Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
JZ/2004/767
datum
10-02-2004

onderwerp

Brief LNV inzake pacht en melkquotum

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Inleiding Tijdens de Algemeen Overleggen over melklease die ik vorig jaar diverse malen met de leden van de vaste commissie voor Landbouw, natuur en voedselkwaliteit voerde, vroegen enkele leden van de vaste commissie mij te onderzoeken in hoeverre er goede redenen zijn de 50/50 verdeling tussen pachter en verpachter te herzien. Aanleiding voor de vraag is in feite de constatering dat een pachter, die tot nu toe gewoon is zijn melkquotum voor 100% te verhuren, per 1 april aanstaande voor de keuze komt te staan zelf weer te gaan melken of definitief te stoppen. In het laatste geval geldt, dat als er geen afspraak tussen partijen is en indien het melkquotum samenhangt met gepachte grond of een gepacht melkveebedrijf, de pachter zulk melkquotum bij het verstrijken van de pachtovereenkomst samen met de grond of het bedrijf aan de verpachter moet overdragen. Daar staat tegenover dat de pachter recht heeft op vergoeding van de helft van de waarde van het quotum.

datum
10-02-2004

kenmerk
JZ/2004/767

bijlage

Constateringen vooraf
Ik realiseer mij dat de vraag over de verdelingsmaatstaf samenhangt met het einde van de totaalverhuur en de soms jarenlange verbondenheid van een pachter met 'zijn' quotum. Vooraf twee feitelijke constateringen:
1. Voor verhuur van melkquotum is pachtrechtelijk gezien geen instemming van de verpachter vereist omdat het quotum ieder jaar weer terugkeert bij de pachter. Dit geldt ook in geval van totaalverhuur.
2. De tenaamstelling van een quotum in een bestuursrechtelijke context zegt niets over de privaatrechtelijke rechtsverhouding die er aan ten grondslag ligt. Dit is bijvoorbeeld vergelijkbaar met de gemeentelijke basisadministratie die wel vermeldt wie op een bepaald adres woonachtig is, maar niet of degene eigenaar, huurder of kraker is.

Voorlopig standpunt
Op verzoek van de Kamer doe ik in deze brief verslag van mijn onderzoek of er redenen zijn om te komen tot een andere verdelingsmaatstaf, indien partijen zelf geen afspraken hebben gemaakt over het quotum. In mijn brief van 23 oktober jl. gaf ik al aan daarvoor geen goede argumenten te zien. Als belangrijkste reden noemde ik toen dat de rechter de huidige verdelingsmaatstaf als redelijk en billijk heeft gekenschetst. Gebaseerd op het feit dat zowel de gerealiseerde melkproductie als de hoeveelheid voor de melkproductie in gebruik zijnde grond bepalend waren voor toekenning van quotum in 1984.
Op dit moment zou er naar mijn mening slechts reden tot overheidsingrijpen zijn indien de huidige maatstaf apert onredelijk uitpakt. Dat nu is naar mijn mening niet het geval. Iedere andere verdeling moet bovendien voldoen aan de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Voor een goed begrip ga ik terug naar het begin.

Introductie melkquotering 1984
Sinds 1984, de introductie van het melkquoteringstelsel, kan een melkveehouder slechts melk produceren indien hij over het specifieke productierecht beschikt, het zogenaamde melkquotum. Iedere lidstaat van de Europese Gemeenschap kreeg destijds een nationaal quotum toegekend, door de lidstaat te verdelen onder de toenmalige melkproducenten.

Bepalend voor de toekenning van het melkquotum in 1984 aan een melkproducent was de gerealiseerde melkproductie in het referentiejaar ervoor en de in gebruik zijnde grond voor de melkproductie. Deze twee elementen vormden de basis voor de introductie en toekenning van het melkquotum aan individuele melkproducenten om niet. Samengevat betekent dit dat het quotum is verbonden met het bedrijf waar de melk wordt geproduceerd en de voor de melkproductie gebruikte grond.

Sinds medio 1986 is het toegestaan om melkquotum (samen met de grond of het bedrijf) over te dragen aan andere of nieuwe producenten. Daarmee kreeg het melkquotum meer waarde. Daarmee kwam ook snel de daaraan gespiegelde vraag aan de orde aan wie het melkquotum toebehoort in pachtsituaties. Ofwel, volgt het met pachtgrond of het pachtbedrijf samenhangende quotum bij het einde van de pachtovereenkomst de gepachte grond of het gepachte bedrijf, zodat het terugkeert naar de verpachter? Of blijft het quotum bij de (voormalige) melkproducent, ook na het verstrijken van de pachtovereenkomst?

EG-wetgeving en jurisprudentie van het EG-Hof
In de Europese regelgeving zijn in raadsverordening (EEG) nr. 3950/92 (PbEG L 405) summiere bepalingen opgenomen over de gevolgen voor het melkquotum bij het verstrijken van een pachtcontract of bij verkoop of verhuur (waaronder ook te verstaan verpachting) van een bedrijf. De allereerste verordening aangaande de melkquotering, Verordening (EEG) nr. 857/84 , zoals gewijzigd door Verordening (EEG) nr. 590/85 (PbEG L 068), bevatte reeds vergelijkbare bepalingen.
Artikel 7, eerste lid, van verordening (EEG) nr. 3950/92 bevat de hoofdregel:
'1. In geval van verkoop, verhuur (...) wordt de op het bedrijf beschikbare referentiehoeveelheid overgedragen aan de producent die het bedrijf overneemt, op de wijze die door de lidstaten wordt bepaald rekening houdend met de voor de zuivelproductie gebruikte oppervlakten of met andere objectieve criteria en, in voorkomend geval, met de overeenkomst tussen de partijen.'

Als hoofdregel geldt dus dat het melkquotum in principe slechts tegelijk met het bedrijf of de grond kan worden overgedragen.

De gemeenschapswetgever heeft wat betreft pacht de contractsvrijheid van pachter en verpachter vooropgesteld. In artikel 7, tweede lid, van genoemde verordening is bepaald:
'2. Bij ontstentenis van een overeenkomst tussen de partijen worden in het geval van het verstrijken van een pachtovereenkomst die niet op soortgelijke voorwaarden kan worden verlengd, (...) de op het bedrijf beschikbare referentiehoeveelheden geheel of ten dele overgedragen aan de producent die het bedrijf overneemt, volgens door de Lid-Staten vastgestelde of nog vast te stellen bepalingen en met inachtneming van de legitieme bepalingen van de partijen.'

Uit het arrest van het Hof van Justitie van 13 juli 1989 (zaak C 5/8, Wachauf, zie met name overweging 13), tezamen met de latere toevoeging 'Bij ontstentenis van een overeenkomst tussen de partijen(...)' volgt dat deze bepalingen zo moeten worden uitgelegd, dat bij gebreke van een overeenkomst het quotum bij het einde van de pachtovereenkomst terugkeert naar de verpachter, zodat deze zelf de productie ter hand kan nemen dan wel het bedrijf opnieuw met het melkquotum kan verpachten aan een producent. Deze uitleg is nog eens bevestigd in de uitspraak van het Hof in het bekende Thomsen arrest (zaak C 401/99) van 20 juni 2002. Volgens vaste rechtspraak van het Hof geldt het volgende:
1. Het quotum volgt het bedrijf met de grond. Bij het einde van de pachtovereenkomst gaat het melkquotum in principe terug naar de verpachter.
2. De lidstaat heeft evenwel de bevoegdheid regels te stellen en het quotum geheel of ten dele aan de vertrekkende pachter toe te kennen.

De nieuwe verordening (EG) nr. 1788/2003 (PbEU L 270) bevat opnieuw vergelijkbare bepalingen.
Getoetst aan deze jurisprudentie voldoet het Nederlandse recht ten aanzien van melkquotum. Immers, kort samengevat: bij ontstentenis van een overeenkomst gaat het quotum met het bedrijf of de grond terug naar de verpachter, terwijl de pachter recht heeft op vergoeding van de helft van de waarde van het quotum.

Nationale jurisprudentie
Vanwege de hiervoor gesignaleerde verhandelbaarheid van het melkquotum, rees in Nederland na enige tijd de vraag aan wie het melkquotum toebehoort in geval van een pachtsituatie. In 1988 besliste het Pachthof, de hoogste Nederlandse pachtrechter, op die vraag dat bij gebreke van een bepaling hieromtrent in regeling of overeenkomst de pachter op grond van de redelijkheid en billijkheid verplicht is bij het einde van de pacht het gepachte in goede staat aan de verpachter op te leveren, inclusief het met het gepachte samenhangende melkquotum. De pachter dient bij het einde van de pachtovereenkomst het gepachte land met bijbehorend quotum dus weer aan de verpachter over te dragen.

In 1989 besliste het Pachthof dat tegenover de verplichting van de pachter tot overdracht van het quotum aan de verpachter, de pachter recht heeft op een vergoeding door de verpachter. Deze vergoeding bedraagt ingevolge de redelijkheid en billijkheid 50% van de waarde van het melkquotum ten tijde van de overdracht, aldus het Pachthof. De rechter baseerde deze verdeling op de verhouding tussen de gerealiseerde productie enerzijds en de voor de melkproductie in gebruik zijnde gronden anderzijds als bepalende factoren voor de toekenning van het melkquotum in 1984.

Sinds 1989 is er sprake van bestendige jurisprudentie op het gebied van melkquotum in pachtsituaties, omdat het Pachthof zijn standpunt steeds heeft herhaald. De 50/50 verdeling is de standaard geworden.

In de communautaire wetgeving en communautaire en nationale jurisprudentie heeft na de aanloopperiode de contractsvrijheid van partijen steeds voorop gestaan. Beide standaardarresten van het Pachthof zijn gegeven in situaties waarin het voor partijen onmogelijk was in het pachtcontract rekening te houden met melkquotum vanwege de eenvoudige reden dat de melkquotering nog niet bestond ten tijde van het aangaan van de pachtovereenkomst.
In pachtsituaties, ontstaan na 1984, hebben partijen uiteraard de vrijheid zelf te bepalen welke vergoeding zij redelijk en billijk achten en daaromtrent afspraken vast te leggen.

Ingrijpen niet geïndiceerd
Een ingrijpen door de wetgever is slechts aan de orde als er sprake is van apert onredelijke situaties. Naar mijn mening is daarvan geen sprake. Tegen wettelijk ingrijpen in de door de rechtspraak uitgezette lijn bestaan bovendien enkele fundamentele bezwaren. Nog afgezien van het feit dat afwijking van de huidige verdeelsleutel slechts voor de toekomst kan werken, namelijk nadat een nieuwe regeling in werking is getreden, veronderstelt het ook dat de wetgever kan beredeneren welke andere verdeelsleutel wenselijk en noodzakelijk is, kortom te rechtvaardigen is. Iedere van bovenaf opgelegde nieuwe verdeelsleutel is bovendien ten nadele van de ene of de andere partij.

Geen aanknopingspunten andere maatstaf
Ik zie dan ook geen aanknopingspunten voor een andere verdelingsmaatstaf. Ik blijf voorstander van handhaving van de contractsvrijheid tussen partijen. Zelf kunnen zij een regeling maken omtrent de verdeling van het quotum. Voor de oude situaties (pachtcontracten die reeds in 1984 bestonden) heeft het Pachthof bestendige jurisprudentie ontwikkeld. De grondslag voor die jurisprudentie heb ik u al genoemd.

Hoewel ik kan begrijpen dat enerzijds verpachters, anderzijds pachters, pleiten voor een andere verdelingsmaatstaf, wil ik van mijn kant graag benadrukken dat de historische context niet uit het oog mag worden verloren. De geldende maatstaf is die van de redelijkheid en billijkheid. Iedere nieuwe verdeling zal derhalve niet in strijd mogen komen met de redelijkheid en billijkheid. De rechter zal een nieuwe regeling kunnen toetsen aan de algemene rechtsbeginselen. Aan een andere verdelingsmaatstaf zal dus een heel heldere en juridisch goed te rechtvaardigen motivering ten grondslag moeten liggen. Deze ontbreekt echter. Wanneer men zakelijk naar de huidige situatie kijkt, is er geen goede reden nu over te gaan tot een andere verdeelsleutel in pachtsituaties ten faveure van een van beide partijen. Bij gebreke van een rechtvaardiging zal de benadeelde partij naar verwachting de Staat aanspreken voor financiële compensatie. Het feit dat totaalverhuurders nu gedwongen worden te kiezen voor hervatting van de melkproductie of afrekenen met de verpachter, vormt geen objectieve rechtvaardiging voor een stelselwijziging. Een stelsel dat tenslotte al circa 15 jaren voldoet.
Bij een wettelijk ingrijpen, plaats ik bovendien partijen onder druk in al die gevallen waarin partijen zelf al een contractuele regeling hebben getroffen omtrent de verdeling van het quotum.

Kortom, ik zie enerzijds geen redenen tot wettelijk ingrijpen over te gaan, terwijl anderzijds daartegen forse bezwaren bestaan. Het huidig stelsel voldoet en is in overeenstemming met het communautaire recht. De bestendige jurisprudentie van het Pachthof fungeert als vangnet voor het geval partijen geen afspraken hebben gemaakt omtrent het melkquotum. Uitgangspunt blijft echter de contractsvrijheid van verpachter en pachter.

Benutting 70% melkquotum in relatie tot pacht
Tijdens het laatste algemeen overleg werd mij nog specifiek gevraagd aandacht te schenken aan de gevolgen van het minder dan 70% benutten door een melkveehouder, die tevens pachter is. Zoals bekend zal in het geval een veehouder minder dan 70% van zijn quotum volmelkt, het ongebruikte deel van zijn quotum worden toegevoegd aan de nationale reserve. Indien het quotum in het geheel onbenut blijft, gaat het gehele quotum naar de nationale reserve.
Mocht de pachter niet in staat zijn bij beëindiging van de pachtovereenkomst het quotum voor 100% over te dragen aan de verpachter, kan er sprake zijn van een tekortkoming door de pachter. Onder omstandigheden kan dat leiden tot schadeplichtigheid jegens de verpachter. Een pachter kan dit voorkomen door te zorgen dat hij het quotum zelf de volgende heffingsperiode weer volmelkt, zodat hij het terug kan krijgen uit de reserve, waarna hij het kan overdragen aan de verpachter.
Een verstandig verpachter zal in het geval van een pachter waarvan hij weet dat deze gewoon was zijn gehele quotum te verhuren, contact opnemen met de pachter, teneinde tot goede afspraken te komen. De rechtsverhouding tussen verpachter en pachter wordt beheerst door het civiele, met name het pachtrecht. Het is overigens aan de verpachter zelf toe te zien op het juiste gebruik van het quotum door de pachter. De Centrale Organisatie Superheffing heeft geen bevoegdheid inzake de verstrekking van gegevens omtrent de tenaamstelling of hoeveelheden quotum aan derden.

Registratie definitieve overdracht van quotum
Tijdens een algemeen overleg is ook de uiterste termijn voor registratie van definitieve quotumoverdracht bij de COS aan de orde geweest. Deze termijn is in de regelgeving vastgesteld op 31 december. Teneinde de quotumhouders die dit jaar quotum willen verkopen daartoe langer de gelegenheid te bieden, zal ik op verzoek van de Kamer deze termijn eenmalig verruimen tot 1-2-2005. In geval de overdrachtsbescheiden tijdig zijn ontvangen, zal het overgedragen quotum de lopende heffingsperiode nog op naam van de koper van het quotum worden geregistreerd.

Eindconclusie
Nu de noodzaak voor wettelijk ingrijpen ontbreekt en daartegen bovendien bezwaren bestaan, zie ik geen aanleiding via wettelijk ingrijpen de huidige verdelingsmaatstaf te wijzigen. Ik acht de 50/50 verdeling, mede gelet op de ontstaansgeschiedenis van het stelsel, niet onredelijk.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman

PDF-versie van de brief

Voor downloaden van PDF-bestanden: Zie het origineel
Pacht en melkquotum (PDF-formaat, 57 kB)


---