken
tot één procent van het bruto binnenlands product van de Europese
Unie.
Ik ben het met dat voorstel niet eens. De Unie wordt over minder dan
drie maanden uitgebreid met tien nieuwe lidstaten die nog gedurende
lange jaren onze hulp zullen nodig hebben om hun economieën te
herstructureren en te liberaliseren, om hun markten te openen, om hun
administratie en hun justitie te moderniseren. En de Unie zelf heeft
er de jongste jaren ook heel wat nieuwe opdrachten en taken
bijgekregen: de samenwerking op het vlak van justitie, politie, asiel
en migratie, de competitiviteit van onze industrie, tewerkstelling,
onderzoek en innovatie, het buitenlands beleid, het defensiebeleid. Ik
zie echt niet in hoe we al die nieuwe uitdagingen kunnen opnemen en
tegelijkertijd de uitgaven beperken tot het huidige niveau. Want dat
is het wat de zes voorstellen.
Nu, ik wil ook niet in het andere extreem vervallen. De voorstellen
die de Commissie vandaag heeft goedgekeurd, lijken mij te overdreven.
De Lidstaten zoals België moeten immers ook altijd oog hebben voor de
eigen budgettaire situatie. Wij kunnen ons niet zomaar aansluiten bij
voorstellen die ertoe strekken dat onze jaarlijkse bijdrage aan de
Europese Unie over enkele jaren met anderhalf tot twee miljard euro
verhoogt. Dan komt het structurele overschot dat de Belgische regering
beoogt, in het gedrang.
Het wordt een moeilijk debat, een pijnlijk debat ook, over de
financiële perspectieven. Het is precies daarom dat ik hoop dat we nog
tijdens het Ierse voorzitterschap de Intergouvernementele Conferentie
met een akkoord kunnen afsluiten. Anders lopen de onderhandelingen
over de grondwet en die over de inkomsten en uitgaven door elkaar en
dat kunnen we, zo denk ik, beter vermijden.
Dames en Heren,
Sinds enkele weken woedt binnen de Unie een discussie over het
Kern-Europa, de Pioniersgroep, het Europa van de twee snelheden. Nu,
in feite is dat niet waar. Die discussie is er al jaren. Jaques Chirac
sprak er reeds over in het jaar 2000, voor de Bundestag. En nog
daarvoor ontwikkelde Jacques Delors zijn theorie over de concentrische
cirkels. Het is dan ook geen verfoeilijk onderwerp, wel integendeel.
Het is een discussie waarin de vraag gesteld wordt naar de aard zelf
van de Europese integratie naarmate de Unie zich uitbreidt en over
vijftien, twintig jaar wellicht veertig leden of meer zal tellen. Zelf
heb ik het ooit de evolutie genoemd naar een "Europese federatie
binnen de Europese Unie". Waarbij de Unie de sokkel vormt van het
acquis en van datgene dat deze veertig lidstaten gezamenlijk willen
doen. Zoveel als mogelijk als het van mij afhangt. En waarbij de
Federatie verder bouwt op die sokkel en een samenwerking organiseert
waartoe niet alle lidstaten zich geroepen voelen. Maar waaraan wel
alle lidstaten die dat wensen, kunnen deel nemen.
Het is normaal dat deze discussie telkens weer de kop op steekt
wanneer de Unie zich opmaakt voor een nieuwe uitbreiding. En trouwens,
dat Europa van de twee snelheden, van de "géométrie variable", dat
bestaat reeds. Verschillende lidstaten bekwamen bij hun toetreding een
opt out. Landen als Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk
nemen niet deel aan alle samenwerkingsverbanden binnen de Unie. Denken
we maar aan Schengen, of aan de Euro.
De evolutie naar wat we in ons jargon versterkte samenwerking noemen,
is dus niet iets vies. Iets waarvoor we ons moeten schamen. Versterkte
samenwerking bestaat de facto sinds twintig jaar. En versterkte
samenwerking staat sinds 1997 ingeschreven in de verdragen. Maar er is
één fout die we niet mogen maken. Versterkte samenwerking is een
evolutie in de uitbreidingslogica. Versterkte samenwerking mag niet
het antwoord vormen op de moeilijkheden van een intergouvernementele
onderhandeling. Versterkte samenwerking is dus geen onderwerp voor nu.
Vandaag moeten we ons concentreren op de grondwet. En vervolgens op de
ratificatie ervan in alle lidstaten. Versterkte samenwerking zal er
zeker komen wanneer alle lidstaten zich in de Unie hebben genesteld en
voor zichzelf hebben uitgemaakt tot welke hoogte zij willen deel nemen
aan het integratieproces.
Dames en Heren,
De Europese Unie evolueert dus naar een federatie. Die federatie heeft
reeds haar eigen munt. Personen, goederen, diensten en kapitaal kunnen
er vrij circuleren. Een gezamenlijke defensie staat in de stijgers. En
over enkele jaren, daar ben ik echt van overtuigd, beschikt die
federatie ook over eigen middelen en een eigen financiering.
Dit is geen uniek proces. Exact hetzelfde gebeurde, in de 19de eeuw,
in de Verenigde Staten van Amerika. De constituerende staten van de
V.S. verenigden zich en ontwikkelden een federale staat waaraan ze
steeds meer bevoegdheden overdroegen. En tijdens dit proces breidde de
federale Amerikaanse staat zich geleidelijk uit van de Atlantische tot
aan de Stille Oceaan. De parallel is frappant: terwijl de lidstaten
steeds meer bevoegdheden aan de Europese Unie toekennen, breidt deze
Unie zich uit van de Atlantische Unie in de richting van de Oeral.
Deze Europese Unie, waarvan de bevoegdheden en het grondgebied
stelselmatig worden uitgebreid, moet ook zijn plaats kunnen innemen op
de wereldscène. Dit heeft uiteraard gevolgen voor de wereldorde die na
de tweede wereldoorlog ontstond. Eerst een bipolaire wereld. Later, na
de implosie van het communisme, een unipolaire wereld. De Europese
emancipatie tast de bestaande wereldorde aan.
Ik ben ervan overtuigd dat daar ook de dieperliggende oorzaak ligt
voor de recente spanningen tussen de Europese Unie en de Verenigde
Staten. Uiteraard spelen conjuncturele elementen mee, zoals de
meningsverschillen over Kyoto, ontwapening of wereldhandel. Maar de
dieper liggende reden is het feit dat de Verenigde Staten naast zich
een Europese Unie zien die een stem opeist in het internationale
kapittel.
Deze emancipatie van Europa, zestig jaar na haar bevrijding door de
V.S., is volgens mij zowel onvermijdelijk als wenselijk. Tijdens de
Balkanoorlogen keken we allen machteloos toe hoe, op amper duizend
kilometer van Brussel, opnieuw concentratiekampen verschenen op het
Europese continent. Eens te meer was het wachten tot de Amerikanen een
einde maakten aan een Europese oorlog.
En vervolgens was er de diepe Europese verdeeldheid over Irak. Pas
toen alle lidstaten reeds hun eigen standpunten hadden ingenomen, boog
de Europese Raad er zich over. Het enige dat we nog konden doen, was
onze eigen verdeeldheid vast te stellen. Het is me op dat ogenblik
duidelijk geworden dat we pas een echt gezamenlijk buitenlands beleid
zullen ontwikkelen, wanneer we beschikken over een eigen, krachtig en
geloofwaardig defensie-instrument. Dat zal ons verplichten om, in
tijden van crisis, te beslissen of we dat instrument inzetten of niet.
Alleen op die manier zal een gemeenschappelijk buitenlands beleid
ontstaan.
Dames en heren,
Jean Monnet vergeleek in zijn Mémoires de weg van Europa met die van
de Kon Tiki, de antieke, primitieve boot waarmee enkele jonge
wetenschappers de Atlantische Oceaan over vaarden. Monnet schreef:
"Ces jeunes hommes ont choisi leur direction, puis ils sont partis en
sachant qu'ils ne pourraient plus faire demi-tour. Quelles que soient
les difficultés, ils n'avaient plus qu'une resource: continuer
d'avancer. Nous aussi, nous allons vers notre but, les Etats-Unies
d'Europe, dans une course sans retour."
Ik begrijp dat er vandaag twijfel en soms zelfs angst heerst over de
te volgen weg. Zowel de grondwet als de uitbreiding zorgen voor
onrust. Toch moeten we vastberaden doorgaan op de lijn die door Jean
Monnet.
Ik roep dan ook alle landen van Europa op om zich eendrachtig op die
lijn te zetten. Om samen na de feestelijke uitbreiding op 1 mei
aanstaande de toekomst van de Europese Unie te verankeren in een
grondwet. Een grondwet die voor de toekomstige generaties dezelfde
impact heeft als het Verdrag van Rome op de huidige en de vorige..
Ik dank u.
Kanselarij van de Eerste Minister
Persdienst
Wetstraat 16
1000 Brussel
Copyright Presscenter.org | Legal |
info@presscenter.org