Actueel
Bron: Raad voor de rechtspraak 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 10-02-2004
Den Haag, 10 februari 2004
MANIFEST
Kinderrechters in Nederland luiden de noodklok
De randvoorwaarden voor gezonde opvoeding in onze complexe
maatschappij zijn ver onder de maat
De kinderrechters in Nederland maken zich ernstig zorgen over de
gebrekkige mogelijkheden in de Jeugdzorg en delen de daaruit
voortkomende maatschappelijke onrust. Wachtlijsten bij de bureaus
Jeugdzorg en Algemene Meldpunten Kindermishandeling, noodkreten van
schoolleiders over het ontbreken van opvang voor onhandelbare
scholieren, gebrek aan budget in de pleegzorg, steeds jongere
veelplegers, het zijn thema's waarvoor de publieke opinie voortdurend
en terecht aandacht vraagt.
Meer behandelplaatsen
Maar er is ook een heel concreet probleem dat de kinderrechters
dagelijks bezig houdt. De overheid is de laatste jaren bezig met een
forse uitbreiding van de gesloten opvangcapaciteit voor jeugdigen (de
bouw van jeugdgevangenissen) voor zowel strafrechtelijk als
civielrechtelijk te plaatsen jongeren. Uit wetenschappelijk onderzoek
blijkt echter dat 80% van degenen die daar verblijven intensieve en
gespecialiseerde vormen van behandeling nodig hebben, willen zij in de
toekomst enige kans hebben in de samenleving. De uitbreiding van
behandelplaatsen en zeker die van gespecialiseerde behandelplaatsen
blijft echter achter, met als gevolg ellenlange wachttijden voor
overplaatsing van een opvang- naar een behandelinstituut. (In de
bijlagen enkele voorbeelden).
Bezuinigingen
Ook zeer intensieve vormen van hulp in de eigen omgeving, die mogelijk
een alternatief kunnen zijn voor gesloten plaatsing, komen niet van de
grond. Dat is vooral voor civielrechtelijk geplaatste jongeren en hun
ouders onverteerbaar en voor het publiek onbegrijpelijk. Zoals het ook
onbegrijpelijk is dat de weinige gesloten behandelinstituten die er
zijn, zo'n 30% van hun budget moeten inleveren.
Het gaat vooral om jongeren tussen de 10 en 15 jaar met forse
gedragsproblemen, dikwijls licht verstandelijke gehandicapt of
afkomstig uit onder hoge druk staande gezinnen. Het gaat om jongeren
met bijvoorbeeld hechtingsstoornissen, seksuele ontwikkelingsproblemen
en om jonge meisjes die weglopen van huis en in loverboycircuits en
prostitutie verstrikt zijn of dreigen te raken.
Investeren met het oog op de toekomst
De kinderrechters zijn van oordeel dat de mogelijkheden van
instellingen van geestelijke gezondheidszorg voor jongeren met dit
type psychische- en gedragsmoeilijkheden volstrekt ontoereikend zijn.
Mede op grond van gebrekkige regelgeving wordt in de jeugd-GGZ - zij
het veelal met veel vertraging - met de hoogste graad van
specialisatie gewerkt aan de lichtste gevallen, terwijl de zwaardere
problematiek geheel aan justitiële inrichtingen wordt doorgegeven.
Voorts is er te weinig aandacht voor preventie in de
basisschoolleeftijd. Dat is immers de leeftijd waarop gedragsproblemen
zich ontwikkelen en openbaren. De risico's worden dan onvoldoende
onderkend.
De huidige roep om platte repressie, voortkomend uit het gevoel dat de
problemen ons allemaal tegelijk boven het hoofd groeien, is
verontrustend. Mits goed en tijdig ondersteund en begeleid moet er ook
van onze moeilijkere kinderen nog iets te maken zijn. Maar dat vraagt
natuurlijk wel om meer mensen en middelen voor vroeg en intensief
ingrijpen, terwijl het rendement daarvan pas later zal blijken. Als we
niet bereid zijn daarin te investeren, kennen we Nederland over tien
jaar niet meer terug.
De kinderrechters in Nederland roepen daarom de ministers van
Justitie, Volksgezondheid en Onderwijs op om in een gezamenlijke
inspanning, met een gericht budget kinderen in alle opzichten een
betere bescherming te bieden en tenminste een aantal hiervoor geduide
knelpunten spoedig op te lossen.
De Werkgroep Kinderrechters van de Nederlandse Vereniging voor
Rechtspraak
Namens deze
Mr. F.A. van der Reijt, voorzitter
Bijlage
Enkele voorbeelden uit de dagelijkse praktijk
Meisje, net 17 jaar, toen ze vier was geadopteerd vanuit buitenland.
Ernstig beschadigd sociaal-emotioneel. Vanaf 10e jaar toenemende
gedragsproblemen: randcrimineel, stelen, dreigen met geweld, gebruik
alcohol en drugs. Plaatsingen in crisisgroep, leefgroep, pleeggezin,
orthopedagogische instelling, crisisgroep mislukt. Ze liep steeds na
korte tijd weg en hield zich niet aan afspraken. Steeds terugval in
drugsgebruik, ook intensiever drugsgebruik. Ze werd depressief en
dreigde serieus met zelfmoord. Ze weigerde elke hulpverlening of
onderzoek. Daarom is ze april 2003 met een civielrechtelijke
machtiging van de kinderrechter in een gesloten opvanginrichting
geplaatst. Psychologisch en psychiatrisch onderzoek volgt. Hieruit
blijkt dat ze contact anderen en hulp afhoudt als gevolg van ernstige
hechtingsproblematiek. Geadviseerd wordt behandeling in gesloten
orthopedagogische behandelinstelling. Ze is aangemeld voor een
behandelplek. Wachtlijst. Ten tijde van verlengingszitting in januari
2004 verblijft ze nog steeds in de gesloten opvanginrichting. De
gezinsvoogd laat weten dat er hoop is op een plek in juni 2004 maar
zeker is ook dat niet. De eerste periode in de gesloten
opvanginrichting heeft het meisje goed gedaan. Ze is tot rust gekomen,
heeft inzicht gekregen in haar proble- matiek en raakte erg
gemotiveerd voor behandeling. Ten tijde van de verlengingszitting is
van die motivatie weinig meer over. Ze dreigt `weg te zakken' en
somberder te worden.
Iedereen is het erover eens dat alternatieven buiten een gesloten
instelling niet voorhanden zijn. Plaatsing in juni zou inhouden dat ze
meer dan een jaar zonder behandeling is ingesloten. Ook al zou
plaatsing in juni lukken, ze heeft dan nog maar een half jaar voor
behandeling want dan is ze 18 jaar.
***
Meisje, 14 jaar. April 2003 met civielrechtelijke machtiging
kinderrechter geplaatst in gesloten opvanginrichting.
Plaatsing noodzakelijk i.v.m. ernstige gedragsproblemen als gevolg van
multi-problematiek in gezinssituatie. Ze dreigde volledig te
ontsporen. De plaatsing heeft doorbraak geforceerd. Ze had baat bij de
gestructureerde leefsituatie, ging nadenken over zichzelf, kreeg weer
hoop voor de toekomst en hervond zelfvertrouwen. Uit het ingestelde
psychologisch en psychiatrisch onderzoek volgt advies behandeling in
besloten instelling. Ze wordt aangemeld voor besloten
behandelinstelling. Wachtlijst. Naarmate de tijd verstrijkt gaat ze
zich ongelukkig voelen (verlofmogelijkheden gesloten opvanginstelling
zodanig dat ze niet een keer naar huis kan), verliest ze motivatie
voor behandeling en voelt zich gestraft. De opvanginstelling waar ze
in afwachting van behandeling verblijft geeft ook aan dat ze hier niet
op haar plek is. In augustus 2003 schrijft ze de kinderrechter een
brief. Ze schrijft "Ik was het destijds eens met gesloten plaatsing
voor 3 maanden als time-out. Ik had dit nodig. Ik heb heel erg mijn
best gedaan en ben veel sterker geworden. Ik zit nog steeds niet in
een besloten behandelplek. Ik begrijp niet dat het allemaal zo lang
moet duren! Dat ik hier zit voel ik als een straf. Ik heb hier geen
verlof. Het is toch logisch dat een meisje van 14 met
ondertoezichtstelling die in een jeugdgevangenis zit aan de andere
kant van Nederland een keer naar huis wil. Als je 24 uur per dag in
een gevangenis zit 6 maanden lang word je gewoon gek!!!!!! Ik vind dat
jullie het niet kunnen maken mij nog langer hier te houden!! Kunt u
mij helpen, als u het in ieder geval maar begrijpt. Het gaat toch om
mijn leven, en ik wil zo niet verder. Ik heb vaak hoofdpijn en slaap
slecht, kortom het gaat gewoon allemaal slechter." Haar brief wordt
beschouwd als verzoek beëindiging machtiging gesloten plaatsing en in
september 2003 op zitting behandeld. De machtiging gesloten plaatsing
wordt, omdat er nog steeds geen vooruitzicht op doorplaatsing is,
verkort tot begin november 2003 met overweging dat binnen 2 maanden
moet worden doorgeplaatst danwel een alternatief verblijf gevonden.
Dat alternatief wordt gevonden door haar in een open instelling te
plaatsen begin november 2003. Ze is daar tot nu toe 3 keer weggelopen.
De gezinsvoogd hoopt dat het hierbij blijft.
***
Een meisje van 15/16 jaar met allerlei gedragsproblemen loopt van huis
weg en dreigt in de prostitutie terecht te komen. Ze is onbereikbaar.
Machtiging gesloten plaatsing dringend noodzakelijk en verleend. Geen
plaats. Eénmaal kort een plaats beschikbaar, maar meisje niet te
vinden en plaats weg. Vervolgens weer geen plaats. Meisje wordt enige
tijd later vermoord aangetroffen in kofferbak auto. Was aan de drugs
en in de prostitutie geraakt met dit trieste einde.
***
B. is geboren in 1987. Hij maakt deel uit van een groot gezin en vanaf
de geboorte is uithuisplaatsing meermalen nodig geweest, o.a. omdat
moeder het regelmatig tijdelijk niet meer zag zitten.
Na rondzwervingen langs diverse opvangcircuits en familieleden baart
de ontwikkeling van B. dermate grote zorgen - gaat niet meer naar
school, blijft nachten weg zonder enig inzicht te geven in waar hij
dan is of wat hij doet - plaatst de gezinsvoogd hem in april 2002 in
de gesloten Justitiële inrichting Den Heijacker om een
persoonlijkheidsonderzoek te laten verrichten. Hij is dan 14 jaar. Het
persoonlijkheidsonderzoek is in november klaar. B. wordt op de
wachtlijst voor de behandelinrichting De Sprengen geplaatst. Hij kan
daar in maart 2003, derhalve 11 maanden na opname, terecht. De
Sprengen wil/kan hem slechts opnemen met een machtiging gesloten
plaatsing omdat B. in Den Heijacker geen vrijheden heeft gehad zodat
eerst onderzocht moet worden hoe hij daarmee omgaat.
B. is civielrechtelijk geplaatst, er zijn geen noemenswaardige
politiecontacten, nooit een proces-verbaal gehad.
***
Jongen, geboren zomer 1987, zou in januari 2003 met zijn
(meerderjarige) zuster een ernstig zedendelict hebben gepleegd. Hij
wordt niet voorgeleid. Deze zaak komt eerst boven water als de
kinderrechter, tevens plv kantonrechter (n.b. kinderrechters doen hier
zelf alle leerplichtzaken) in oktober 2003 zijn leerplichtzaak krijgt
voorgelegd en de openstaande zedenzaak constateert.
Rond kerst 2003 dient de zedenzaak voor het eerst, en constateert de
kinderrechter dat:
1) de minderjarige al diverse crisisplaatsingen achter de rug heeft
die allen voortijdig zijn beëindigd;
2) de minderjarige thans weer thuis woont, samen met aangeefster;
3) ouders beamen dat ambulante (civiele) rapportage vanuit de Raad
voor de Kinderbescherming - hoewel meermalen toegezegd - nog steeds
niet is gestart en dus
4) de minderjarige thans, bijna een jaar na delict, nog steeds zonder
enige opvang/begeleiding/hulp thuis zit en evenmin naar school gaat.
Kinderrechter verwijst de zaak - in arren moede!- naar de
rechter-commissaris voor een persoonlijkheidsonderzoek en rapportage,
omdat de ambulante, civiele rapportage nog steeds niet is aangevangen
en het strafrechtelijk circuit, ondanks het tijdsverloop, toch sneller
zal gaan.....
ER IS NU AL EEN JAAR VERLOREN!
En voordat rapportage/ behandelplan/ eventuele plaatsing/
daadwerkelijke behandeling zal aanvangen zijn we máááánden
verder......
***
R. komt op 13 november 2002 op de strafzitting voor een aantal
brommerdiefstallen. Hij is dan net 16 jaar. Gedurende de acht maanden
voordat hij werd aangehouden woonde hij bij grootouders. Vanwege zijn
voor-geschiedenis, gedragsproblemen, verblijf in een medisch
kindertehuis, verblijf bij vader, verblijf bij moeder, verwijderd van
het speciaal onderwijs, verwijderd van twee verschillende
opvangprojecten, is een persoonlijk- heidsonderzoek verricht. Het
advies luidt: opname in Groot Emaus. Hij heeft een IQ van 66 (licht
verstandelijk gehandicapt niveau), heeft geen inzicht in de gevolgen
van zijn daden, is zeer impulsief, heeft een gebrekkige
gewetensfunctie, houdt zich slecht aan afspraken, kent geen
discipline, onverschillig, laat weinig emoties zien, heeft zeer
gebrekkige sociale vaardigheden en is zeer beïnvloedbaar. Omdat hij
nergens terecht kan (geen van beide ouders, noch grootouders kunnen
hem aan) wordt hij op 21 november 2002 via een ondertoezichtstelling
gesloten geplaatst in aansluiting op de voorlopige hechtenis. Hij
ervaart de gesloten plaatsing als prettig, vindt er rust en
veiligheid. Wordt aangemeld bij Groot Emaus. Er is een wachtlijst. Op
11 augustus 2003 wordt R. in afwachting van zijn plaatsing weer bij
grootouders geplaatst. Hij heeft dan ongeveer een jaar zonder
behandeling in een geslo- ten jeugdinrichting gezeten. Op 27 oktober
2003 wordt hij in Groot Emaus geplaatst. Hij is dan bijna 17 jaar.
***
V. staat onder toezicht. Gedragsproblemen, waaronder seksueel
overschrijdend gedrag bij twee halfzusjes. Is aangemeld voor
behandeling in Harreveld of Het Keerpunt. Is op 14 juli 2003 geplaatst
in de crisisopvang van Harreveld. Is dan net 14 jaar. Er vindt geen
behandeling plaats. Het wachten is op een plaats in een behandelgroep.
Op de laatste zitting is de crisisplaatsing verlengd tot april 2004.
Er is nog steeds geen zicht op plaatsing en dus behandeling.
***
M. is van feb. 96 tot april 99 opgenomen geweest in een
jeugdpsychiatrische kliniek en vervolgens in een medisch kindertehuis
geplaatst. Daar is hij door zijn moeder weggehaald in feb. 01. Hij is
dan 11 jaar. Na vijf maanden, waarin hij geen dagbesteding had (kon op
geen enkele school terecht) is hij weer naar een jeugdpsychiatrische
kliniek gegaan. Diagnose: ADHD en reactieve hechtingsstoornis. Is in
feb. 02 in een orthopedagogische setting geplaatst. Moet daar na 11
maanden weg i.v.m. vermoeden plegen seksueel misbruik. Is voor enkele
weken terug naar moeder gegaan. Is op 20 januari 2003 met een gesloten
machtiging opgenomen in de crisisopvang van Harreveld in afwachting
van plaatsing in een behandelgroep. Is in oktober 2003 nog steeds niet
geplaatst. Hij is inmiddels 14,5 jaar.
***
Verhaal gesloten plaatsing
Meisje zit sinds december 2002 gesloten geplaatst. Komt uit Iranees
gezin waarvan de vader en de moeder gescheiden leven. Oudere broer
deelt de lakens uit. Er was gespecialiseerde gezinszorg, maar broer
heeft die gezinszorg zo bedreigd dat die niet meer binnen durft te
komen.
Meisje houdt zich niet aan de stringente regels van het gezin. Meisje
gaat om met risicovolle jongeren. Meisje is ernstig getraumatiseerd
door haar verleden. Zij heeft o.a. haar zus zelfmoord zien plegen door
middel van verbranding. Broer bedreigt meisje met de dood. Deze
dreiging dient zeer serieus genomen te worden. Meisje kan dus beslist
niet naar huis.
In april 2003 is het persoonlijkheidsonderzoek klaar. Het meisje moet
naar een behandelplek. Er wordt voor drie maanden verlenging gesloten
plaatsing gevraagd.
In september wordt opnieuw verlenging gesloten gevraagd. Het meisje
wordt telefonisch gehoord omdat ze niet naar de zitting durft te komen
uit angst voor haar vader en haar broer. Aan de telefoon blijkt dat
het meisje het erg moeilijk heeft binnen de gesloten instelling. Zij
mist haar familie vreselijk, maar ze kan nergens heen. Zij wil erg
graag behandeld worden.
De kinderrechter geeft wederom een machtiging gesloten plaatsing met
de kanttekening dat het niet zo kan zijn dat minderjarigen almaar
gesloten worden geplaatst omdat doorplaatsing niet mogelijk.
Als in december blijkt dat de gezinsvoogd weer verlenging gaat vragen
omdat er pas in mei 2004 plek elders is, is voor het meisje de maat
vol. Ze loopt weg. Nog steeds is ze niet teruggevonden. Vermoed wordt
dat ze in de prostitutie is terechtgekomen. Of ze is toch naar huis
teruggekeerd? Misschien vermoord?
Vader wijst op zitting met een beschuldigende vinger naar mij. Wij
moesten toch zo nodig haar uithuisplaatsen?
Als kinderrechter schaam ik mij diep over het falen van de
hulpverlening.
***
De kinderrechter schrijft op 30 december 2003 aan het Hoofd DJI:
Hierbij wil ik uw aandacht vragen voor een bijzonder probleem, dat
tegelijkertijd illustratief is voor problematiek rond de gesloten
plaatsing van jongeren.
Het betreft X, oud 15 jaar thans preventief gehecht sinds 20 augustus
2003, zulks wegens het plegen van enkele straatroven onder druk c.q.
invloed van oudere personen. Hij is op grond van zijn geestvermogens
en opvoedingsomstandigheden verminderd toerekeningsvatbaar. Tot voor
veertien dagen zat hij in de Ley in Vught, en is vandaar om mij niet
bekende redenen overgeplaatst naar Den Heyacker in Breda. (Een
overplaatsing waar zijn ouders niet formeel van op de hoogte werden
gesteld, maar dat terzijde).
Zijn strafzaak werd op zitting van 26 november j.l. behandeld en
aangehouden tot vandaag, 30 december 2003, teneinde de Raad voor de
Kinderbescherming in de gelegenheid te stellen alsnog haar plan tot
ondertoezicht- stelling en uithuisplaatsing in een gesloten inrichting
ten uitvoer te laten brengen, zulks met benoeming van de William
Schrikkerstiching tot GVI (Gezinsvoogdij-instelling) en plaatsing in
Groot Emaus. Dit in overeenstemming met het advies van de
FPD-psycholoog (Forensisch psychiatrische dienst).
Op 26 november stemde de WS-stichting in met een
ondertoezichtstelling-opdracht. Het LCIG Brabant /Zuid-Oost
(Indicatie-orgaan) gaf inmiddels op 11 december een indicatiebesluit
af voor verblijfsbehandeling met als "Voorkeur zorgaanbieder" Groot
Emaus. Daarmee lijken enkele formele hobbels in ieder geval genomen.
Met name uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming over de
"gezinsomstandigheden" van betrokkene blijkt zonneklaar, dat deze
jongen absoluut niet naar huis kan. Dan gebeuren er domweg ongelukken.
Anderzijds moet vastgesteld, dat de strafrechtelijke koek op is. Dat
houdt in, dat voortzetting van gesloten opvang - die door iedereen in
het belang van kind en maatschappij noodzakelijk wordt geoordeeld -
fatsoenshalve alleen in het civiele kader kan worden gerealiseerd. Op
een bij-plaatsing is door openbaar ministerie en rechter commissaris
niet gekoerst, daar was ook onvoldoende strafrechtelijke indicatie
voor lijkt mij.
Ik heb vandaag een ots uitgesproken en de beslissing in de strafzaak
en op het verzoek tot machtiging gesloten uithuisplaatsing bepaald op
14 dagen.
De strafrechtelijke beslissing is op zichzelf eenvoudig: een straf
ongeveer gelijk aan het voorarrest. Op zich is ook het afgeven van een
daarbij aansluitende machtiging gesloten plaatsing formeel geen punt.
Echter, raadsman en ouders willen zekerheid over de aanvang van
behandeling en ook ikzelf wens geen blanco volmacht te geven voor
onbeperkt verblijf in een opvanginrichting aan iemand die dringend
behandeling nodig heeft in een gespecialiseerd instituut op
AWBZ-indicatie en inmiddels al ruim vier maanden in de gesloten opvang
heeft doorgebracht. Nog daargelaten de psychische schade die deze
onzekerheid voor de persoon in kwestie zelf met zich meebrengt.
M.a.w. ik zou graag van u binnen de mij gegeven 14 dagen vernemen op
welke datum betrokkene in Groot Emaus terecht kan.
Telefonische reactie op 12 januari: wij kunnen vanuit het Ministerie
niets voor U betekenen.
De kinderrechter geeft een machtiging tot gesloten plaatsing af
overwegende:
Blijkens het - mede in het kader van een tegen de minderjarige
aanhangige strafzaak - opgemaakt advies is er sprake van ernstige
gedragsproblemen die een behandeling in een, in eerste instantie,
beperkt beveiligde orthopedagogische setting geïndiceerd doen zijn.
Voorts staat vast dat de minderjarige zeker niet naar huis kan. Dat
levert ernstig gevaar voor recidive op en is desastreus voor zijn
ontwikkeling.
Te voorzien is evenwel, dat er binnen afzienbare termijn geen
behandelplaats die voldoet aan de criteria die zijn aangegeven
voorhanden zal zijn. Anderzijds heeft de minderjarige, die reeds ruim
vijf maanden in voorarrest heeft doorgebracht en wiens straftijd er
binnenkort op zit, er recht op dat hem een spoedig uitzicht op
behandeling wordt geboden.
Deze situatie maakt het noodzakelijk in het belang van de minderjarige
een machtiging tot gesloten plaatsing zoals door de raad verzocht af
te geven De kinderechter zal de machtiging evenwel beperken tot een
termijn van drie maanden, binnen welke termijn in ieder geval moet
komen vast staan wanneer een behandeling als geadviseerd kan
aanvangen.
***
Op 25 maart 2003 is de toen 14-jarige A. voorlopig onder toezicht
gesteld en voorlopig geplaatst in een gesloten opvanginrichting,
wegens zeer ernstige gedragsproblemen.
Na plaatsing in de gesloten inrichting wordt door de gezinsvoogdes
daar besproken dat psychiatrisch onderzoek nodig lijkt en wel liefst
voor de datum behandeling definitieve ondertoezichtstelling eind juni
2003. De inrichting bericht haar dat daar door hen niet aan kan worden
voldaan wegens capaciteitsproblemen.
Vervolgens neemt de gezinsvoogdes contact op het FORA
(onderzoeksinstituut voor jeugdzorg) met het verzoek psychiatrisch
onderzoek te verrichten voor eind juni 2003.
Fora bericht dat dat niet mogelijk is gezien de wachtlijst bij FORA.
Wel is het mogelijk een psychologisch onderzoek uit te voeren waarbij
onder andere de MMPI-A (type psychologische test) wordt afgenomen.
Na overleg verzoekt de gezinsvoogdes FORA dit psychologisch onderzoek
te verrichten en formuleert daarbij onderzoeksvragen. De aanvraag voor
het onderzoek blijft twee weken bij de administratie van FORA liggen
gezien de onderbezetting daar door ziekte en vakantie.
Tijdens de behandeling van de ondertoezichtstelling en machtiging
uithuisplaatsing op 25 juni 2003 is het conceptrapport klaar. Kort
gezegd is de conclusie dat plaatsing in een behandelingssetting
noodzakelijk is, waarbij binnen de behandeling de mogelijkheid tot
psychiatrisch consult en participatie aangewezen lijkt. De
behandelsetting behoeft niet perse gesloten te zijn. A. verblijft op
dat moment nog steeds in de gesloten opvanginrichting, een situatie
die zij zelf niet eens zo onplezierig vindt, omdat zij zich daar
veilig en relatief plezierig voelt. De gezinsvoogdes deelt mee dat
plaatsing in de Otto Gerhard Heldringstichting gewenst is, doch dat
daar op dat moment geen plaats is. In afwachting van plaatsing wordt
de machtiging gesloten plaatsing verlengd.
Op 8 januari 2004 ontvangt de rechtbank een verzoek tot machtiging
uithuisplaatsing gedurende dag en nacht. Dan blijkt dat de zoektocht
naar een behandelsetting nog niet tot werkelijke plaatsing heeft
geleid. De plaatsing in de gesloten opvanginrichting is op 18 december
2003 door het Ministerie van Justitie beëindigd, zonder dat er een
plaats in een open of besloten behandelsetting voor A. voorhanden was.
Ze staat op de wachtlijst van twee instellingen. Uiteindelijk is
gekozen voor deze instellingen omdat de Heldringstichting ver van huis
was en een aanzienlijke wachttijd kende. Helaas was daarbij kennelijk
niet voorzien dat de wachtperiode bij de andere instellingen ook zeer
langdurig is.
Na de beëindiging van de gesloten plaatsing is gekozen voor
terugplaatsing bij de moeder in afwachting van de behandelsetting.
Deze keuze werd onder andere gemaakt omdat plaatsing in een reguliere
leefgroep gezien haar problematiek niet mogelijk wordt geacht. Thuis
is het weer volledig misgelopen.
De nu 15-jarige A. pendelt nu heen en weer tussen crisisopvang voor
een aantal weken en de nachtopvang.
***