Gemeente Utrecht

2004 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
44 Vragen van mevrouw drs. M.C. Mos en mevrouw N.R. Schipper (ingekomen 4 mei 2004)

Vorige week maakte de Volkskrant melding van enkele resultaten van reïntegratiebureau's. Deze resultaten liegen er niet om. In 2002 leidden de reïntegratietrajecten op landelijk niveau in 13% van de gevallen tot werk. Over de eerste negen maanden van 2003 is de score voor Utrecht 2%. Slechts 20 van de 1100 bijstandsgerechtigden in een reïntegratietraject vond een betaalde baan. Amsterdam had in dezelfde periode een uitstroom naar betaald werk van 22%.

Deze resultaten staan in groot contrast met de beleidsvoornemens van Utrecht. Voor 2004 streeft het college naar een uitstroomresultaat naar werk van 783 mensen, aldus de meerjarenvisie werk en bijstand. Als dit in het tempo gaat als de eerste negen maanden van 2003, dan heeft de stad een groot probleem.

GroenLinks vindt het belangrijk om tijdig geïnformeerd te worden over de resultaten van reïntegratiebedrijven. Onvoldoende uitstroom tast de fundamenten van het beleid aan. Het heeft grote financiële consequenties voor de stad. Aangezien Utrecht met dezelfde reïntegratiebedrijven in zee is gegaan als in 2003 maakt GroenLinks zich grote zorgen over de beoogde uitstroom in 2004 en over het gevoerde aanbestedingsbeleid.

Dit leidt tot de volgende vragen:

1. Kan het college aangeven hoe groot de uitstroompercentages richting (duurzaam) werk zijn over 2003? En daarbij tevens de vergelijking maken met de afspraken over de uitstroom voor 2003 met de reïntegratiebedrijven?
2. Waar heeft de lage uitstroom mee te maken? Is een verslechterde arbeidsmarkt de enige verklaring? In hoeverre speelt een te positieve inschatting van de problematiek en de uitstroomkansen een rol? Of loopt Utrecht ook erg achter met de instroom in reïntegratietrajecten?
3. Wat zegt de lage uitstroom over de kwaliteit van de reïntegratiebedrijven en het gevoerde aanbestedingsbeleid? Welke conclusies trekt het college hieruit?
4. Utrecht hanteert het principe 'no cure, less pay'. Wat betekent dit voor de betaling van de reïntegratiebedrijven over 2003? Hoeveel geld vloeit er met andere woorden terug naar de gemeente?
5. Welke rol heeft de casemanager in dit proces vervuld om ervoor te zorgen dat er meer succes wordt bereikt tussen de klant en het reïntegratiebedrijf?
6. Voor 2004 is alleen het reïntegratiebedrijf voor de toeleiding naar vrijwilligerswerk veranderd. Voor reïntegratie naar betaald werk, werkt Utrecht met dezelfde reïntegratiebedrijven als in 2003. Welke andere afspraken heeft het college met deze bedrijven gemaakt om toch een hogere uitstroom te realiseren?
7. Indien het college geen andere afspraken heeft gemaakt met de reïntegratiebedrijven, hoe wil het college er dan voor zorgen dat de resultaten in 2004 hoger worden?
8. Dinsdag 27 april presenteerde de Raad voor Werk en Inkomen de 'rapportcijfers' van de UWV en ruim 40 gemeenten over bedrijven die werklozen en mensen met een arbeidshandicap aan het werk moeten helpen. Heeft Utrecht hieraan meegewerkt? Welke rapportcijfers heeft Utrecht gegeven aan de reïntegratiebedrijven waarmee ze zaken doet? Waar zijn deze cijfers op gebaseerd?
9. Sinds 1 januari 2004 is de gemeente 100% financieel verantwoordelijk voor het bijstand- en werkbeleid. De gemeenteraad heeft er alle belang bij om te weten hoe de vlag ervoor hangt. GroenLinks vindt het een slechte zaak dat zij gegevens over sterk dalende uitstroom (2002 13%, 2003 2%) en daarmee het feitelijk mislukken van het reïntegratiebeleid uit de Volkskrant moet halen. Waarom heeft de wethouder hier geen melding van gemaakt bij de voorjaarsnota. Antwoord van Burgemeester en Wethouders
(Verzonden 1 juni 2004)


1. In de eerste plaats willen een aantal opmerkingen plaatsen bij de cijfers die zijn gebruikt in het artikel in de Volkskrant. Er is gebruik gemaakt van verouderde gegevens, uit een tussentijdse voortgangsrapportage van het ministerie van SZW over de resultaten van de Agenda van de Toekomst (AvdT). SZW heeft gegevens gebruikt van de uitstroomresultaten tot en met juni 2003. Bij de aanlevering van deze gegevens hebben we gebruik gemaakt van de gegevens uit het geautomatiseerde systeem. Pas na een eindcontrole van de gegevens worden de resultaten definitief en officieel meegeteld in de resultaten van de AvdT. Op het moment van het aanleveren van de gegevens over de eerste helft van 2003 was deze eindcontrole nog niet uitgevoerd. De werkelijk gerealiseerde uitstroom over heel 2003 (in het kader van de AvdT) bedraagt 175 personen. Dit aantal is nog niet definitief omdat er nog een accountantcontrole door de gemeenteaccountant plaats moet vinden. In 2002 bedroeg de uitstroom 177 personen; daarover hebben wij de commissie MO geïnformeerd bij brief van november 2003.Voor de AvdT mogen gemeenten uitsluitend de uitstroom naar regulier werk en gesubsidieerd werk meetellen. In 2003 zijn daarnaast 182 ID-ers en 18 werknemers op een Wiw-dienstbetrekking doorgestroomd naar regulier werk. Tellen we dit resultaat op bij de uitstroom van de AvdT, dan hebben in 2003 375 personen werk gevonden, met inzet van reïntegratiebudgetten voor cliënten van afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Daarnaast kunnen bijstandsgerechtigden ook zonder inzet van reïntegratiebudgetten uitstromen naar werk. In 2003 hebben ongeveer 550 personen hun bijstandsuitkering beëindigd omdat ze door middel van werk een eigen inkomen hebben. Daarvan kunnen we 175 personen meetellen als uitstroomresultaat van de AvdT. In het Volkskrantartikel wordt de uitstroom uit trajecten (20) afgezet tegen het aantal gerealiseerde trajecten (1100). Dit geeft een vertekend beeld. In de eerste plaats worden voor de AvdT ook uitgebreide diagnosetrajecten als instroom meegeteld. Het zal duidelijk zijn dat die niet in alle gevallen leiden tot een vervolgtraject. In de tweede plaats is voor een deel van de cliënten op een traject uitstroom naar vrijwilligerswerk of verhoging van de maatschappelijke participatie het hoogst haalbare. Voor de AvdT mogen we dit niet als resultaat meetellen. De conclusie is dat de resultaten veel beter zijn dan in het artikel wordt gesuggereerd. De uitstroomresultaten van 2003 zijn vooral het resultaat van trajecten die gestart zijn vóór 2003. In de periode vóór 2003 waren er langdurige subsidierelaties met organisaties, gebaseerd op inputfinanciering. Vanaf 2003 hebben we door middel van aanbestedingsprocedures met een aantal trajectorganisaties nieuwe contracten afgesloten. In deze contracten zijn de resultaten geüniformeerd en helder gedefinieerd. Ook zijn we overgeschakeld naar resultaatfinanciering (no cure, less pay).De meeste contracten hebben betrekking op doelgroep 4 en 5. Deze trajecten duren langer dan een jaar (maximaal drie jaar). De resultaten van de contracten met de nieuwe zakelijker werkwijze zullen dus in 2004, 2005 en wellicht in 2006 zichtbaar worden, waarmee een vergelijking tussen afspraken en resultaten mogelijk wordt. Ook nieuw is dat vanaf 2003 door middel van kwartaalgesprekken de resultaten worden "gemonitord". Trajectorganisaties worden aangesproken op achterblijvende resultaten. We verwachten dat met deze aanpak de uitstroom naar werk in vergelijking met voorgaande jaren zal toenemen.
2. De instroom in trajecten loopt niet achter bij de taakstelling. In 2003 is 115% van de taakstelling instroom gerealiseerd. De uitstroom loopt wel achter. Ten opzichte van de taakstelling van de uitstroom in 2003 (555) is 31% gerealiseerd. De achterblijvende uitstroom (ten opzichte van de taakstelling van de AvdT) speelt in alle gemeenten. Het is duidelijk dat de afspraken over de uitstroom bij de start van het convenant "Agenda van de Toekomst" te positief ingeschat waren. Belangrijkste oorzaak is de slechte arbeidsmarkt van dit moment. Een andere oorzaak is dat door alle ontwikkelingen op het gebied van gesubsidieerde arbeid veel minder werkzoekenden in 2003 zijn uitgestroomd naar een gesubsidieerde arbeidsplaats. Tot mei 2003 was er nog een vacaturestop op de ID-banen. Ook daarna zijn, vanwege de onzekerheid over toekomstige ontwikkelingen, nauwelijks nieuwe ID-banen gecreëerd.
3. De achterblijvende resultaten houden naar ons oordeel niet zozeer verband met de kwaliteit van trajectorganisaties of het gevoerde aanbestedingsbeleid, als wel met het gestelde onder 1 en 2.
4. Het principe van 'no cure, less pay' hanteren voor de contracten die vanaf 2003 zijn afgesloten. De uitstroom in 2003 is vooral het resultaat van trajecten die gestart zijn vóór 2003 en die vielen nog niet onder dit principe.
5. De casemanager (=toeleider) heeft op individueel niveau regie over klant en over de instrumenten die voor de klant worden ingezet. De rol van de casemanager wordt uitgevoerd en vormgegeven in het reguliere proces. Activiteiten waar de casemanager verantwoordelijk voor is zijn: . Juiste verwijsvraag. Hiermee bereiken we dat de cliënt op het juiste traject wordt geplaatst en er minder uitval is; . Accordering van trajectplan en de in te zetten instrumenten; . Volgen van traject door middel van kwartaalrapportages; . Steekproefsgewijs oproepen van klanten om de voortgang te meten; . Interventie bij uitval of dreigende uitval, om de negatieve uitval uit een traject te verkleinen.
6. In 2003 zijn met de nieuwe trajectorganisaties aan wie na de aanbestedingsprocedures de contracten zijn gegund meerjarige contracten afgesloten (maximaal drie jaar). Afgesproken is dat elk jaar, op basis van een evaluatie, de contracten verlengd kunnen worden. Alleen dwingende redenen zijn aanleiding om de contracten niet te verlengen. In het antwoord op vraag 1 is reeds aangegeven dat de trajecten van de nieuwe trajectorganisaties in vrijwel alle gevallen langer dan een jaar duren. De resultaten van deze trajecten zullen in 2004, 2005 en wellicht in 2006 zichtbaar worden. Daarnaast worden elk kwartaal gesprekken gevoerd met trajectorganisaties over de resultaten. Blijven die achter bij de taakstelling, dan worden deze organisaties daar op aangesproken. Er was daarom geen reden om voor 2004 andere resultaatafspraken te maken of contracten niet te verlengen. Wel is met de trajectorganisaties afgesproken dat vanaf 2004 trajecten korter en intensiever moeten worden. Cliënten worden, waar mogelijk, geacht 32 uur bezig te zijn met een traject om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het werkritme van een baan. Dit alles met de bedoeling de uitstroom naar werk te bevorderen.
7. Zie antwoord op vraag 6.

8. Utrecht heeft hier aan meegewerkt. De cijfers zijn gebaseerd op de ervaringen van de accountmanagers bij afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid met deze organisaties. De cijfers zijn gepresenteerd in een eindverslag van dit onderzoek. Op dit moment loopt er een Europese aanbestedingsprocedure voor de bemiddeling van werknemers op een ID-baan of Wiw-baan naar regulier werk en de bemiddeling van werkzoekenden naar vangnetbanen en vrijwilligerswerk. Wij achten het gezien lopende aanbestedingsprocedures niet gewenst om deze "rapportcijfers" openbaar te maken
9. Zie ook het antwoord op vraag 1. De resultaten van 2003 liggen ten opzichte van 2002 op vergelijkbaar niveau. Daarom was er geen aanleiding om hier specifiek melding van te maken bij de voorjaarsnota.


-----------------------
Volkskrant, pagina 14 Reflex, d.d. 24 april 2004

---- --