Ministerie van Financiën

Persbericht
PERS-2004-16Den Haag, 9 februari 2004
Wijn pakt belastingconstructie met buitenlandse filiaalverliezen aan Staatssecretaris Wijn van Financiën komt binnenkort met een wetswijziging om onbedoelde gevolgen van een inbreng van zogenoemde buitenlandse vaste inrichtingen in een buitenlandse deelneming te voorkomen. In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is een bepaling opgenomen (artikel 13c) die beoogt te voorkomen dat kan worden ingespeeld op het verschil in behandeling tussen een buitenlandse vaste inrichting en een buitenlandse dochtermaatschappij met betrekking tot de wijze waarop het fiscale resultaat in aanmerking wordt genomen. Kenmerkend voor een vaste inrichting is dat resultaten, zowel winsten als verliezen, integraal onderdeel uitmaken van het resultaat van de Nederlandse vennootschap. Hierdoor kunnen buitenlandse verliezen direct worden afgezet tegen binnenlandse winsten. Ontstaat later buitenlandse winst dan wordt vervolgens geen vermindering ter voorkoming van dubbele belasting verleend tot het bedrag van de eerder in aanmerking genomen verliezen. Als de buitenlandse activiteiten in de vorm van een dochtervennootschap worden uitgeoefend, raken de resultaten van de buitenlandse dochter de Nederlandse winst niet. Zowel dividenden uit als koersresultaten op de buitenlandse dochter blijven door de deelnemingsvrijstelling geheel buiten de Nederlandse heffing. Op grond van de genoemde antimisbruikbepaling is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing op dividenden uit of koerswinsten op een dochtermaatschappij, als die de activiteit van de buitenlandse vaste inrichting voortzet voorzover sprake is van nog niet ingehaalde verliezen van de buitenlandse vaste inrichting. Door het tijdelijk niet van toepassing verklaren van de deelnemingsvrijstelling op latere deelnemingsvoordelen, worden de eerder in aftrek toegelaten verliezen van de buitenlandse vaste inrichting teruggenomen en zijn zij slechts tijdelijk ten laste van de Nederlandse winst gebracht. In de praktijk blijkt men deze bepaling te ontgaan door onder de Nederlandse vennootschap eerst een buitenlandse tussenhoudster te hangen en daaronder de buitenlandse vennootschap die de activiteit van de buitenlandse vaste inrichting voortzet. Teneinde dit onbedoelde gebruik te voorkomen is een wetswijziging in voorbereiding die inhoudt dat de deelnemingsvrijstelling ook niet geldt voor voordelen uit deelnemingen die middellijk / indirect via een (klein)dochter een onderneming uitoefent die vroeger een verlieslatende buitenlandse vaste inrichting was voorzover sprake is van nog niet ingehaalde verliezen. Dit geldt voor voordelen behaald na inwerkingtreding van de wetswijziging, ongeacht het tijdstip waarop de buitenlandse vaste inrichting is ingebracht in de buitenlandse deelneming. Het voorstel zal zo spoedig mogelijk worden ingediend.