der Staaij, Tjon-A-Ten en Huizinga-Heringa over Haïti
Beantwoording vragen Van der Staaij, Tjon-A-Ten en Huizinga-Heringa
over Haïti
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Westelijk Halfrond
Midden-Amerika en Caraïbisch gebied
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
21 februari 2004
Behandeld
Mw. drs. L. de Hoog
Kenmerk
DWH/MC-066/04
Telefoon
070-3484621
Blad
1/5
Fax
070-3485472
Bijlage(n)
1
ineke-de.hoog@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van Van der Staaij (SGP), Tjon-A-Ten (PvdA) en
Huizinga-Heringa (ChristenUnie) over Haïti
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door de leden Van der Staaij (SGP), Tjon-A-Ten (PvdA) en
Huizinga-Heringa (ChristenUnie) over Haïti. Deze vragen werden
ingezonden op 26 januari 2004 met kenmerk 2030406820.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
Antwoord van de heer Bot, Minister van Buitenlandse Zaken, op vragen
van de leden Van der Staaij (SGP), Tjon-A-Ten (PvdA) en
Huizinga-Heringa (ChristenUnie) over Haiti.
Vraag 1
Kent u het artikel over Haïti getiteld, `Weinig reden tot feestvieren
bij 200 jaar onafhankelijkheid'? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Welke risico's doen zich - in het licht van de aanhoudende politieke
crisis - volgens u voor indien, nu de zittingstermijn van het huidige
parlement onlangs afliep, op korte termijn geen nieuwe verkiezingen
gehouden worden en daarmee geen nieuw parlement totstandkomt?
Antwoord
Indien niet op korte termijn een oplossing voor de politieke crisis in
Haïti wordt gevonden en president Aristide niet de maatregelen neemt
zoals die door de OAS en Caricom zijn voorgesteld, zal de sociale
anarchie toenemen en de mensenrechtensituatie verder verslechteren. De
laatste dagen zijn verschillende steden in handen gevallen van groepen
rebellen. Het politieapparaat (Haïti kent geen leger) heeft de
grootste moeite om het wettig gezag te handhaven. In deze context is
verdere escalatie en uiteindelijk een burgeroorlog niet denkbeeldig.
Dit zal zeker een gevaar opleveren voor de politieke stabiliteit van
de Caribische regio, allereerst in relatie tot de Dominicaanse
Republiek.
Vraag 3
Heeft u kennisgenomen van de waarschuwingen die de VN- Office for the
Coordination of the Humanitarian Affairs (OCHA) afgegeven heeft voor
mogelijke sociale anarchie en de oproep van dit bureau voor het
opstellen van een VN-noodplan voor Haïti? 2) Heeft ook de EU reeds
gereageerd op de OCHA-appeal? Indien dit het geval is, op welke wijze?
Welke geldbedragen zijn vrijgemaakt voor Haïti? Indien niet, is de
Nederlandse regering bereid om in EU-verband hierin een initiërende
rol te spelen? Zou de regering hierbij daarbij gebruik willen maken
van de kennis en expertise die bij onder andere het Haïti Platform
Nederland aanwezig zijn?
Antwoord
Ik heb kennisgenomen van het "Integrated Emergency Response Programme
Targeting Vulnerable Groups and Communities in Haiti" van maart 2003.
De EU heeft niet specifiek op dit programma gereageerd. De Raad van de
Europese Unie heeft op 29 januari 2001, overeenkomstig artikel 96, lid
2, sub c), van de Overeenkomst van Cotonou, besloten zijn
samenwerkingsbeleid met Haïti te bevriezen naar aanleiding van
onregelmatigheden tijdens de verkiezingen. Deze beslissing is in
december 2003 voor de derde maal verlengd tot eind 2004. Wel wordt het
Europees Ontwikkelings Fonds nog ingezet voor projecten die de
Haïtiaanse bevolking direct ten goede komen, de civiele samenleving en
de particuliere sector versterken en de democratisering en de
rechtsstaat ondersteunen. In dat kader stuurde ECHO in november 2003
een missie naar Haïti ter voorbereiding van EU-financiering voor een
systeem om de gezondheid en voedingssituatie in Haïti te monitoren.
ECHO bekijkt tevens in hoeverre de rampenresponscapaciteit van NGO's
in Haïti kan worden verbeterd. Voor beide projecten zal naar
verwachting 1,5 miljoen Euro worden vrijgemaakt. Daarnaast zal een
deel van de bevroren middelen binnen het Europees Ontwikkelings Fonds
(naar verwachting 5 miljoen Euro) ter beschikking worden gesteld voor
humanitaire hulpverlening via VN en NGO's.
Binnen de Europese Unie neemt Nederland op actieve wijze deel aan de
besluitvorming.
De Nederlands regering ontvangt via meerdere kanalen informatie over
de situatie in Haïti, zoals van het Haïtiplatform. Deze informatie is
zeker instrumenteel bij de Nederlandse positiebepaling.
Vraag 4
Welke rol vervult de Nederlandse regering in het stimuleren van
internationale samenwerking bij de bestrijding van (a) drugshandel en
drugsgerelateerde criminaliteit in de regio, dit mede gezien het feit
dat Haïti steeds meer doorvoerland van drugs wordt, en (b) HIV/Aids?
Antwoord
De Cariben fungeren als doorvoerhaven voor drugs uit Zuid-Amerika naar
de Verenigde Staten en Europa. Het Koninkrijk heeft door zijn ligging
groot belang bij een internationale samenwerking om drugstransporten
te bestrijden.
De meeste Caribische staten hebben echter beperkte mogelijkheden om
effectief op hun grondgebied op te treden tegen smokkel van drugs.
Dit besef leidde in mei 1996 tot een regionale conferentie te Barbados
onder auspiciën van UNDCP (United Nations International Drug Control
Programme). Deze conferentie heeft geresulteerd in de aanvaarding van
een omvangrijk actieplan. Dit "Barbados Plan of Action" voorziet in
gecoördineerde actie op de verschillende terreinen van
drugsbestrijding.
Nederland is actief in de Caribische regio als medetrekker van het
Verdrag inzake Maritieme Samenwerking ter bestrijding van de
drugshandel in de regio ("Agreement Concerning Co-operation in
Suppressing Illicit Maritime and Air Trafficking in Narcotic Drugs and
Psychotropic Substances in the Caribbean"). Dit verdrag beoogt de
samenwerking tussen de verschillende kustwachten en douanes in de
Caribische regio te verbeteren.
Het Barbados- actieplan heeft ook geleid tot het "Caribbean Drug
Control Coordination Mechanism" (CCM). Dit project werd door
Nederland, samen met de VS en Canada financieel ondersteund. Het CCM
had als doel informatie te verzamelen over de aanpak van drugs om
zodoende de implementatie van het Barbados- actieplan te monitoren.
Inmiddels zijn de verzamelde gegevens overgedragen aan de Caribbean
Community and Common Market (CARICOM) conform het voorstel van UNDCP.
Daarmee is dit project beëindigd.
Nederland heeft geen bilaterale samenwerking met Haïti op het gebied
van drugsbestrijding; met het buurland Dominicaanse Republiek wordt
wel samengewerkt. De huidige stand van zaken bij de Haïtiaanse
kustwacht, politie en het justitieapparaat maken een effectieve
samenwerking onmogelijk.
Nederland zal onderzoeken of in het kader van de aanpak van de
drugssmokkel via Schiphol, een verdere bijdrage kan worden geleverd
aan de opbouw van de capaciteit van handhavings- en opsporingsdiensten
in verschillende landen in de regio, zo mogelijk in samenwerking met
de VN.
Met 27 mln. Euro was Nederland in 2003 de grootste bilaterale donor
van UNAIDS. Met deze bijdrage, en de donatie aan het `Global Fund to
Fight Aids, Tuberculosis and Malaria' levert Nederland een bijdrage
aan de bestrijding van HIV en Aids. Een deel van deze niet
`ge-oormerkte' fondsen wordt besteed in Haïti.
1) Reformatorisch Dagblad, 13 januari jl.
2) United Nations Country Team of Haiti, `Integrated Emergency
Response Programme targeting Uolumerable Groups and Commities in
Haiti; 22 april 2003. Zie www.ht.undp.org/documents/PIRen.pdf
Ministerie van Buitenlandse Zaken