Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA `s-GRAVENHAGE

Uw brief Ons kenmerk
34-04-SZW SV/A&L/04/23081

Onderwerp Datum
Overleg Stichting van de Arbeid inzake 30 maart 2004
kabinetsstandpunt SER-advies

Op dinsdag 23 maart heb ik een gesprek gehad met een delegatie van de Stichting van de Arbeid over het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het SER-advies WAO. Tijdens dit overleg is gesproken over de punten waarop het kabinetsstandpunt en het SER-advies verschillen. Het betreft een aantal aspecten van de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) en de toegang tot de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). Daarnaast is gesproken over het Schattingsbesluit, de positie van uitzendkrachten en de Extra Garantieregeling Beroepsrisico's (EGB). Voor het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het SER-advies en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen, verwijs ik u naar mijn brief van 12 maart jl. (SV/A&L/04/13866).

Met betrekking tot de WGA heeft de Stichting van de Arbeid drie punten aan de orde gesteld. Die punten worden hieronder weergegeven.
In het Voorlopig Kader WGA is aangegeven dat de gedeeltelijk arbeidsgeschikte zijn resterende verdiencapaciteit moet benutten om in aanmerking te komen voor een loonaanvulling. In het SER-advies is slechts sprake van de eis van aanwezigheid van arbeidsinkomen, zonder nadere normering. Het kabinet vindt het van groot belang dat de verdiencapaciteit voldoende wordt benut om van het stelsel de goede prikkelwerking te laten uitgaan.
Het SER-advies gaat uit van een volledig private uitvoering van de WGA. In het kabinetsstandpunt is aangegeven waarom het kabinet kiest voor een systeem met keuzevrijheid voor werkgevers om het risico zelf te dragen of te verzekeren bij een private verzekeraar dan wel verzekerd te blijven bij het UWV. Van belang bij deze keuze van het kabinet is dat er zo veel mogelijk sprake is van een "level playing field". Het kabinet zal daartoe bezien op welke wijze de rentehobbel gemitigeerd zou kunnen worden; tevens is van belang dat alle partijen over de noodzakelijke gegevens kunnen beschikken. Tenslotte zal, om ook het UWV in een gelijkwaardige positie te brengen, premiedifferentiatie worden

2

ingevoerd. Voorts zal in overleg met het UWV en het Verbond van Verzekeraars verder worden gewerkt aan de uitwerking van de keuzevrijheid voor werkgevers om het risico zelf te dragen of te verzekeren bij een private verzekeraar dan wel verzekerd te blijven bij het UWV.
Ten aanzien van de premieverdeling in de WGA werd vastgesteld dat het kabinetsstandpunt geen concrete voorstellen bevat. Ik heb aangegeven dat ik principieel geen bezwaar heb tegen een fifty-fifty-premieverdeling over werkgevers en werknemers.

Ten aanzien van de toegang tot de Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) is geconstateerd dat het kabinet, evenals de SER, de toegang tot de IVA wil beperken tot personen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Het kabinet wil evenwel de toegang niet openstellen voor volledig arbeidsongeschikte werknemers met "een geringe kans op herstel". Deze mensen krijgen toegang tot de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). Mocht na vijf jaar blijken dat herstel niet optreedt, dan krijgen deze mensen vanaf dat moment toegang tot de IVA. Gedurende de periode dat deze personen recht hebben op een uitkering uit hoofde van de WGA zal de uitkeringshoogte 70% van het laatstverdiende loon bedragen.
De reden om de categorie van werknemers met "een geringe kans op herstel" niet meteen op te nemen in de IVA, is gelegen in de consequenties die dit naar de mening van het kabinet zal hebben voor de instroom in de IVA. De Stichting van de Arbeid heeft verzocht de motivering om op dit punt af te wijken van het SER-advies nader toe te lichten. Ik heb deze toelichting aan de Stichting doen toekomen; een afschrift van deze brief treft u bijgaand aan.

Met betrekking tot het Schattingsbesluit, in relatie tot de herbeoordelingsoperatie, was de conclusie dat het kabinetsstandpunt op twee punten verschilt van het SER-advies. In de eerste plaats zal het aantal arbeidsplaatsen per functie die worden betrokken bij de schatting worden teruggebracht tot drie; dit om de arbeidsmarktmogelijkheden maximaal in te zetten. In de tweede plaats zullen huidige WAO-gerechtigden jonger dan 55 jaar worden herbeoordeeld op basis van het aangepaste Schattingsbesluit.

Over de positie van uitzendkrachten tenslotte is vastgesteld dat het kabinet niet heeft gekozen voor de voorkeursvariant van de SER, maar voor een andere door de SER voorgestelde wijze om de lasten van de uitzendbranche te mitigeren. Dit is naar mijn mening conform het oogmerk van de SER dienaangaande.

In het gesprek is tevens kort de EGB ter sprake gekomen. De SER heeft aangegeven nog nader advies te willen uitbrengen over de maatschappelijke wenselijkheid van een EGB. Het kabinet zal zelf een finale afweging maken of de nieuwe wetten strijdigheid opleveren met internationale verdragen.

Graag wil ik met uw Kamer op 1 april a.s. van gedachten wisselen over het kabinetsstandpunt op hoofdlijnen dat ik u op 12 maart j.l. heb doen toekomen.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,


3

(mr. A.J. de Geus)