Antwoorden op kamervragen van het kamerlid Tonkens over `Overgewicht bij peuters'.
(2030406740)
1
Hebt u kennisgenomen van het bericht "Peuters groeien dicht"? 1)
1
Ja.
2
Op welke wijze wordt de effectiviteit van de voorlichtingsfolder gemonitord?
2
De folder `Eten en bewegen met peuters' is een van de acties uit mijn overgewichtbeleid
zoals verwoord in de nota `Langer gezond leven; ook een kwestie van gezond gedrag' (zie
actie 4 `Overgewicht vroegtijdig opsporen en aanpakken' in paragraaf 5.2).
De folder (oplage 300.000) is verspreid naar alle kinderdagverblijven en peuterspeelzalen in
Nederland, zodat ouders de folder zelf kunnen meenemen (passieve verspreiding). Daarnaast
is de folder aangeboden aan de jeugdgezondheidszorg. Tijdens de reguliere onderzoeken op
het consultatiebureau kan de jeugdarts of verpleegkundige de folder actief meegeven aan
ouders bij wie eten en bewegen van hun peuter een aandachtspunt is omdat er sprake is
van dreigend overgewicht (actieve verspreiding).
Het Voedingscentrum registreert hoeveel folders er zijn verspreid, zodat er informatie is over
het bereik van de folder. Tevens worden alle vragen over deze folder die bij de informatielijn
van het Voedingscentrum binnenkomen, geregistreerd. Bij een steekproef van ouders en
werkers in de jeugdgezondheidszorg zal worden nagegaan wat de gebruikswaarde van de
folder is. Uiteraard is de folder ook vooraf bij deze groepen getest op bruikbaarheid.
3
Is bekend of overgewicht bij peuters in dezelfde mate wordt beïnvloed door opleiding, sekse
en etniciteit? Zo niet, bent u bereid dat mee te nemen in een onderzoek naar invloed van
opleiding, sekse en etniciteit op overgewicht?
3
Het RIVM heeft een inventarisatie gemaakt van het effect van geslacht, etniciteit en de
opleiding van de moeder op de percentages `overgewicht (inclusief obesitas)' en `obesitas'
bij 2 t/m 4-jarigen.
Bij meisjes is het percentage overgewicht en obesitas hoger dan bij jongens. Het verschil is
het grootst bij 4-jarigen. In deze leeftijdscategorie heeft 9,5% van de jongens overgewicht
en 12,0% van de meisjes (obesitas respectievelijk 1,5% en 2,0%).
In vergelijking met autochtonen en `westerse allochtonen' lijken bij `niet-westerse
allochtonen' de Body Mass Index (kg/m2), het gewicht en de lengte wat lager. Omdat de
groep allochtonen klein en heterogeen is, zijn er geen percentages voor overgewicht en
obesitas berekend.
Het percentage peuters met obesitas lijkt te dalen naarmate het opleidingsniveau van de
moeder hoger is, met name bij de 4-jarigen. In deze leeftijdscategorie bedraagt het aandeel
peuters met obesitas 2,5% bij moeders met MAVO/LBO-niveau, 1,9% bij moeders met
HAVO/VWO/MBO en 1,2% bij moeders met HBO/Universiteit. Voor overgewicht zijn de
resultaten minder eenduidig, maar ook hier lijkt het percentage het laagst bij 4-jarige peuters
van moeders met HBO/Universiteit. De resultaten ondersteunen de voor obesitas gevonden
indicatie dat het opleidingsniveau van de moeder er toe doet.
4
Is bekend in welke mate overgewicht bij peuters te verklaren is uit de aanwezigheid van
veilige speelruimte in de buurt? Zo niet, bent u bereid dat te onderzoeken?
4
Navraag bij TNO en RIVM leert dat hier voor de Nederlandse situatie op dit moment nog
geen wetenschappelijk onderbouwd antwoord op te geven is. Op mijn verzoek brengt het
RIVM nog dit jaar in kaart wat er bekend is over de invloed van de fysieke omgeving op
beweeggedrag. In het kader van dit project zal beoordeeld worden of het mogelijk en
opportuun is hierbij specifiek te kijken naar de relatie tussen overgewicht bij peuters en de
aanwezigheid van veilige speelruimte in de buurt.
5
Is bekend of overgewicht bij peuters minder vaak voorkomt bij kinderen die deel uitmaken
van kinderopvang? Zo niet, bent u bereid dat te onderzoeken?
5
Zoals al eerder gememoreerd is het vroegtijdig opsporen en aanpakken van overgewicht één
van de acties uit mijn overgewichtbeleid in de nota `Langer gezond leven; ook een kwestie
van gezond gedrag'. Het thema `Welke rol kunnen onder meer de (jeugdgezondheids)zorg en
kinderopvang spelen bij de preventie van overgewicht bij jonge kinderen?' is één van de
lijnen waarlangs het beleid verder uitgewerkt wordt.
Op dit moment zijn geen landelijke representatieve gegevens over mogelijke verschillen in
overgewicht tussen de twee groepen kinderen voorhanden. Voor de beleidsonderbouwing is
het mijns inziens op dit moment niet nodig om veel middelen te besteden aan het uitdiepen
van dit onderwerp; ik zet nu allereerst in op interventies. Indien mij mogelijkheden ter ore
komen om dit onderwerp zonder substantiële kosten mee te laten lopen in bestaand
onderzoek, zal ik dat uiteraard bevorderen.
6
Wat vindt u van het Belgische voorstel om reclame voor snoepgoed te verbieden?
6
Ik vind het ongewenst als minderjarigen en in het bijzonder kinderen blootgesteld worden
aan marketing voor levensmiddelen die vanuit voedingskundig oogpunt niet noodzakelijk zijn
en waarvan overmatige consumptie ongewenst is.
Ik heb het bedrijfsleven dan ook gevraagd om een `Gedragscode marketing gericht op
kinderen' en een `Gedragscode voor levensmiddelenlevering aan scholen'. In het overleg van
2 februari met mijn ambtenaren heeft de Nederlandse Voedingsmiddelen Industrie - VAI -
aangekondigd dat er in juni een document ligt met concrete en toetsbare afspraken. Ook het
Centraal Bureau Levensmiddelenhandel - de koepelorganisatie van de supermarkten - zal dan
de plannen presenteren. Ik reken er op dat het bedrijfsleven zijn verantwoordelijkheid neemt.
Mocht in juni blijken dat dit niet het geval is, dan zal ik de mogelijkheden voor andere
maatregelen onderzoeken.
7
Hoe beoordeelt u de mogelijkheid van prijsmaatregelen, zoals het goedkoper maken van
groente en fruit, en duurder maken van vet en suiker?
7
Ik kies er vooralsnog niet voor om het prijsmechanisme in te zetten om de keuze van
mensen voor gezonde voeding te beïnvloeden. Wel probeer ik via voorlichting en informatie
door onder andere het Voedingscentrum een gezonde voedselkeuze, waaronder de
consumptie van groente en fruit, te bevorderen. Bovendien stimuleer ik het bedrijfsleven tot
het aanpassen van producten om zo te komen tot producten met een vanuit
voedingsoogpunt verantwoorde samenstelling, zoals een verminderd vetgehalte en
verbeterde vetzuursamenstelling.
8
Bent u het eens met de stelling dat het weer verplicht stellen van zwemlessen op scholen
overgewicht bij kinderen kan verminderen?
8
Ik ben het eens met de stelling dat schoolzwemmen net als andere vormen van
bewegingsonderwijs voor kinderen een goede activiteit is die onder andere overgewicht kan
helpen voorkomen. De Staatssecretaris en ik zien echter geen aanleiding om
schoolzwemmen te verplichten. Naar aanleiding van vragen van Rabbae c.s is om andere
redenen in 2001 reeds besloten om schoolzwemmen niet te verplichten (Brief
Staatssecretaris van Onderwijs, Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, 27 696, nr. 1).
Wel blijven de Staatssecretaris en ik ons blijvend inzetten om de jeugd te stimuleren om
meer te bewegen door middel van bijvoorbeeld de bewegingsstimuleringscampagne 'Fl@sh'
of de stimuleringsregeling Buurt, Onderwijs en Sport.
1) De Telegraaf, 21 januari jl.
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport