Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Postbus 90801 2509 LV Den Haag Tweede Kamer der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA DEN HAAG

Uw brief Ons kenmerk
SV/A&L/04/17829

Onderwerp Datum
advies Stichting van de Arbeid inzake CAO- 16 maart 2004
instrument bij tegengaan ziekteverzuim en
WAO alsmede vrouwen in de WAO

Hierbij doe ik u, conform mijn toezegging in het algemeen overleg van 4 november 2003 en mede namens de Staatssecretaris, een nota van de Stichting van de Arbeid inzake het tegengaan van ziekteverzuim en instroom in de WAO via het CAO-beleid toekomen. De nota van de Stichting is een reactie op de adviesaanvraag van mijn ambtsvoorganger van 21 december 2001. In de adviesaanvraag werd gevraagd advies uit te brengen over de wijze waarop instrumenten in de CAO's zouden kunnen bijdragen aan een beperking van het ziekteverzuim en de instroom in de WAO en over de effectiviteit van de reeds bestaande afspraken op dit terrein in de CAO's. Bij brief van 12 augustus 2003 heb ik voorts de Stichting gevraagd aandacht te schenken aan mogelijke instrumenten in CAO's tot beheersing van de WAO-instroom en bevordering van de WAO-uitstroom van vrouwen.

Aanpak van preventie, verzuim en arbeidsongeschiktheid
De nota raakt aan een belangrijk uitgangspunt van het kabinetsbeleid, namelijk dat werkgever en werknemer primair zelf verantwoordelijk zijn om binnen de eigen arbeidsorganisatie verzuim en arbeidsongeschiktheid te beheersen. Op institutioneel niveau kan daaraan een belangrijke bijdrage worden geleverd. Sociale partners kunnen hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de terugdringing van het ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid voor een deel vormgeven via CAO-afspraken. De Stichting merkt in haar nota op dat (bedrijfstak-)CAO's ondersteunend kunnen werken. In de praktijk worden dergelijke CAO-afspraken ook gemaakt. Die CAO-afspraken kunnen een kader vormen waarbinnen, via maatwerk, op ondernemingsniveau een verdere concretisering en uitwerking plaats zal moeten vinden. De Stichting is daarbij van oordeel dat alle eerder door haar bepleite maatregelen en aanbevelingen nog niets aan actualiteitswaarde hebben ingeboet en zal deze dan ook blijvend onder de aandacht brengen van CAO-partijen en ondernemingen. De Stichting is daarbij van mening dat het er niet zozeer om gaat om


2

nieuwe instrumenten aan te dragen maar veeleer om tot feitelijke vormgeving, uitvoering en verdieping van het beleid te komen. Ik deel deze mening van de Stichting in die zin dat het er nu vooral op aankomt om duurzame resultaten te boeken. Daarbij zijn de CAO-afspraken van groot belang.

Met de Stichting ben ik overtuigd van het grote belang van preventiebeleid. Een beleid dat - zoals de Stichting terecht stelt - handen en voeten moet krijgen op ondernemingsniveau, waar nodig en nuttig ondersteund en aangestuurd vanuit het meso- en macroniveau. De nota van de Stichting raakt dan ook op een aantal plaatsen aan het huidige beleid op het gebied van arbeidsomstandigheden van mijn ministerie. Ik wil mij met sociale partners inzetten voor een gestroomlijnde aanpak, waarin wij de kracht van verschillende beleidsinstrumenten, zoals CAO, arboconvenanten, deskundig advies op maat, informatievoorziening en wetgeving kunnen bundelen voor een effectieve aanpak op de werkvloer.

Verder wil ik melden dat ik ­ als het gaat om de doorwerking van convenanten naar CAO's ­ niet alleen een rol voor het ministerie zie weggelegd, maar met name voor sociale partners. Zeker nu diverse convenanttrajecten zullen gaan aflopen, acht ik het CAO- instrument cruciaal voor de borging en verankering van de convenantafspraken. Om de stand van zaken op dit punt te kunnen schetsen, heb ik medio 2003 laten inventariseren in welke mate convenant-afspraken of gedeelten daarvan feitelijk al doorwerken op CAO- niveau. Hiertoe is een CAO-onderzoek uitgevoerd. Uitgangspunt voor de inventarisatie vormen de 44 sectoren waar per ultimo augustus 2003 een convenant was getekend. De resultaten van het onderzoek laten zien dat bij ongeveer de helft van alle convenanttrajecten sprake is van een doorwerking naar het CAO-instrument. Er is derhalve een ontwikkeling in positieve richting waar te nemen, maar er kan nog veel meer bereikt worden als het gaat om de wisselwerking tussen arboconvenanten en CAO's.

Vrouwen in de WAO
Wat betreft de vraag in hoeverre de Stichting een rol kan spelen in het tegengaan van de te grote WAO-instroom van vrouwen via het CAO-beleid, geeft de Stichting aan dat een beleid op dit punt pas effectief is indien het is toegespitst op de specifieke situatie in een onderneming of sector. De Stichting vindt daarom dat er geen aanleiding is om op dit punt aanbevelingen te doen in het kader van het algemene CAO-beleid. Wel meent de Stichting dat het zinvol is om per sector te bezien welke specifieke factoren er zijn die verband houden met de sector. Ik onderschrijf deze aanbeveling en zal sociale partners dan ook verzoeken dit te betrekken bij het overleg over de onderscheiden CAO's.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)