Wim van Velzen

NL

|[pic]        |COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN                  |
Brussel, 13.2.2004 COM(2004) 96 definitief

2004/0025 (COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap ter verbetering van de toegankelijkheid, het nut en de exploiteerbaarheid van digitale inhoud in Europa

(door de Commissie ingediend)

{SEC(2004)169}

TOELICHTING


1. Inleiding

De markt voor digitale inhoud is veranderd sinds het eContent-programma het licht zag. De veranderingen op deze markt gaan niet volledig in dezelfde richting en reiken ook niet zo ver als destijds werd voorspeld. De markten voor informatie- en communicatietechnologie (ICT) ontwikkelen zich over de gehele linie in een langzamer tempo, hetgeen ook een ongunstig effect op de informatiemarkt heeft gehad. Maar de uitrol, ontwikkeling en innovatie van de technologie zijn daarom nog niet op dood spoor geraakt en talrijke sectoren, waaronder de informatiemarkt, zijn opnieuw gaan groeien.

Dankzij het stijgende aantal snelle, permanente breedbandaansluitingen begint de vraag naar online digitale inhoud te groeien. Zoals wordt erkend door eEurope 2005 is het welslagen van de introductie van breedbandtoegang tot internet evenwel in doorslaggevende mate afhankelijk van de beschikbaarheid van geschikt materiaal in digitale vorm. De snelheid waarmee geavanceerde diensten voor mobiele gebruikers (3G en zijn opvolgers) ingang vinden, is eveneens afhankelijk van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van gevarieerde digitale inhoud. Recente ontwikkelingen op het gebied van kennis- en inhoudtechnologieën hebben nieuwe mogelijkheden geschapen voor de verbetering van digitale inhoud en de vereenvoudiging van de bundeling en het hergebruik daarvan in producten en diensten.

Parallel aan deze ontwikkelingen heeft de Unie nieuwe wetgeving ingevoerd, zoals de Richtlijn inzake het hergebruik van overheidsinformatie en de Auteursrechtenrichtlijn , die momenteel in nationaal recht wordt omgezet. Beide moeten de totstandkoming van een interne markt voor digitale-inhoudproducten en -diensten bevorderen.

Verwacht wordt dat deze ontwikkelingen nuttig zijn voor applicaties die op digitale inhoud zijn gebaseerd doordat zij leiden tot productiviteitsverhoging, innovatie en betere informatieproducten en -diensten met een positieve impact op inhoud, toepassingen en diensten op het gebied van e-overheid, e-gezondheidszorg, e-business en e-leren, zoals die in het kader van eEurope 2005 worden gepromoot. Deze voordelen zijn niet alleen van belang in economisch opzicht, maar hebben ook een maatschappelijke uitstraling.

De inhoudmarkt omvat de media, de uitgeverijen, online databases en andere zakelijke diensten. De omzet op deze markt in 2002 wordt geschat op 515 miljard euro . Digitale inhoud is nog maar een klein onderdeel van deze markt, die van oudsher gedomineerd wordt door films, tv-programma's, boeken, video's, muziek, cd's en postordercatalogi.

De convergentie van de media en de wereldwijde dimensie van internet hebben digitale inhoud omgetoverd in een potentieel rendabel goed. Maar de popularisering van digitale inhoud wordt in Europa geremd. In het bijzonder de belemmeringen in verband met de diversiteit van talen, culturen en praktijken van overheden en bedrijven zijn hinderlijk voor de op digitale inhoud gebaseerde grensoverschrijdende diensten in Europa.

De bedoeling van het onderhavige voorstel voor eContentplus (2005-2008) is om iets te doen aan deze belemmeringen en de gebieden van algemeen te inventariseren waar de marktkrachten in Europa adequate investeringen onvoldoende ondersteunen. eContentplus moet de voorwaarden scheppen voor een bredere toegang en een ruimer gebruik van digitale inhoud, evenals waar nodig ook voor een hogere economische opbrengst van diensten die op toegang tot en (her)gebruik van digitale inhoud steunen. Het programma zal daarom een belangrijke bijdrage blijven leveren aan de eEurope-strategie op terreinen zoals e-leren, e-overheid, enz.

In het navolgende voorstel voor een vervolgprogramma wordt de nodige aandacht geschonken aan de resultaten van het huidige programma, de ontwikkeling op het gebied van technologie, markten en wetgeving, alsmede aan eventuele andere koerswijzigingen die zich nog zouden kunnen voordoen.


2. De groeiende betekenis van digitale inhoud

De groeiende betekenis van digitale inhoud kan worden toegeschreven aan twee belangrijke innovaties: de digitalisering van traditionele mediaformaten zoals tekst, foto's, video en audio, en de opkomst van internet als integratieplatform en verspreidingskanaal voor inhoud. Deze innovaties hebben niet alleen de informatierijkdom toegankelijk gemaakt voor de gebruikers maar hebben ook de verspreiding van inhoud een ander aanzien gegeven en de interactie tussen bedrijven, openbare instellingen en overheden onderling en met het brede publiek opnieuw vormgegeven.

Sinds kort proberen bedrijven en overheden de mogelijkheden van internet uit te buiten om de efficiëntie en de groei te verhogen. De invoering van een regelgevingskader ter ondersteuning van grensoverschrijdende online handel en diensten bewijst samen met de grootscheepse investeringen van de openbare en de particuliere sector in infrastructuur hoe groot het belang is dat in de economie inmiddels aan de online omgeving wordt gehecht. Via de regelgeving is ook druk uitgeoefend om de burgers te bewegen zich op internet aan te sluiten. In de drie jaar die sinds de invoering van de EU-verordening inzake de ontbundeling van het aansluitnet zijn verstreken, is de internetpenetratie in de Unie, in het bijzonder onder burgers sterk toegenomen. Bijna 100% van de bedrijven, overheidsinstanties en onderwijsinstellingen en 50% van de burgers is online. De prioriteiten zijn nu verschoven naar de uitrol van breedbandige internettoegang. De voordelen voor de gebruikers zijn duidelijk: een hogere snelheid met als gevolg een grotere vraag van de gebruiker naar gevarieerde digitale-inhoudproducten en -diensten.

Nu de online-omgeving een steeds grotere rol opeist bij de verspreiding van kennis en informatie, wordt de vraag naar digitale inhoud van hoge kwaliteit onontkoombaar. De vraag is niet langer of er informatie te vinden is, maar of deze betrouwbaar en volledig is en op de behoeften van de gebruiker kan worden toegesneden. Binnen de informatiemarkt vindt er een paradigmaverschuiving plaats van kwantiteit naar kwaliteit.

De aanbieders van inhoud bevinden zich in een uitstekende positie om een hogere efficiëntie van online transacties te paren aan de hogere meerwaarde van het gebruik van gedigitaliseerde mediaformaten. Het meerwaardeconcept reikt echter verder dan het bundelen van inhoud uit verschillende bronnen of het afstemmen van inhoud op andere marktvoorkeuren en -behoeften. Het kwaliteitselement, dat bij het grootste deel van de momenteel beschikbare inhoud ontbreekt, wordt toegevoegd wanneer inhoud wordt verrijkt met specifieke kennis of informatie die is afgestemd op de beoogde toepassing. Precies daarvoor is een nieuwe generatie van webtechnologieën ontwikkeld, die gebaseerd zijn op de lexica die computers kunnen begrijpen en verwerken. Met kennis verrijkte digitale inhoud biedt de aanbieders van inhoud de mogelijkheid om de interoperabiliteit te verhogen en de kwaliteit van op inhoud gebaseerde producten of diensten te verbeteren.

Met digitale inhoud van hoge kwaliteit dient te worden voorzien in de behoeften van alle Europeanen: gewone burgers, studenten, onderzoekers en zakenlieden die gemakkelijk en snel hun kennis willen uitbreiden en aanbieders van inhoud en andere "hergebruikers" die de bedoeling hebben de bronnen van digitale inhoud te gebruiken om op meerwaarde gebaseerde producten en diensten van hoge kwaliteit te produceren, onafhankelijk van de plaats en de taal.


3. Een veranderende omgeving

Sinds de start van eContent begin 2001 hebben het technologisch landschap, de regelgevingsomgeving en de markt ingrijpende ontwikkelingen doorgemaakt.

3.1. Technologische ontwikkelingen

Internettoegang ontwikkelt zich steeds meer tot een basisvoorziening. De lagere kosten van hardware voor dataverwerking, -transmissie en -opslag zijn er verantwoordelijk voor dat de prijsgevoeligere markt voor privégebruikers een steeds groter deel van de oorspronkelijk zakelijk gerichte pc- en internetdienstverlenersmarkten voor rekening neemt. Openbare online informatiediensten van overheidslichamen en gezondheidsinstellingen volgen het voorbeeld van de gespecialiseerde commerciële dienstverlening.

Nu de derde generatie van mobiele diensten in Europa in de startblokken staat, wordt verwacht dat mobiele, op locatie-afhankelijke inhoud gebaseerde diensten snel populair zullen worden. In Europa wordt een waaier van technologieën gebruikt om breedbandtoegang aan te bieden, maar het meest verspreid zijn de digitale abonneelijn (DSL) en kabeltoegang.

De ontwikkelingen die tot de ruime verspreiding van internettoegang en de overvloed aan digitale inhoud hebben geleid, bepalen ook de uitdagingen voor de toekomst. Misschien wel het belangrijkst zijn die in verband met het delen, de toegankelijkheid en de benutting van digitale inhoud.

Fundamenteel voor een optimaal gebruik van gedistribueerde systemen zoals het wereldwijd web is het vermogen om de over uiteenlopende organisaties, applicaties en platforms verspreide informatie en functionaliteit te combineren: interoperabiliteit. Hiervoor moet wel een prijs worden betaald: inhoud moet worden voorzien van semantisch eenduidige metadata .

Inhoudverrijking heeft betrekking op het aanpassen van inhoud (en dienstbeschrijvingen) zodat deze door machines kan worden begrepen en verwerkt, door hieraan een formele en betekenisdragende beschrijving van de inhoud te koppelen. Normen hiervoor, waarin bijvoorbeeld beschrijvende terminologie, lexica, ontologieën en de formaten waarmee deze voor computerverwerking geschikt worden gemaakt, worden gedefinieerd, staan op het punt om te verschijnen. Voor inhoudverrijking zijn automatische of semi-automatische hulpmiddelen nodig waarmee de metadata en hun ontologieën op kostenefficiënte wijze kunnen worden geproduceerd en onderhouden. Ook dergelijke hulpmiddelen zullen op korte termijn verschijnen.

Metadata kunnen betrekking hebben op talloze categorieën kennis of informatie, zoals achtergrond, context, inhoudtype, formaat, taal, gebruikersrechten en auteursrechten. Inhoudverrijking kan dus bijdragen tot de interoperabiliteit en de kwaliteit door oplossingen te bieden voor problemen zoals geschiktheid voor hergebruik, zoeken en samenstelling, meertaligheid, authenticatie en digitale rechten bij gedistribueerde verzamelingen van digitale inhoud.

De systematische verrijking van inhoudbronnen is een van de antwoorden van de technologie op de vraag van de gebruikers naar inhoud van hoge kwaliteit.

3.2. Een nieuwe regelgevingsomgeving

Met drie nieuwe wetsteksten van de Gemeenschap is een belangrijke stap gezet in de richting van een geschikt wetgevingskader voor de benutting van digitale-inhoudbronnen:

De Overheidsinformatierichtlijn is gericht op het stimuleren van grensoverschrijdend hergebruik van overheidsinformatie door alle spelers op de Europese informatiemarkt dezelfde basismarktvoorwaarden ten aanzien van hergebruik van overheidsinformatie te bieden. Naar verwachting zal deze richtlijn de ontwikkeling van op overheidsinformatie gebaseerde informatieproducten en -diensten door organisaties met particuliere belangen of met een publieke taak stimuleren.

De Commissie heeft gekozen voor een geïntegreerde benadering van de overheidsinformatieproblematiek. Dit wetgevingsinstrument zal worden begeleid door acties in het kader van het huidige eContent-programma en tot belanghebbenden in de lidstaten gerichte promotieactiviteiten via de onlangs opgerichte Groep ter bevordering van het gebruik van digitale overheidsgegevens. Een van de eerste activiteiten van deze groep was het stimuleren van de lidstaten om lijsten op te stellen van inhoudbronnen met de bedoeling om een Europese inventaris van overheidsgegevens samen te stellen.

Met Richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij is het wetgevingskader voor het auteursrecht en de naburige rechten aangepast aan de uitdagingen van de nieuwe technologie. Deze richtlijn maakt de weg vrij voor de ratificatie van de verdragen van de WIPO (Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom) door de Gemeenschap en de lidstaten. Zij harmoniseert bepaalde aspecten van het auteursrecht in de gehele Unie en voorziet om redenen van algemeen belang in bepaalde uitzonderingen ten gunste van gebruikers zoals consumenten, bibliotheken, onderwijsinstellingen en gehandicapten. Richtlijn 2001/29/EG zal de grensoverschrijdende handel bevorderen in goederen en diensten die onder het auteursrecht en de naburige rechten vallen, met name elektronische producten en diensten.

Richtlijn 96/9/EG van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken is een al wat oudere maatregel waarmee de wetgeving op het gebied van onder meer elektronische en online databanken is geharmoniseerd. Richtlijn 96/9/EG is het voornaamste instrument voor de regulering van het gebruik van elektronische en online-databanken Databanken die in de zin van de richtlijn oorspronkelijk zijn, genieten auteursrechtelijke bescherming, terwijl andere databanken waarin aanzienlijke investeringen zijn gedaan in aanmerking kunnen komen voor een bescherming sui generis. Net zoals bij Richtlijn 2001/29/EG zijn er ook om redenen van algemeen belang bepaalde uitzonderingen gemaakt ten gunste van bepaalde gebruikers.

3.3. Marktontwikkelingen en -belemmeringen

Tot dusver is internet als verspreidingskanaal een commercieel succes omdat het een duidelijke meerwaarde biedt ten opzichte van andere bestaande kanalen. De computeromgeving van internet kan worden gebruikt voor het bundelen, op maat maken en archiveren van inhoud, voor het genereren van statistieken en het creëren van interactieve inhoud en diensten. Bij de presentatie van bedrijfsinformatie, e-leren in het bedrijfsleven en online spelletjes wordt van deze mogelijkheden gebruik gemaakt. Ofschoon het eigenlijk om niche-markten gaat, kennen zij relatief toch veel succes omdat zij rechtstreeks inkomsten genereren. Omdat het hier om commerciële markten gaat waarin de aanbieders van inhoud en diensten al van meet af een belang hebben genomen, dient de ontwikkeling ervan doorgaans aan de marktkrachten te worden overgelaten.

Commerciële markten houden evenwel niet noodzakelijk ook het algemeen belang in het oog. Bovendien kan een opeenstapeling van belemmeringen bedrijven ontmoedigen om in bepaalde markten te investeren.

Terwijl de mediaconvergentie en de wereldwijde dimensie van internet van digitale inhoud een potentieel rendabel goed hebben gemaakt, werkt de ongerustheid over internetpiraterij en rechtenbeheer en de onzekerheid over de succeskansen van business-modellen ontmoedigend op investeringen in de dienstenproductie. Het zwaarste getroffen wordt de amusementssector, waarin deze problemen tussen de eigenaars van inhoud, de consumentenelektronica-industrie, de software-industrie en de netwerkexploitanten nog niet zijn opgelost. Zolang dit problemen nog niet is opgelost, kunnen audiovisuele werken niet op grote schaal via het internet worden verspreid .

In de sector informatiebronnen bestaat er minder vrees hiervoor. Daar speelt een geheel andere problematiek, vooral in Europa, waar de voorwaarden voor exploitatie van pan-Europese diensten verre van ideaal zijn. De verschillen in de wetgeving en in de technische, bestuurlijke en culturele praktijken tussen de lidstaten worden nog verergerd door de veelheid van talen in de Gemeenschap, met gevolgen voor de toegankelijkheid en bruikbaarheid van inhoudbronnen. De uitbreiding van de Unie plaatst ons voor nieuwe uitdagingen, omdat het aantal talen en bestuurlijke praktijken dat door inhouddiensten moet worden gedekt, nog groter wordt.

De problemen bij de ontwikkeling van pan-Europese producten en diensten hebben niet alleen gevolgen voor de ontwikkelaars van deze diensten, maar hebben ook negatieve consequenties voor de gebruikers - organisaties en particulieren.

Betrouwbare diensten die gebaseerd zijn op informatie waarover overheidslichamen beschikken en die bijvoorbeeld betrekking hebben op administratieve procedures, bedrijfsprofielen, milieugegevens of weersinformatie, zijn waardevolle instrumenten zowel voor bedrijven die actief zijn op de interne markt als voor particulieren. De rechtsonzekerheid die het gevolg is van verschillen in de voorwaarden voor hergebruik van overheidsinformatie tussen lidstaten, heeft het grensoverschrijdend gebruik van producten en diensten door particuliere organisaties afgeremd. Bovendien hebben de verschillen binnen en tussen lidstaten in de methoden voor het verzamelen, opslaan, inventariseren en beschrijven van overheidsinformatie grenzen gesteld aan de interoperabiliteit over de grenzen heen. En juist die interoperabiliteit is een randvoorwaarde voor de realisatie van zulke diensten.

Spatiële informatie, d.w.z. informatie waarbij de geografische locatie gekoppeld wordt aan andere gegevens en informatie, spelen een rol bij tot 80% van alle gegevens die in handen zijn van openbare lichamen. Deze kan worden geëxploiteerd voor applicaties op gebieden zoals vervoer, gemeenschapsontwikkeling, landbouw, nooddiensten en milieubeheer. Bovendien zullen zij een belangrijke rol gaan spelen bij mobiele communicatiediensten. Omdat zij onder meer met behulp van teledetectie, cartografie en landmeting worden verzameld, is spatiële informatie bijzonder gevoelig voor "technische fragmentatie". Deze fragmentatie is fnuikend voor de groeiperspectieven van zo'n 6000 zowel openbare als particuliere organisaties die zich in Europa met ruimtelijke informatie bezighouden.

Omdat de technieken voor vertaling en lokale aanpassing (of lokalisering) verbeterd zijn, vormen het meertalige en multiculturele karakter van de Europese markt nu een minder groot struikelblok voor bedrijven die zich de desbetreffende technische oplossingen kunnen veroorloven en die er belang bij hebben de bredere markt te bereiken. De zakelijke markt voor e-leren is daarom groeiende (volgens IDC in 2002 met 96% op jaarbasis). Maar het is duidelijk dat een belangrijk deel van de Europese gebruikers - schoolkinderen, studenten, onderzoekers en particulieren - uit de boot valt bij de ontwikkelingen omdat zij geen massamarkt vertegenwoordigen. Voor hen is de toegang tot door scholen en universiteiten vervaardigd cursusmateriaal en tot de omvangrijke digitale verzamelingen van culturele en onderzoeksinstellingen van essentieel belang.

Deze belemmeringen hebben niet uitsluitend een technisch karakter. Zo bepaalt de wetgeving in sommige sectoren dat het gebruik van bepaalde inhoud voor onderwijsdoeleinden gratis is, terwijl dit in andere lidstaten onder soortgelijke voorwaarden in strijd is met het auteursrecht. Bovendien schort het aan kennis en ervaring in de omgang met systemen voor digitaal rechtenbeheer voor de vereffening van rechten; dit springt het meest in het oog in de onderwijssector.

Bij pan-Europese diensten moet ook rekening worden gehouden met de meertaligheid en multiculturaliteit van het Europese publiek. Het gebruik van technieken voor lokale aanpassing waardoor grensoverschrijdende bundeling en verspreiding van meertalige digitale inhoud mogelijk wordt, brengt extra kosten mee voor de samenstellers. Er zijn normen waaraan moet worden voldaan om te voorzien in de behoeften van de gebruikers ten aanzien van meertaligheid, die betrekking hebben op leerobjecten, indexering, metadata en ontologieën. De diversiteit hiervan alleen al werkt als een technische belemmering. Maar soms zijn de nationale markten ook gewoon te klein.

De belemmeringen blijven dus niet alleen voortbestaan, zij zijn er te over.

Met de voorgestelde maatregel van de Gemeenschap moeten daarom de voorwaarden worden geschapen om deze belemmeringen uit de weg te ruimen door de nadruk te leggen op methoden, gereedschappen, processen en diensten op het gebied van het ontwerpen, ontwikkelen, toegankelijk maken en verspreiden van digitale inhoud van hoge kwaliteit, waarbij de feitelijke productie daarvan aan de marktkrachten en, voor zover van toepassing, aan andere specifieke initiatieven van de Gemeenschap wordt overgelaten.


4. eContent: de nog resterende uitdagingen

Het onderhavige voorstel betreft een vervolg op het eContent-programma, dat in januari 2001 voor een periode van vier jaar van start is gegaan. In de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende de tussentijdse evaluatie van het eContent-programma werden tamelijk positieve conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan voor een vervolgprogramma, zij het met een iets minder ruim toepassingsgebied en een duidelijker zwaartepunt teneinde de impact zo groot mogelijk te maken. De belangrijkste aanbevelingen, die ook uit een aantal specifieke raadplegingen van belanghebbenden (namelijk die over het eContent-werkprogramma, alsmede de vergaderingen van het comité programmabeheer voor eContent, de Digital Public Data Group en andere relevante, door de diensten van de Commissie georganiseerde vergaderingen) naar voren zijn gekomen, zijn hieronder samengevat:

In de eerste plaats is de oplossing van de problematiek van de grensoverschrijdende informatievoorziening op basis van het gebruik van overheidsinformatie een terrein waarop de EU een aanmerkelijke meerwaarde kan toevoegen. Er dient meer aandacht te worden geschonken aan het gebruik van metadata. De doeltreffende inzet van technologie bij de optimalisering van de economische levensvatbaarheid op de langere termijn is een thema dat organisaties op deze nog jonge markt niet uit de weg mogen gaan.

In de tweede plaats dient de problematiek van de lokale aanpassing van inhoud - dat door eContent nog als een apart thema wordt behandeld - te worden geïntegreerd in alle diensten die een Europese dimensie pretenderen te hebben. Lokaliseringstechnieken en geschikte open normen, die ook op commerciële markten steeds meer ingang vinden, dienen te worden ingezet met het oog op maatschappelijke voordelen op gebieden zoals educatieve, culturele en wetenschappelijke inhoud. Hoewel lokaliseringstechnieken van groot belang zijn, wordt er bij het programma de nadruk op gelegd dat, teneinde meertalige en multiculturele inhoud te ontwerpen en af te leveren, met deze aspecten vanaf het prille begin van het proces rekening moet worden gehouden, met aandacht voor de door de verschillende doelgroepen en -markten gestelde eisen.

In de derde plaats heeft eContent een katalysatorwerking gehad op de samenwerking tussen een groot aantal marktspelers bij de uitvoering van diverse projecten die anders niet met dezelfde diepgang om reikwijdte zouden zijn uitgevoerd .

De belangrijkste tekortkoming van eContent was een te brede doelgroep met als gevolg een gebrek aan zwaartepunt. Daardoor was het noodzakelijk een aantal steungebieden te laten vallen, zoals het overbruggen van het financieringsproblemen van inhoudbedrijven, en zich te concentreren op een beperkt aantal soorten inhoud. De Commissie is al bij de opstelling van het eContent-werkprogramma 2003-2004 begonnen deze tekortkoming te ondervangen.

Het vervolgprogramma is erop gericht de voorwaarden te scheppen voor een bredere toegang tot en een ruimer gebruik van digitale inhoud, evenals waar nodig ook voor een hogere economische opbrengst van nieuwe, op inhoud gebaseerde diensten. De bedoeling is de investeringen in de ontwikkeling te bevorderen, het aanbod aan op inhoud gebaseerde diensten van hoge kwaliteit te verruimen en de verspreiding van kennis en informatie te verbeteren.


5. Het vervolgprogramma - voorgestelde prioriteiten

5.1. Doelstellingen en accenten

Om een antwoord te bieden op de gestelde uitdagingen wordt voorgesteld een financieel steunprogramma vast te stellen met als algemene doelstelling: de verbetering van de toegankelijkheid, het nut en de exploiteerbaarheid van digitale inhoud in Europa om aldus de ontwikkeling en verspreiding van informatie en kennis op gebieden van algemeen belang te bevorderen op het niveau van de Unie. Met dit programma zal een fikse bijdrage worden geleverd aan de realisatie van de strategie van Lissabon en zal de slagkracht van Europa in de kenniseconomie worden vergroot. Het programma is toegespitst op eindgebruikers - particuliere burgers, studenten, onderzoekers en werknemers die hun kennis wensen te vergroten - en "hergebruikers" die digitale inhoudbronnen willen opwaarderen en exploiteren met het oog op winst. Het dient de keuzemogelijkheden van de gebruiker te verruimen en de betrokken spelers te helpen de vruchten te plukken die de op kennis gebaseerde digitale inhoud te bieden heeft.

Over de gehele linie zal de nadruk worden gelegd op betere inhoud, die dient om de verspreiding van informatie en kennis te bevorderen, in plaats van op meer inhoud. Het gebruik van metadata om de inhoud zelf te verrijken wordt beschouwd als een essentieel element om de interactiviteit, herbruikbaarheid en interoperabiliteit van inhoud te verbeteren. Kennisverruiming is bevorderlijk voor de ontwikkeling van dynamische inhoud die is afgestemd op een specifieke context (leren, cultuur, enz.).

De maatschappelijke context mikt op gebieden waarop de marktkrachten alleen niet volstaan om ervoor te zorgen dat de burgers en gebruikersorganisaties in de Unie kunnen profiteren van het aanbod aan inhoud dat door de nieuwste technologieën wordt ontsloten. Het doel is de beschikbaarheid van herbruikbare en interoperabele inhoud van hoge kwaliteit te verbeteren met het oog op de ontwikkeling van diensten. Het bestrijkt gebieden van algemeen belang zoals overheidsinformatie, lesmateriaal, wetenschappelijke inhoud, alsmede van culturele instellingen afkomstige inhoud.

De economische dimensie is erop gericht een bijdrage te leveren tot het scheppen van de voorwaarden voor een hogere economische opbrengst op diensten die op inhoud zijn gebaseerd. Speciale aandacht zal uitgaan naar spatiële informatie voor de oplossing van interoperabiliteitsproblemen, die bijzonder acuut zijn omdat de verzameling van spatiële informatie technologieafhankelijk is (bv. van sensoren) en op regionaal niveau plaatsvindt. Hieronder vallen eveneens locatieafhankelijke (mobiele) diensten waarbij spatiële informatie wordt gebruikt, alsmede diensten die op de koppeling van spatiële informatie met andere informatie zijn gebaseerd.

5.2. Tenuitvoerlegging

Het programma heeft drie concrete doelstellingen:

Bevordering van de toegankelijkheid van Europese digitale inhoud

Verhoging van de kwaliteit door bevordering van goede praktijken op het gebied van digitale inhoud

Verbetering van de samenwerking en kennis onder marktspelers op het gebied van digitale inhoud

In het kader van het programma zullen projecten worden gefinancierd ter verbetering van de gereedschappen, processen en diensten die relevant zijn voor de productie, beschikbaarstelling, toepassing en verspreiding van digitale inhoud. Wanneer digitale inhoud ook betrekking heeft op persoonsgegevens, dienen de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG in acht te worden genomen. Het programma bevordert de overdracht van kennis, ervaring en goede praktijken, coördinatieactiviteiten, en de kruisbestuiving tussen inhoudsectoren, aanbieders van inhoud en gebruikers. Daartoe wordt bij het programma gebruik gemaakt van activiteiten op het gebied van goede praktijken die gewoonlijk in thematische clusters plaatsvinden, alsmede van thematische netwerken waarbij diverse spelers zich gezamenlijk inzetten voor een gegeven technologische en organisatorische doelstelling.

Het leidmotief van het programma is het maximaliseren van de impact op de categorie van spelers buiten de kring van programmadeelnemers. Door het toepassingsgebied minder ruim te kiezen, zowel in termen van deelnemers als wat betreft de doelstellingen, moet dit eenvoudiger worden.

Het voorgestelde budget voor het programma bedraagt E 163 miljoen voor een periode van vier jaar (2005-2008).

Meer concreet dienen de programma-activiteiten om de totstandkoming van pan-Europese raamwerken (van diensten, informatie-infractructuurvooorzieningen, enz.) te ondersteunen waardoor het gemakkelijker wordt digitale inhoud in Europa op te sporen en te ontsluiten, nieuwe, op inhoud gebaseerde diensten te ontwikkelen en deze organisatorisch te onderbouwen. Een reeks van experimenten zal worden uitgevoerd om te laten zien hoe semantisch duidelijk omschreven metadata de (her)bruikbaarheid, doorzoekbaarheid en interoperabiliteit van digitale inhoud in meertalige en multiculturele omgevingen kan bevorderen. Wanneer digitale inhoud ook betrekking heeft op persoonsgegevens, dient de gebruikte technologie de privacy te beschermen of, waar mogelijk, zelfs te verhogen. Doelgebieden zijn overheidsinformatie, spatiële informatie, leren en culturele inhoud.

Door de organisatorische raamwerken te cultiveren met het oog op een betere ontsluiting van digitale bronnen en door voorbeelden te geven van optimaal gebruik van technologieën voor de exploitatie ervan kunnen de zichtbare risico's voor organisaties worden verminderd, waardoor een beter klimaat wordt geschapen voor investeringen en innovatie in digitale inhoud.

Nieuwe generaties van technologieën worden ontworpen om de gebruikers ervan meer functionaliteit en/of besparingen te bieden. Door in hun producten- en dienstenpakket doelmatig gebruik te maken van de meest recente technologieën kunnen bedrijven een beslissende commerciële voorsprong krijgen op bedrijven die op technologie van oudere generaties vertrouwen, vooral gezien het wereldwijde karakter van de huidige economie.

5.3. Relaties met andere programma's van de Gemeenschap

Er zijn relaties met andere programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO) van de Gemeenschap, met name op het gebied van semantische kennistechnologie, leren met technologische ondersteuning en toegang tot het cultureel erfgoed, alsmede met een aantal programma's buiten de onderzoeksfeer. Bij deze laatste gaat het om "Uitwisseling van gegevens tussen overheidsdiensten" (IDA), waarmee de interoperabiliteit wordt bevorderd in termen van de inhoud van de informatie die binnen en tussen de overheid en de particuliere sector wordt uitgewisseld. Om deze doelstellingen te bereiken zijn diverse initiatieven ontplooid op de gebieden metadata en interoperabiliteit van inhoud, zoals de samenstelling van een werkdocument van de diensten van de Commissie over interoperabiliteit en de ontwikkeling van het Europese interoperabiliteitskader.

Andere relevante, niet op onderzoek gerichte programma's betreffen onder meer bepaalde cultuur- en onderwijsprogramma's van de Gemeenschap (de programma's MEDIA, Socrates-Minerva en Leonardo da Vinci, en het voorstel voor het programma eLearning), evenals andere initiatieven voor de ontwikkeling van normen voor interoperabele metadata.

Bij de voorgestelde activiteiten wordt gedeeltelijk voortgebouwd op de resultaten die bij de OTO-programma's zijn bereikt, waarbij rekening wordt gehouden met activiteiten die in het kader van andere programma's en initiatieven zijn ontplooid, zoals die op het gebied van kwaliteit bij e-leren, met de bedoeling dubbel werk te voorkomen en de impact zo groot mogelijk te maken. Gedeeltelijk vormen deze een aanvulling op de activiteiten in het kader van IDA. IDA heeft betrekking op de interoperabiliteit van overheidsdiensten, terwijl het bij eContentplus om overheidsinformatie gaat die voor commercieel hergebruik geschikt wordt gemaakt.


6. Conclusie

In Europa is nu de weg vrijgemaakt voor een energieke benutting van het nog onaangeroerde potentieel van digitale inhoud.

Het is de combinatie van deze elementen - een optimaal gebruik van technologie om iedereen toegang te verschaffen tot informatie en kennis, en een verbetering van de voorwaarden voor pan-Europese investeringen van bedrijven - die Europa een plaats in de voorhoede van de kenniseconomie zal bezorgen.

2004/0025 (COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap ter verbetering van de toegankelijkheid, het nut en de exploiteerbaarheid van digitale inhoud in Europa

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 157, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's ,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag ,

Overwegende hetgeen volgt:

De ontwikkeling van de informatiemaatschappij en de opkomst van breedband zullen gevolgen hebben voor het leven van elke burger in Europese Unie, onder meer omdat zij de toegankelijkheid van kennis en nieuwe vormen van kennisverwerving stimuleren waardoor de vraag naar nieuwe inhoud, toepassingen en diensten stijgt.

De interpenetratie in de Gemeenschap groeit nog steeds in hoog tempo. De door internet geboden mogelijkheden dienen te worden benut teneinde elk individu en elke organisatie in de Gemeenschap de maatschappelijke en economische voordelen van informatie- en kennisoverdracht te bieden. In Europa is nu de weg vrijgemaakt voor de benutting van het nog onaangeroerde potentieel van digitale inhoud.

In de conclusies van de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 werd er de nadruk op gelegd dat de omschakeling op een digitale, op kennis gebaseerde economie onder invloed van nieuwe goederen en diensten een krachtige impuls zal geven aan groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid. Bovendien werd uitdrukkelijk bevestigd dat voor de inhoudindustrie een taak is weggelegd bij het creëren van toegevoegde waarde en het netwerken van de Europese culturele verscheidenheid.

In het actieplan eEurope 2005 , waarin de strategie van Lissabon wordt ontvouwd, wordt opgeroepen tot acties die de opkomst van veilige, via breedbandnetwerken te leveren diensten, toepassingen en inhoud moeten stimuleren om aldus een gunstig klimaat voor particuliere investeringen en het creëren van nieuwe werkgelegenheid te scheppen, de productiviteit te verhogen, overheidsdiensten te moderniseren en iedereen de gelegenheid te geven een rol te spelen in de wereldwijde informatiemaatschappij.

De vraag naar digitale inhoud van hoge kwaliteit, waarbij toegangs- en gebruikersrechten zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen, afkomstig van een brede gemeenschap van gewone burgers, studenten, onderzoekers en werknemers die hun kennis wensen te vergroten, dan wel van "hergebruikers" die digitale inhoudbronnen willen benutten om nieuwe diensten te creëren, wordt in Europa steeds duidelijker.

Het programma eContent (2001-2004) heeft de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op internet en de taalverscheidenheid van Europese websites in de informatiemaatschappij bevorderd. In de Mededeling van de Commissie betreffende de tussentijdse evaluatie van het eContent-programma wordt het belang van maatregelen op dit gebied bevestigd.

Door het voortschrijden van de technologie is het mogelijk inhoud een meerwaarde te geven in de vorm van ingebedde kennis en de interoperabiliteit op dienstenniveau te verbeteren, hetgeen fundamenteel is voor de toegang tot en het gebruik van digitale inhoud. Dit is bijzonder relevant voor gebieden van openbaar belang, zoals onderwijs en cultuur, en meer in het algemeen voor overheidsinformatie.

Er wordt een regelgevingskader gedefinieerd om in te spelen op de uitdagingen van digitale inhoud in de informatiemaatschappij .

Door uiteenlopende praktijken in de lidstaten worden de technische belemmeringen voor een grootschalige toegang, toepassing, hergebruik en exploitatie van overheidsinformatie in de Gemeenschap in stand gehouden.

Wanneer digitale inhoud ook betrekking heeft op persoonsgegevens, dienen de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG in acht te worden genomen en moet de technologie de privacy beschermen en, waar mogelijk, verhogen.

Met acties van de Gemeenschap ten aanzien van de inhoud van informatie dient het meertalige en multiculturele karakter van de Gemeenschap te worden versterkt.

De voor de tenuitvoerlegging van deze beschikking vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden .

De Commissie dient zorg te dragen voor de complementariteit en synergie met verwante initiatieven en programma's van de Gemeenschap, in het bijzonder die op het gebied van onderwijs en cultuur en het Europese Interoperabiliteitskader.

Bij deze beschikking wordt een financieel kader vastgesteld voor de gehele looptijd van het programma, dat als voornaamste referentiepunt voor de begrotingsautoriteit moet dienen, in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure.

De doelstellingen van het beoogde optreden kunnen wegens het transnationale karakter van de betrokken kwesties niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen wegens de omvang en de gevolgen van het overwogen optreden derhalve beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Daarom kan de Gemeenschap, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag, maatregelen nemen. In overeenstemming met het in dat artikel omschreven evenredigheidsbeginsel gaat deze beschikking niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te bereiken,

BESLUITEN:

Artikel 1


1. Bij deze beschikking wordt een programma van de Gemeenschap vastgesteld dat de toegankelijkheid, het nut en de exploiteerbaarheid van digitale inhoud in Europa moet verbeteren om aldus de ontwikkeling en verspreiding van informatie en kennis - op gebieden van algemeen belang - te bevorderen op het niveau van de Unie.

Het programma kan worden aangehaald als het "eContentplus"-programma (hierna te noemen "het programma").


2. Teneinde de in lid 1 vermelde algemene doelstelling van het programma te verwezenlijken, worden de volgende programmapunten gerealiseerd:

bevordering van de toegankelijkheid, het nut en de exploitatie van digitale inhoud;

verhoging van de kwaliteit en bevordering van goede praktijken op het gebied van digitale inhoud;

verbetering van de samenwerking en bewustmaking

De in het kader van deze programmapunten te verrichten activiteiten zijn opgenomen in bijlage I. Het programma wordt overeenkomstig bijlage II ten uitvoer gelegd.

Artikel 2


1. Deelname aan het programma staat open voor in de lidstaten gevestigde rechtspersonen. Kandidaat-lidstaten kunnen aan het programma deelnemen op basis van met die landen te sluiten bilaterale overeenkomsten.


2. Deelname aan het programma is mogelijk voor rechtspersonen die gevestigd zijn in EVA-landen welke partij zijn bij de EER-Overeenkomst, zulks in overeenstemming met het bepaalde in die overeenkomst.


3. Deelname aan het programma zonder financiële steun van de Gemeenschap is mogelijk voor in derde landen gevestigde rechtspersonen en internationale organisaties, op voorwaarde dat deze deelname werkelijk bijdraagt tot de uitvoering van het programma. Een besluit daarover wordt genomen overeenkomstig de in artikel 4, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 3


1. De Commissie is belast met de tenuitvoerlegging van het programma.


2. De Commissie stelt op basis van deze beschikking een werkprogramma op.


3. De Commissie neemt volgens de in artikel 4, lid 2, bedoelde procedure een besluit over de volgende aangelegenheden:

goedkeuring en wijziging van het werkprogramma;

bepaling van de criteria en inhoud van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen overeenkomstig de doelstelling van artikel 1;

afwijkingen van de regels van bijlage II.


4. De Commissie houdt het comité op de hoogte van de voortgang bij de tenuitvoerlegging van het programma.

Artikel 4


1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.


2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.


3. Het comité stelt zijn huishoudelijk reglement vast.

Artikel 5


1. Om te waarborgen dat de steun van de Gemeenschap doeltreffend wordt aangewend, draagt de Commissie er zorg voor dat de acties uit hoofde van deze beschikking aan een beoordeling vooraf, follow-up en evaluatie achteraf worden onderworpen.


2. De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van projecten in het kader van dit programma. Na afronding van een project evalueert de Commissie de wijze waarop het project is uitgevoerd en het effect ervan teneinde na te gaan of de oorspronkelijke doelstellingen zijn bereikt.


3. De Commissie legt uiterlijk in januari 2007 een evaluatieverslag over de tenuitvoerlegging van de in artikel 1, lid 2, bedoelde programmapunten voor aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. De Commissie dient na afloop van het programma een definitief evaluatieverslag in.

Artikel 6


1. Het programma heeft een looptijd van vier jaar die aanvangt op 1 januari 2005.


2. Het referentiebedrag voor de uitvoering van dit programma wordt voor de in lid 1 bedoelde periode op 163 miljoen EUR vastgesteld. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit vastgesteld overeenkomstig de financiële vooruitzichten. In bijlage III staat een indicatieve verdeling van de uitgaven.

Gedaan te Brussel, op

Voor het Europees Parlement Voor de Raad
De Voorzitter De Voorzitter

BIJLAGE I

ACTIES

Inleiding

De algemene doelstelling van eContentplus is de verbetering van de toegankelijkheid, het nut en de exploiteerbaarheid van digitale inhoud in Europa om aldus de ontwikkeling en verspreiding van informatie en kennis op gebieden van algemeen belang te bevorderen op het niveau van de Unie.

Het zal de voorwaarden voor de ontsluiting en het beheer van digitale inhoud en diensten in een meertalige en multiculturele omgeving verbeteren. Het zal de keuzemogelijkheden van de gebruiker verruimen en nieuwe manieren van interactie met op kennis gebaseerde digitale inhoud ondersteunen, een eigenschap die essentieel wordt om inhoud dynamisch te maken en op een specifieke context (leren, cultuur, enz.) af te stemmen.

Het programma zal de weg plaveien voor een gestructureerd raamwerk voor digitale inhoud van hoge kwaliteit in Europa - de Europese digitale-inhoudruimte - door de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken en een kruisbestuiving tussen inhoudsectoren, aanbieders van inhoud en gebruikers te stimuleren.

Er staan drie categorieën activiteiten op het programma:

bevordering van de toegankelijkheid, het nut en de exploitatie van digitale inhoud;

verhoging van de kwaliteit en bevordering van goede praktijken op het gebied van digitale inhoud;

verbetering van de samenwerking en bewustmaking.

Programmapunten


1 Bevordering van de toegankelijkheid, het nut en de exploitatie van digitale inhoud

Deze activiteiten omvatten de vorming van netwerken en allianties tussen de diverse spelers om de ontwikkeling van nieuwe diensten te bevorderen.

Doelgebieden zijn overheidsinformatie, spatiële informatie, leren en culturele inhoud.

De nadruk zal komen te liggen op:

bevordering van een breder besef omtrent het belang, de commerciële waarde en de maatschappelijke implicaties van overheidsinformatie. De activiteiten zullen de toepassing en exploitatie van overheidsinformatie over de grenzen heen tussen openbare instanties en particuliere organisaties met het oog op de ontwikkeling van informatieproducten en -diensten met een toegevoegde waarde bevorderen;

bevordering van een ruimer gebruik van spatiële informatie door overheidsinstanties, particuliere bedrijven en burgers door middel van samenwerkingsmechanismen op Europees niveau. Bij de activiteiten dient zowel op de technische als op de organisatorische aspecten te worden ingedaan, waarbij dient te worden vermeden dat territoriale verzamelingen van spatiële informatie elkaar overlappen of onvoldoende ontwikkeld worden. Daarbij dient de grensoverschrijdende interoperabiliteit te worden gestimuleerd zodat coördinatie tussen cartografische bureaus mogelijk wordt en op Europees niveau nieuwe diensten voor mobiele gebruikers kunnen worden ontwikkeld. Zij dienen ook het gebruik van open standaards te ondersteunen;

bevordering van de groei van het aantal open Europese kennispools voor digitale objecten ten behoeve van de onderwijs- en onderzoekgemeenschappen, evenals voor particulieren. Deze activiteiten dienen ter ondersteuning van de realisatie van Trans-Europese bemiddelingsdiensten voor digitale leerinhoud met bijbehorende business-modellen. Deze activiteiten dienen ook het gebruik van open normen te bevorderen, alsmede de vorming van grote gebruikersgroepen die de normvoorbereidings- en specificatieschema's analyseren en testen, teneinde Europese aspecten van meertaligheid en multiculturaliteit in het definitieproces voor wereldwijde normen voor digitale leerinhoud te betrekken;

bevordering van het ontstaan van Trans-Europese informatie-infrastructuren voor het toegankelijk maken en benutten van Europese digitale culturele en wetenschappelijke hulpbronnen door de koppeling van virtuele bibliotheken, gemeenschapsgeheugens, enz. De activiteiten dienen mede betrekking te hebben op gecoördineerde benaderingen voor het digitaliseren en opbouwen van verzamelingen, de instandhouding van digitale objecten en het inventariseren van culturele en wetenschappelijke hulpbronnen. Zij dienen de toegang tot digitale culturele en wetenschappelijke hulpbronnen te verbeteren door doeltreffende licentieschema's en collectieve voorafgaande vereffening van rechten.


2 Verhoging van de kwaliteit en bevordering van goede praktijken op het gebied van digitale inhoud

Deze activiteiten moeten de inventarisatie en brede verspreiding van goede praktijken op het gebied van methoden, processen en operaties vergemakkelijken teneinde een hogere kwaliteit, efficiëntie en doeltreffendheid bij de ontwikkeling, toepassing en verspreiding van digitale inhoud te bereiken.

Zij hebben betrekking op experimenten waarmee de geschiktheid voor zoekopdrachten, toepassing, hergebruik en samenstelling, evenals de interoperabiliteit van digitale inhoud kan worden aangetoond binnen de context van het huidige wetgevingskader, terwijl vanaf het prille begin van het proces wordt voldaan aan de eisen van de verschillende doelgroepen en -markten in een omgeving met een steeds meertaliger en multicultureler karakter, hetgeen verder gaat dan uitsluitend lokaliseringstechnologie.

Daarbij zal worden geprofiteerd van de voordelen van de verrijking van digitale inhoud met machineleesbare data (semantisch goed gedefinieerde metadata die gebaseerd is op de relevante beschrijvende terminologie, woordenlijsten en ontologieën).

De experimenten zullen in thematische clusters plaatsvinden. De inzameling, verspreiding en intersectoriële kruisbestuiving van de verworven kennis vormt een integrerend deel van de experimenten.

De geplande toepassingen liggen op het vlak van overheidsinformatie, spatiële informatie, digitaal leren en culturele inhoud, evenals wetenschappelijke digitale inhoud.


3 Verbetering van de samenwerking en bewustmaking

De activiteiten omvatten onder meer maatregelen ter begeleiding van de relevante wetgeving op het gebied van digitale inhoud en ondersteuning van de samenwerking tussen openbare lichamen, evenals bewustmaking van de betrokkenen en hun respectieve potentiële afnemers (zoals consumentenorganisaties) van bestaande en toekomstige producten en diensten. Zij dienen ter ondersteuning van de ontwikkeling van benchmarking-, monitoring- en analysehulpmiddelen, de analyse van de impact van het programma, alsmede de verspreiding van de resultaten daarvan. In het kader van deze activiteiten zal een inventarisatie en analyse worden gemaakt van de nieuwe mogelijkheden en problemen (zoals vertrouwen, kwaliteitsmerken, intellectuele eigendomsrechten in de educatieve sector), op basis waarvan voorstellen voor oplossingen zullen worden gedaan.

BIJLAGE II

INSTRUMENTEN VOOR DE TENUITVOERLEGGING VAN HET PROGRAMMA

De Commissie zal het programma met inachtneming van de in bijlage I gespecificeerde technische inhoud ten uitvoer leggen.

Het programma zal worden uitgevoerd door middel van werkzaamheden onder contract, zoals:

acties voor gezamenlijke rekening

projecten waarbij kennisverruiming plaatsvindt teneinde bestaande producten, processen en/of diensten te verbeteren en/of om te voorzien in de behoeften van het Gemeenschapsbeleid. De bijdrage van de Gemeenschap bedraagt doorgaans niet meer dan 50% van de kosten van het project. Overheidslichamen kunnen in aanmerking komen voor een vergoeding op basis van 100% van de extra kosten;

activiteiten op het gebied van goede praktijken voor kennisverspreiding. Deze vinden gewoonlijk in thematische clusters plaats en worden onderling gekoppeld door middel van thematische netwerken. De bijdrage van de Gemeenschap voor de onder dit streepje bedoelde maatregelen beperkt zich tot de directe uitgaven die noodzakelijk of wenselijk worden geacht voor het bereiken van de specifieke doelstellingen van de actie;

thematische netwerken: netwerken die spelers van diverse pluimage groeperen rond een bepaalde technologische en organisatorische doelstelling teneinde coördinatie en kennisoverdracht te bevorderen. Zij kunnen samenhangen met activiteiten op het gebied van goede praktijken. Steun zal worden verleend voor de aanvullende subsidiabele kosten van coördinatie en realisatie van het netwerk. Met de bijdrage van de Gemeenschap mogen de aanvullende subsidiabele kosten van deze maatregelen worden gedekt;

begeleidende maatregelen

begeleidende maatregelen dragen bij tot de tenuitvoerlegging van het programma of de voorbereiding van toekomstige activiteiten. Maatregelen die gericht zijn op de commercialisering van producten, processen of diensten, marketing-activiteiten en verkoopbevordering vallen hier niet onder.

studies ter ondersteuning van het programma, met inbegrip van de voorbereiding van toekomstige activiteiten;

informatie-uitwisseling, conferenties, seminars, workshops of andere vergaderingen, en het beheer van clusteractiviteiten;

verspreidings-, voorlichtings- en communicatie-activiteiten.

De selectie van de acties voor gezamenlijke rekening geschiedt op basis van op de website van de Commissie te publiceren uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, conform de geldende financiële bepalingen.

Aanvragen voor een bijdrage van de Gemeenschap dienen vergezeld te gaan van een financiële planning met een uitsplitsing van de kosten per projectonderdeel, onder vermelding van de bijdrage die van de Gemeenschap wordt verlangd en de steun of bijdrage die eventueel bij andere organisaties wordt aangevraagd.

Begeleidende maatregelen zullen worden uitgevoerd op basis van aanbestedingen conform de geldende financiële bepalingen.

BIJLAGE III

INDICATIEVE VERDELING VAN DE UITGAVEN

|1)  |Bevordering van de toegankelijkheid, het nut en de      |35 - 45 |
|    |exploitatie van digitale inhoud                         |%       |
|2)  |Verhoging van de kwaliteit en bevordering van goede     |50 - 60 |
|    |praktijken op het gebied van digitale inhoud            |%       |
|3)  |Verbetering van de samenwerking en bewustmaking         |6 - 10  |
|    |                                                        |%       |
FINANCIEEL MEMORANDUM

|Beleidsgebied(en): INFSO 09                                              |
|Activiteit(en): Activiteit 03 eEurope                                    |
|                                                                         |
|Benaming van de actie: Meerjarenprogramma van de Gemeenschap ter         |
|verbetering van de toegankelijkheid, het nut en de exploiteerbaarheid van|
|digitale inhoud in Europa (eContentplus) (2005 - 2008)                   |

1. BEGROTINGSONDERDE(E)L(EN) EN OMSCHRIJVING(EN)

Begrotingslijnen: 09 03 02 en 09 01 04 02


2. ALGEMENE CIJFERS

2.1. Totale toewijzing voor de actie: miljoen E aan vastleggingskredieten

E 163 miljoen

2.2. Duur:

Van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008

2.3. Meerjarenraming van de uitgaven:

a) Tijdschema vastleggingskredieten/betalingskredieten (financiering uit de begroting)

09 03 02 in miljoen E (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

|                  |       |       |       |       |Totaal     |
|                  |2005   |2006   |2007   |2008   |           |
|Vastleggingskredie|26,600 |27,500 |44,500 |61,400 |160,000    |
|ten               |       |       |       |       |           |
|Betalingskredieten|                                              |
|[26]              |                                              |
|2005              |9,000  |-      |-      |-      |9,000      |
|2006              |13,000 |8,000  |-      |-      |21,000     |
|2007              |4,600  |16,000 |16,000 |-      |36,600     |
|2008              |       |3,500  |22,500 |22,600 |48,600     |
|2009 en volgende  |       |       |6,000  |38,800 |44,800     |
|jaren             |       |       |       |       |           |
|Totaal            |26,600 |27,500 |44,500 |61,400 |160,000    |
b) Technische en administratieve bijstand en ondersteuningsuitgaven (zie punt 6.1.2)

09 01 04 02 in miljoen E (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

|                  |       |        |        |        |Totaal    |
|                  |2005   |2006    |2007    |2008    |          |
|Vastleggingskredie|0,900  |0,600   |0,800   |0,700   |3,000     |
|ten               |       |        |        |        |          |
|Betalingskredieten|                                                |
|2005              |0,400  |-       |-       |-       |0,400     |
|2006              |0,500  |0,300   |-       |-       |0,800     |
|2007              |       |0,300   |0,475   |-       |0,775     |
|2008              |       |        |0,325   |0,450   |0,775     |
|2009 en volgende  |       |        |        |0,250   |0,250     |
|jaren             |       |        |        |        |          |
|Totaal            |0,900  |0,600   |0,800   |0,700   |3,000     |
09 03 02 + 09 01 04 02- miljoen E (tot op 3 decimalen nauwkeurig)
|Subtotaal a+b     |       |        |        |        |Totaal    |
|                  |2005   |2006    |2007    |2008    |          |
|Vastleggingskredie|27,500 |28,100  |45,300  |62,100  |163,000   |
|ten               |       |        |        |        |          |
|Betalingskredieten|                                                |
|2005              |9,400  |-       |-       |-       |9,400     |
|2006              |13,500 |8,300   |-       |-       |21,800    |
|2007              |4,600  |16,300  |16,475  |-       |37,375    |
|2008              |       |3,500   |22,825  |23,050  |49,375    |
|2009 en volgende  |       |        |6,000   |39,050  |45,050    |
|jaren             |       |        |        |        |          |
|Totaal            |27,500 |28,100  |45,300  |62,100  |163,000   |
c) Financiële gevolgen in verband met de personele middelen en andere huishoudelijke uitgaven (zie punten 7.2 en 7.3)

in miljoen E (tot op 3 decimalen nauwkeurig)
|              |      |      |      |      |      |
|              |2005  |2006  |2007  |2008  |Totaal|
|Vastleggings-/|1,982 |1,982 |1,982 |1,982 |7,928 |
|betalingskredi|      |      |      |      |      |
|eten          |      |      |      |      |      |
|TOTAAL a+b+c      |       |      |      |      |      |      |
|                  |2005   |2006  |2007  |2008  |2009  |Totaal|
|                  |       |      |      |      |en    |      |
|                  |       |      |      |      |volgen|      |
|                  |       |      |      |      |de    |      |
|                  |       |      |      |      |jaren |      |
|Vastleggingskredie|29,482 |30,082|47,282|64,082|      |170,92|
|ten               |       |      |      |      |      |8     |
|Betalingskredieten|11,382 |23,782|39,357|51,357|45,050|170,92|
|                  |       |      |      |      |      |8     |
2.4. Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiële vooruitzichten

X Voorstel verenigbaar met de bestaande financiële programmering

( Dit voorstel vereist een herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten,

( inclusief, in voorkomend geval, een beroep op de bepalingen van het interinstitutioneel akkoord.

In de huidige financiële programmering zijn, na extrapolatie op basis van het eContent-programma, ramingen opgenomen van E 27,6 miljoen voor 2005 en E 28,5 miljoen voor 2006.

In het voorgestelde programma is, slecht ten dele, een vervolg op het voorgaande programma opgenomen (overheidsinformatie). Het zwaartepunt ligt in het nieuwe programma op het gebruik van geografische informatie voor grensoverschrijdende (bijv. mobiele) diensten. Bepaalde activiteiten zijn achterwege gelaten (directe marktgerelateerde activiteiten) of worden voortgezet op basis van een gewijzigde aanpak (acties ter bevordering van specifieke meertalige inhoud). Een nieuw aandachtspunt is de meertalige aspecten van culturele en educatieve inhoud, evenals van wetenschappelijke inhoud.

De wijzigingen zijn doorgevoerd om in te spelen op de beleidsprioriteiten (die in het kader van eEurope zijn beschreven) en de technologische vooruitgang. Het programma weerspiegelt in feite dat de uitrol van breedbandinfrastructuur en mobiele netwerken van de derde generatie in essentiële mate afhankelijk is van de beschikbaarheid van geschikte inhoud.

Vergeleken met het oude programma en met het kleinere aantal demonstratieprojecten op sterk toegespitste gebieden, wordt een nieuwe aanpak voorgesteld, namelijk thematische netwerken van experimenten op het gebied van goede praktijken, waarmee de hulpbronnen en kennis beter kunnen worden geïntegreerd (minder projecten, hoger multiplicatoreffect), zulks om de impact van het programma zo groot mogelijk te maken.

Onder het programmapunt "Bevordering van de toegankelijkheid, het nut en de exploitatie van digitale inhoud" wordt voor continuïteit op het stuk van overheidsinformatie gezorgd. Een aantal aanvullende activiteiten wordt niettemin noodzakelijk geacht om bepaalde aspecten van de productie, verspreiding en toepassing van digitale inhoud voor onderwijs en cultuur aan te pakken die niet bij andere activiteiten van de Gemeenschap, ook niet in het oude eContent-programma, aan bod zijn gekomen.

Onder het programmapunt "Verhoging van de kwaliteit en bevordering van goede praktijken op het gebied van digitale inhoud" is een nieuwe reeks maatregelen geïntroduceerd. Deze op experimenten gebaseerde activiteiten moeten de verrijking van digitale inhoud bevorderen door het gebruik van kennistechnologie bij de ontwikkeling, de toepassing en de distributie ervan te stimuleren. De programmapunten zijn op specifieke doelgroepen afgestemd en hebben met name betrekking op educatieve en culturele inhoud.

Deze activiteiten en de bijbehorende kring van potentiële deelnemers zullen geleidelijk worden opgebouwd en zullen pas in 2007 en 2008 de volle omvang hebben bereikt.

Het bovenstaande impliceert dat de financiële programmering de volgende kenmerken dient te vertonen:


1) De huidige activiteiten worden gecontinueerd met een geleidelijke uitbouw van de kring van potentiële deelnemers.


2) Nieuwe activiteiten zullen geleidelijk worden geïntroduceerd zodat in een vroeg stadium een kritische massa, en pas in 2007 en 2008 de volle omvang wordt bereikt.


3) De ervaring met soortgelijke programma's heeft uitgewezen dat de deelname van de nieuwe lidstaten tijd nodig heeft en pas in latere fasen van het programma zijn volle omvang bereikt. Daarom is extra aandacht voor de uitbouw van de kring van potentiële deelnemers noodzakelijk, vooral bij een programma dat betrekking heeft op inhoud, waarbij de nieuwe talen en culturen een duidelijke rol hebben te spelen.

Om bovenstaande redenen zijn de kredieten zo gepland dat deze pas vanaf 2007 hun hoogtepunt bereiken. De groei in de periode 2006/2007 wordt evenwel afgezwakt door het feit dat de eerste uitnodiging tot het indienen van voorstellen pas in het late najaar van 2005 van start zal gaan en het budget voor 2005 en een groot deel van dat voor 2006 voor rekening zal nemen.

2.5. Financiële gevolgen voor de ontvangsten

X Geen enkele financiële implicatie (betreft technische aspecten in verband met de tenuitvoerlegging van een maatregel)

3. BEGROTINGSKENMERKEN

|Aard van de uitgave |Nieuwe |Deelname   |Deelname    |Rubriek      |
|                    |uitgave|EVA        |kandidaat-li|financiële   |
|                    |       |           |dstaten     |vooruitzichte|
|                    |       |           |            |n            |
|Niet-verp|Gesplitst|Nee    |Ja         |Ja          |N 3          |
|lichte   |e        |       |           |            |             |
|uitgaven |kredieten|       |           |            |             |

4. RECHTSGROND

Artikel 157, lid 3, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap

Beschikking nr. ././EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma van de Gemeenschap (2005-2008) ter verbetering van de toegankelijkheid, het nut en de exploiteerbaarheid van digitale inhoud in Europa (eContentplus)


5. OMSCHRIJVING EN MOTIVERING

5.1. Noodzaak van communautair optreden

5.1.1. Doelstellingen en optreden van de Gemeenschap

De algemene doelstelling van het voorgestelde programma is de verbetering van de toegankelijkheid, het nut en de exploiteerbaarheid van digitale inhoud in Europa om aldus de ontwikkeling en verspreiding van informatie en kennis op gebieden van algemeen belang te bevorderen op het niveau van de Unie.

Het voorstel voor eContentplus heeft drie specifieke doelstellingen:

Bevordering van de toegankelijkheid van Europese digitale inhoud

Verhoging van de kwaliteit door bevordering van goede praktijken op het gebied van digitale inhoud

Verbetering van de samenwerking en bewustmaking

5.1.2. Maatregelen in het kader van de beoordeling ex ante

De beoordeling ex ante omvat een groot aantal activiteiten die in de afgelopen paar jaar hebben plaatsgevonden.

Het voorstel bouwt voort op de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende de tussentijdse evaluatie van het eContent-programma en op de resultaten van andere specifieke raadplegingen. Daaruit kwam naar voren dat het thema uiterst relevant is voor een aantal economische en maatschappelijke spelers en dat er nog steeds belemmeringen bestaan op een aantal gebieden die maatregelen in Gemeenschapsverband wenselijk maken.

Bij het opstellen van het voorstel is rekening gehouden met besprekingen waarbij de voor de diverse activiteiten verantwoordelijke diensten van de Commissie waren betrokken, zoals Interne markt, Onderwijs en cultuur, Ondernemingen en Eurostat.

Een brede en goede aanvaarding van digitale inhoud wordt gezien als een belangrijke bijdrage voor het bereiken van de doelstellingen van eEurope. Dankzij het stijgende aantal snelle, permanente breedbandaansluitingen begint de vraag naar online digitale inhoud te groeien. Het welslagen van de introductie van breedbandtoegang tot internet is evenwel in doorslaggevende mate afhankelijk van de beschikbaarheid van geschikt materiaal in digitale vorm. De snelheid waarmee geavanceerde diensten voor mobiele gebruikers (3G en zijn opvolgers) ingang vinden, is eveneens afhankelijk van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van gevarieerde digitale inhoud.

Daarbij is ook rekening gehouden met recente en nog lopende ontwikkelingen op het gebied van kennis- en inhoudtechnologieën, die nieuwe mogelijkheden scheppen voor de verbetering van digitale inhoud en de vereenvoudiging van de bundeling en het hergebruik daarvan in producten en diensten.

Parallel aan deze ontwikkelingen heeft de Unie nieuwe wetgeving ingevoerd, zoals de Overheidsinformatierichtlijn en de Auteursrechtenrichtlijn , die momenteel in nationaal recht wordt omgezet, en die samen de totstandkoming van een interne markt voor digitale-inhoudproducten en -diensten moeten bevorderen.

Verwacht wordt dat deze ontwikkelingen nuttig zijn voor applicaties die op digitale inhoud zijn gebaseerd doordat zij leiden tot productiviteitsverhoging, innovatie en betere informatieproducten en -diensten met een positieve impact op inhoud, toepassingen en diensten op het gebied van e-overheid, e-gezondheidszorg, e-business en e-leren, zoals die in het kader van eEurope 2005 worden gepromoot. Deze voordelen zijn niet alleen van belang in economisch opzicht, maar hebben ook een maatschappelijke uitstraling.

Met eContentplus is een aantal gebieden van algemeen belang in Europa geïnventariseerd waarop de marktkrachten onvoldoende investeren. Het programma moet de voorwaarden scheppen voor een bredere toegang en een ruimere benutting van digitale inhoud, evenals waar nodig ook voor een hogere economische opbrengst van diensten die op toegang tot en (her)gebruik van digitale inhoud steunen.

Wat de relevantie van het programma nog verhoogt is dat er slechts enkele nationale programma's zijn die rechtstreeks vergelijkbaar zijn met eContentplus in termen van toepassingsgebied en doelstelling. In de meeste landen valt digitale inhoud onder de bredere ICT-strategie, maar bestaat er geen specifiek beleid of programma voor. De voorgestelde maatregelen vormen daarom een aanvulling en ondersteuning van activiteiten die op nationaal en regionaal niveau worden ontplooid.

Uit het voorgaande kunnen twee praktische conclusies worden getrokken:

Er bestaat een consensus over de toegevoegde waarde van de Europese dimensie om de toegankelijkheid, het nut en de exploiteerbaarheid van digitale inhoud in Europa te verbeteren om aldus de ontwikkeling en verspreiding van informatie en kennis - in de maatschappij en het bedrijfsleven, het onderwijs en het onderzoek - te bevorderen op het niveau van de Unie

Er bestaat een consensus over de mogelijkheid van een uitgebreid vervolgprogramma van de Gemeenschap dat voldoende rekening houdt met de resultaten van het eContent-programma en de ontwikkelingen in de technologie, markten en wetgeving, en met de verwachte veranderingen in de toekomst, en dat een aantal valide elementen introduceert om het toepassingsgebied in te perken en de activiteiten te concentreren zonder verlies van relevantie voor de doelgroepen.

Op basis van het voorgaande en gelet op de ervaringen met andere programma's van de Gemeenschap is door de diensten van de Commissie een ex ante beoordelingsverslag opgesteld op basis van de (door DG Begroting in december 2001) opgestelde gids voor ex ante-beoordelingen.

De inhoud van dit verslag is volledig verwerkt in de toelichting en in het financieel memorandum.

5.1.3. Maatregelen in het kader van de evaluatie ex post

De lessen uit het verleden kunnen vanuit twee gezichtspunten worden bekeken:

lessen met betrekking tot de opzet van het programma;

lessen met betrekking tot het beheer van het programma.

Drie belangrijke zaken komen uit de tussentijdse evaluatie van het eContent-programma naar voren:

De interventielogica van het programma voldeed en de doelgebieden zijn geschikt voor actie van de Gemeenschap.

Het programma dient zijn activiteiten en doelstellingen in te perken om het effect van de bijdrage van de Gemeenschap zo groot mogelijk te maken.

De kwestie van meertaligheid en lokale aanpassing dient een intrinsiek element van elk project te zijn in plaats van een apart programmapunt.

De interventielogica van eContent is behouden gebleven, maar wel aangepast aan de ontwikkelingen in de wetgeving, de technologie en de markt. Meertaligheid en lokale aanpassing van inhoud zijn horizontale thema's geworden die bij alle projecten/activiteiten een rol spelen.

Het leidmotief is het maximaliseren van de impact op de categorie van spelers buiten de kring van programmadeelnemers. Door het toepassingsgebied minder ruim te kiezen, zowel in termen van deelnemers als wat betreft de doelstellingen moet dit eenvoudiger maken. Dit lijkt ook gerechtvaardigd omdat de digitale-inhoudindustrie nu volwassener is dan toen het oorspronkelijke eContent-programma werd bedacht.

5.2. Voorgenomen acties en wijze van financiering uit de begroting

De drie actiegebieden zijn:

Bevordering van de toegankelijkheid, het nut en de exploitatie van digitale inhoud

Verhoging van de kwaliteit en bevordering van goede praktijken op het gebied van digitale inhoud

Verbetering van de samenwerking en bewustmaking

Deze acties bestrijken duidelijk gedefinieerde doelgebieden. Het programma spitst zich toe op betere inhoud, die dient om de verspreiding van informatie en kennis te bevorderen, in plaats van op meer inhoud. De kwaliteit van inhoud is steeds meer gebaseerd op het concept inhoudverrijking, dat het begrip inhoud bindt aan een formele en zinvolle beschrijving ervan . Voor inhoudverrijking zijn automatische of semi-automatische hulpmiddelen nodig waarmee de metadata en hun ontologieën op kostenefficiënte wijze kunnen worden gegenereerd en onderhouden. Dergelijke hulpmiddelen zullen binnenkort ook beschikbaar komen dankzij onderzoekprogramma's van de Gemeenschap .

In het kader van het programma zullen projecten worden gefinancierd die methoden, gereedschappen, processen en diensten die relevant zijn voor de productie, beschikbaarstelling, toepassing en verspreiding van digitale inhoud moeten verbeteren. Dit is bevorderlijk voor de overdracht van kennis, ervaring en goede praktijken, coördinatieactiviteiten, en de kruisbestuiving tussen inhoudsectoren, aanbieders van inhoud en gebruikers. Daartoe wordt bij het programma gebruik gemaakt van activiteiten op het gebied van goede praktijken die gewoonlijk in thematische clusters plaatsvinden, alsmede van thematische netwerken waarbij diverse spelers zich gezamenlijk inzetten voor een gegeven technologische en organisatorische doelstelling

5.3. Wijze van tenuitvoerlegging

De in het voorstel beschreven toekenningsmechanismen volgen ruwweg de gebruikelijke aanpak van de Gemeenschap bij subsidiëring en cofinanciering op basis van een gedetailleerde financieringsaanvraag. Er zijn ook elementen die volledig door de Gemeenschap worden gefinancierd, zoals begeleidende maatregelen die bijdragen tot de tenuitvoerlegging van het programma of de voorbereiding van toekomstige activiteiten.

Het programma zal centraal door de Commissie worden beheerd. De kredieten dienen ter dekking van de uitgaven voor studies, vergaderingen van deskundigen, voorlichting, conferenties en publicaties die direct samenhangen met de programmadoelstelling, plus eventuele andere uitgaven voor technische en administratieve ondersteuning die buiten de publieke taak vallen.


6. FINANCIËLE GEVOLGEN

6.1. Totale financiële gevolgen - (voor de gehele programmeringsperiode)

6.1.1. Financiering (vastleggingskredieten)

Vastleggingskredieten in miljoen E (tot op 3 decimalen nauwkeurig)
|Uitsplitsing      |2005   |2006   |2007   |2008  |Totaal|
|Bevordering van de|14,000 |11,000 |17,000 |21,000|63,000|
|toegankelijkheid, |       |       |       |      |      |
|het nut en de     |       |       |       |      |      |
|exploitatie van   |       |       |       |      |      |
|digitale inhoud   |       |       |       |      |      |
|Verhoging van de  |10,800 |14,500 |24,000 |36,200|85,500|
|kwaliteit en      |       |       |       |      |      |
|bevordering van   |       |       |       |      |      |
|goede praktijken  |       |       |       |      |      |
|op het gebied van |       |       |       |      |      |
|digitale inhoud;  |       |       |       |      |      |
|Verbetering van de|1,800  |2,000  |3,500  |4,200 |11,500|
|samenwerking en   |       |       |       |      |      |
|bewustmaking      |       |       |       |      |      |
|TOTAAL            |26,600 |27,500 |44,500 |61,400|160,00|
|                  |       |       |       |      |0     |
De verdeling over de drie programmapunten is indicatief en is gebaseerd op de middenwaarde van de in bijlage III van de ontwerpbeschikking van de Raad aangegeven verdeling.

6.1.2 Technische en administratieve bijstand, ondersteuningsuitgaven en IT-uitgaven (Vastleggingskredieten)

Vastleggingskredieten in miljoen E (tot op 3 decimalen nauwkeurig)
|                  |2005   |2006   |2007   |2008  |Totaal|
|Technische en     |0,750  |0,475  |0,675  |0,600 |2,500 |
|administratieve   |       |       |       |      |      |
|bijstand          |       |       |       |      |      |
|(website,         |       |       |       |      |      |
|redactionele      |       |       |       |      |      |
|diensten,         |       |       |       |      |      |
|projectbeoordeling|       |       |       |      |      |
|en, enz.)         |       |       |       |      |      |
|Voorlichting,     |0,150  |0,125  |0,125  |0,100 |0,500 |
|publicaties en    |       |       |       |      |      |
|communicatie      |       |       |       |      |      |
|TOTAAL            |0,900  |0,600  |0,800  |0,700 |3,000 |
Uitgaven voor vergadering komen ten laste van 09 01 02

6.2. Berekening van de kosten per overwogen maatregel (voor de gehele programmeringsperiode)

Vastleggingskredieten in miljoen E (tot op 3 decimalen nauwkeurig)

|Uitsplitsing    |Soort prestaties/     |Aantal     |Gemiddelde|Totale |
|                |producties            |prestaties/|kosten per|kosten |
|                |(projecten;           |           |eenheid   |(totaal|
|                |bestanden)            |producties |          |voor   |
|                |                      |           |          |4 jaar)|
|Bevordering van |Overheidsinformatie   |6          |2,000     |12,000 |
|de              |                      |           |          |       |
|toegankelijkheid|                      |           |          |       |
|, het nut en de |                      |           |          |       |
|exploitatie van |                      |           |          |       |
|digitale inhoud |                      |           |          |       |
|                |Geografische          |5          |3,100     |15,500 |
|                |informatie            |           |          |       |
|                |Europese kennispools  |5          |4,100     |20,500 |
|                |Toegang tot culturele |5          |3,000     |15,000 |
|                |en wetenschappelijke  |           |          |       |
|                |hulpbronnen           |           |          |       |
|                |Totaal                |21         |          |63,000 |
|Verhoging van de|Goede praktijken      |4          |8,000     |32,000 |
|kwaliteit en    |                      |           |          |       |
|bevordering van |                      |           |          |       |
|goede praktijken|                      |           |          |       |
|op het gebied   |                      |           |          |       |
|van digitale    |                      |           |          |       |
|inhoud;         |                      |           |          |       |
|                |Thematische netwerken |5          |5,300     |26,500 |
|                |Projecten             |9          |3,000     |27,000 |
|                |                      |           |          |       |
|                |Totaal                |18         |          |85,500 |
|Verbetering van |Begeleidende          |8          |0,800     |6,400  |
|de samenwerking |maatregelen           |           |          |       |
|en bewustmaking |                      |           |          |       |
|                |Informatie-uitwisselin|8          |0,500     |4,000  |
|                |g, studies            |           |          |       |
|                |Conferenties,         |2          |0,300     |0,600  |
|                |workshops             |           |          |       |
|                |Programma-evaluatie   |2          |0,250     |0,500  |
|                |Totaal                |20         |          |11,500 |
|TOTALE KOSTEN   |                      |           |          |160,000|

* Gemiddeld aantal jaarlijkse producties/prestaties

De jaarlijkse streefcijfers zijn berekend op basis van de volgende verdeling van het totale programmabudget:

Bevordering van de toegankelijkheid, het nut en de exploitatie van digitale inhoud: 35 - 45%

Verhoging van de kwaliteit en bevordering van goede praktijken op het gebied van digitale inhoud: 50 - 60%

Verbetering van de samenwerking en promotie: 6 - 10%


7. GEVOLGEN VOOR DE PERSONELE MIDDELEN EN DE HUISHOUDELIJKE UITGAVEN

7.1. Gevolgen voor de personele middelen

|Aard van de     |Personeel voor het beheer |Totaa|Beschrijving van de taken|
|posten          |van de actie (huidig of   |l    |die uit de actie         |
|                |extra personeel)          |     |voortvloeien             |
|                |Aantal vaste|Aantal       |     |                         |
|                |posten      |tijdelijke   |     |                         |
|                |            |posten       |     |                         |
|Ambtenaren  |A |9           |             |9    |Programmabeheer          |
|of          |B |3           |             |3    |(uitnodigingen,          |
|tijdelijke  |C |3           |             |3    |werkprogramma, procedures|
|functionaris|  |            |             |     |van de Commissie),       |
|sen         |  |            |             |     |projectbeheer,           |
|            |  |            |             |     |kostenbewaking           |
|Overige         |            |2 END's[33]  |2    |Technische               |
|personele       |            |             |     |projectondersteuning     |
|middelen        |            |             |     |                         |
|Totaal          |15          |2            |17   |                         |
Er zijn geen extra personele middelen van buiten het Directoraat gepland.

7.2. Algemene financiële gevolgen in verband met de personele middelen

|Aard van de posten                  |Bedrag in E  |Wijze van berekening     |
|Ambtenaren                          |             |                         |
|Tijdelijke functionarissen          |1.620.000    |15x108.000               |
|                                    |             |                         |
|                                    |86.000 (zie  |2x43.000                 |
|                                    |voetnoot))   |                         |
|Overige personele middelen          |             |                         |
|Totaal                              |1.706.000    |                         |
De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden.

7.3. Overige huishoudelijke uitgaven die uit de actie voortvloeien

|Begrotingsonderdeel|Bedrag in E  |Wijze van berekening                      |
|                   |             |(Jaarlijkse uitgaven)                     |
|(nummer en         |             |                                          |
|omschrijving)      |             |                                          |
|Totale begroting   |56.000       |80 dienstreizen per jaar à E 700 elk,     |
|09 01 02           |100.000      |binnen de EU                              |
|Dienstreizen       |60.000       |Conferenties - per jaar                   |
|Conferenties       |             |3 vergaderingen per jaar x 1 deelnemer x  |
|Verplichte comités |60.000       |25 lidstaten x E 800                      |
|Niet-verplichte    |             |3 vergaderingen per jaar met              |
|vergaderingen      |             |belanghebbendenorganisaties (20 deelnemers|
|                   |             |x E 1000)                                 |
|Informatiesystemen |-            |-                                         |
|(A-5001/A-4300)    |             |                                          |
|Overige uitgaven - |-            |-                                         |
|Deel A (aangeven   |             |                                          |
|welke)             |             |                                          |
|Totaal             |276.000      |                                          |
De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden.

In de vereiste personele en huishoudelijke middelen zal worden voorzien door middel van het budget dat aan het beherende DG is toegewezen in het kader van de begrotingsprocedure.


8. TOEZICHT EN EVALUATIE

8.1. Follow-upsysteem

Het personeel van de Commissie zorgt voor de tenuitvoerlegging van het programma, waaronder ook het toezicht. Het dagelijkse toezicht op de programma vindt plaats op basis van informatie die rechtstreeks van de begunstigden wordt ontvangen. Deze moeten tussentijdse en definitieve voortgangs- en financiële verslagen indienen, waarin ook de in de selectieprocedure beschreven criteria voor de prestatie-indicatoren worden vermeld.

Om de kwaliteit van de programma-uitvoering te garanderen, zullen de projecten regelmatig worden bezocht en zal regelmatige feedback over de activiteiten van de programmadeelnemers worden verlangd.

Voor alle projecten en activiteiten is er voorzien in een interne evaluatie of een beoordeling door externe deskundigen of interne bronnen, en zijn er prestatie-indicatoren en richtsnoeren voor toezicht gedefinieerd.

Voor eenmalige activiteiten, zoals seminars en conferenties, zal er ter plekke toezicht worden gehouden en zal een diepgaande externe evaluatie worden uitgevoerd op basis van willekeurige steekproeven en/of risicofactoren.

8.2. Procedure en tijdschema van de voorgeschreven evaluatie

In het tweede jaar van het programma zal een tussentijdse beoordeling plaatsvinden. Na afloop van het programma zal een evaluatie ex post plaatsvinden, die zich zal toespitsen toegespitst op de impact van het programma.

Voor deze evaluatie zijn de volgende indicatoren gedefinieerd:

|Algemene doelstellingen           |Indicatoren                       |
| verbetering van de               |Kwantitatieve/kwalitatieve        |
|toegankelijkheid, het nut en de   |gegevens over acties, verslagen en|
|exploiteerbaarheid van digitale   |andere resultaten van deze acties |
|inhoud in Europa om aldus de      |Kwantitatieve/kwalitatieve        |
|ontwikkeling en verspreiding van  |gegevens over de mening van de    |
|informatie en kennis op gebieden  |deelnemers over de impact van het |
|van algemeen belang te bevorderen |programma                         |
|op het niveau van de Unie         |                                  |
|Operationele doelstellingen       |Indicatoren                       |
|1. Bevordering van de             |Kwantitatieve/kwalitatieve        |
|toegankelijkheid, het nut en de   |gegevens over de oprichting van   |
|exploitatie van digitale inhoud   |netwerken en allianties tussen    |
|                                  |betrokkenen, en de ontwikkeling   |
|                                  |van nieuwe diensten op het gebied |
|                                  |van overheidsinformatie, spatiële |
|                                  |informatie, digitaal leren en     |
|                                  |culturele inhoud                  |
|2. Verhoging van de kwaliteit en  |Aantal en dekking van goede       |
|bevordering van goede praktijken  |praktijken op het gebied van      |
|op het gebied van digitale        |methoden, processen en operaties  |
|inhoud;                           |ter verhoging van de kwaliteit,   |
|                                  |doeltreffendheid, efficiëntie en  |
|                                  |besparingen bij de ontwikkeling,  |
|                                  |toepassing en distributie van op  |
|                                  |het gebied van de toegang tot     |
|                                  |overheidsinformatie, spatiële     |
|                                  |informatie, leerinhoud en         |
|                                  |culturele inhoud                  |
|                                  |Aantal en dekking van de          |
|                                  |experimenten waarmee de           |
|                                  |geschiktheid voor zoekopdrachten, |
|                                  |toepassing, hergebruik en         |
|                                  |samenstelling, evenals de         |
|                                  |interoperabiliteit van digitale   |
|                                  |inhoud in meertalige en           |
|                                  |multiculturele omgevingen kan     |
|                                  |worden aangetoond op het gebied   |
|                                  |van overheidsinformatie,. spatiële|
|                                  |informatie, leerinhoud en         |
|                                  |culturele inhoud.                 |
|3. Verbetering van de samenwerking|Omvang van                        |
|en bewustmaking                   |bewustmakingsactiviteiten,        |
|                                  |benchmarking, toezicht en         |
|                                  |analyse-instrumenten, alsmede de  |
|                                  |verspreiding van resultaten       |

9. MAATREGELEN TEGEN FRAUDE

De financieringsbesluiten en de contracten tussen de Commissie en de begunstigden voorzien in controles ter plaatse bij de ontvangers van de bijdrages van de Gemeenschap door de Commissie en de Rekenkamer en geven de Commissie de bevoegdheid om gedurende vijf jaar na het verstrijken van het contract bewijzen op te vragen over de uitgaven die in het kader van dergelijke contracten, overeenkomsten en juridische verbintenissen zijn gedaan. Zo nodig zullen ter plekke audits worden uitgevoerd.

De begunstigden zijn onderworpen aan een verplichting tot verslaglegging en een financiële afrekening. Deze zullen geëvalueerd worden zowel vanuit het oogpunt van de inhoud als dat van de subsidiabiliteit van de uitgaven, overeenkomstig het doel van de steun van de Gemeenschap en rekening houdend met de contractuele verplichtingen en de beginselen van zuinig en goed financieel beheer.

Bij de financiële overeenkomsten wordt informatie van administratieve en financiële aard gevoegd, die bedoeld is om de voor steun in aanmerking komende uitgaven uit hoofde van deze overeenkomsten nader te omschrijven. In voorkomend geval wordt de bijdrage van de Gemeenschap aan de financiering van bepaalde kostenelementen beperkt tot reële, herkenbare en in de boekhouding van de begunstigde controleerbare kosten om de controle en de audit (en de evaluatie voor selectiedoeleinden) van de gesubsidieerde projecten te vergemakkelijken.

Bij overheidsopdrachten mag de Commissie uit hoofde van het Financieel Reglement (artikelen 93 tot en met 96) administratieve of financiële sancties opleggen aan kandidaten of inschrijvers die onder een van de genoemde uitsluitingsgronden vallen.


-----------------------
Beschikking 2001/48/EG van de Raad van 22 december 2000. COM(2002) 263.
Richtlijn 2003/98/EG van 17 november 2003. Richtlijn 2001/29/EG, goedgekeurd op 22 juni 2001. European Information Technology Observatory, EITO 2003. De richtlijnen inzake elektronische handel (22 mei 2001) en elektronische facturering (20 december 2001), en de richtlijn en verordening (7 mei 2002) inzake de BTW op digitale bestellingen. Verordening nr. 2887/2000/EG, vastgesteld op 18 december 2000. Metadata zijn gegevens die aan een document worden toegevoegd om de inhoud, het formaat, de taal, enz. ervan te beschrijven. Ontologieën dienen om metadata "begrijpelijk" te maken voor computers: zij definiëren de manier waarop de beschrijvende termen samenhangen en op een bepaald themagebied worden gebruikt. Richtlijn 2003/98/EG van 17 november 2003. Beweerd wordt dat dit ook het gevolg is van een te lage penetratie van breedbandaansluitingen. Daar kan echter tegenover worden geplaatst dat breedbandtoegang niet goed uit de startblokken kan komen zolang er geen bandbreedte-intensieve applicaties, zoals videobeelden, beschikbaar zijn. COM(2003) 591 van 10 oktober 2003.
De partiële additionaliteit van eContent is relatief hoog. 42% van de projecten zou ook zonder EU-financiering zijn doorgegaan, maar met beperktere doelstellingen en middelen, met minder partners en uitgesmeerd over een langere periode. Bijna 20% van de organisaties die hun projecten zouden hebben doorgezet zou dan van internationale samenwerking hebben afgezien. Werkdocument van de diensten van de Commissie 'Linking-up Europe: the importance of interoperability', Brussel, 3 juli 2003, SEC (2003) 801. PB C van , blz. .
PB C van , blz. .
PB C van , blz. .
PB C van , blz. .
COM(2002) 263.
PB L 14 van 18.1.2001, blz. 32.
COM(2003) 591.
COM(2002) 207.
Richtlijn 2001/29/EG van 22 juni 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij. Richtlijn 96/9/EG van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken. PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
De bedragen betreffende de uitvoering van het eContent-programma (2001 - 2005) dienen voor de jaren 2005, 2006 en 2007 te worden toegevoegd aan de betalingskredieten. COM(2003) 591 def., door de Commissie vastgesteld op 10 oktober 2003. Richtlijn 2003/98/EG van 17 november 2003. Richtlijn 2001/29/EG, goedgekeurd op 22 juni 2001. COM(2003) 591.
Metadata (gegevens over gegevens) kunnen betrekking hebben op talloze categorieën kennis of informatie, zoals achtergrond, context, inhoudtype, formaat, taal, gebruikersrechten en auteursrechten; inhoudverrijking kan bijdragen tot oplossingen voor problemen zoals geschiktheid voor zoekopdrachten, samenstelling en hergebruik, authenticatie, meertaligheid, gegevensbescherming en digitale rechten bij gedistribueerde verzamelingen van digitale inhoud. Verwijzing naar KP 5 en KP 6 invoegen.
Geraamde bijdrage van de EVA in termen van personeel.


---- --