Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Lambrechts over de plaatsing van niet
criminele kinderen in Justitiële Jeugdinrichtingen.
(2030406540)
1
Herinnert de staatssecretaris van VWS zich haar toezegging 1), tijdens de behandeling van
de begroting van het ministerie van VWS, om persoonlijk toe te zien op de casus van een
jong meisje dat, zonder een strafbaar feit te hebben gepleegd, in een jeugdgevangenis is
beland? Zo ja, waar bevindt het meisje zich op dit moment? Herinnert u zich de toezegging
om vanuit het aanbod aan jeugdzorg dat daadwerkelijk beschikbaar is, kinderen een goede
omgeving te bieden? Bent u ermee bekend dat een andere instelling dan de hiervoor
genoemde jeugdgevangenis zich bereid heeft verklaard het bedoelde meisje een goede
omgeving te bieden? Zo ja, is het meisje inmiddels naar een deze andere instelling
overgebracht? Zo neen, waarom niet?
1
Ja, ik herinner mij deze toezegging en ik heb mij hier over laten informeren. Het meisje
bevindt zich op dit moment op een crisisplaats in de justitiële jeugdinrichting de
Doggershoek. Op basis van een onderzoek door de Forensisch Psychiatrische Dienst is
geconstateerd dat het meisje is aangewezen op een behandeling binnen een gesloten
setting. Hiertoe heeft de kinderrechter vervolgens een machtiging tot gesloten plaatsing
afgegeven.
Het meisje verblijft op dit moment op een opvangplaats en wacht op het vrijkomen van een
plaats waar zij kan worden behandeld. In overleg met de gezinsvoogd is ervoor gekozen om
het meisje binnen de Doggershoek te laten behandelen, omdat zij hier al gewend is, het naar
omstandigheden goed met haar gaat, en hiermee een extra overplaatsing naar een andere
justitiële jeugdinrichting wordt voorkomen.
Zowel een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie als een instelling voor jeugdzorg
hebben aangegeven haar te kunnen behandelen, echter pas nadat de behandeling binnen de
gesloten setting is afgerond. Deze instellingen hebben niet de mogelijkheid om deze
geïndiceerde gesloten behandeling te bieden.
Ik heb inmiddels aan de Inspectie Jeugdzorg gevraagd de gang van zaken rond de plaatsing
van dit meisje in de justitiële jeugdinrichting te onderzoeken.
2
Hoeveel jongeren zijn in 2003 voor crisisopvang in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI)
geplaatst en om welke redenen? Welke rol speelt hierbij het gebrek aan beschikbaarheid van
andere vormen van opvang? Wat is het resultaat van het overleg tussen Justitie en VWS
over het terugdringen van het aantal crisisplaatsingen in JJI's?
2
In 2003 zijn 443 jongens en 389 meisjes voor crisisopvang in een justitiële jeugdinrichting
geplaatst. In de volgende tabel wordt een overzicht van de aard van de problematiek
gegeven volgens de categorieën van het Convenant crisisplaatsingen.
Aard problematiek: Jongen Meisje 832
3a.1 Slachtoffer gedwongen prostitutie 2 57 59
3a.2 Slachtoffer seksueel misdrijf 2 26 28
3a.3 Slachtoffer geest./lich. Mishand 8 10 18
3a.4 Politiebemoeienis / voorkomen van verdere escalatie 49 8 57
3b Dreiging slachtoffer cat.3a 78 168 246
3c. Escalatie van geweld zichzelf 119 102 221
3d. Escalatie van geweld omgeving 172 18 190
3e. Niet voldaan aan a t/m d 12 1 13
De justitiële jeugdinrichtingen zijn de enige voorzieningen die gesloten opvang en
behandeling bieden. Daarnaast kunnen instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie, die een
BOPZ-aanmerking hebben, kinderen gedwongen opnemen en in een gesloten setting
plaatsen. Bij een gedwongen opname moet sprake zijn van gevaar veroorzaakt door een
geestesstoornis. Als het gevaar is geweken zal aan de jeugdige verlof of ontslag worden
verleend, tenzij de jeugdige gemotiveerd is om op vrijwillige basis te worden behandeld.
Bij een gesloten opvang of behandeling in een justitiële jeugdinrichtingen is in alle gevallen
door de kinderrechter getoetst of gesloten opvang noodzakelijk is. In hoeverre er mogelijk
meer passende alternatieve vormen van opvang moeten zijn, wordt nagegaan. Nu kan de
vraag nog niet worden beantwoord, welke jeugdigen het beste waar kunnen worden
opgevangen of behandeld. Het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) doet in
opdracht van het WODC van het Ministerie van Justitie onderzoek naar de
populatiekenmerken, de hulpvraag van de jeugdigen en het benodigde zorgaanbod. Inmiddels
is tevens een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van betrokken partijen, gestart
die zich met de optimalisering van het zorgaanbod voor ernstig gedragsgestoorde jeugdigen
zal gaan bezighouden. Die werkgroep zal zich bij het ontwikkelen van voorstellen mede
baseren op de uitkomsten van het genoemde onderzoek. De Tweede Kamer zullen wij voor
de zomer nader informeren.
3
Kunt u een overzicht geven van de wachttijden voor plaatsing van jongeren in een
(residentiële) psychiatrische behandelinrichting? Op welke wijze en op welke termijn worden
deze wachttijden aangepakt? Hoeveel behandelinrichtingen voor jongeren zijn er in
Nederland? Op welke termijn kan het aantal behandelplaatsen voldoende worden uitgebreid?
3
Uit de derde landelijke rapportage van wachtlijstgegevens in de geestelijke gezondheidszorg
blijkt dat de gemiddelde geobserveerde wachttijd voor behandeling van kinderen en
jeugdigen per 1 januari 2003 14 weken bedroeg. Deze rapportage heb ik op 22 april 2003
aan de Kamer gezonden (kamerstuk 25 424, nr. 46). Op dit moment brengt GGZ Nederland
de wachttijden per 1 januari 2004 in kaart. Deze gegevens zullen naar verwachting in april
2004 beschikbaar komen.
Sinds 1 januari 2003 geldt het zogenoemde "boter-bij-de-vis" principe uit het Actieplan Zorg
Verzekerd ook in de geestelijke gezondheidszorg. Dit principe houdt in dat instellingen
worden afgerekend (boter) op de feitelijk geleverde productie (vis). Hiermee kunnen alle
verzekeringsaanspraken in beginsel worden gehonoreerd. Het is de verantwoordelijkheid van
de zorgaanbieders en zorgkantoren om voldoende productie-afspraken te maken. Vervolgens
is het aan de zorgaanbieders om die productie ook daadwerkelijk te realiseren.
In 2002 waren er in Nederland 1.190 feitelijke bedden (waarvan 90 van de 112 voorziene
BOPZ-plaatsen) en 600 feitelijke deeltijdplaatsen voor kinder- en jeugdpsychiatrie (kerncijfers
uit de GGZ 2000-2002 van GGZ Nederland).
4
Bent u van mening dat het principiële oordeel van een kinderrechter over gesloten plaatsing
van een jongere mede mag worden gebaseerd op de overweging dat er een tekort is aan
andere vormen van opvang, zoals plaatsing in een psychiatrische behandelinrichting?
4
Nee, het oordeel van de kinderrechter moet gebaseerd zijn op de noodzaak van een gesloten
plaatsing in verband met de ernstige gedragsproblemen van de jeugdige. De kinderrechter
wordt door de instelling voor voogdij- en gezinsvoogdij verzocht een machtiging te geven
voor een plaatsing in een gesloten justitiële jeugdinrichting. Een machtiging voor een
gesloten plaatsing zal door de kinderrechter slechts worden verstrekt bij ernstige
gedragsproblemen.
Gesloten plaatsing is nu alleen mogelijk in een justitiële jeugdinrichting of in instelling voor
kinder- en jeugdpsychiatrie, die een BOPZ-aanmerking hebben. Wanneer er geschikte
alternatieven voor de plaatsing in een justitiële jeugdinrichting zijn, dan worden deze ook
benut en zal er zonodig meer capaciteit moeten worden gerealiseerd (zie antwoord op vraag
3).
5
Is het mogelijk dat een jongere na crisisopvang in een JJI wordt overgeplaatst naar een
reguliere jeugdzorginrichting, wanneer daar (weer) plaatsen beschikbaar zijn? Zo neen,
waarom niet? Zo ja, hoeveel keer is dit in de afgelopen jaren voorgekomen?
5
Ja, dat is mogelijk. Dit gebeurt regelmatig.
Van de in 2003 geplaatste jongeren zijn inmiddels in totaal (jongens en meisjes) 268 uit de
opvanginrichtingen geplaatst. Hiervan zijn:127 jongeren niet naar een voorziening
doorgeplaatst, maar over het algemeen naar huis teruggegaan; 88 naar een justitiële
behandelinrichting doorgeplaatst; 51 jongeren doorgeplaatst naar een
jeugdhulpverleningsvoorziening. Tenslotte is 1 jongere doorgeplaatst naar een instelling
voor licht-verstandelijke gehandicapten en is 1 jongere doorgeplaatst naar een
psychiatrische voorziening.
6
Bent u van mening dat jongeren die op een civiele titel in een JJI geplaatst worden, en die
zich niet schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten, gescheiden dienen te worden van
jongeren die zich wel schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten? Zo neen waarom niet?
Zo ja, hoe gaat u dat bewerkstelligen?
6
De vraag of samenplaatsing moet worden gecontinueerd, is onderdeel van de evaluatie van
de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, waarvan de onderzoeksresultaten dit voorjaar
verwacht worden. Rond de zomer zullen wij u hierover informeren.
Wij zijn het met u eens dat het samenplaatsen op bezwaren kan stuiten. Naar mate het
strafaspect meer aandacht behoort te krijgen, ligt samenplaatsing minder voor de hand.
Daarmee wordt in de huidige situatie rekening gehouden. Binnen de jji's kan dit bij de
samenstelling van groepen en ook tussen de jji's is sprake van differentiatie die
mogelijkheden geeft om een zekere scheiding van categorieën aan te brengen. Een strikte
scheiding van civielrechtelijk geplaatsten en strafrechtelijke geplaatsten gaat veel verder.
Naarmate meer gescheiden opvang naar categorieën (naar maatregel, geslacht, leeftijd)
aangewezen is, brengt dat naar alle waarschijnlijkheid aanzienlijke financiële en capacitaire
consequenties met zich. Bij verdergaande gescheiden plaatsing zal eerder sprake zijn van
leegstand of van wachtlijsten. Ook wordt het dan ingewikkelder om voor de verschillende
categorieën ook nog plaatsing in de regio te realiseren. Dit zijn aspecten waaraan niet
zonder meer voorbij kan worden gegaan.
7
Welke minimale rechten op het gebied van scholing, bezoekrecht, psychische begeleiding en
vrijwaring van zaken als visitatie en fouilleren, dienen te gelden voor kinderen die
civielrechtelijk in een JJI zijn geplaatst zonder strafbare feiten te hebben gepleegd?
7
De rechten van jeugdigen die in een justitiële jeugdinrichting verblijven, zijn geregeld in de
Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen. De Beginselenwet regelt onder meer de
bewegingsvrijheid, de ordemaatregelen, de controle en het geweldgebruik, contact met de
buitenwereld en de verzorging, onderwijs en andere activiteiten.
Voorts wordt er voor het gebruik van deze bevoegdheden door de directeur van de justitiële
jeugdinrichting, de rechtswaarborgen geregeld waaronder bemiddeling, beklag en beroep
tegen de uitspraak van de beklagcommissie. De bevoegdheden en rechtswaarborgen gelden
zowel voor civielrechtelijk als strafrechtelijk geplaatsten.
Onder meer door plaatsing in een specifieke inrichting of afdeling van een inrichting is het
mogelijk om rekening te houden met de achtergrond van de jeugdige en een daarop
aangepast regiem te bieden.
8
In Zuid-Holland wordt op dit moment een proefproject voorbereid om, middels
samenwerking tussen de gesubsidieerde jeugdzorg en de kinder- en jeugdpsychiatrie, te
komen tot een gesloten vorm van opvang voor kinderen anders dan in een JJI. Op welke
termijn zijn de resultaten van dit project te verwachten? Op welke termijn zou deze aanpak
eventueel op grotere schaal in ons land worden toegepast?
8
In de jeugdzorg bestaat uitsluitend in een justitiële jeugdinrichtingen de mogelijkheid tot
vrijheidsbeperking die in verband met de behandeling van jeugdigen met ernstige
gedragsproblemen soms nodig is. In een pilot bij de Horizon wordt bekeken welke
alternatieve mogelijkheden ontwikkeld kunnen worden om, in samenwerking tussen
jeugdzorg en jeugd-ggz, jeugdigen besloten te behandelen. Het gaat hierbij om jeugdigen (in
de leeftijdscategorie +/- 8 13 jaar) die op een orthopsychiatrische behandeling binnen een
besloten setting zijn aangewezen. Een aantal juridische, financiële en bouwtechnische
aspecten worden in 2004 uitgewerkt, waarna in 2005 kan worden gestart met de
behandeling van 10 jeugdigen. De pilot wordt gefinancierd door de provincie Zuid-Holland en
zal bij gebleken succes landelijk worden ingevoerd.
1) Handelingen 2003-2004, nr. 30, pag. 2104-2127.
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport