Partij van de Arbeid


Den Haag, 18 februari 2004


Bijdrage van Stuurman (PvdA) aan het plenaire debat over wijziging Wet concurrentiebeding


Voorzitter;


Vandaag mag ik mijn maidenspeech houden en wel over het concurrentiebeding.


Jaren geleden, toen ik begon met mijn rechtenstudie en door mijn keuzevakken in aanraking kwam met arbeidsrecht, kruiste ik al de degens met het concurrentiebeding. Een beding, waarvan ik toen al vond dat het zaken juist niet, of juist wel regelde. Toen ik vervolgens bij de vakbond ging werken en wederom te maken kreeg met het concurrentiebeding, maar nu in de praktijk, werd hetgeen ik had gelezen en had bestudeerd werkelijkheid en zag ik ook in dat de regeling tot onverwachte situaties leidde, met soms grote consequenties.


Wat dacht u van het voorbeeld: een elektromonteur in het noorden van het land mocht zijn vak niet meer uitoefenen, niet in een straal van 100 kilometer binnen zijn woonplaats. Boete was 1000 gulden per dag per overtreding. Dit alles wegens het ondertekenen van een concurrentiebeding. Wat heeft een elektromonteur voor specifieke bedrijfsgeheimen? Deze zaak moest uiteindelijk door de rechter worden beslist. Mij werd toen erg duidelijk dat er absoluut iets aan de wetgeving gedaan moest worden. Het enige dat ik op dat moment kon doen, was leden adviseren niet te tekenen, dan wel met de werkgever te gaan praten en trachten te bewerkstelligen dat er geen beding werd afgesproken, of in het uiterste geval bij de rechter, zoals hiervoor als voorbeeld werd aangehaald, het verzoek tot matiging in te dienen, zodat de werknemer op acceptabele wijze kon overgaan naar een andere werkgever. Maar de problemen bleven en ik zag het, maar overwon het niet. Dat ik jaren later de mogelijkheid zou krijgen om wijzigingen in wetgeving te bepleiten, is een toevalstreffer waar ik niet ongelukkig mee ben.


De huidige wet met betrekking tot het concurrentiebeding bestaat al sinds 1907 en is sindsdien niet meer wezenlijk veranderd.


Om de rechtszekerheid te bevorderen, een beter evenwicht tot stand te brengen tussen de belangen van werkgever en werknemer en onnodig beroep op het concurrentiebeding tegen te gaan, worden in het voorstel tot wijziging van de wet van het kabinet nieuwe voorwaarden gesteld aan de geldigheid van een concurrentiebeding.


Ik geef echter de voorkeur aan een verbod op concurrentiebedingen, of moet ik zeggen anti-concurrentiebedingen. Daarom wil ik een amendement indienen, waarin alle vormen van concurrentiebedingen nietig worden verklaard. Concurrentiebedingen zijn bedoeld om tegen te gaan dat know how en netwerken worden gebruikt bij een nieuwe arbeidsovereenkomst. In de praktijk worden ze echter vaak gebruikt om werknemers te beletten weg te gaan. Daarnaast accepteren werknemers een concurrentiebeding vaak noodgedwongen als voorwaarde voor indiensttreding. Wie het beding niet aanvaardt, krijgt de baan niet. Juist nu, nu de werkloosheid oploopt, is een concurrentiebeding een bezwarende factor in de dynamiek van de arbeidsmarkt.


Het concurrentiebeding betekent een forse inbreuk op de vrijheid van de werknemer om zelf te bepalen waar hij of zij werkt. Het treft de werknemer in de wijze waarop hij of zij in zijn levensonderhoud voorziet. Bovendien verhoogt het de kans op werkloosheid na dienstbetrekking. Volgens onderzoek van Research voor Beleid blijkt dat naar schatting 100.000 werknemers zich in hun zoekgedrag naar ander werk laten leiden door het concurrentiebeding. Voor het tegengaan van vormen van concurrentie die als ongeoorloofd moeten worden beschouwd bestaan andere, principieel meer geëigende instrumenten dan het concurrentiebeding zoals de actie uit onrechtmatige daad, voortkomend uit het welbekende arrest Lindenbaum-Cohen, het sluitstuk ofwel veiligheidsklep van het recht, het relatiebeding, het geheimhoudingsbeding en het opleidingsbeding. De PvdA geeft dan ook de voorkeur om deze instrumenten te handhaven en mogelijk zelfs aan te vullen, waardoor het concurrentiebeding in feite een dode letter is geworden. En zoals ook als reeds door de SDAP in 1906 bij de behandeling van het concurrentiebeding werd gezegd: dat het, voorzover een bepaling als in het wetsontwerp bedoeld, nodig kan zijn om misbruiken van de handelsbediende tegen zijn patroon tegen te gaan. Zo'n bepaling behoort tot het gebied van de oneerlijke concurrentie en niet tot dat van de arbeidsovereenkomst.


Ik hoor graag van de minister hoe hij denkt over het verbod op het aangaan van een concurrentiebeding.


Mocht de minister of de meerderheid van de Kamer van mening blijven dat de mogelijkheid van concurrentiebeding gehandhaafd dient te blijve, dan dient het wetsvoorstel toch in ieder geval enige aanpassingen door te maken, wil het voor de PvdA een acceptabele wet zijn.


Er dient een indicatiestelling van de hoogte van te betalen vergoeding van minimaal 50% van het laatstverdiende loon in de wet te worden opgenomen.


De indicatiestelling biedt de werknemer meer bescherming. Bij een ruime arbeidsmarkt zal een werknemer eerder geneigd zijn een minder gunstige regeling genoegen te nemen. In Duitsland en België waar een minimum geldt van 50% zorgt dit naast een betere bescherming van de werknemer voor ontlasting van het rechtstelsel. De minister heeft zelf ook aangegeven het aantal procedures terug te willen dringen. Daarop moet de wetgeving natuurlijk wel worden aangepast. Het geven van voldoende prikkels in die zin, is heel belangrijk.


Nietigheid van het concurrentiebeding bij contracten voor bepaalde tijd.


Toelichting: Ondanks advies van de MDW-werkgroep is er geen nietigheid van het concurrentiebeding bij contracten voor bepaalde tijd in de wetswijziging opgenomen. De reden hiervoor ligt in het feit dat u van mening zou zijn dat juist in beginperiode concurrentiegevoelige informatie kan worden overgedragen. In het voorstel vervalt een concurrentiebeding echter wel, wanneer de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd in de proeftijd. Wat vreemd is, omdat hiervoor op zich hetzelfde argument zou kunnen worden gegeven. Na afloop van het contract voor bepaalde tijd kan een concurrentiebeding onevenredig grote gevolgen hebben voor de werknemer. De werknemer is verplicht een andere baan te zoeken, wat hem wordt bemoeilijkt door het concurrentiebeding. Bovendien heeft het kabinet in het vergaderjaar 1997-1998 in de behandeling van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (25264 nr. 133B p.4) als haar standpunt kenbaar gemaakt dat een concurrentiebeding bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verboden zou moeten zijn.


In het wetsvoorstel wordt gesproken over een vermelding van werkzaamheden en geografisch gebied waarvoor de beperking geldt. Dat is wel een heel ruime omschrijving. Bij het huidige voorstel is het mogelijk dat de beschreven werkzaamheden in het beding geheel andersoortig zijn, dan de werknemer verricht bij de werkgever met wie het beding is overeengekomen. Datzelfde geldt voor het geografische gebied. Wij zien dan ook graag een nadere omschrijving van geografisch en functioneel bereik: het beding moet betrekking hebben op een bepaald gebied waarin het bedrijf en de werkzaamheden worden uitgevoerd, in dezelfde bedrijfstak en op soortgelijke werkzaamheden.


Net als in België en Duitsland is het goed om categorieën werknemers, zoals schoonmaa-kpersoneel en winkelpersoneel, waarbij een concurrentiebeding in geen enkel opzicht in de rede ligt, buiten het bereik van een concurrentiebeding te houden. Daarom moet er een inkomensgrens in de wet worden opgenomen: een beding is nietig bij arbeidsovereenkomsten waarin het jaarloon hoger is dan 1,5 keer het wettelijk minimumloon.


Tot slot, Voorzitter, nog het volgende.


Eigenlijk had ik hiermee moeten beginnen, echter het leek mij een mooie afsluiting en daarbij ook nog een overdenking waard, waarbij eigenlijk een bruggetje wordt gelegd naar hetgeen ik in het begin naar voren heb gebracht en wat voor mij zeer zwaar telt.


Waar gaat het eigenlijk bij een concurrentiebeding om? Ik heb dat ook al in het begin aangegeven: vrije arbeidskeuze. Dit is een grondrecht, waar veel waarde aan wordt gehecht. Wil je nu inbreuk maken op een dergelijk grondrecht, dan kan dit enkel en alleen, als dit noodzakelijk is en recht wordt gedaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. In het voorliggende wetsvoorstel wordt dit allerminst verzekerd. De werkgever mag dan ook alleen een beroep doen op een concurrentiebeding, indien hij echt kan aantonen dat hij daarbij een zwaarwegend belang heeft. De PvdA is van mening dat dit eigenlijk de basis moet zijn, wil er echt sprake kunnen zijn van een concurrentiebedin, die voor ons acceptabel is. Alleen dan kan recht worden gedaan aan de werkelijke intentie van een concurrentiebeding, zonder daarbij de vrijheid van arbeid voor de werknemer in te perken.