Actueel


Bron: Raad voor de rechtspraak 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 10-02-2004

Den Haag, 10 februari 2004

MANIFEST

Kinderrechters in Nederland luiden de noodklok

De randvoorwaarden voor gezonde opvoeding in onze complexe maatschappij zijn ver onder de maat

De kinderrechters in Nederland maken zich ernstig zorgen over de gebrekkige mogelijkheden in de Jeugdzorg en delen de daaruit voortkomende maatschappelijke onrust. Wachtlijsten bij de bureaus Jeugdzorg en Algemene Meldpunten Kindermishandeling, noodkreten van schoolleiders over het ontbreken van opvang voor onhandelbare scholieren, gebrek aan budget in de pleegzorg, steeds jongere veelplegers, het zijn thema's waarvoor de publieke opinie voortdurend en terecht aandacht vraagt.

Meer behandelplaatsen

Maar er is ook een heel concreet probleem dat de kinderrechters dagelijks bezig houdt. De overheid is de laatste jaren bezig met een forse uitbreiding van de gesloten opvangcapaciteit voor jeugdigen (de bouw van jeugdgevangenissen) voor zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk te plaatsen jongeren. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt echter dat 80% van degenen die daar verblijven intensieve en gespecialiseerde vormen van behandeling nodig hebben, willen zij in de toekomst enige kans hebben in de samenleving. De uitbreiding van behandelplaatsen en zeker die van gespecialiseerde behandelplaatsen blijft echter achter, met als gevolg ellenlange wachttijden voor overplaatsing van een opvang- naar een behandelinstituut. (In de bijlagen enkele voorbeelden).

Bezuinigingen

Ook zeer intensieve vormen van hulp in de eigen omgeving, die mogelijk een alternatief kunnen zijn voor gesloten plaatsing, komen niet van de grond. Dat is vooral voor civielrechtelijk geplaatste jongeren en hun ouders onverteerbaar en voor het publiek onbegrijpelijk. Zoals het ook onbegrijpelijk is dat de weinige gesloten behandelinstituten die er zijn, zo'n 30% van hun budget moeten inleveren.

Het gaat vooral om jongeren tussen de 10 en 15 jaar met forse gedragsproblemen, dikwijls licht verstandelijke gehandicapt of afkomstig uit onder hoge druk staande gezinnen. Het gaat om jongeren met bijvoorbeeld hechtingsstoornissen, seksuele ontwikkelingsproblemen en om jonge meisjes die weglopen van huis en in loverboycircuits en prostitutie verstrikt zijn of dreigen te raken.

Investeren met het oog op de toekomst

De kinderrechters zijn van oordeel dat de mogelijkheden van instellingen van geestelijke gezondheidszorg voor jongeren met dit type psychische- en gedragsmoeilijkheden volstrekt ontoereikend zijn. Mede op grond van gebrekkige regelgeving wordt in de jeugd-GGZ - zij het veelal met veel vertraging - met de hoogste graad van specialisatie gewerkt aan de lichtste gevallen, terwijl de zwaardere problematiek geheel aan justitiële inrichtingen wordt doorgegeven. Voorts is er te weinig aandacht voor preventie in de basisschoolleeftijd. Dat is immers de leeftijd waarop gedragsproblemen zich ontwikkelen en openbaren. De risico's worden dan onvoldoende onderkend.
De huidige roep om platte repressie, voortkomend uit het gevoel dat de problemen ons allemaal tegelijk boven het hoofd groeien, is verontrustend. Mits goed en tijdig ondersteund en begeleid moet er ook van onze moeilijkere kinderen nog iets te maken zijn. Maar dat vraagt natuurlijk wel om meer mensen en middelen voor vroeg en intensief ingrijpen, terwijl het rendement daarvan pas later zal blijken. Als we niet bereid zijn daarin te investeren, kennen we Nederland over tien jaar niet meer terug.

De kinderrechters in Nederland roepen daarom de ministers van Justitie, Volksgezondheid en Onderwijs op om in een gezamenlijke inspanning, met een gericht budget kinderen in alle opzichten een betere bescherming te bieden en tenminste een aantal hiervoor geduide knelpunten spoedig op te lossen.

De Werkgroep Kinderrechters van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak

Namens deze
Mr. F.A. van der Reijt, voorzitter

Bijlage
Enkele voorbeelden uit de dagelijkse praktijk

Meisje, net 17 jaar, toen ze vier was geadopteerd vanuit buitenland. Ernstig beschadigd sociaal-emotioneel. Vanaf 10e jaar toenemende gedragsproblemen: randcrimineel, stelen, dreigen met geweld, gebruik alcohol en drugs. Plaatsingen in crisisgroep, leefgroep, pleeggezin, orthopedagogische instelling, crisisgroep mislukt. Ze liep steeds na korte tijd weg en hield zich niet aan afspraken. Steeds terugval in drugsgebruik, ook intensiever drugsgebruik. Ze werd depressief en dreigde serieus met zelfmoord. Ze weigerde elke hulpverlening of onderzoek. Daarom is ze april 2003 met een civielrechtelijke machtiging van de kinderrechter in een gesloten opvanginrichting geplaatst. Psychologisch en psychiatrisch onderzoek volgt. Hieruit blijkt dat ze contact anderen en hulp afhoudt als gevolg van ernstige hechtingsproblematiek. Geadviseerd wordt behandeling in gesloten orthopedagogische behandelinstelling. Ze is aangemeld voor een behandelplek. Wachtlijst. Ten tijde van verlengingszitting in januari 2004 verblijft ze nog steeds in de gesloten opvanginrichting. De gezinsvoogd laat weten dat er hoop is op een plek in juni 2004 maar zeker is ook dat niet. De eerste periode in de gesloten opvanginrichting heeft het meisje goed gedaan. Ze is tot rust gekomen, heeft inzicht gekregen in haar proble- matiek en raakte erg gemotiveerd voor behandeling. Ten tijde van de verlengingszitting is van die motivatie weinig meer over. Ze dreigt `weg te zakken' en somberder te worden.
Iedereen is het erover eens dat alternatieven buiten een gesloten instelling niet voorhanden zijn. Plaatsing in juni zou inhouden dat ze meer dan een jaar zonder behandeling is ingesloten. Ook al zou plaatsing in juni lukken, ze heeft dan nog maar een half jaar voor behandeling want dan is ze 18 jaar.


***

Meisje, 14 jaar. April 2003 met civielrechtelijke machtiging kinderrechter geplaatst in gesloten opvanginrichting. Plaatsing noodzakelijk i.v.m. ernstige gedragsproblemen als gevolg van multi-problematiek in gezinssituatie. Ze dreigde volledig te ontsporen. De plaatsing heeft doorbraak geforceerd. Ze had baat bij de gestructureerde leefsituatie, ging nadenken over zichzelf, kreeg weer hoop voor de toekomst en hervond zelfvertrouwen. Uit het ingestelde psychologisch en psychiatrisch onderzoek volgt advies behandeling in besloten instelling. Ze wordt aangemeld voor besloten behandelinstelling. Wachtlijst. Naarmate de tijd verstrijkt gaat ze zich ongelukkig voelen (verlofmogelijkheden gesloten opvanginstelling zodanig dat ze niet een keer naar huis kan), verliest ze motivatie voor behandeling en voelt zich gestraft. De opvanginstelling waar ze in afwachting van behandeling verblijft geeft ook aan dat ze hier niet op haar plek is. In augustus 2003 schrijft ze de kinderrechter een brief. Ze schrijft "Ik was het destijds eens met gesloten plaatsing voor 3 maanden als time-out. Ik had dit nodig. Ik heb heel erg mijn best gedaan en ben veel sterker geworden. Ik zit nog steeds niet in een besloten behandelplek. Ik begrijp niet dat het allemaal zo lang moet duren! Dat ik hier zit voel ik als een straf. Ik heb hier geen verlof. Het is toch logisch dat een meisje van 14 met ondertoezichtstelling die in een jeugdgevangenis zit aan de andere kant van Nederland een keer naar huis wil. Als je 24 uur per dag in een gevangenis zit 6 maanden lang word je gewoon gek!!!!!! Ik vind dat jullie het niet kunnen maken mij nog langer hier te houden!! Kunt u mij helpen, als u het in ieder geval maar begrijpt. Het gaat toch om mijn leven, en ik wil zo niet verder. Ik heb vaak hoofdpijn en slaap slecht, kortom het gaat gewoon allemaal slechter." Haar brief wordt beschouwd als verzoek beëindiging machtiging gesloten plaatsing en in september 2003 op zitting behandeld. De machtiging gesloten plaatsing wordt, omdat er nog steeds geen vooruitzicht op doorplaatsing is, verkort tot begin november 2003 met overweging dat binnen 2 maanden moet worden doorgeplaatst danwel een alternatief verblijf gevonden. Dat alternatief wordt gevonden door haar in een open instelling te plaatsen begin november 2003. Ze is daar tot nu toe 3 keer weggelopen. De gezinsvoogd hoopt dat het hierbij blijft.


***

Een meisje van 15/16 jaar met allerlei gedragsproblemen loopt van huis weg en dreigt in de prostitutie terecht te komen. Ze is onbereikbaar. Machtiging gesloten plaatsing dringend noodzakelijk en verleend. Geen plaats. Eénmaal kort een plaats beschikbaar, maar meisje niet te vinden en plaats weg. Vervolgens weer geen plaats. Meisje wordt enige tijd later vermoord aangetroffen in kofferbak auto. Was aan de drugs en in de prostitutie geraakt met dit trieste einde.


***

B. is geboren in 1987. Hij maakt deel uit van een groot gezin en vanaf de geboorte is uithuisplaatsing meermalen nodig geweest, o.a. omdat moeder het regelmatig tijdelijk niet meer zag zitten. Na rondzwervingen langs diverse opvangcircuits en familieleden baart de ontwikkeling van B. dermate grote zorgen - gaat niet meer naar school, blijft nachten weg zonder enig inzicht te geven in waar hij dan is of wat hij doet - plaatst de gezinsvoogd hem in april 2002 in de gesloten Justitiële inrichting Den Heijacker om een persoonlijkheidsonderzoek te laten verrichten. Hij is dan 14 jaar. Het persoonlijkheidsonderzoek is in november klaar. B. wordt op de wachtlijst voor de behandelinrichting De Sprengen geplaatst. Hij kan daar in maart 2003, derhalve 11 maanden na opname, terecht. De Sprengen wil/kan hem slechts opnemen met een machtiging gesloten plaatsing omdat B. in Den Heijacker geen vrijheden heeft gehad zodat eerst onderzocht moet worden hoe hij daarmee omgaat. B. is civielrechtelijk geplaatst, er zijn geen noemenswaardige politiecontacten, nooit een proces-verbaal gehad.


***

Jongen, geboren zomer 1987, zou in januari 2003 met zijn (meerderjarige) zuster een ernstig zedendelict hebben gepleegd. Hij wordt niet voorgeleid. Deze zaak komt eerst boven water als de kinderrechter, tevens plv kantonrechter (n.b. kinderrechters doen hier zelf alle leerplichtzaken) in oktober 2003 zijn leerplichtzaak krijgt voorgelegd en de openstaande zedenzaak constateert.

Rond kerst 2003 dient de zedenzaak voor het eerst, en constateert de kinderrechter dat:

1) de minderjarige al diverse crisisplaatsingen achter de rug heeft die allen voortijdig zijn beëindigd;

2) de minderjarige thans weer thuis woont, samen met aangeefster;
3) ouders beamen dat ambulante (civiele) rapportage vanuit de Raad voor de Kinderbescherming - hoewel meermalen toegezegd - nog steeds niet is gestart en dus

4) de minderjarige thans, bijna een jaar na delict, nog steeds zonder enige opvang/begeleiding/hulp thuis zit en evenmin naar school gaat.

Kinderrechter verwijst de zaak - in arren moede!- naar de rechter-commissaris voor een persoonlijkheidsonderzoek en rapportage, omdat de ambulante, civiele rapportage nog steeds niet is aangevangen en het strafrechtelijk circuit, ondanks het tijdsverloop, toch sneller zal gaan.....
ER IS NU AL EEN JAAR VERLOREN!
En voordat rapportage/ behandelplan/ eventuele plaatsing/ daadwerkelijke behandeling zal aanvangen zijn we máááánden verder......


***

R. komt op 13 november 2002 op de strafzitting voor een aantal brommerdiefstallen. Hij is dan net 16 jaar. Gedurende de acht maanden voordat hij werd aangehouden woonde hij bij grootouders. Vanwege zijn voor-geschiedenis, gedragsproblemen, verblijf in een medisch kindertehuis, verblijf bij vader, verblijf bij moeder, verwijderd van het speciaal onderwijs, verwijderd van twee verschillende opvangprojecten, is een persoonlijk- heidsonderzoek verricht. Het advies luidt: opname in Groot Emaus. Hij heeft een IQ van 66 (licht verstandelijk gehandicapt niveau), heeft geen inzicht in de gevolgen van zijn daden, is zeer impulsief, heeft een gebrekkige gewetensfunctie, houdt zich slecht aan afspraken, kent geen discipline, onverschillig, laat weinig emoties zien, heeft zeer gebrekkige sociale vaardigheden en is zeer beïnvloedbaar. Omdat hij nergens terecht kan (geen van beide ouders, noch grootouders kunnen hem aan) wordt hij op 21 november 2002 via een ondertoezichtstelling gesloten geplaatst in aansluiting op de voorlopige hechtenis. Hij ervaart de gesloten plaatsing als prettig, vindt er rust en veiligheid. Wordt aangemeld bij Groot Emaus. Er is een wachtlijst. Op 11 augustus 2003 wordt R. in afwachting van zijn plaatsing weer bij grootouders geplaatst. Hij heeft dan ongeveer een jaar zonder behandeling in een geslo- ten jeugdinrichting gezeten. Op 27 oktober 2003 wordt hij in Groot Emaus geplaatst. Hij is dan bijna 17 jaar.


***

V. staat onder toezicht. Gedragsproblemen, waaronder seksueel overschrijdend gedrag bij twee halfzusjes. Is aangemeld voor behandeling in Harreveld of Het Keerpunt. Is op 14 juli 2003 geplaatst in de crisisopvang van Harreveld. Is dan net 14 jaar. Er vindt geen behandeling plaats. Het wachten is op een plaats in een behandelgroep. Op de laatste zitting is de crisisplaatsing verlengd tot april 2004. Er is nog steeds geen zicht op plaatsing en dus behandeling.


***

M. is van feb. 96 tot april 99 opgenomen geweest in een jeugdpsychiatrische kliniek en vervolgens in een medisch kindertehuis geplaatst. Daar is hij door zijn moeder weggehaald in feb. 01. Hij is dan 11 jaar. Na vijf maanden, waarin hij geen dagbesteding had (kon op geen enkele school terecht) is hij weer naar een jeugdpsychiatrische kliniek gegaan. Diagnose: ADHD en reactieve hechtingsstoornis. Is in feb. 02 in een orthopedagogische setting geplaatst. Moet daar na 11 maanden weg i.v.m. vermoeden plegen seksueel misbruik. Is voor enkele weken terug naar moeder gegaan. Is op 20 januari 2003 met een gesloten machtiging opgenomen in de crisisopvang van Harreveld in afwachting van plaatsing in een behandelgroep. Is in oktober 2003 nog steeds niet geplaatst. Hij is inmiddels 14,5 jaar.


***

Verhaal gesloten plaatsing
Meisje zit sinds december 2002 gesloten geplaatst. Komt uit Iranees gezin waarvan de vader en de moeder gescheiden leven. Oudere broer deelt de lakens uit. Er was gespecialiseerde gezinszorg, maar broer heeft die gezinszorg zo bedreigd dat die niet meer binnen durft te komen.
Meisje houdt zich niet aan de stringente regels van het gezin. Meisje gaat om met risicovolle jongeren. Meisje is ernstig getraumatiseerd door haar verleden. Zij heeft o.a. haar zus zelfmoord zien plegen door middel van verbranding. Broer bedreigt meisje met de dood. Deze dreiging dient zeer serieus genomen te worden. Meisje kan dus beslist niet naar huis.
In april 2003 is het persoonlijkheidsonderzoek klaar. Het meisje moet naar een behandelplek. Er wordt voor drie maanden verlenging gesloten plaatsing gevraagd.
In september wordt opnieuw verlenging gesloten gevraagd. Het meisje wordt telefonisch gehoord omdat ze niet naar de zitting durft te komen uit angst voor haar vader en haar broer. Aan de telefoon blijkt dat het meisje het erg moeilijk heeft binnen de gesloten instelling. Zij mist haar familie vreselijk, maar ze kan nergens heen. Zij wil erg graag behandeld worden.
De kinderrechter geeft wederom een machtiging gesloten plaatsing met de kanttekening dat het niet zo kan zijn dat minderjarigen almaar gesloten worden geplaatst omdat doorplaatsing niet mogelijk. Als in december blijkt dat de gezinsvoogd weer verlenging gaat vragen omdat er pas in mei 2004 plek elders is, is voor het meisje de maat vol. Ze loopt weg. Nog steeds is ze niet teruggevonden. Vermoed wordt dat ze in de prostitutie is terechtgekomen. Of ze is toch naar huis teruggekeerd? Misschien vermoord?

Vader wijst op zitting met een beschuldigende vinger naar mij. Wij moesten toch zo nodig haar uithuisplaatsen?
Als kinderrechter schaam ik mij diep over het falen van de hulpverlening.


***

De kinderrechter schrijft op 30 december 2003 aan het Hoofd DJI:

Hierbij wil ik uw aandacht vragen voor een bijzonder probleem, dat tegelijkertijd illustratief is voor problematiek rond de gesloten plaatsing van jongeren.

Het betreft X, oud 15 jaar thans preventief gehecht sinds 20 augustus 2003, zulks wegens het plegen van enkele straatroven onder druk c.q. invloed van oudere personen. Hij is op grond van zijn geestvermogens en opvoedingsomstandigheden verminderd toerekeningsvatbaar. Tot voor veertien dagen zat hij in de Ley in Vught, en is vandaar om mij niet bekende redenen overgeplaatst naar Den Heyacker in Breda. (Een overplaatsing waar zijn ouders niet formeel van op de hoogte werden gesteld, maar dat terzijde).
Zijn strafzaak werd op zitting van 26 november j.l. behandeld en aangehouden tot vandaag, 30 december 2003, teneinde de Raad voor de Kinderbescherming in de gelegenheid te stellen alsnog haar plan tot ondertoezicht- stelling en uithuisplaatsing in een gesloten inrichting ten uitvoer te laten brengen, zulks met benoeming van de William Schrikkerstiching tot GVI (Gezinsvoogdij-instelling) en plaatsing in Groot Emaus. Dit in overeenstemming met het advies van de FPD-psycholoog (Forensisch psychiatrische dienst). Op 26 november stemde de WS-stichting in met een ondertoezichtstelling-opdracht. Het LCIG Brabant /Zuid-Oost (Indicatie-orgaan) gaf inmiddels op 11 december een indicatiebesluit af voor verblijfsbehandeling met als "Voorkeur zorgaanbieder" Groot Emaus. Daarmee lijken enkele formele hobbels in ieder geval genomen. Met name uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming over de "gezinsomstandigheden" van betrokkene blijkt zonneklaar, dat deze jongen absoluut niet naar huis kan. Dan gebeuren er domweg ongelukken. Anderzijds moet vastgesteld, dat de strafrechtelijke koek op is. Dat houdt in, dat voortzetting van gesloten opvang - die door iedereen in het belang van kind en maatschappij noodzakelijk wordt geoordeeld - fatsoenshalve alleen in het civiele kader kan worden gerealiseerd. Op een bij-plaatsing is door openbaar ministerie en rechter commissaris niet gekoerst, daar was ook onvoldoende strafrechtelijke indicatie voor lijkt mij.
Ik heb vandaag een ots uitgesproken en de beslissing in de strafzaak en op het verzoek tot machtiging gesloten uithuisplaatsing bepaald op 14 dagen.
De strafrechtelijke beslissing is op zichzelf eenvoudig: een straf ongeveer gelijk aan het voorarrest. Op zich is ook het afgeven van een daarbij aansluitende machtiging gesloten plaatsing formeel geen punt. Echter, raadsman en ouders willen zekerheid over de aanvang van behandeling en ook ikzelf wens geen blanco volmacht te geven voor onbeperkt verblijf in een opvanginrichting aan iemand die dringend behandeling nodig heeft in een gespecialiseerd instituut op AWBZ-indicatie en inmiddels al ruim vier maanden in de gesloten opvang heeft doorgebracht. Nog daargelaten de psychische schade die deze onzekerheid voor de persoon in kwestie zelf met zich meebrengt. M.a.w. ik zou graag van u binnen de mij gegeven 14 dagen vernemen op welke datum betrokkene in Groot Emaus terecht kan.

Telefonische reactie op 12 januari: wij kunnen vanuit het Ministerie niets voor U betekenen.

De kinderrechter geeft een machtiging tot gesloten plaatsing af overwegende:

Blijkens het - mede in het kader van een tegen de minderjarige aanhangige strafzaak - opgemaakt advies is er sprake van ernstige gedragsproblemen die een behandeling in een, in eerste instantie, beperkt beveiligde orthopedagogische setting geïndiceerd doen zijn. Voorts staat vast dat de minderjarige zeker niet naar huis kan. Dat levert ernstig gevaar voor recidive op en is desastreus voor zijn ontwikkeling.
Te voorzien is evenwel, dat er binnen afzienbare termijn geen behandelplaats die voldoet aan de criteria die zijn aangegeven voorhanden zal zijn. Anderzijds heeft de minderjarige, die reeds ruim vijf maanden in voorarrest heeft doorgebracht en wiens straftijd er binnenkort op zit, er recht op dat hem een spoedig uitzicht op behandeling wordt geboden.
Deze situatie maakt het noodzakelijk in het belang van de minderjarige een machtiging tot gesloten plaatsing zoals door de raad verzocht af te geven De kinderechter zal de machtiging evenwel beperken tot een termijn van drie maanden, binnen welke termijn in ieder geval moet komen vast staan wanneer een behandeling als geadviseerd kan aanvangen.


***

Op 25 maart 2003 is de toen 14-jarige A. voorlopig onder toezicht gesteld en voorlopig geplaatst in een gesloten opvanginrichting, wegens zeer ernstige gedragsproblemen.

Na plaatsing in de gesloten inrichting wordt door de gezinsvoogdes daar besproken dat psychiatrisch onderzoek nodig lijkt en wel liefst voor de datum behandeling definitieve ondertoezichtstelling eind juni 2003. De inrichting bericht haar dat daar door hen niet aan kan worden voldaan wegens capaciteitsproblemen.

Vervolgens neemt de gezinsvoogdes contact op het FORA (onderzoeksinstituut voor jeugdzorg) met het verzoek psychiatrisch onderzoek te verrichten voor eind juni 2003.
Fora bericht dat dat niet mogelijk is gezien de wachtlijst bij FORA. Wel is het mogelijk een psychologisch onderzoek uit te voeren waarbij onder andere de MMPI-A (type psychologische test) wordt afgenomen.

Na overleg verzoekt de gezinsvoogdes FORA dit psychologisch onderzoek te verrichten en formuleert daarbij onderzoeksvragen. De aanvraag voor het onderzoek blijft twee weken bij de administratie van FORA liggen gezien de onderbezetting daar door ziekte en vakantie.

Tijdens de behandeling van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing op 25 juni 2003 is het conceptrapport klaar. Kort gezegd is de conclusie dat plaatsing in een behandelingssetting noodzakelijk is, waarbij binnen de behandeling de mogelijkheid tot psychiatrisch consult en participatie aangewezen lijkt. De behandelsetting behoeft niet perse gesloten te zijn. A. verblijft op dat moment nog steeds in de gesloten opvanginrichting, een situatie die zij zelf niet eens zo onplezierig vindt, omdat zij zich daar veilig en relatief plezierig voelt. De gezinsvoogdes deelt mee dat plaatsing in de Otto Gerhard Heldringstichting gewenst is, doch dat daar op dat moment geen plaats is. In afwachting van plaatsing wordt de machtiging gesloten plaatsing verlengd.

Op 8 januari 2004 ontvangt de rechtbank een verzoek tot machtiging uithuisplaatsing gedurende dag en nacht. Dan blijkt dat de zoektocht naar een behandelsetting nog niet tot werkelijke plaatsing heeft geleid. De plaatsing in de gesloten opvanginrichting is op 18 december 2003 door het Ministerie van Justitie beëindigd, zonder dat er een plaats in een open of besloten behandelsetting voor A. voorhanden was. Ze staat op de wachtlijst van twee instellingen. Uiteindelijk is gekozen voor deze instellingen omdat de Heldringstichting ver van huis was en een aanzienlijke wachttijd kende. Helaas was daarbij kennelijk niet voorzien dat de wachtperiode bij de andere instellingen ook zeer langdurig is.

Na de beëindiging van de gesloten plaatsing is gekozen voor terugplaatsing bij de moeder in afwachting van de behandelsetting. Deze keuze werd onder andere gemaakt omdat plaatsing in een reguliere leefgroep gezien haar problematiek niet mogelijk wordt geacht. Thuis is het weer volledig misgelopen.

De nu 15-jarige A. pendelt nu heen en weer tussen crisisopvang voor een aantal weken en de nachtopvang.


***