Nationaal Comite 4 en 5 mei



Nationaal Vrijheidsonderzoek 2004:
Europa van belang voor democratie, mensenrechten en vrijheid

In de 3e editie van het Nationaal Vrijheidsonderzoek is de Nederlandse bevolking gevraagd naar haar opvattingen over onderwerpen als oorlog, vrede, vrijheid, mensenrechten en democratie, dit jaar in het licht van de naderende Europese verkiezingen. De Europese Unie is ontstaan vanuit de wens om na de Tweede Wereldoorlog een nieuwe wereldoorlog op ons continent te voorkomen. Politieke doelstellingen van het project Europa, zoals veiligheid, democratie en mensenrechten, zijn in de afgelopen decennia in hoge mate gerealiseerd. Maar waar denken burgers aan bij begrippen als vrijheid en Europa, hoe bang zijn zij voor oorlog en wat weten zij van oorlog? Vinden Nederlanders het wel belangrijk om te kiezen en zijn we vandaag nog wel bereid om te delen, hoe staat het met de solidariteit met anderen die minder vrijheid kennen? Het Nationaal Vrijheidonderzoek laat interessante uitkomsten zien op drie hoofdthema?s.

Delen: eigen, Nederlands, of Europees belang
Als het om delen gaat is er een interessante tegenstelling te constateren. Enerzijds is er de zeer breed onderschreven roep om normen, waarden en respect in de samenleving als geheel. Anderzijds is er op individueel niveau niet altijd de bereidheid zich naar het algemeen belang te voegen. Ook het draagvlak voor de internationale solidariteit is aan het afnemen.
Wat opvalt is dat mensen rond thema?s als vrijheid en democratie niet negatief maar vooral heel neutraal staan ten opzichte van Europa. Wat veel mensen niet scherp voor ogen hebben is welke persoonlijke voordelen op het terrein van vrijheid de Europese Unie voor hen heeft. De generatie die de Tweede Wereldoorlog heeft mee gemaakt (65+) heeft deze vrijheden het duidelijkst voor de geest, opvallend genoeg gevolgd door de allerjongste generatie van 13-17 jaar.
Veel meer idee heeft men over het belang van de rol van de samenwerking in Europa. Zo geeft 67% aan dat de Europese Unie van belang is bij de opbouw van de democratische rechtstaat, en 61% bij het een beroep kunnen doen op de fundamentele mensenrechten en bij het vergroten van de vrijheid van de burgers. Tot slot valt op dat 40% positief staat ten opzichte van de Europese Unie en 16% negatief, en bijna de helft is neutraal. Het lijkt nog alle kanten op te kunnen gaan.
Zie o.m. tabel 5 (blz. 16), 18 (blz. 25) en 19 (blz. 26) van het onderzoek.

Oorlog, wereldwijd probleem
Gevraagd naar waar men zich het meeste zorgen over maakt wereldwijd, laat het onderzoek duidelijk verschillen naar leeftijd zien, die ook al in eerdere onderzoeken zijn vastgesteld. Jongeren tussen de 13-24 jaar noemen oorlog als het grootste probleem (60%) en vervolgens ziekten en gezondheid (44%), terwijl mensen ouder dan 50 jaar zich vooral zorgen maken over terrorisme (54%) en criminaliteit (40%). Daartegenover staat dat jongeren wel iets optimistischer (27%) zijn dan ouderen over de kansen op wereldvrede, het pessimisme is over het geheel genomen echter groot: ruim 80% heeft op dit punt geen hoop. Mogelijk dat voor jongeren oorlog ook zo hoog op de agenda staat omdat zij een forse overschatting maken van het aantal oorlogen en binnenlandse conflicten. Jongeren van 13-17 jaar schatten dat er 67 oorlogen en 124 binnenlandse conflicten gaande zijn, waar dit in werkelijkheid 3 respectievelijk 32 is. Ook ouderen overschatten het aantal oorlogen, de groep van 65+ komt met haar schatting van tien oorlogen het dichtst bij de waarheid. Zij onderschatten echter weer het aantal binnenlandse conflicten (20).
Een veel reëler beeld lijken Nederlanders te hebben over de inzet van Nederlandse militairen bij orde- en vredeshandelingen. De landen die men het meeste noemt zijn Irak: (96%), Afghanistan (70%) en Bosnië (63%). Een meerderheid van de Nederlanders staat achter de actieve (militaire) deelname van Nederland ten behoeve van de handhaving van de internationale rechtsorde. Ten opzichte van eerdere metingen loopt dit echter wel terug.
Op de vraag ?wat is volgens u vooral nodig voor wereldvrede? scoort het bevorderen van democratie het hoogst (68%), gevolgd door een gelijkmatiger verdeling van geld en goederen (54%). Zie o.m. tabel 28 (blz. 35), 31 (blz. 37 ), 32 (blz. 37) en 36 (blz. 40) van het onderzoek.

Kiezen: Betrokkenheid en participatie
Stemmen is een van de mogelijkheden om als burger deel te nemen aan het politieke proces. Over het algemeen erkent men het belang hiervan. De stelling ?als je je stem laat horen door weg te blijven bij verkiezingen, dan heb je in een democratie eigenlijk geen recht van spreken? wordt breed onderschreven (70%).
De meeste ondervraagden vinden verkiezingen dus wel belangrijk. Het maakt wel uit waarvoor de verkiezingen worden gehouden. Stemmen voor de Tweede Kamer en de gemeenteraad vindt men duidelijk belangrijker dan stemmen voor de Provinciale Staten en de Europese Unie. Wat opvalt in dit deel van het onderzoek is dat er een sterke positieve samenhang is tussen enerzijds kennis van zaken van buurt, gemeente, provincie, Nederland, Europa en de wereld en anderzijds betrokkenheid. Verondersteld kan worden dat betrokkenheid leidt tot meer kennis van zaken. Maar mogelijk is het omgekeerde aan de orde en leidt kennis tot een grotere betrokkenheid. Maar hoe dan ook: beide opties zijn met de verkiezingen voor de deur een uitdaging. Zie o.m. tabel 1 (blz. 12) en 2 (blz. 13) van het onderzoek.

Nationaal Vrijheidsonderzoek
Sinds 2002 houdt het Nationaal Comité 4 en 5 mei het Nationaal Vrijheidsonderzoek. Bureau Veldkamp te Amsterdam voert het onderzoek jaarlijks uit. Het doel van het onderzoek is het peilen van de opvattingen van de Nederlandse bevolking over tal van vraagstukken met betrekking tot 4 en 5 mei en het meten van opinies over het jaarthema (in 2004: de politieke aspecten van vrijheid). De uitkomsten van dit onderzoek leveren een bijdrage aan de discussie over hoe de Nederlandse bevolking over de vrijheid denkt. Het onderzoek wordt mogelijk gemaakt dankzij de financiële steun van en in samenwerking met een groot aantal ministeries: het ministerie van Algemene Zaken en de Rijksvoorlichtingsdienst, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie van Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking, het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, het ministerie van Defensie, het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Justitie. Nationaal Vrijheidsonderzoek 2004.pdf