Verplichting tot het opleggen van een maatregel; ruimte voor evenredigheidstoets

Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht
Datum actualiteit: 25-02-2004

Met de Regeling, die moet worden aangemerkt als een wettelijk voorschrift in de zin van artikel 3:4 lid 1 Awb, is beoogd het BWOO wat betreft het opleggen van sancties in overeenstemming te brengen met het stelsel in de sociale verzekeringswetten. Dit stelsel komt er onder meer op neer dat bij constatering van schending van het voorschrift dat een betrokkene voorkomt dat hij verwijtbaar werkloos wordt, het uitvoeringsorgaan is gehouden een maatregel op te leggen. Het feit dat artikel 7 van de Regeling het uitvoeringsorgaan verplicht tot het opleggen van een maatregel, terwijl artikel 13 van het BWOO spreekt van een bevoegdheid om maatregelen op te leggen, brengt volgens de Raad niet mee dat het uitvoeringsorgaan bij een geconstateerde schending van artikel 10 van het BWOO toch zou zijn gehouden om een nadere evenredigheidstoets als bedoeld in artikel 3:4 lid 2 Awb te verrichten. Geen geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel verzet zich tegen de nadere invulling die in de Regeling is gegeven aan de in artikel 13 BWOO aan het orgaan gegeven bevoegdheid, welke invulling die bevoegdheid inperkt en nader bepaalt als een verplichting in die zin dat er geen beleidsruimte voor het uitvoeringsorgaan (meer) is. Artikel 13 lid 1 BWOO in samenhang met artikel 7 lid 1 van de Regeling laat geen ruimte voor toetsing door de rechter of door het bestuur aan de in artikel 3:4 lid 2 Awb neergelegde evenredigheidseis.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AO3257

Voor de volledige uitspraak: Zie het origineel