Uitspraak Rechtbank Amsterdam in zaak AO4144 Zaaknr: KG 04/162 P
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 19-02-2004
Datum publicatie: 19-02-2004
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: kort geding
P/MV
vonnis 19 februari 2004
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
VONNIS
i n d e z a a k m e t r o l n u m m e r KG 04/162 P v a n:
(eiser),
wonende te (woonplaats),
e i s e r bij dagvaarding van 29 januari 2004,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
advocaat mr J.P. Koets te Haarlem,
t e g e n :
1. de besloten vennootschap DE VOLKSKRANT B.V., gevestigd te
Amsterdam,
2. (de journalist), mede domicilie hebbende te Amsterdam,
3. (de hoofdredacteur), mede domicilie hebbende te Amsterdam,
procureur van gedaagden sub 1 tot en met 3 mr. W.C. van Manen,
4. POLITIEREGIO AMSTERDAM AMSTELLAND, gevestigd te Amsterdam,
verschenen bij haar gemachtigde mr. H. Koldewee,
g e d a a g d e n.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 6 februari 2004 heeft eiser, verder te noemen
(eiser), gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit
vonnis gehechte dagvaarding met dien verstande dat de subsidiaire
vordering wordt ingesteld tegen alle gedaagden. Ter zitting heeft
(eiser) zijn eis vermeerderd conform de eveneens in fotokopie aan dit
vonnis gehechte akte. Gedaagden sub 1 tot en met 3, verder ook te
noemen De Volkskrant, (de journalist) en (de hoofdredacteur) en
gedaagde sub 4, verder ook te noemen de Politie Amsterdam-Amstelland,
hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde
voorziening.
Na verder debat hebben partijen vonnis gevraagd, welk vonnis is
bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. (eiser) is vastgoedondernemer. Hij is in opspraak geraakt door tal
van publicaties over een mogelijk onderzoek van justitie naar
vermeende criminele feiten. (eiser) is nimmer veroordeeld noch is
anderszins komen vast te staan dat hij strafbare feiten heeft
gepleegd.
b. Op 7 januari 2004 heeft het Centrum voor onderzoek naar de
georganiseerde misdaad een seminar georganiseerd. Op dit seminar heeft
(de commissaris van politie), chef van de dienst Centrale Recherche
van de Politie Amsterdam-Amstelland (verder te noemen (de commissaris
van politie)), onder de titel 'Liquidaties binnen het criminele
milieu' een lezing gegeven, waarbij (de journalist), die als
journalist bij De Volkskrant werkzaam is, aanwezig is geweest. Na
afloop van de lezing heeft een vraaggesprek plaatsgevonden tussen (de
commissaris van politie) en (de journalist).
c. Het onder b genoemde vraaggesprek heeft geresulteerd in een artikel
in De Volkskrant van 8 januari 2004 met de kop:
W. H. SLEUTELROL IN LIQUIDATIES
(de commissaris van politie) mist nu nog bewijs
In dit artikel is (eiser) aangeduid als W.E. In het artikel is - voor
zover hier van belang - het volgende opgenomen:
"Oud-Heineken ontvoerder W. H. speelt vrijwel zeker een sleutelrol in
de reeks liquidaties die zich afspeelt in het criminele circuit van
Amsterdam. (de commissaris van politie) van de Amsterdamse politie
zegt te weten welke strijd zich afspeelt, maar het lukt hem niet
daarvoor het 'wettig en overtuigend' bewijs te leveren.
Vorig jaar vielen bij elf aanslagen dertien doden, onder wie C. v H.,
een andere Heineken-ontvoerder.
W. H. vecht samen met Hell's Angels een strijd uit met de bende van de
Joegoslaaf S. J., bijgenaamd J. Een slepend conflict over een gestolen
partij drugs heeft tot de golf van executies geleid, aldus (de
commissaris van politie).
Daarnaast is er tussen Hollandse criminelen onderling ruzie over
investeringen in vastgoed. In dit verband laat (de commissaris van
politie) ook de naam van de gefortuneerde vastgoedhandelaar (eiser)
vallen, die in gezelschap van H. door de pers is gefotografeerd. Ook
deze vete kostte een aantal levens."
(de journalist) heeft het artikel vóór publicatie (telefonisch) ter
autorisatie aan (de commissaris van politie) voorgelegd. Tijdens dit
telefoongesprek heeft (de commissaris van politie) ingestemd met de
hem toegeschreven citaten. Wel heeft (de commissaris van politie)
verzocht de naam van (eiser) te anonimiseren, in die zin dat hij in
het artikel als Willem E. zou worden aangeduid. (de journalist) heeft
aan dit verzoek gevolg gegeven.
d. Bij brief van 15 januari 2004 heeft de raadsman van (eiser) De
Volkskrant gesommeerd het hiervoor geciteerde artikel te rectificeren.
Aan deze sommatie is geen gevolg gegeven.
e. Bij brief van 19 januari 2004 heeft de raadsman van (eiser) de
Politie Amsterdam-Amstelland - kort gezegd - verzocht te bevestigen
dat (de commissaris van politie) tijdens het vraaggesprek met (de
journalist) de naam van (eiser) niet heeft genoemd. Deze brief is door
de Politie Amsterdam-Amstelland beantwoord bij brief van 20 januari
2004. In deze laatste brief is onder meer het volgende opgenomen:
"1. Tijdens het betreffende congres van 7 januari jl. heeft de heer
(de commissaris van politie) gesproken over conflicten tussen
verschillende groeperingen. Voorts heeft hij aangegeven dat wij ervan
uitgaan dat veel crimineel vermogen via ingewikkelde constructies
geïnvesteerd is en dat er enkele hoofdrolspelers lijken te zijn die
hierbij in een kwetsbare positie verkeren.
2. Hij heeft in de pauze van het congres inderdaad gesproken met (de
journalist), verslaggever van De Volkskrant.
3. Tijdens dit gesprek hebben zij onder meer gesproken over de ruzies
in het vastgoed. Door de heer (de journalist) is hierbij de naam van
de heer (eiser) genoemd. Dit heeft de heer (de commissaris van
politie) niet ontkend. Te meer omdat hier in verschillende media al
vaker over gepubliceerd is en er ook in het TV-programma Zembla van
maart 2003 (thans nog steeds op te vragen via de internetsite van
Zembla) aandacht aan besteed is."
f. In De Volkskrant van 29 januari 2004 is in een artikel onder de kop
JUSTITIE LEGT BESLAG OP GELD MILJONAIR (eiser) onder meer het volgende
opgenomen:
"Justitie heeft in een onderzoek naar het witwassen van crimineel geld
beslag gelegd op 1,4 miljoen euro van de Amsterdamse vastgoedhandelaar
(eiser). De hoofdverdachte in een drugsonderzoek van de politie
Haaglanden onderhoudt een zakelijke relatie met de omstreden
vastgoedmagnaat.
(...)
(eiser) is vaker in verband gebracht met drugsgeld. Topcrimineel J. M.
noemde hem in De Telegraaf 'de bank van de onderwereld'. Hij werd door
Quote gefotografeerd in gezelschap van W. H., de voormalige
Heineken-ontvoerder. H. speelt volgens de recherche een sleutelrol in
de Amsterdamse gangsteroorlog die al meerdere levens heeft geëist.
(...)"
g. Bij faxbericht van 2 februari 2004 van de raadsman van (eiser) is
De Volkskrant gesommeerd het hiervoor onder f geciteerde artikel te
rectificeren. De Volkskrant heeft aan deze sommatie gevolg gegeven in
die zin dat in de rubriek Abuis van 5 februari 2004 de volgende tekst
is opgenomen:
"In De Volkskrant van 29 januari verscheen onder de kop 'Justitie legt
beslag op geld miljonair (eiser)' bericht dat justitie, in het kader
van een onderzoek naar het witwassen van crimineel geld, beslag had
gelegd op geld van de Amsterdamse vastgoedhandelaar (eiser). Anders
dan in de kop en het stuk zelf wordt gesteld is er door justitie geen
beslag gelegd ten laste van (eiser)."
2. Thans vordert (eiser) - samengevat en na vermeerdering van eis -
gedaagden sub 1 en 3 op straffe van dwangsommen te bevelen de in De
Volkskrant van 8 en 29 januari 2004 opgenomen artikelen te
rectificeren in De Volkskrant en deze rectificatie, eveneens op
straffe van dwangsommen, te plaatsen op de website van De Volkskrant.
Subsidiair wordt gevorderd gedaagde sub 1 tot en met 4 op straffe van
dwangsommen te veroordelen in De Volkskrant een mededeling te doen
plaatsen, waarin - kort gezegd - dient te worden opgenomen dat er door
(de commissaris van politie) ten onrechte een verband is gelegd tussen
(eiser) enerzijds en een vete in het criminele circuit en daaruit
voortvloeiende liquidaties anderzijds. Tot slot wordt gevorderd
gedaagden sub 1 tot en met 4 te veroordelen in de kosten van dit
geding.
3. Ter ondersteuning van zijn vordering voert (eiser) - samengevat -
aan dat in het artikel van 8 januari 2004 ten onrechte de suggestie
wordt gewekt dat hij deel zou uitmaken van het criminele circuit en
betrokken zou zijn geweest bij liquidaties. Deze publicatie bevat een
ernstige beschuldiging, is daarmee onnodig grievend en schadelijk voor
de goede naam van (eiser). De publicatie tast de persoonlijke
levenssfeer van (eiser) aan. Het belang van (eiser) bij de bescherming
daarvan dient in dit geval zwaarder te wegen dan de vrijheid van
meningsuiting. De ernst van de beschuldiging wordt versterkt door het
feit dat deze gedaan zou zijn door een Amsterdamse commissaris van
politie. De publicatie vindt geen enkele steun in het beschikbare
feitenmateriaal. (eiser) wordt niet verdacht van enig misdrijf in deze
richting. Er heeft ter zake nimmer een (strafrechtelijk) onderzoek
gelopen. De publicatie is daarmee onzorgvuldig en dus onrechtmatig
jegens (eiser). De Volkskrant heeft zich verweerd met de stelling dat
(de commissaris van politie) de naam van (eiser) heeft genoemd in het
kader van een ruzie in het criminele circuit en dat deze ruzie levens
heeft gekost. Mocht in dit geding komen vast te staan dat deze
stelling juist is, dan geldt subsidiair dat (de commissaris van
politie) onrechtmatig jegens (eiser) heeft gehandeld omdat deze
uitlatingen - zoals gezegd - geen steun vinden in het beschikbare
feitenmateriaal. (de commissaris van politie) dient in dat geval te
worden veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie. Over het
artikel van 29 januari 2004 voert (eiser) aan dat er geen beslag ten
laste van hem is gelegd, hetgeen inmiddels is gerectificeerd in de
rubriek Abuis van 5 februari 2004. Niet gerectificeerd is dat (eiser)
een zakelijke relatie onderhoudt met de hoofdverdachte in een
drugsonderzoek. "Het onderhouden van een relatie" ziet op een zekere
continuïteit, aldus (eiser), hetgeen een feitelijk onjuiste
beschuldiging is die door De Volkskrant op geen enkele wijze is
onderbouwd. Ook het uiten van deze beschuldiging is onrechtmatig
jegens (eiser). (eiser) heeft daarom tevens belang bij rectificatie
van dit onderdeel van het artikel.
4. De Volkskrant heeft het volgende verweer gevoerd. Na afloop van de
door (de commissaris van politie) gehouden lezing hebben (de
commissaris van politie) en (de journalist) een gesprek gevoerd dat 20
à 30 minuten heeft geduurd. (de journalist) vroeg (de commissaris van
politie) onder meer of hij met zijn verwijzingen naar de ruzie over
vastgoed in het criminele circuit ook doelde op (eiser). (de
commissaris van politie) reageerde met een gezicht en met een houding
van 'dat weet toch iedereen?'. (de journalist) vatte dit op als een
volstrekt duidelijke bevestiging. Vervolgens vroeg hij (de commissaris
van politie) of hij dit kon publiceren omdat het hoogst ongebruikelijk
is dat een hoge politiefunctionaris een dergelijke vraag zo duidelijk
beantwoordt. Daarop spraken zij af dat (de journalist) (de commissaris
van politie) 's avonds zou bellen om hem de tekst van zijn stuk voor
te leggen. Aldus geschiedde en (de commissaris van politie) zei dat
het zo kon (met dien verstande dat hij te kennen gaf dat het beter was
(eiser) niet met zijn volledige naam te noemen). (de journalist) heeft
(de commissaris van politie) niet expliciet gevraagd of (eiser) ook
betrokken is (geweest) bij de liquidaties die ten gevolge van de ruzie
in het criminele circuit hebben plaatsgevonden. Hij hoefde dit ook
niet te doen want aan dergelijke liquidaties was het hele seminar
gewijd, zodat ook dit onderdeel van het artikel valt onder de
(impliciete) bevestiging van (de commissaris van politie). Het
voorgaande leidt tot de conclusie dat (de journalist) uiterst
zorgvuldig te werk is gegaan. Hij heeft zich gebaseerd op niet de
eerste de beste bron, die het stuk ook nog eens vóór publicatie heeft
goedgekeurd. Een journalist hoeft niet te kunnen bewijzen dat zijn
bericht waar is, mits hij kan aantonen dat zijn onderzoek zorgvuldig
is geweest. In dit verband is van belang dat (de journalist) niet
hoefde te onderzoeken of (eiser) betrokken is bij de georganiseerde
misdaad, maar alleen of (de commissaris van politie) op hem doelde
toen hij sprak over het vastgoed-conflict. Verder wordt nog aangevoerd
dat het publiceren over de georganiseerde misdaad een groot
maatschappelijk belang heeft. De vrijheid van meningsuiting dient in
dit geval dan ook te prevaleren. Over de gevorderde rectificatie van
het artikel van 29 januari 2004 wordt aangevoerd dat dit afdoende is
geschied in de rubriek Abuis.
5. De Politie Amsterdam-Amstelland heeft het volgende verweer gevoerd.
Tijdens zijn lezing heeft (de commissaris van politie) de naam van
(eiser) niet genoemd. Bekende groepen criminelen heeft hij aangeduid
als het 'Joegoslavische kamp' en het 'Hollandse kamp'. Toen het
gesprek tussen (de commissaris van politie) en (de journalist) na
afloop van de lezing kwam op de achtergronden van het conflict in het
'Hollandse kamp' en de relatie met investeringen in het vastgoed,
vroeg (de journalist) op enig moment of (de commissaris van politie)
hiermee ook op (eiser) doelde. Daarop heeft (de commissaris van
politie) niets gezegd. Hij heeft niet ontkennend gereageerd, maar wel
een gebaar gemaakt dat uitdrukte 'u vraagt naar de bekende weg'.
Daarna is het gespreksonderwerp (eiser) afgesloten. Later die dag
heeft (de journalist) (de commissaris van politie) telefonisch de in
De Volkskrant te publiceren tekst voorgelezen. (de commissaris van
politie) heeft met de hem toegeschreven citaten ingestemd en (de
journalist) verzocht de naam van (eiser) te anonimiseren. Het is (de
commissaris van politie) hierbij ontgaan dat aan hem wordt
toegeschreven dat híj de naam van (eiser) heeft laten vallen. Dit is
immers onjuist, alleen (de journalist) heeft deze naam laten vallen.
De inhoud van de passage is wél juist weergegeven. Het is waar dat de
Amsterdamse recherche ervan uitgaat dat (eiser) betrokken is bij het
'Hollandse kamp'. Dit is ook al langere tijd (vanuit de media) bekend.
Zo is in een uitzending van het programma Zembla naar buiten gekomen
dat (eiser) door de Politie Amsterdam-Amstelland is genoemd als
mogelijk slachtoffer van een liquidatie in het criminele milieu. In
verschillende kranten is (eiser) betiteld als 'de bank van de
onderwereld'. Ook in een uitzending van het programma Nova is (eiser)
in direct verband gebracht met criminele activiteiten in de onroerend
goedhandel. De passage in De Volkskrant van 8 januari 2004 waarin een
verband wordt gelegd tussen (eiser) en het criminele milieu is dan ook
niet nieuw en feitelijk niet onjuist. De instemmende reactie van (de
commissaris van politie) had overigens alleen betrekking op deze
passage. De toevoeging "Ook deze vete kostte veel levens" is geen
citaat van (de commissaris van politie), noch heeft hij dit verband
(impliciet) beoogd. Ook andere toevoegingen ('gefortuneerde
vastgoedhandelaar' en 'in gezelschap van H. door de pers is
gefotografeerd') komen niet uit de mond van (de commissaris van
politie).
Beoordeling van het geschil:
6. De vraag of een uitlating onrechtmatig is ligt in het spanningsveld
tussen het recht op vrijheid van meningsuiting enerzijds en het recht
op bescherming van de eer en goede naam en de persoonlijke levenssfeer
anderzijds. Hierbij staan derhalve twee hoogwaardige maatschappelijke
belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang dat individuele
burgers niet door publicaties in de pers worden blootgesteld aan
lichtvaardige verdachtmakingen; aan de andere kant het belang dat men
zich (in het openbaar) kritisch, informerend, opiniërend, of
waarschuwend moet kunnen uitlaten om te voorkomen dat door een gebrek
aan bekendheid bij het grote publiek, misstanden die de samenleving
raken kunnen blijven voortbestaan. Welke van deze belangen de doorslag
behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen
omstandigheden. De juistheid van de aantijgingen, althans de
feitelijke onderbouwing en de inkleding daarvan, vormt onder meer een
omstandigheid die in de afweging van de hiervoor genoemde belangen
betrokken dient te worden. Verder kan een vordering tot rectificatie
blijkens artikel 6:167 BW worden toegewezen wanneer onrechtmatig is
gehandeld door een onjuiste of door onvolledigheid misleidende
publicatie van gegevens van feitelijke aard. Op grond van lid 2 van
dit artikel kan een vordering tot rectificatie eveneens worden
toegewezen indien aansprakelijkheid ontbreekt omdat de publicatie aan
de dader wegens diens onbekendheid met de onjuistheid of
onvolledigheid niet als een onrechtmatige daad is toe te rekenen.
7. In het in De Volkskrant van 8 januari 2004 verschenen artikel zijn
- aldus (eiser) - twee beschuldigingen jegens hem geuit. Het betreft
ten eerste de beschuldiging dat hij is betrokken bij een conflict
tussen Hollandse criminelen en ten tweede de beschuldiging dat hij
betrokken is geweest bij liquidaties in het criminele circuit. Voor
zover het de primaire vordering betreft (dit is de vordering tegen De
Volkskrant) wordt geoordeeld dat er geen aanleiding is een
veroordeling tot rectificatie van de eerste beschuldiging uit te
spreken. Uit de lezing van De Volkskrant en de lezing van de Politie
Amsterdam-Amstelland van het gesprek dat tussen (de commissaris van
politie) en (de journalist) heeft plaatsgevonden, welke lezingen
inhoudelijk met elkaar overeenstemmen, kan worden afgeleid dat (de
commissaris van politie) deze beschuldiging (zij het impliciet) heeft
geuit. Dit onderdeel van het door De Volkskrant gepubliceerde artikel
is hiermee naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende
feitelijk onderbouwd, namelijk gebaseerd op een als betrouwbaar aan te
merken bron, zodat De Volkskrant wat dit punt betreft niet
onzorgvuldig te werk is gegaan. Hierbij is van belang dat het artikel
door (de commissaris van politie) is goedgekeurd. Ook is hierbij van
belang dat het 'oud nieuws' betreft. Immers, het is in dit geding
voldoende aannemelijk geworden dat eerder bekend was dat de Politie
Amsterdam-Amstelland een verband aanwezig acht tussen (eiser)
enerzijds en (een conflict in) het criminele circuit anderzijds, en
dat hieraan ook in verschillende media aandacht is besteed.
8. Met de uitlating "Ook deze vete kostte een aantal levens"
aansluitend op de vermelding van de betrokkenheid van (eiser) bij deze
vete, heeft De Volkskrant - naar het oordeel van de
voorzieningenrechter - gesteld dat (eiser) op een of andere manier,
direct of indirect, betrokken is (geweest) bij een aantal
moordaanslagen, wat een ernstige beschuldiging is. De onderbouwing van
deze beschuldiging kan voorshands niet volgen uit de door De
Volkskrant en de Politie Amsterdam-Amstelland gegeven lezing van het
gesprek tussen (de commissaris van politie) en (de journalist). Dat
het seminar - zoals door De Volkskrant in dit kader is aangevoerd -
geheel in het teken stond van liquidaties in het criminele circuit,
hetgeen dus automatisch zou moeten leiden tot een door (de commissaris
van politie) gelegd verband tussen (eiser) en de liquidaties, is onder
de gegeven omstandigheden onvoldoende. (de commissaris van politie)
heeft immers ter zitting expliciet ontkend dit verband te hebben
beoogd en hij heeft aangevoerd dat hij - achteraf bezien - zijn
autorisatie voor dit onderdeel van het artikel niet had moeten geven.
Onder deze omstandigheden wordt geoordeeld dat de gewraakte
beschuldiging niet langer door het bestaande feitenmateriaal wordt
onderbouwd. Nu (de commissaris van politie) het gewraakte artikel
heeft geautoriseerd, en hij pas achteraf zijn autorisatie wat dit
onderdeel betreft heeft ingetrokken, kan wel gezegd worden dat
aansprakelijkheid aan de zijde van De Volkskrant ontbreekt en dat de
publicatie niet als een onrechtmatige daad aan De Volkskrant valt toe
te rekenen. Desalniettemin kan de vordering tot rectificatie, gezien
het bepaalde in lid 2 van artikel 6:167 BW, worden toegewezen. De
beschuldiging, die zonder enig voorbehoud is gedaan, kan immers worden
aangemerkt als een onjuiste publicatie van een gegeven van feitelijke
aard, waarvan rectificatie kan worden bevolen. De rectificatie houdt
een noodzakelijke en toelaatbare beperking van de uitingsvrijheid van
De Volkskrant in en voldoet daarmee aan de eisen van artikel 10 EVRM.
Er is geen aanleiding de veroordeling eveneens uit te spreken jegens
(de hoofdredacteur) (de hoofdredacteur van De Volkskrant). Niet valt
in te zien welk belang (eiser) hierbij zou hebben, naast een
veroordeling van De Volkskrant. De gevorderde dwangsom zal worden
gematigd en gemaximeerd als na te melden.
9. Over de gevorderde rectificatie van het in De Volkskrant van 29
januari 2004 gepubliceerde artikel wordt overwogen dat (eiser) niet
heeft ontkend dat sprake is van een relatie tussen hem en degene ten
laste van wie justitie - in het kader van een onderzoek naar het
witwassen van crimineel geld - beslag heeft gelegd. De Volkskrant
heeft dit in het betreffende artikel omschreven als 'het onderhouden
van een zakelijke relatie'. Naar het oordeel van de
voorzieningenrechter kan dit niet als onzorgvuldig worden aangemerkt.
Het door (eiser) in dit verband gemaakte onderscheid tussen het
'hebben' en het 'onderhouden' van een relatie is, wat hiervan ook zij,
te subtiel om een rectificatie te rechtvaardigen. Dit gedeelte van de
vordering zal derhalve worden afgewezen.
10. Ook de subsidiaire vordering valt blijkens de stellingen van
(eiser) uiteen in twee delen. Allereerst betreft de vordering de
uitlating van (de commissaris van politie) dat (eiser) betrokken is
bij (een vete in) het criminele circuit. Nu ten aanzien van dit
onderdeel de primaire vordering tot rectificatie wordt afgewezen, komt
dit deel van de subsidiaire vordering aan de orde. Ter zitting is door
(de commissaris van politie) herhaald dat de Politie
Amsterdam-Amstelland inderdaad uitgaat van een verband tussen (eiser)
en het criminele circuit inzake vastgoedinvesteringen. Zoals hiervoor
overwogen betreft dit 'oud nieuws', welk nieuws in het verleden door
tal van media is gebracht. Met name in de televisieprogramma's Nova en
Zembla is hier uitgebreid aandacht aan besteed en (eiser) is hier
indertijd niet tegen opgetreden. Onder deze omstandigheden is ook voor
rectificatie als subsidiair gevorderd geen plaats. Het tweede
onderdeel van de subsidiaire vordering betreft de betrokkenheid van
(eiser) bij liquidaties in het criminele circuit. Nu de primaire
vordering op dit punt wordt toegewezen, komt de voorzieningenrechter
niet toe aan de beoordeling van dit deel van de subsidiaire vordering.
11. Gezien het bepaalde in artikel 167 lid 3 BW en gezien het feit dat
in het geding tussen (eiser) en De Volkskrant partijen over en weer
gedeeltelijk in het (on)gelijk worden gesteld, zullen de proceskosten
tussen deze partijen worden gecompenseerd als na te melden. (de
journalist) en (de hoofdredacteur) worden geacht geen extra kosten te
hebben gemaakt zodat er geen aanleiding is een
proceskostenveroordeling ten gunste van hen uit te spreken. In het
geding tussen (eiser) en de Politie Amsterdam-Amstelland zal (eiser)
worden veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING IN KORT GEDING
De voorzieningenrechter:
1. Veroordeelt De Volkskrant om na betekening van dit vonnis in de
eerstvolgende editie van dagblad De Volkskrant op pagina 4, sectie
Binnenland, een rectificatie te (doen) plaatsen in een zwart kader in
dezelfde grootte en met hetzelfde lettertype en dezelfde kopgrootte
als het artikel van 8 januari 2004 ("Willem H. sleutelrol in
liquidaties") met de volgende inhoud, zonder dat er in hetzelfde
nummer een toevoeging of commentaar, noch in woord noch in beeld,
wordt afgedrukt:
"RECTIFICATIE:
In De Volkskrant van 8 januari 2004 is onder de kop "Willem H.
sleutelrol in liquidaties" een artikel verschenen over de liquidaties
die zich in het criminele circuit hebben afgespeeld. In dit artikel
wordt gemeld dat er tussen Hollandse criminelen ruzie is over
investeringen in vastgoed. In dit verband heeft de heer (de
commissaris van politie), commissaris van de regiopolitie
Amsterdam-Amstelland, de betrokkenheid van vastgoedhandelaar (eiser)
beaamd. Vervolgens wordt in het artikel vermeld dat ook deze vete een
aantal levens heeft gekost. Door deze laatste vermelding is ten
onrechte een verband gelegd tussen (eiser) en liquidaties in het
criminele circuit. Bij vonnis van 19 februari 2004 is De Volkskrant
door de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam veroordeeld
tot het plaatsen van deze rectificatie."
op straffe van een dwangsom van EUR 1.000,- per dag, voor elke dag dat
De Volkskrant in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met
een maximum van
EUR 25.000,-.
2. Veroordeelt De Volkskrant om binnen twee dagen na betekening van
dit vonnis de tekst van de onder 1 opgenomen rectificatie te plaatsen
op de website van De Volkskrant (www.volkskrant.nl) in het voor die
website gebruikelijke lettertype en deze tekst gedurende veertien
dagen gepubliceerd te houden, op straffe van een dwangsom van EUR
1.000,- per dag, voor elke dag dat De Volkskrant in gebreke blijft aan
deze veroordeling te voldoen, met een maximum van EUR 25.000,-.
3. Compenseert de proceskosten tussen (eiser) en De Volkskrant aldus
dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4. Veroordeelt (eiser) in de proceskosten gevallen aan de zijde van de
Politie Amsterdam-Amstelland en tot op heden begroot op EUR 241,- aan
vastrecht.
5. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
6. Wijst het meer of anders gevorderde af.
Gewezen door mr. M.Y.C. Poelmann, vice-president van de rechtbank te
Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag
19 februari 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.: