Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1A Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA 's-GRAVENHAGE
Uw brief Ons kenmerk
SV/R&S/04/10437
Onderwerp Datum
individuele reïntegratieovereenkomst 17 februari 2004
Tijdens het Algemeen Overleg met de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid op 12 februari 2004 heeft de staatssecretaris toegezegd uw Kamer voor
het Algemeen overleg op 19 februari 2004 over onder meer jaarplannen en derde
kwartaalverslagen van de SUWI-organisaties, met een brief nader te informeren over de
Individuele reïntegratieovereenkomst (IRO).
De IRO is een nieuw reïntegratie-instrument, gebaseerd op de veronderstelling dat
reïntegratie de meeste kans op succes heeft indien er sprake is van een intensieve
betrokkenheid van de cliënt. Uitgangspunt bij de IRO zijn de eigen ideeën van een cliënt
over zijn reïntegratie. Deze ideeën staan centraal en worden door de cliënt verwoord in een
trajectplan dat hij zelf opstelt, eventueel met hulp van een reïntegratiebedrijf naar keuze. Bij
de uitvoering van het trajectplan, kunnen verschillende disciplines zijn betrokken. Het UWV
neemt de IRO-aanvraag van de cliënt in ontvangst en voert daarbij een marginale toets uit.
Uiteraard moet de vrijheid en flexibiliteit, zoals gegeven in de IRO-regeling, zich goed
verhouden met een efficiënte inzet van de overheidsmiddelen. Dat is mogelijk door bij de
financiële inrichting en afrekening van het IRO-systeem waar mogelijk aansluiting te
zoeken bij de reguliere aanbestedingsprocedure
In mijn brief van 15 december 2004 heb ik u een toelichting gegeven op de
conceptregelgeving omtrent de IRO. Op 17 december 2003 heb ik met de Vaste Commissie
voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid een AO gevoerd over genoemde brief.
Tijdens dit overleg bleek dat uw Kamer het voorstel in grote lijnen ondersteunt.
Geconcludeerd is dat het UWV, vooruitlopend op definitieve inwerkingtreding, vanaf 1
januari 2004 reeds met de systematiek van een IRO aan het werk kan gaan. Vanaf die datum
hebben de cliënten van het UWV de mogelijkheid zich te oriënteren op een IRO. Tot mijn
vreugde zijn de eerste aanvragen reeds bij het UWV ontvangen. Het UWV kan
daadwerkelijk IRO'en sluiten op het moment dat de regelgeving inwerking treedt. Op dit
moment is het ontwerpbesluit ter wijziging van het Besluit SUWI voor advies gezonden aan
de Raad van State. Na advisering door de Raad van State zal de IRO-regeling zo spoedig
mogelijk in werking treden.
2
Tijdens het Algemeen Overleg op 17 december 2003 heb ik toegezegd de IRO-regeling
dusdanig aan te passen dat het percentage resultaatfinanciering in de IRO en de reguliere
aanbestedingsprocedure aan elkaar gerelateerd zijn. Die toezegging is nagekomen door een
wijziging van het betreffende artikel in de regeling. Daarnaast heb ik toegezegd graag bereid
te zijn eventuele aanvullende vragen die op een later tijdstip over dit onderwerp binnen
komen, te zullen beantwoorden.Tijdens het Algemeen Overleg op 12 februari 2004 is
gebleken dat verschillende leden van uw Kamer op enkele punten aanvullende vragen
hebben omtrent de IRO-regeling. In deze brief wil ik de IRO-regeling daarom nogmaals
toelichten om waar nodig onduidelijkheden weg te nemen.
De IRO biedt cliënten de mogelijkheid zelf met een trajectplan te komen en zelf te kiezen
voor een reïntegratiebedrijf. Cliënten die bij het UWV komen met een concreet idee voor
hun reïntegratie krijgen de gelegenheid dit idee uit te werken tot een concreet trajectplan.
Daarbij kiezen zij zelf een reïntegratiebedrijf. Zij kunnen met een uitgewerkt trajectplan een
aanvraag doen bij het UWV. Het UWV toetst deze trajectplannen. Na goedkeuring van het
trajectplan kan de cliënt starten met de uitvoering van dit plan. Het UWV sluit hiertoe een
IRO met het reïntegratiebedrijf. De cliënt moet deze overeenkomst tekenen voor akkoord.
Naar aanleiding van het Algemeen Overleg op 17 december 2003 heb ik dit ook formeel
opgenomen in de regelgeving. Op deze wijze wordt de betrokkenheid en inbreng van de
cliënt gegarandeerd. De cliënt heeft zo daadwerkelijk de regie over zijn reïntegratietraject.
Tijdens het Algemeen Overleg op 12 februari is opgemerkt dat de werkwijze veel
bureaucratie met zich mee zou brengen. Het spreekt vanzelf dat een minimum aan
regelgeving noodzakelijk is, om te waarborgen dat het UWV publieke reïntegratiemiddelen
efficiënt inzet. Bij het ontwerp van de IRO is de als bureaucratisch ervaren- regelgeving zo
veel mogelijk beperkt en wordt bovendien de cliënt er niet mee belast. Immers, de IRO
wordt gesloten tussen het UWV en een reïntegratiebedrijf. De cliënt wordt daardoor niet
belast met de administratie gedurende het reïntegratietraject. Het reïntegratiebedrijf moet het
UWV periodiek informeren over de voortgang van het traject en de werkhervatting van de
cliënt. Daarbij is aangesloten bij de afspraken zoals die ook gelden in de reguliere
aanbestedingsprocedure. Voor een cliënt is er, in vergelijking tot het PRB zelfs een afname
van als bureaucratisch ervaren regelgeving. Bij een PRB moet de cliënt zich zelf
verantwoorden over de voortgang van het traject en de gemaakte kosten. Tijdens het IRO-
traject ligt deze verplichting bij het reïntegratiebedrijf en kan de cliënt zich geheel richten op
de reïntegratie.
Een belangrijk aspect van de IRO, is dat de cliënt zijn eigen ideeën en visie vertaalt in een
trajectplan dat leidend kan zijn voor de rest van het proces. De cliënt kan daarbij
ondersteuning vragen van een reïntegratiebedrijf. De klantmanagers of reïntegratiecoaches
van het UWV zullen voor voorlichting en begeleiding gaan zorgen. Van hen mag verwacht
worden dat zij de cliënt informeren over de mogelijkheden van een IRO, hoe een trajectplan
eruit kan zien en binnen welke financiële randvoorwaarden er geopereerd zal worden. Zij
wijzen de cliënt actief op de mogelijkheden en voorwaarden die gelden bij een IRO.
Conform het uitgangspunt van de IRO, is het echter aan de cliënt zelf om te beslissen of dit
een voor hem geschikt instrument is. Met de informatie van de klantmanager moet de cliënt
zelf in staat zijn, zijn ideeën voor de reïntegratie in een trajectplan uit te werken. Vanaf 1
juli 2004 kan de cliënt terecht bij de werkherkansingsadviseur. Deze krijgt de vorm van een
onafhankelijke laagdrempelige advies en informatiefunctionaliteit voor cliënten. Het doel
3
van deze servicedesk is het ondersteunen van de cliënt zodat deze de regie over zijn
reïntegratie kan voeren.
Een onderdeel van het vormgeven van dit trajectplan is dat de cliënt zoekt naar een
reïntegratiebedrijf dat het trajectplan met hem uitvoert. Zowel tijdens het Algemeen Overleg
op 17 december 2003 als dat op 13 februari 2004 zijn vragen gesteld over het
hoofdaannemerschap. Om redenen van een efficiënte uitvoering en eenduidige regie in het
reïntegratieproces, is het noodzakelijk dat één bedrijf de rol aanneemt van hoofdaannemer.
Daarbij is het evenwel goed mogelijk dat gebruik wordt gemaakt van diensten van
verschillende reïntegratiebedrijven. De cliënt ontwerpt zelf immers het trajectplan, waarin
hij kan aangeven welke reïntegratiediensten noodzakelijk zijn. De cliënt is vrij is in welk
(reïntegratie)bedrijf hij kiest als hoofdaannemer, mits dit bedrijf voldoet aan de door het
UWV gestelde (kwaliteits)criteria. De cliënt kan aan dit bedrijf aangeven welke onderdelen
het trajectplan bevat en bij welke andere dienstverleners deze zouden moeten worden
ingekocht. Indien het reïntegratiebedrijf de keuzen van de cliënt niet ondersteunt, kan de
cliënt altijd een ander bedrijf kiezen als hoofdaannemer. Tegelijkertijd moet bedacht worden
dat het reïntegratiebedrijf er geen enkel belang bij heeft niet op de wensen van de cliënt in te
gaan. Indien dit niet gebeurt zal de cliënt immers een ander bedrijf zoeken. Op deze wijze
kan de cliënt zijn regierol vormgeven.
Behalve het hoofdaannemerschap, vormt ook de mate van resultaatfinanciering een aspect
waarover de leden van uw Kamer vragen hebben gesteld. In mijn brief van 18 december
2003 heb ik inzicht gegeven in de bandbreedte van de mate van resultaatfinanciering die
geldt voor de UWV aanbestedingsprocedure in 2003. Ik heb mede naar aanleiding van
vragen tijdens het Algemeen Overleg op 17 december 2003 toegezegd de conceptregeling
IRO aan te passen op het punt van de mate van resultaatfinanciering. Deze bepaling is
veralgemeniseerd in die zin dat de mate van resultaatfinanciering van een IRO niet in
regelgeving wordt opgenomen maar door het UWV zal worden gerelateerd aan de mate van
resultaatfinanciering die bij reguliere trajecten aan de orde is. Daarbij kan het UWV
differentiëren tussen verschillende doelgroepen. Op dit moment is 50% de ondergrens de
mate van resultaatfinanciering in de aanbestedingsprocedure voor de moeilijk plaatsbare
doelgroepen.
Het is ook niet noodzakelijk dat de mate van resultaatfinanciering bij IRO en bij de reguliere
trajecten altijd exact gelijk is. Gezien het bijzondere karakter van de IRO, met name de
kleinschaligheid ervan, kan het percentage resultaatfinanciering onder omstandigheden lager
uitvallen. Uiteindelijk gaat het er immers om dat de IRO-regeling per saldo in zijn geheel,
met inachtneming van de afstand tot de arbeidsmarkt van cliënten, tot hetzelfde of een hoger
resultaat leidt dan de reguliere trajecten. Het is echter wel van belang dat de IRO-regeling
niet interfereert met de aanbestedingsprocedure. Integendeel, het is van belang dat de IRO-
regeling de aanbestedingsprocedure completeert.
In mijn brief van 18 december 2004 heb ik u toegezegd dat ik u zal informeren zo gauw er
signalen optreden dat de gehanteerde percentages of bandbreedtes in de reguliere
aanbestedingsprocedure leiden tot ongewenste situaties. Gezien het feit dat de IRO-
regelgeving nauw gerelateerd is aan de reguliere aanbestedingsprocedure, spreekt het
vanzelf dat de IRO hierbij wordt betrokken.
Het UWV is inmiddels gestart met de voorbereidingen van de implementatie van de IRO-
regeling. Een belangrijk onderdeel van deze voorbereiding vormt de uitwerking van een
4
programma van eisen voor de IRO. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor zowel de
organisatie van cliënten als die van reïntegratiebedrijven. Zo heeft het UWV het programma
van eisen voorgelegd aan de cliëntenraden AG en WW van het UWV en is dit programma
besproken met de commissie reïntegratie van de cliëntenraad van het UWV. Dit heeft geleid
tot verschillende wijzigingen in het programma. Zo is bijvoorbeeld als eis voor het
reïntegratiebedrijf toegevoegd dat de `aanbieder' moet beschikken over een
klachtenreglement, dan wel een transparante klachtenregeling. Tevens is met de cliëntenraad
overeengekomen dat niet alleen de IRO door de cliënt moet worden ondertekend, maar ook
de periodieke rapportages van het reïntegratiebedrijf aan het UWV.
Het UWV legt het programma van eisen ook voor aan Borea. Op deze wijze worden ook de
reïntegratiebedrijven betrokken bij de uitwerking van dit instrument. Op deze wijze wordt
getracht een instrument te ontwikkelen dat recht doet aan de regierol van de cliënt, maar
voor reïntegratiebedrijven ook interessant is om aan te bieden. Inmiddels is mij gebleken dat
niet alleen cliënten, maar ook verschillende reïntegratiebedrijven interesse hebben getoond
in de IRO. Zowel het UWV als mijn ministerie verstrekken waar nodig informatie over de
IRO. Ik zal er zorg voor dragen dat de inwerkingtreding van de IRO goed onder de aandacht
wordt gebracht van alle belanghebbenden.
In mijn brief van 18 december 2003 heb ik geconstateerd dat de IRO geen statisch product
is. Het is daarom van belang vanaf het moment van invoering de IRO-regeling goed te
monitoren. Tijdens het Algemeen Overleg op 17 december heb ik toegezegd na 4 jaar een
eindevaluatie aan de Kamer toe te zenden. Daarnaast heb ik toegezegd u jaarlijks te
rapporteren over het gebruik, de werking en de resultaten van de IRO-regeling. Ik heb het
UWV gevraagd in het jaarverslag over de werking van de regeling te rapporteren. Daarnaast
heb ik toegezegd deze rapportage aan te vullen met signalen van andere betrokken partijen.
Daarbij kunt u bijvoorbeeld denken aan ervaringen van gebruikers van een IRO, uitvoerders
van het UWV en dienstverleners van reïntegratiebedrijven. De mate van
resultaatfinanciering is vanzelfsprekend een belangrijk aandachtspunt voor de monitoring en
evaluatie. Bij de evaluatie staat voorop dat de resultaten van de IRO-regeling worden
vergeleken met de resultaten van de reguliere trajecten. Gezien de motivatie van IRO-
cliënten mag de verwachting zijn dat de prijs/prestatie verhouding van IRO-trajecten `over-
all' beter is dan die in de reguliere trajecten.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid