Veroordeling politietolk voor schending beroepsgeheim.
Bron: Rechtbank Amsterdam Datum actualiteit: 25-02-2004

De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 24 februari 2004 een politietolk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden en hem een beroepsverbod van 5 jaar opgelegd voor het aannemen van een gift (fl. 50.000,- en sieraden) en het schenden van zijn beroepsgeheim. Daartoe heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen: Verdachte heeft vertrouwelijke gegevens uit een zeer groot politieonderzoek, waarvan hij in zijn functie als tolk kennis had gekregen, doorgespeeld aan de hoofdverdachte uit dat onderzoek. Verdachte heeft aldus het vertrouwen dat in hem als tolk was gesteld op zeer ernstige wijze ondermijnd, waarbij hij zich slechts heeft laten leiden door persoonlijk winstbejag.

Zie voor de uitspraak hieronder:

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: (nummer)

Datum uitspraak: 24 februari 2004

op tegenspraak met machtiging

VERKORT VONNIS

van de rechtbank Amsterdam, vijfde meervoudige kamer C, in de strafzaak tegen:

(Verdachte),

geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum), ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het (adres), (woonplaats)

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 februari 2004.


1. Telastelegging

Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.


2. Voorvragen

...


3. Waardering van het bewijs

3.1. De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat alle afgeluisterde tapgesprekken voor het bewijs dienen te worden uitgesloten, kort gezegd omdat de feiten en omstandigheden zoals die uit het dossier blijken een dergelijk dwangmiddel niet rechtvaardigen en met name nu er geen gerechtvaardigd vermoeden is van een ernstige inbreuk op de rechtsorde waarbij meegewogen dient te worden dat verdachte geen strafblad heeft en een uitstekende staat van dienst als politietolk had.

De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.

Het bevel tot tappen is door de rechter-commissaris gegeven op basis van de ernst van de in het geding zijnde feiten. Het feit dat verdachte geen strafblad heeft en dat hij een uitstekende staat van dienst had als politietolk is, bij het geven van een bevel tot tappen niet relevant.

3.2. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

3.3. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat

ten aanzien van het onder 2 telastegelegde:
hij op tijdstippen in de maand september 2001 te Amsterdam enig geheim waarvan hij wist dat hij uit hoofde van zijn beroep verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij toen en daar terwijl hij werkzaam was als tolk voor het vertalen van telecommunicatie die werd opgenomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar een vermoedelijke groepering van en/of rond (betrokkene) welk onderzoek werd verricht door de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland (Dienst Centrale Recherche) en onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, en aldus wist dat hij verplicht was tot geheimhouding van al hetgeen hem in de uitoefening van zijn werkzaamheden als tolk ter kennis kwam, opzettelijk vertrouwelijke informatie uit dat lopend strafrechtelijk onderzoek, te weten over: het feit dat bepaalde personen en locaties stelselmatig werden geobserveerd, en
het feit dat de telecommunicatie van bepaalde personen door opsporingsambtenaren werd opgenomen met een technisch hulpmiddel, doorgegeven aan die (betrokkene), door aan die (betrokkene) te vertellen dat de politie een strafrechtelijk onderzoek naar hem verrichtte en dat diens woning met behulp van een camera werd geobserveerd en dat de telefoons van die (betrokkene) en anderen werden afgeluisterd.

ten aanzien van het onder 3 telastegelegde:
hij op tijdstippen in de maand september 2001 te Amsterdam anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber (te weten als tolk ten behoeve van het vertalen van telecommunicatie, opgenomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar een vermoedelijke groepering van en/of rond (betrokkene) welk onderzoek werd verricht door de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland (Dienst Centrale Recherche) onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam), naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan, een gift, namelijk een aantal sierraden en een geldbedrag van Hfl. 50.000,-, heeft aangenomen van (betrokkene), tegen wie bedoeld strafrechtelijk onderzoek onder meer was gericht, en dit aannemen in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover zijn lastgever.

Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.


4. Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.


5. De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.


6. De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.


7. Motivering van de straffen en maatregelen

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft vertrouwelijke gegevens uit een zeer groot politieonderzoek, waarvan hij in zijn functie als tolk kennis had gekregen, doorgespeeld aan de hoofdverdachte uit dat onderzoek. Verdachte heeft aldus het vertrouwen dat in hem als tolk gesteld was op zeer ernstige wijze ondermijnd, waarbij hij zich slechts liet leiden door persoonlijk winstbejag. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan en is van oordeel dat ondanks de vrijspraak van feit
1 de hierna te noemen straffen passend en geboden zijn.


8. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 57, 272, 328ter en 339 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.


9. Beslissing

Verklaart het onder 1 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden.

Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan, een gift aannemen en dit aannemen in strijd met de goede trouw verzwijgen tegenover zijn lastgever.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, (verdachte), daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Ontzet verdachte terzake van het onder 3 bewezenverklaarde van het recht tot de uitoefening van het beroep van tolk ten behoeve van politie en justitie voor de duur van 5 jaren.

Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter,
mrs. C.W.M. Giesen en J.J. Molenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kruitwagen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
24 februari 2004.