De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
18 februari 30-1-2004, DGB 2004-0744M
2004
Onderwerp
Vragen naar aanleiding van rapport Algemene
/Rekenkamer
Hierbij treft u in de bijlage bij deze brief de
antwoorden aan op de vragen die zijn gesteld
door de Commissie voor Rijksuitgaven naar
aanleiding van het rapport van de Algemene
Rekenkamer "Accijnzen op minerale oliën:
toezicht doorgelicht" (kamerstukken 2003-2004,
29365).
De staatssecretaris van Financiën,
mr. drs. J.G. Wijn
1. Hoeveel rode diesel wordt er per jaar in
Nederland verbruikt? Hoeveel rode diesel
zouden de sectoren, die het mogen
gebruiken, maximaal kunnen gebruiken? Zijn
er grote regionale verschillen in de
verhouding tussen verwacht gebruik en
verkochte diesel?
De hoeveelheid rode diesel die in Nederland
wordt verbruikt en waarvoor het verlaagde
accijnstarief van artikel 27, derde lid, van de
Wet op de accijns van toepassing is, bedraagt
ongeveer 1,2 miljard liter per jaar. Deze
hoeveelheid is berekend op basis van de
accijnsopbrengsten voor deze brandstof voor het
jaar 2002. De ter beschikking staande gegevens
van het CBS ondersteunen deze berekening.
Rode diesel is bedoeld voor ander gebruik dan
voor het aandrijven van motorrijtuigen op de weg
of pleziervaartuigen. Voorbeelden zijn
stationaire motoren, mobiele werktuigen,
aggregaten, stookinstallaties,
landbouwvoertuigen en motorrijtuigen die slechts
incidenteel gebruik maken van de openbare weg,
zoals motorrijtuigen voor de aanleg van wegen.
Met uitzondering van een beperkte groep
gekentekende motorrijtuigen is er geen
registratie van deze machines en motorrijtuigen.
Daarom zijn er geen gegevens bekend over het
maximale gebruik van rode diesel in Nederland.
2. Welke actie heeft de regering ondernomen
naar aanleiding van de aanbeveling van de
Europese Commissie om meer uniformiteit te
brengen in de criteria voor het verlenen en
intrekken van vergunningen?
Geen. De criteria van de Europese Commissie
kwamen in belangrijke mate overeen met de
uitgangspunten die de Douane hanteert bij het
verlenen van vergunningen.
3. Wanneer beschikt de regering over een
volledig en actueel overzicht van de
afgegeven vergunningen voor minerale oliën?
De Douane heeft steeds een volledig overzicht
gehad van accijnsvergunningen. De systemen van
de Douane maken echter geen onderscheid naar
soort accijns. De door de Algemene Rekenkamer
gewenste uitsplitsing naar minerale oliën was
daardoor slechts met grote moeite en na
individuele raadpleging van klantgegevens te
leveren.
4. Is het mogelijk een administratief
geleidedocument (AGD) in twee weken te
controleren? Zo nee, waarom niet? Wat is de
maximale termijn waarbinnen een
AGD-controle afgerond dient te worden?
In theorie is het mogelijk om een AGD direct na
ontvangst van een verzoek om verificatie te
controleren. Dit zal in een aantal gevallen
echter leiden tot een inefficiënte inzet van
controlecapaciteit. In situaties waarin al een
controle was voorzien, of wanneer meer
verificatieverzoeken voor dezelfde AGP-houder
worden verwacht, worden die controles
gecombineerd.
Er is geen wettelijk bepaalde maximale termijn
waarbinnen een AGD-controle moet worden
afgerond. Artikel 5 van de Richtlijn 77/799 (zie
ook het antwoord op vraag 15) spreekt slechts
van "zo spoedig mogelijk." De gemiddelde
doorlooptijd van verificatieverzoeken ligt rond
de drie maanden.
5. Hoe groot is het aantal medewerkers bij de
Douane dat belast is met toezicht op de
accijnzen op minerale oliën? Kan een
overzicht gegeven worden waarin duidelijk
wordt hoeveel medewerkers daadwerkelijk
fysieke controles uitvoeren en in welke
salarisschalen deze medewerkers vallen? Kan
dit overzicht tevens opgesteld worden voor
de situatie vijf jaar geleden,
respectievelijk tien jaar geleden?
In 2003 zijn 60.183 controles op accijns
uitgevoerd (ambulante controles en mobiel
toezicht goederenvervoer). Bij deze controles
zijn 2.210 correcties gepleegd, voor een
totaalbedrag van ¤ 1,9 mln. De controles op
accijnzen op minerale oliën maken deel uit van
deze controles, maar een goede uitsplitsing is
niet te geven.
De controles worden voor het overgrote deel
uitgevoerd door "C-medewerkers", in de
salarisschalen 5 t/m 7. Voor een zeer klein deel
(5%) worden de controles uitgevoerd door hoger
gekwalificeerde "E-medewerkers" in de
salarisschalen 7 t/m 9.
In totaal gaat het om ongeveer 80 fte's aan
verrichte werkzaamheden. Deze werkzaamheden
worden in de praktijk door een groot deel van de
totale Douaneformatie verricht.
6. Hoeveel van de achttien acties minerale
oliën die voor 2003 waren gepland zijn
uitgevoerd? Welke geplande acties zijn niet
uitgevoerd?
Een actie kent een aantal fasen, van analyse tot
en met evaluatie. Met alle geplande acties is
een aanvang gemaakt. Acht acties zijn afgerond
of nagenoeg afgerond. De overige acties lopen
nog.
7. Kan de regering een globale schatting geven
van het misbruik van accijnzen bij minerale
oliën? Is hier in het verleden onderzoek
naar gedaan?
Neen.
8. Levert de harmonisatie van de
accijnstarieven naar verwachting financieel
voor- of nadeel op?
Van een verdergaande harmonisatie, dat wil
zeggen een verdere verhoging van de Europese
minimumtarieven, moeten geen wezenlijke
financiële gevolgen worden verwacht. Zo'n
verdere harmonisatie is vooral van belang vanuit
het oogpunt van het verminderen van
grensverschillen.
Over het algemeen zijn de verschillen in
pompprijs tussen Nederland en zijn buurlanden in
het nadeel van Nederland, alleen voor diesel
heeft Nederland een voordelig grensverschil met
Duitsland. Een verdergaande harmonisatie is dus
voordelig voor Nederland zou men kunnen
concluderen. In de praktijk is de te boeken
winst echter zeer beperkt.
De ervaring leert dat verhogingen van de
Europese minimumtarieven zeer moeizaam gaan en
hoogstens met kleine stapjes. De laatste
verhoging heeft plaatsgevonden bij Richtlijn
2003/96 van de Raad tot herstructurering van de
communautaire regeling voor de belasting van
energieproducten en elektriciteit (PbEG L 283).
In deze richtlijn is een voorzichtige stap gezet
tot verdere harmonisatie van de accijnstarieven
op minerale oliën door een beperkte verhoging
van de minimumtarieven per 1 januari 2004 en een
tweede verhoging voor een deel van de minerale
oliën per 1 januari 2010. Gezien de bestaande
niveaus van de tarieven in Nederland en zijn
buurlanden zal de richtlijn hoogstens een
beperkte - voor Nederland voordelige - invloed
kunnen hebben op de grensverschillen met België
voor diesel. Met de totstandkoming van de
richtlijn zal een verdere harmonisatie voor
langere tijd niet aan de orde zijn. En zeker
voor benzine zijn de verschillen tussen de
bestaande tarieven en de Europese minima zo
groot, dat zelfs verdere stijgingen van deze
minima niet gauw een invloed zullen hebben.
Voorts moet de betekenis van een verdere
harmonisatie voor het voorkomen van fraude niet
worden overschat. Zelfs als alle accijnstarieven
in de EU op gelijk niveau zouden zijn gebracht,
blijven accijnsgoederen in het algemeen
hoogbelaste goederen en dus aantrekkelijk voor
frauduleuze handelingen. Wat dit betreft kan dan
ook niet zonder meer worden verondersteld dat
harmonisatie een financieel voor- of nadeel op
levert.
9. Is de regering van mening dat met dit
rapport van de Algemene Rekenkamer en het
Rekenhof van België voldoende zicht is
verkregen op de tekortkomingen in het
toezicht, of is daarvoor ook informatie
nodig van (rekenkamers van) andere landen?
Het rapport van de Algemene Rekenkamer geeft een
herkenbaar beeld van het toezicht op de accijns
van minerale oliën. Informatie van (rekenkamers)
van andere landen zal dit beeld naar mijn mening
niet wijzigen.
10. Zijn de toezichtproblemen specifiek voor de
accijnzen op minerale oliën of gelden ze
ook voor de andere accijnzen? Zo ja, voor
welke andere accijnzen en welke aanpak
wordt daar dan voorgestaan?
Sommige problemen zijn specifiek voor de
minerale oliën, zoals de verbetering van het
kennisniveau van de branche. Andere problemen
zijn meer generiek, zoals de verbetering van de
leercirkel. De door de Algemene Rekenkamer
gedane aanbevelingen die ook op andere accijnzen
betrekking kunnen hebben, zullen ook daar worden
gerealiseerd.
11. Welke verliezen zijn naar schatting gemoeid
met de tekortkomingen in het toezicht? Hoe
verhouden die zich tot de kosten en baten
van verbeterd toezicht?
Het is niet mogelijk om een goede inschatting te
maken van de verliezen die gemoeid zouden kunnen
zijn met de tekortkomingen in het toezicht. Wel
is het mogelijk om een overzicht te geven van de
kosten en baten van het toezicht op
accijnsgoederen op dit moment.
De controles op accijnsgoederen (ambulante
controles en mobiel toezicht goederenvervoer)
hebben in 2003 ¤ 1,9 mln. aan correcties
opgeleverd. Daarnaast zijn 828 processen verbaal
uitgereikt naar aanleiding van bevindingen.
De kosten van deze controles waren in 2003
ongeveer ¤ 5 mln. De gemiddelde kosten per
controle bedragen ongeveer ¤ 83,-
Deze controles dragen sterk bij aan de
zichtbaarheid van de Douane, en vormen ook een
belangrijke schakel in de uitvoering van de
niet-fiscale douanetaken. De feitelijke
correctieopbrengst is niet het belangrijkste
doel van deze vorm van controles. Ook de
preventieve werking is een doelstelling.
De verwachting is dat een uitbreiding van de
controles leidt tot een relatief geringere
stijging van de correctieopbrengst. Bij de
controles wordt gebruik gemaakt van
risicoselectie. De belangrijkste risico's worden
dus al onderzocht.
12. Welke concrete uitvoeringsvoorstellen heeft
de werkgroep van de Douane nog voor het
eind van 2003 gedaan voor vervolgacties?
In mijn brief aan de Algemene Rekenkamer heb ik
toegezegd dat een werkgroep rond het eind van
2003 voorstellen zou doen voor vervolgacties.
Voor alle aanbevelingen waarvan ik aan de
Algemene Rekenkamer heb toegezegd deze te zullen
overnemen is een analyse gemaakt en een
gedetailleerd stappenplan opgesteld. Voorts is
voorzien in een mechanisme dat periodiek de
voortgang van de realisatie moet bewaken.
13. Waarom moeten de verbeteringen naar de
mening van de staatssecretaris in 2005 zijn
gerealiseerd en niet eerder.
In het rapport van de Algemene Rekenkamer zijn
diverse aanbevelingen opgenomen. Ik heb
toegezegd deze aanbevelingen grotendeels te
zullen overnemen. Daarbij wordt gestreefd naar
zo spoedig mogelijke realisatie. Zo zullen
enkele maatregelen al op 1 april 2004 gereed
zijn en andere maatregelen in de loop van 2004
worden ingevoerd. Zoals het er nu naar uitziet
zullen alle maatregelen in ieder geval begin
2005 zijn gerealiseerd. Een voorbehoud wordt
hierbij gemaakt voor de aanpassing van
geautomatiseerde systemen, waarvoor doorgaans
een langere realisatietijd geldt, die mede wordt
bepaald door de beschikbare (financiële)
middelen. Voorts wijs ik erop dat het tijdschema
voor de invoering van het EMCS op Europees
niveau wordt bepaald, en de mogelijkheden voor
versnelling hiervan zeer beperkt zijn.
14. De regering ondersteunt initiatieven van de
Europese Commissie, bijvoorbeeld voor
harmonisatie van de accijnstarieven. Neemt
de regering hiertoe actief stappen in de
richting van de Europese Commissie?
De onder punt 8 genoemde Richtlijn 2003/96 bevat
een voorziening voor een periodieke evaluatie
van (onder andere) de reële waarde van de
Europese minimumtarieven. Deze evaluatie vindt
plaats door de Raad, op basis van een verslag
van de Commissie. Zo'n evaluatie kan aanleiding
zijn tot een voorstel van de Commissie tot
verdere verhoging van de Europese
minimumtarieven. Het heeft in het licht van de
recent tot stand gekomen richtlijn, in welk
kader Nederland zijn best heeft gedaan om zoveel
mogelijk vooruitgang te boeken, geen zin om
thans verdere stappen in die richting te
ondernemen.
15. Acht de regering het zinvol om naast de
afspraken met de Belgische Douane, ook
afspraken te maken met de douane van andere
landen? Waarom wel of niet?
In beginsel ben ik van mening dat samenwerking
met andere lidstaten dient te geschieden binnen
de kaders die de Europese wetgeving daarvoor
biedt. Voor de wederzijdse bijstand op het
gebied van de accijns zijn dat de Richtlijn
77/799 en de Richtlijn 92/12. Op basis van deze
richtlijnen kunnen steekproefcontroles worden
gehouden en kan in individuele gevallen
informatie worden uitgewisseld. In 2002 heeft
Nederland 1698 maal een verzoek om controle aan
een andere lidstaat gezonden, en zijn 823
verzoeken om controle vanuit andere lidstaten
ontvangen.
Verder wijs ik u op het programma FISCALIS van
de Europese Commissie, waaraan Nederland actief
deelneemt. Dit programma heeft ten doel:
- voor een hoog gemeenschappelijk
niveau van kennis van het Gemeenschapsrecht bij
de ambtenaren te zorgen, in het bijzonder op het
gebied van de indirecte belastingen, en van de
uitvoering ervan in de lidstaten;
- een doeltreffende, daadwerkelijke en
uitgebreide samenwerking tot stand te brengen
tussen de lidstaten onderling en met de
Commissie;
- de administratieve procedures
voortdurend te verbeteren met inachtneming van
zowel de behoeften van de overheidsdiensten als
de belastingbetalers door de ontwikkeling en
verspreiding van goede administratieve
praktijken.
De bilaterale afspraak met België moet worden
gezien als aanvullend op het bovenstaande
instrumentarium. Voor bilaterale afspraken met
andere lidstaten is op dit moment geen noodzaak.
Ministerie van Financiën