Ministerie van Justitie

Politiemonitor
Bevolking 2004

Landelijke rapportage

Den Haag/Hilversum, mei 2004

Colofon

In deze rapportage treft u de belangrijkste resultaten aan van de zevende meting van het landelijke onderzoek Politiemonitor Bevolking dat in opdracht van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en acht regionale politiekorpsen in 2004 is verricht. Het onderzoek is net als de volledige metingen in 1993, 1995, 1997, 1999, 2001 en 2003 en net als in de tussenmeting in 2002 uitgevoerd door het Uitvoeringsconsortium Projectbureau Politiemonitor, dat wordt gevormd door de onderzoeksbureaus B&A Groep Beleidsonderzoek & -Advies BV uit Den Haag en Intomart GfK BV uit Hilversum.
Het onderzoek werd van de zijde van de departementen begeleid door: W.M. de Jongste, Ministerie van Justitie
M.P.P.M. Merx, Ministerie van Justitie
G.J. Terlouw, Ministerie van Justitie
E.E. de Kleuver, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties C.A. Damaisjah, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Tot 1 januari 2005 kunt u bestellingen schriftelijk of per fax met vermelding van het aantal en titel plaatsen bij:
Intomart GfK BV
T.a.v. mevrouw Elisabeth van der Waals
Postbus 10004
1201 DA Hilversum
Fax: 035-6246532
E-mail: Elisabeth.van.der.waals@intomartgfk.nl
Verkoopprijs 7,50 per exemplaar, exclusief verzendkosten. De contactpersonen van het uitvoeringsconsortium zijn: Daphne Ahrendt, Erik Oppenhuis en Tom van Dijk, Intomart GfK BV, telefoon 035-6258411 en Margreth Egelkamp en Hans Bekkers, B&A Groep Beleidsonderzoek & -Advies BV, telefoon 070-3029500.
Nadere informatie over de Politiemonitor kunt u verkrijgen bij: mevrouw W.M. de Jongste en mevrouw E. E. de Kleuver. Zij zijn telefonisch te bereiken respectievelijk onder telefoonnummer: 070-370 62 67 en 070-426 87 50. © Het overnemen van delen van deze tekst is toegestaan onder voorwaarde van duidelijke bronvermelding.

Inhoud

Samenvatting 5
0. Inleiding 9
0.1 Achtergronden 9
0.2 Inhoud van de rapportage 10
0.3 Betrouwbaarheid van de resultaten 11
0.4 Presentatie van de resultaten 12
0.5 Leeswijzer 14
Deel 1 Prestatie-indicatoren 15
1. Beschikbaarheid 17
1.1 Inleiding 17
1.2 Beschikbaarheid van de politie 17
1.3 Samenvatting 19
2. Contacten tussen politie en burgers 21 2.1 Inleiding 21
2.2 Tevredenheid over optreden politie bij laatste contact 21 2.3 Aard van het contact 22
2.4 Samenvatting 31
Deel 2 Aandachtspunten Veiligheidsprogramma 33 3. Onveiligheidsgevoelens 35
3.1 Inleiding 35
3.2 Onveiligheidsgevoelens 35
3.3 De beleving van onveiligheid 38
3.4 Vermijdingsgedrag 39
3.5 Samenvatting 41
4. Ernstige overlast en de verloedering van de fysieke woonomgeving 43
4.1 Inleiding 43
4.2 Ernstige overlast 43
4.3 De verloedering van de fysieke woonomgeving 45 4.4 Samenvatting 48
Bijlage 1: Presentatie van de cijfers 49
Bijlage 2: Resultaten in cijfers 53
Bijlage 3: Onderzoeksverantwoording landelijke rapportage 97 Bijlage 4: De vragenlijst 105

4 Politiemonitor Bevolking 2004

Samenvatting

Inleiding
De Politiemonitor Bevolking is het grootste enquêteonderzoek in Nederland dat op het terrein van veiligheid wordt gehouden. Dit onderzoek bevat een groot aantal vragen over verschillende aspecten van veiligheid en het functioneren van de politie die in 2004 aan bijna 50.000 Nederlanders zijn voorgelegd.
Eén van de redenen waarom de Politiemonitor Bevolking vanaf 2002 jaarlijks wordt uitgevoerd, is om de ontwikkeling van een aantal indicatoren te monitoren. Het betreft de indicatoren ernstige overlast, (fysieke) verloedering en onveiligheidsgevoelens uit het Veiligheidsprogramma `Naar een veiliger samenleving' en de indicatoren beschikbaarheid en tevredenheid over het laatste contact met de politie. Deze indicatoren zijn vastgelegd in het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003-2006 dat in februari 2003 is afgesloten tussen de ministers van BZK en Justitie en de Korpsbeheerders. Vervolgens zijn met alle afzonderlijke korpsen regionale convenanten afgesloten. In dit rapport worden de onderdelen van de Politiemonitor Bevolking 2004 die betrekking hebben op deze indicatoren vergeleken met de uitkomsten uit 2003 en met de uitkomsten van de Politie Prestatie Monitor van 2002. Beschikbaarheid
Het aandeel inwoners dat positief oordeelt over de beschikbaarheid van de politie stijgt sinds 2002 en is ook ten opzichte van 2003 significant toegenomen. In vergelijking met het landelijke gemiddelde zijn de inwoners van de regio's Twente, Groningen, Amsterdam-Amstelland, Fryslân en Noord- en Oost-Gelderland significant vaker tevreden over de beschikbaarheid van de politie. Inwoners in de regio's Midden- en West-Brabant, Rotterdam-Rijnmond, Gelderland-Zuid, Limburg-Zuid en Zeeland oordelen significant minder positief over de beschikbaarheid van de politie. In de regio's Utrecht, Gooi en Vechtstreek , Rotterdam-Rijnmond, Zuid-Holland-Zuid, Limburg-Noord en Flevoland wordt de beschikbaarheid aanzienlijk positiever beoordeeld dan in 2003. In tien van de 25 regio's is er weliswaar geen significante verbetering ten opzichte van 2003 maar oordelen de inwoners wel positiever dan in 2002 het geval was. Dit zijn de regio's Groningen, Fryslân, IJsselland, Twente, Gelderland-Midden, Noord- Holland Noord, Amsterdam-Amstelland, Hollands Midden, Midden- en West-Brabant en Limburg-Zuid.

Politiemonitor Bevolking 2004
6

Contacten met de politie
Bijna tweederde (64%) van de inwoners van Nederland die contact hebben gehad met de politie is tevreden over het politieoptreden tijdens dit contact. Dit is een significant hoger percentage dan in de twee voorgaande jaren.
In vergelijking met het landelijke gemiddelde is de tevredenheid over het politieoptreden bij het laatste contact significant hoger in de regio Twente (72%) en significant lager in de regio Rotterdam-Rijnmond (59%). In vergelijking met 2003 is Rotterdam-Rijnmond overigens wel de enige regio waar de tevredenheid onder de burgers over het politieoptreden bij het laatste contact is toegenomen. Ruim eenderde van de Nederlanders heeft in 2004 contact gehad met de politie. Hiermee is het percentage sinds 2002 stabiel. In 2004 heeft bijna drievijfde (57%) van de contacten tussen bevolking en politie betrekking op aangifte of melding door burgers. Elf procent van de contacten komt voort uit handhaving. Bijna eenderde (32%) van de contacten valt in de categorie `andere' contacten. Inwoners in de regio's Amsterdam-Amstelland, Haaglanden, Hollands Midden, Flevoland en Rotterdam-Rijnmond hebben in de 12 maanden voorafgaande aan het onderzoek vaker contact gehad met de politie dan gemiddeld in het land het geval is. In de regio's Drenthe, Noord-Holland Noord, Fryslân, Noord- en Oost-Gelderland, Zuid-Holland-Zuid, Limburg-Noord en Zeeland hebben burgers gemiddeld minder vaak contact met de politie
In de regio Hollands Midden is het aandeel inwoners dat in 2004 contact heeft gehad met de politie significant hoger dan in 2002 en 2003 het geval was. In de regio Gelderland- Zuid ligt het percentage inwoners dat contact heeft gehad met de politie in 2004 significant onder het niveau van 2002.
Onveiligheidsgevoelens
Iets meer dan een kwart van de inwoners van Nederland (27%) voelt zich wel eens onveilig, terwijl vier procent van de inwoners zich vaak onveilig voelt. Hiermee zet de daling zich door en zijn onveiligheidsgevoelens op het laagste niveau sinds de start van de Politiemonitor. Op regionaal niveau zijn er grote verschillen en varieert het percentage inwoners dat zich wel eens onveilig voelt van 16 procent in de regio IJsselland tot 41 procent in de regio Rotterdam-Rijnmond. Naast Rotterdam-Rijnmond is het percentage dat zich onveilig voelt ook significant hoger dan het landelijke gemiddelde in de regio's Amsterdam-Amstelland, Haaglanden, Limburg-Noord en Limburg-Zuid. In vergelijking met 2003 is het gevoel van onveiligheid in Haaglanden en Flevoland afgenomen. In de regio's Rotterdam-Rijnmond, Brabant-Noord en Brabant-Zuid-Oost is het gevoel van onveiligheid ten opzichte van 2003 toegenomen. In de regio's Groningen, IJsselland, Twente, Gelderland-Midden, Noord-Holland Noord, Amsterdam-Amstelland, Zuid-Holland-Zuid en Midden- en West-Brabant is het percentage inwoners dat zich onveilig voelt in 2004 lager dan in 2002. In Limburg-Noord is dit percentage in 2004 hoger dan in 2002.

Politiemonitor Bevolking 2004 7

De beleving van onveiligheid wordt gemeten door enerzijds direct te vragen naar de mate waarin burgers zich onveilig voelen en anderzijds te vragen naar gedragsaanpassingen als gevolg van (vermeende) onveiligheid. In 2004 is de beleving van onveiligheid in Nederland minder sterk dan in 2002.
De beleving van onveiligheid is in 2004 het sterkst in de regio's Amsterdam-Amstelland, Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond. In deze laatste twee regio's is echter sprake van een significante daling ten opzichte van 2003. Hetzelfde geldt voor de regio Midden- en West-Brabant. In de regio Hollands Midden is de beleving van onveiligheid sinds 2003 toegenomen.
Ten opzichte van 2003 komen in 2004 een aantal gedragsaanpassingen waarmee mensen onveiligheid proberen te mijden minder vaak voor. Dit zijn het verbieden van kinderen om ergens naar toe te gaan vanwege onveiligheid, het mijden van bepaalde plekken in de woonplaats en het omrijden of omlopen om onveilige plekken te mijden. Daarentegen komt het in 2004 significant vaker voor dat mensen waardevolle spullen thuis laten om beroving of diefstal te voorkomen.
Ernstige overlast en verloedering van de fysieke woonomgeving Ernstige overlast wordt in 2004 in minder sterke mate als buurtprobleem ervaren dan in 2002. Ten opzichte van het landelijke gemiddelde wordt ernstige overlast in de regio Amsterdam-Amstelland door een significant groter percentage inwoners als buurtprobleem ervaren en is er sprake van een significante toename sinds 2003. Ook in de regio's Rotterdam-Rijnmond en Limburg-Zuid is het percentage inwoners dat vindt dat ernstige overlast vaak voorkomt hoger dan gemiddeld in het land. In de regio's Drenthe en Noord- en Oost-Gelderland wordt ernstige overlast naar verhouding het minst als probleem in de buurt ervaren.
De verloedering van de fysieke woonomgeving wordt in 2004 in mindere mate dan in 2003 als probleem in de buurt ervaren. Dit geldt voor alle aspecten van fysieke verloedering die in de Politiemonitor Bevolking worden gemeten met uitzondering van het probleem hondenpoep op straat dat alleen ten opzichte van 2002 significant is gedaald. In vergelijking met het landelijke gemiddelde wordt de verloedering van de fysieke woonomgeving in de regio's Amsterdam-Amstelland, Rotterdam-Rijnmond, Haaglanden, Zaanstreek-Waterland, Zuid-Holland-Zuid, Limburg-Zuid, Hollands Midden en Noord-Holland Noord door een significant groter aandeel van de inwoners als buurtprobleem ervaren. In de regio's Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond en Midden- en West-Brabant wordt de verloedering van de fysieke woonomgeving sinds 2002 in afnemende mate als buurtprobleem beschouwd.

Politiemonitor Bevolking 2004
8

0. Inleiding

0.1 Achtergronden
De Politiemonitor Bevolking is een landelijk bevolkingsonderzoek naar criminaliteit, onveiligheid, preventiegedrag van burgers en de kwaliteit van het optreden van de politie. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en een groot aantal politiekorpsen. In elk van de 25 politieregio's worden ten minste 1.000 personen telefonisch ondervraagd. Daarnaast hebben de politieregio's de mogelijkheid om extra respondenten te laten ondervragen via de zogenaamde `opstapmethode'. Dit jaar zijn er acht regio's `opgestapt' waardoor er in totaal 49.037 interviews zijn afgenomen. De resultaten van de Politiemonitor Bevolking 2004 worden gepresenteerd in twee rapporten: een landelijk rapport waarin de belangrijkste resultaten worden gepresenteerd en een tabellenrapport. In 2004 is de Politiemonitor Bevolking voor de zevende maal landelijk uitgevoerd. De ontstaansgeschiedenis van de Politiemonitor voert terug naar het begin van de jaren tachtig. Het groeiende besef dat de eigen registratie van de politie geen adequaat beeld gaf van de onveiligheidsproblematiek en het ontbreken van inzicht in de behoefte aan veiligheidszorg van de lokale bevolking, vormden de belangrijkste aanleidingen om bevolkingsonderzoek voor dit doel aan te wenden. AI in de jaren zeventig en tachtig werden door tal van gemeenten en politiekorpsen op eigen initiatief bevolkingsonderzoeken verricht. Door afwijkende vraagstellingen en onderzoeksmethoden waren de resultaten van deze onderzoeken onderling niet vergelijkbaar. Om wildgroei in de vele bevolkingsonderzoeken een halt toe te roepen, werd eind jaren tachtig besloten tot de ontwikkeling van een gestandaardiseerd onderzoek.
In het najaar van 1990 werd deze standaard, onder de naam Politiemonitor Bevolking, uitgevoerd in 25 gemeenten van uiteenlopende grootte. Sindsdien is de Politiemonitor Bevolking in veel afzonderlijke politieregio's toegepast. De eerste landelijke uitvoering vond plaats in 1993 en werd herhaald in 1995, 1997, 1999, 2001 en 2003. In 2003 hebben de ministeries besloten het onderzoek jaarlijks af te nemen. De Politiemonitor Bevolking wordt om vier redenen uitgevoerd. In de eerste plaats levert de Politiemonitor Bevolking gegevens die op een andere manier niet of onvoldoende betrouwbaar kunnen worden verkregen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de politiële registratie van slachtofferschap: omdat niet alle gevallen van slachtofferschap bij de politie worden aangegeven blijft een deel van het feitelijk slachtofferschap buiten beeld. Gezien de omvang van de steekproef valt aan de hand van de Politiemonitor Bevolking een betrouwbare schatting te maken van het daadwerkelijke niveau van slachtofferschap.

Politiemonitor Bevolking 2004 10

In de tweede plaats levert de Politiemonitor Bevolking informatie op waarmee vergelijkingen, zowel in de tijd als tussen verschillende gebieden, mogelijk zijn. Het onderzoek is immers gestandaardiseerd.
In de derde plaats leveren de resultaten van de Politiemonitor Bevolking informatie die bruikbaar is voor de verschillende niveaus waarop beleid wordt gemaakt. Afhankelijk van het aantal respondenten kan het onderzoek informatie verstrekken op zowel landelijk als regionaal niveau, en zelfs op het niveau van districten, basisteams en gemeenten. In de vierde plaats levert de Politiemonitor Bevolking gegevens die gebruikt worden om de ontwikkeling van indicatoren te monitoren. 0.2 Inhoud van de rapportage
In deze rapportage wordt verslag gedaan over de onderdelen van de Politiemonitor Bevolking 2004 die betrekking hebben op een aantal aspecten uit het Veiligheidsprogramma `Naar een veiliger samenleving'. Dit programma heeft het kabinet Balkenende I in oktober 2002 uitgebracht. In het veiligheidsprogramma staan beleidsvoornemens met betrekking tot het vergroten van de veiligheid in Nederland opgenomen. De beleidsvoornemens vragen een gezamenlijke inspanning van verschillende actoren. Deze actoren zijn onder meer het Rijk, de provincies en gemeenten, de politie, het Openbaar Ministerie, de rechterlijke macht en maatschappelijke organisaties. Het huidige kabinet heeft in het Hoofdlijnenakkoord het belang dat met het veiligheidsprogramma wordt nagestreefd onderstreept en voorzien van een aantal aanvullende maatregelen.
Het veiligheidsprogramma heeft als beoogd maatschappelijk effect een verbetering van de objectieve en subjectieve veiligheid tot stand te brengen. In het kader van het operationaliseren van deze `outcome' doelstelling wordt een aantal indicatoren gehanteerd. Drie daarvan zijn gebaseerd op de Politiemonitor Bevolking. Het betreft de indicatoren: ernstige overlast, (fysieke) verloedering en onveiligheidsgevoelens. De ontwikkeling op deze drie indicatoren wordt in de huidige rapportage beschreven. Zoals hiervoor werd aangegeven vergt het bereiken van deze doelstelling inspanningen van diverse partijen. Eén daarvan is de politie. In februari 2003 is daartoe het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003-2006 afgesloten tussen de ministers van BZK en Justitie en de Korpsbeheerders. Vervolgens zijn met alle afzonderlijke korpsen regionale convenanten afgesloten.

Politiemonitor Bevolking 2004 11

In het Landelijk Kader en de regionale convenanten zijn prestatieafspraken vastgelegd. Het betreft o.a. afspraken over het aantal rechtbankzaken dat door de politie aan het Openbaar Ministerie wordt aangeleverd en het aantal uit staandehoudingen voortkomende boetes en transacties. Twee afspraken hebben betrekking op het oordeel van de burger over de politie en zijn gebaseerd op de Politiemonitor Bevolking. Het betreft de schaalscore `beschikbaarheid' en `de tevredenheid over het laatste contact met de politie'. Bij beide indicatoren is de afspraak erop gericht dat korpsen in 2006 de hoogste waarde bereiken die ze in het verleden hebben behaald. In de huidige rapportage wordt de ontwikkeling op deze twee indicatoren sinds 2002
---
(nulwaarde) weergegeven .
0.3 Betrouwbaarheid van de resultaten
Zoals gezegd zijn de in dit rapport gepresenteerde gegevens gebaseerd op onderzoek onder de bevolking. Hiertoe is een steekproef getrokken die een representatief beeld oplevert van de feitelijke situatie onder de gehele bevolking van 15 jaar en ouder in alle politieregio's. Het steekproefkarakter van het onderzoek brengt met zich mee dat voor de uitkomsten een bepaalde mate van betrouwbaarheid geldt. Zeker bij kleine steekproeven kan het gebeuren dat door toevalsfactoren het aangetroffen beeld niet volledig overeenstemt met de werkelijkheid.
Daar het landelijke onderzoek in 2004 is gebaseerd op een steekproef van bijna 50.000 ondervraagde personen, zijn de landelijke uitkomsten uitermate betrouwbaar. Ook voor alle regio's geldt dat de uitkomsten betrouwbaar zijn, zij het in iets mindere mate dan de landelijke uitkomsten, omdat er ten opzichte van het landelijke onderzoek in de regio's minder mensen zijn ondervraagd. Het minimum aantal ondervraagde personen per regio bedraagt 1.000. In de regio's die gebruik hebben gemaakt van de 'opstapmogelijkheid', ligt dat aantal veelal beduidend hoger. De Politiemonitor Bevolking 2003 is gebaseerd op een steekproef van ruim 90.000 ondervraagde personen. De Politie Prestatie Monitor 2002 was gebaseerd op de antwoorden van 25.000 respondenten (1.000 per regio). De betrouwbaarheidsmarges van de drie metingen die in deze rapportage met elkaar vergeleken worden zijn door de verschillende steekproefaantallen niet gelijk. De betrouwbaarheid van de uitkomsten is van belang voor het maken van vergelijkingen, bijvoorbeeld tussen landelijke en regionale uitkomsten, tussen regio's onderling of voor vergelijkingen in de tijd. Bij elk percentage geldt, gegeven de spreiding in de antwoorden en het aantal ondervraagde personen, een betrouwbaarheidsmarge. Dit betekent dat de werkelijke waarde ­ met een betrouwbaarheid van 95% ­ tussen de grenzen van die marge zal liggen. Bij elke vergelijking is de betrouwbaarheidsmarge bepaald. De betrouwbaarheidsmarges zijn op inzichtelijke wijze in de figuren in dit rapport opgenomen. In de volgende paragraaf wordt daarop ingegaan.

1
Hiervoor is in 2002 een apart onderzoek uitgevoerd, onder de naam Politie Prestatie Monitor.

Politiemonitor Bevolking 2004 12

0.4 Presentatie van de resultaten
Omwille van de leesbaarheid en inzichtelijkheid van de uitkomsten is gekozen voor een grafische weergave van de uitkomsten. Aan de figuren zijn met behulp van vierkante haakjes betrouwbaarheidsmarges toegevoegd. Hierdoor kunnen statistisch significante verschillen eenvoudig aanschouwelijk worden gemaakt, hetgeen in deze paragraaf wordt getoond. In de tekst worden alleen de significante verschillen beschreven. In het rapport zijn verschillende soorten figuren opgenomen. Staafdiagrammen, cartogrammen, lijndiagrammen en taartdiagrammen. In de staafdiagrammen wordt voortdurend een vergelijking gemaakt met de landelijke situatie in 2002 en 2003. In de cartogrammen wordt de situatie in de regio's in 2004 weergegeven alsmede de ontwikkeling ten opzichte van 2003.
In de lijndiagrammen worden de gegevens vanaf 2002 gegeven. De taartdiagrammen geven alleen de situatie in 2004 weer en zullen vanwege hun eenvoud hieronder niet verder worden toegelicht. In deze paragraaf wordt van elk soort een fictief voorbeeld gegeven. Hierdoor wordt duidelijk gemaakt hoe de grafieken eruit zien en hoe deze dienen te worden geïnterpreteerd.
Figuur 0.1 Staafdiagrammen. Buurtproblemen: ernstige overlast. In procenten van de bevolking, percentage `komt vaak voor'. Landelijk 2004 in vergelijking met 2002 en 2003 (fictief voorbeeld). Dronken mensen op straat
Overlast door groepen
jongeren Landelijk 2002 Landelijk 2003 Landelijk 2004 Mensen worden op straat
lastiggevallen
Drugsoverlast
0 10 20 30 40 50 60 % komt vaak voor In de staafdiagrammen worden de landelijke percentages voor 2002, 2003 en 2004 weergegeven (de onderliggende cijfers kunt u terugvinden in de bijlagen). In bovenstaande figuur zien we bijvoorbeeld dat in 2004 sprake is van een significante afname van de buurtproblemen overlast door groepen jongeren en lastigvallen van mensen op straat ten opzichte van zowel 2003 als ook 2002. De betrouwbaarheids- intervallen overlappen elkaar immers niet. Tevens laat de grafiek zien dat drugsoverlast ten opzichte van 2003 significant is toegenomen maar wel nog significant minder vaak voorkomt dan in 2002 het geval was.

Politiemonitor Bevolking 2004 13

Figuur 0.2 Cartogrammen. Buurtproblemen: ernstige overlast. Regionale schaalscores 2004 t.o.v. landelijk gemiddelde (linkercartogram) en regionale ontwikkeling 2003-2004 (rechtercartogram) (voorbeeld). ++Positieve afwijking
++
+ ++Positieve ontwikkeling
---

---

---
+ ++ + ---
---
+ ++ + ---
---

---

---

---

---

---

--Negatieve afwijking

--

- --Negatieve ontwikkeling
---

---
++ ++
---

---
+ ++
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

-- ++
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

--- ++
---

--

-

- ++
---

-- ++
- + ++ --
---
++ --
---

---
+ ---
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---
+ ---
---

---

---

---

---

--- ---
---

---

---

- ---
---

---

---

---

---

--

--

- ---
---

---

---

- ++ + ---
---

---

---

---

--

- ++ + ++
---

--

- ---
---

---

---

---

---

---

---

---

- ---
---

---

---

---

---

--- ---
---

---

---

--

-

---
+ ---
---

---

---

---

---

--- ++
---

---

--

- ++
---

---

---

- ---
---

---

---

---

---

---

---

- ---
---

---
++
+ ---
---

---

---

---

---

- ---
---

---

---

---

---
In de cartogrammen worden steeds twee vergelijkingen gemaakt. De linker- cartogrammen geven weer of de resultaten in 2004 voor elk van de 25 politieregio's significant positief of negatief verschillen van het landelijke gemiddelde. In de rechtercartogrammen wordt weergegeven of er ten opzichte van 2003 in 2004 in elk van de 25 politieregio's sprake is van een significante positieve of negatieve ontwikkeling. Wanneer een regio significant beter scoort dan het landelijke gemiddelde (linkercartogram) of ten opzichte van 2003 (rechtercartogram) wordt de regio in het grijs weergegeven en staat er tevens een plusteken. Wanneer een regio significant slechter scoort dan het landelijke gemiddelde (linkercartogram) of ten opzichte van 2003 (rechtercartogram) wordt de regio in het zwart weergegeven voorzien van een minteken. Een positieve afwijking (linkercartogram) of ontwikkeling (rechtercartogram) hoeft niet te betekenen dat er ook cijfermatig sprake is van een stijging en vice-versa geldt hetzelfde voor een negatieve afwijking of ontwikkeling. In de cartogrammen worden de cijfers geïnterpreteerd. Een daling in het percentage burgers dat zich wel eens onveilig voelt is een positieve ontwikkeling, terwijl het cijfer gedaald is. Regio's zonder een significant verschil zijn in beide cartogrammen wit. In vergelijking met het landelijke gemiddelde wordt ernstige overlast in de 11 grijze regio's die in het linkercartogram een plusteken hebben door een significant kleiner percentage van de inwoners als buurtprobleem ervaren. Het betreft hier een positieve afwijking aangezien de ernstige overlast in deze regio's significant minder vaak als probleem wordt ervaren. In de regio's Amsterdam-Amstelland, Rotterdam-Rijnmond en Limburg-Zuid ­ de zwarte regio's met een minteken ­ wordt ernstige overlast door een significant groter aandeel van de inwoners als buurtprobleem ervaren. Dit is een significant negatieve afwijking.

Politiemonitor Bevolking 2004 14

In de regio's Haaglanden, Midden- en West-Brabant en Drenthe is het aandeel inwoners dat ernstige overlast als buurtprobleem ervaart sinds 2003 significant gedaald. Amsterdam-Amstelland is de enige regio waar sprake is van een significante toename ten opzichte van 2003.
Figuur 0.3 Lijngrafiek. Buurtproblemen: ernstige overlast, schaalscore. Landelijke 7
6
5
)01-0( 4
erocslaa 3
hcS
2
1
0
2002 2003 2004 ontwikkeling sinds 2002 (fictief voorbeeld). De lijngrafieken ten slotte, geven in één figuur de ontwikkeling sinds 2002 weer. In een oogopslag is hierdoor te zien of zich op landelijk niveau betekenisvolle ontwikkelingen hebben voorgedaan. In bovenstaande figuur zien we dat ten opzichte van de twee voorgaande jaren in 2004 sprake is van een significante afname van ernstige overlast als buurtprobleem.
0.5 Leeswijzer
Het rapport bestaat uit twee delen.
Het eerste deel gaat in op de prestatie-indicatoren. In het eerste hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het oordeel over de beschikbaarheid van de politie. Hoofdstuk 2 gaat in op het contact tussen de burgers en de politie. Het tweede deel bevat de indicatoren uit het Veiligheidsprogramma. Hoofdstuk 3 beschrijft de onveiligheidsgevoelens. In hoofdstuk 4, ten slotte, komt de inschatting van ernstige overlast en (fysieke) verloedering in de woonbuurt aan de orde. Dit rapport bevat vier bijlagen. In Bijlage 1 wordt ingegaan op de samenstelling van de schaalscores die in het rapport worden gepresenteerd. In Bijlage 2 treft u de resultaten die in dit rapport worden gepresenteerd in cijfers aan. De onderzoeksverantwoording vindt u in Bijlage 3. De vragenlijst die in 2004 is gehanteerd treft u aan in Bijlage 4.

Deel 1 Prestatie-indicatoren

Politiemonitor Bevolking 2004
16

1. Beschikbaarheid

1.1 Inleiding
Een van de prestatie-indicatoren in het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003-2006 heeft betrekking op het verbeteren van de schaalscore voor de beschikbaarheid. In dit hoofdstuk wordt weergegeven hoe de inwoners van Nederland denken over de beschikbaarheid en de zichtbaarheid van de politie in de woonbuurt. 1.2 Beschikbaarheid van de politie
Het oordeel van de bevolking over de beschikbaarheid van de politie is gemeten aan de hand van een vijftal uitspraken. Aan de respondenten is gevraagd aan te geven in welke mate men het met die uitspraken eens of oneens is. Voor de beschikbaarheid is een schaalscore berekend op basis van de antwoorden op deze vijf stellingen: hoe hoger de score, hoe tevredener men is over de beschikbaarheid van de politie in de buurt. De score moet nadrukkelijk niet worden opgevat als een op zichzelf staand rapportcijfer, maar is het resultaat van een herberekening2. In onderstaande figuur is deze score voor Nederland sinds 2002 weergegeven.
Figuur 1.1 Beschikbaarheid van de politie, schaalscore. Landelijke ontwikkeling sinds 2002. 7
6
5
)01-0( 4
erocsla 3
ahcS
2
1
0
2002 2003 2004 De mate van tevredenheid over de beschikbaarheid van de politie in de buurt is in 2004 significant hoger dan in 2003: de schaalscore is gestegen van 4,4 naar 4,7. De stijgende trend heeft zich doorgezet. Ook in 2003 was er al sprake van een significante stijging ten opzichte van het jaar daarvoor. In 2002 was de schaalscore voor de tevredenheid over de beschikbaarheid van de politie 4,3. Dit was de laagste score sinds de start van de Politiemonitor in 1993.

2
Voor een beschrijving van de gehanteerde berekeningswijze van de schaalscores verwijzen wij naar Bijlage 1.

Politiemonitor Bevolking 2004
18

Een blik terug naar 1993 laat zien dat de tevredenheid over de beschikbaarheid van de politie in de buurt destijds op hetzelfde niveau lag als in 2004: de schaalscore was toen ook 4,7. Daarna is de tevredenheid geleidelijk aan gedaald tot 2002. Figuur 1.2 Beschikbaarheid van de politie. Regionale schaalscores 2004 t.o.v. landelijk gemiddelde (linkercartogram) en regionale ontwikkeling 2003- 2004 (rechtercartogram).
++Positieve afwijking
++
+ ++Positieve ontwikkeling
---

---
++ ++
---

---
+ ++
---
+ ++ + +++
---

---

---

---

---

--Negatieve afwijking

--

- --Negatieve ontwikkeling
-- +++
---

---

- ++
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---
+++
+++
++
++
+
+ ++
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---
+++
+++
++
+ ++
+ ++ + +++
---

---

---
+ ++
---
+++ ++
---

---

---
++ +++
---
+ ++
---

---
+ +++ + +++
---
+ ++ + +++
---

---
+++
+++
++
++ +++
---
+ +++ ++
+ +++
---
+ +++
---

---

---
+++
+++
++
++ +++ ++
+ +++
---

---
+ +++
---

---

---
+ ++
---

--

- +++
---

---

---

---
+ +++
---

---
++
++ --
- ++ ++
---
++ ++
---
+ ++ + + +++
---

---

--

- +++
---

- ++
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---
++ +++
---

-- ++ ++
---

--

- +++
---

---

---

---
+ ++
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---
In 2004 is de schaalscore voor de beschikbaarheid van de politie in de regio's Twente (5,4), Groningen (5,1), IJsselland (5,1), Amsterdam-Amstelland (5,1), Fryslân (5,0) en Noord- en Oost-Gelderland (4,9) significant hoger dan het landelijke gemiddelde. In deze regio's is er sprake van een positieve afwijking van het landelijke gemiddelde. In de regio's Midden- en West-Brabant (4,2), Rotterdam-Rijnmond (4,3), Gelderland-Zuid (4,4), Limburg-Zuid (4,4) en Zeeland (4,5) is de schaalscore significant lager dan het landelijke gemiddelde. In deze regio's is sprake van een negatieve afwijking van het landelijke gemiddelde.
In de regio's Utrecht, Gooi en Vechtstreek, Rotterdam-Rijnmond, Zuid-Holland-Zuid, Limburg-Noord en Flevoland is er sprake van een significant positieve ontwikkeling tussen 2003 en 2004. In deze regio's is de schaalscore voor de beschikbaarheid van de politie significant gestegen. Overigens geldt de positieve ontwikkeling voor al deze regio's ook ten opzichte van 2002.
In de overige 19 regio's is de schaalscore sinds 2003 niet significant veranderd. Ten opzichte van 2002 is in tien van de deze regio's echter wel sprake van een significant positieve ontwikkeling. Het betreft de regio's Groningen, Fryslân, IJsselland, Twente, Gelderland-Midden, Noord-Holland Noord, Amsterdam-Amstelland, Hollands Midden, Midden- en West-Brabant en Limburg-Zuid.

Politiemonitor Bevolking 2004 19

In onderstaande figuur worden de stellingen gepresenteerd waaruit de schaalscore voor de beschikbaarheid is opgebouwd. Er zij op gewezen dat deze stellingen negatief zijn geformuleerd. Dit betekent dat hoe meer men het eens is met de stelling, hoe minder positief men over de beschikbaarheid van de politie oordeelt. Figuur 1.3 Beschikbaarheid van de politie. In procenten van de bevolking, percentage `eens'. Landelijk 2004 in vergelijking met 2002 en 2003. "Ze komen niet snel als
je ze roept"
"Ze hebben hier te
weinig tijd voor allerlei
zaken"
Landelijk 2002 "Ze zijn hier te weinig Landelijk 2003 aanspreekbaar" Landelijk 2004 "Ze komen te weinig uit
de auto"
"Je ziet de politie in de
buurt te weinig"
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 % eens Meer dan de helft van de inwoners van Nederland (53%) geeft aan de politie te weinig in de buurt te zien. Ruim tweevijfde van de burgers (44%) is van mening dat de politie te weinig tijd heeft voor allerlei zaken. Tweevijfde is van mening dat de politie te weinig uit de auto komt (41%) en dat de politie te weinig aanspreekbaar (41%). Met de stelling dat de politie niet snel komt als ze wordt geroepen is ongeveer een kwart van de inwoners het eens (26%).
In 2004 oordelen burgers over alle aspecten van de beschikbaarheid van de politie positiever dan in 2003 en 2002 het geval was: voor alle stellingen geldt dat zij in 2004 door een significant kleiner deel van de inwoners worden onderschreven. 1.3 Samenvatting
In dit hoofdstuk is weergegeven hoe de inwoners van Nederland denken over de beschikbaarheid en de zichtbaarheid van de politie in de woonbuurt. De landelijke cijfers van de meting in 2004 zijn vergeleken met die in 2002 en 2003. Tevens zijn de regionale cijfers van 2004 onderling vergeleken en is de regionale ontwikkeling ten opzichte van 2003 behandeld. De belangrijkste conclusies worden hieronder samengevat.

Politiemonitor Bevolking 2004
20

Landelijke uitkomsten:
· Het oordeel over de beschikbaarheid van de politie is in 2004 zowel ten opzichte van 2003 als het jaar daarvoor significant positiever. · Deze verbetering geldt voor alle vijf stellingen die in het onderzoek gebruikt worden om de beschikbaarheid van de politie te meten. Zo is het aandeel van de Nederlandse bevolking dat in 2004 vindt dat de politie niet snel komt als ze wordt geroepen sinds 2002 van 59 procent naar 53 procent gedaald, het aandeel dat meent dat de politie te weinig tijd heeft voor allerlei zaken gedaald van 51 procent naar 44 procent, het aandeel dat vindt dat de politie te weinig aanspreekbaar is gedaald van 45 procent naar 41 procent, het aandeel dat meent dat de politie te weinig uit de auto komt gedaald van 46 procent naar 41 procent en het aandeel dat vindt dat je de politie te weinig ziet in de buurt gedaald van 30 procent naar 26 procent. Regionale uitkomsten en verschillen:
· In vergelijking met het landelijke gemiddelde oordelen de inwoners van de regio's Twente, Groningen, Amsterdam-Amstelland, Fryslân en Noord- en Oost-Gelderland significant positiever over de beschikbaarheid van de politie. Inwoners in de regio's Midden- en West Brabant, Rotterdam-Rijnmond, Gelderland-Zuid, Limburg-Zuid en Zeeland oordelen significant negatiever over de beschikbaarheid van de politie. · In 2004 wordt de beschikbaarheid van de politie zowel ten opzichte van 2003 als ook 2002 in de regio's Utrecht, Gooi en Vechtstreek, Rotterdam-Rijnmond, Zuid-Holland- Zuid, Limburg-Noord en Flevoland significant positiever beoordeeld. In de overige 19 regio's is de situatie ten opzichte van 2003 niet significant veranderd. In tien van deze regio's is echter wel sprake van een significante verbetering ten opzichte van 2002. Dit zijn de regio's Groningen, Fryslân, IJsselland, Twente, Gelderland-Midden, Noord-Holland Noord, Amsterdam-Amstelland, Hollands Midden, Midden- en West- Brabant en Limburg-Zuid.

2. Contacten tussen politie en burgers

2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk kijken we naar een andere prestatie-indicator in het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003-2006. Deze heeft betrekking op de tevredenheid van de burger die contact heeft met de politie. Verder kijken we in dit hoofdstuk naar de aard van politiecontacten. Inwoners van Nederland kunnen om verschillende redenen contact hebben met de politie. Zij kunnen zich tot de politie wenden om een delict te melden of aan te geven, maar zij kunnen bijvoorbeeld ook contact met de politie hebben vanwege verkeerszaken, hulpvragen en openbare orde- en veiligheidsproblemen. 2.2 Tevredenheid over optreden politie bij laatste contact Aan burgers die in de onderzochte periode contact hadden met de politie, is gevraagd een oordeel uit te spreken over het politieoptreden bij het laatste contact. In de volgende figuren wordt de tevredenheid van de inwoners van Nederland en van de regio's weergegeven over het politieoptreden bij het laatste contact. Figuur 2.1 Tevredenheid over politieoptreden bij laatste contact. In procenten van de bevolking, percentage `(zeer) tevreden'. Landelijke ontwikkeling sinds 2002.
100
90
80
70
neder 60
vet )r 50
eez( 40
%
30
20
10
0
2002 2003 2004 Bijna tweederde (64%) van de bevolking is in 2004 tevreden over het politieoptreden tijdens dit contact. Dit is significant hoger dan in 2003 (63%). Sinds 2002 is het aandeel burgers dat tevreden is over het politieoptreden ieder jaar significant gestegen. In 2002 was 61 procent van de burgers tevreden over het politieoptreden tijdens het laatste contact. In de jaren 1993 tot 2001 was het percentage mensen dat tevreden was over het politieoptreden bij het laatste contact hoger en schommelde het tussen 66 procent in 2001 en 68 procent in 1993.

Politiemonitor Bevolking 2004 22

Figuur 2.2 Tevredenheid over politieoptreden bij laatste contact. In procenten van de bevolking, percentage `(zeer) tevreden'. Regionale percentages 2004 t.o.v. landelijk gemiddelde (linkercartogram) en regionale ontwikkeling 2003- 2004 (rechtercartogram). ++Positieve afwijking
++
+ ---
---

---

-- +++
---

---

- ++Positieve ontwikkeling
---
+ +++
---

---

---

---

---

- ++
---

---

---

---

--Negatieve afwijking

--

- --Negatieve ontwikkeling
---

---

---

---

---

-- --
---

---

---

---

- +++
---

---

---

---

---

-- +++
- +++
---

---

---

--- +++
---

- +++
---

---

---

---

---

-- +++
---

- +++
---

---

---

--- +++
---

- +++
---

---

---

---

---

-- +++
---

- +++
---

---

---

--- +++
---

---

- +++
---

---
+ +++
---

---

---

---

- ++ + +++
---

---

---

---

---

---

- +++
---

---

- +++
---

---

--- +++
---

---

---

-- ---
---

---

- +++ ++ +++
---

---

---

- +++
---

---

-- --- ++ +++
-- ---
---

---

- ++ +++
---

---

---

--

- ++
---

---

--- ---
---

- ++
---
+++ +++
---

---

---

---

- ---
---

- +++
---

---
+ +++
---

---

---

---

---

---

- +++
---

---

- +++
---

---

---

--- +++
---

- +++
---

---

-- ++
-- ---
---

- ++ +++
---

---

---

---

--

-- +++
---

- +++
---

---

---

---

---

-- +++
---

- +++
---

---
In de meeste regio's wijkt het percentage inwoners dat tevreden is over het politieoptreden bij het laatste contact niet significant af van het landelijke gemiddelde. In de regio Twente is sprake van een positieve afwijking. In deze regio (72%) is het percentage inwoners dat tevreden is over het politieoptreden bij het laatste contact positief significant hoger dan het landelijke gemiddelde. De inwoners van de regio Rotterdam-Rijnmond (59%) die in 2004 contact hebben gehad met de politie zijn in vergelijking met het landelijke gemiddelde significant minder vaak tevreden met dit contact. In deze regio is sprake van een negatieve afwijking. In Rotterdam-Rijnmond zijn inwoners die contact hebben gehad met de politie in 2004 wel vaker tevreden over dit contact dan in 2003 het geval was. 2.3 Aard van het contact
Ruim eenderde (36%) van de burgers heeft in de afgelopen 12 maanden contact gehad met de politie. Dit is vergelijkbaar met 2003 en 2002, toen in beide jaren 35 procent van de burgers in 12 voorgaande maanden contact had gehad met de politie.

Politiemonitor Bevolking 2004 23

Figuur 2.3 Contact tussen bevolking en politie. In procenten van de bevolking, percentage `contact gehad'. Regionale percentages 2004 t.o.v. landelijk gemiddeld (linkercartogram) e en regionale ontwikkeling 2003-2004 (rechtercartogram).
++Positieve ontwikkeling
---

---
++Positieve afwijking
++ ++
---
++
+ +++
---

---

---

- +++
---

---

---

---

---

--Negatieve ontwikkeling
---

---

--Negatieve afwijking

--

- --
---

- --
- +++
---

---

---

---

---

- +++
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---
+++
+++
++
+ +++
---

---

---

---

---

---
++ ++
---
++ ++
---
++
+ +++
---

---
+ +++
---

---

---

---

---

---

---

---

---
++ +++
---

---

---

---

---

---

---
+ --
- ++ + +++
---

---

---

---

---
++ ++
+ + ++
---
+ + ++
---

---
++ +++
---
+ +++
---

---

---

---

---

---

---

---

---
++ --
++
++ --
++
+ +++
---

---

---

---

---

--

- +++ +++ +++
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---
+ ++
---
++
++

---

---

---
+ +++
---

---

---

---

---
+ --
---

--

- +++
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---
In de regio's Amsterdam-Amstelland (44%), Haaglanden (43%), Hollands Midden (41%), Flevoland (41%) en Rotterdam-Rijnmond (38%) ligt het percentage van de inwoners dat contact heeft gehad met de politie significant boven het landelijke gemiddelde. Het deel van de inwoners dat contact heeft met de politie is in de regio's Drenthe (28%), Noord- Holland Noord (29%), Fryslân (31%), Noord- en Oost-Gelderland (31%), Zuid-Holland-Zuid (31%), Limburg-Noord (31%) en Zeeland (32%) significant lager dan het landelijke gemiddelde.
In de regio Hollands Midden is het aandeel inwoners dat contact heeft gehad met de politie sinds 2003 significant gestegen. Het aandeel inwoners is in 2004 in deze regio ook significant hoger dan in 2002 het geval was. In de regio Gelderland-Zuid ligt het percentage inwoners dat contact heeft gehad met de politie niet significant onder het niveau van 2003. Wel is er ten opzichte van 2002 sprake van een significante daling. Aan degenen die contact hebben gehad met de politie is gevraagd wat de reden was van het laatste contact. De soorten contacten worden ingedeeld in drie groepen: handhaving door politie, aangifte of melding door burgers en `andere' contacten. Figuur 2.4 Contact tussen bevolking en politie. In procenten van alle contacten, percentage `laatste contact'. Landelijk 2004. Handhaving door politie 11% Andere contacten
32%
Aangifte/melding door burgers 57%

Politiemonitor Bevolking 2004
24

Meer dan de helft (57%) van alle contacten heeft betrekking op aangifte of melding door burgers. Bijna eenderde (32%) van de contacten valt in de categorie `andere' contacten, dat wil zeggen contacten anders dan handhaving of aangifte. Elf procent van alle contacten heeft betrekking op handhaving door de politie. Ten opzichte van 2003 zijn deze percentages niet significant veranderd. Toen lagen zij respectievelijk op 58 procent, 32 procent en 10 procent.
Eerst gaan we in op de contacten die plaatsvinden op initiatief van de politie: contacten in verband met handhaving door de politie. Het gaat dan om contacten in verband met bekeuringen, waarschuwingen of controle. Achtereenvolgens wordt de mate waarin de contacten voorkomen behandeld, gevolgd door de tevredenheid over het contact. Daarna gaan we in op de contacten op initiatief van de burgers: aangifte en melding door burgers. Tot slot worden de contacten anders dan handhaving en melding behandeld. Het gaat hier bijvoorbeeld om een vraag om hulp of om informatie en advies. Handhaving
In de volgende figuren is weergegeven in welke mate de inwoners van Nederland van 2002 tot en met 2004 contact hadden met de politie in verband met handhaving en de tevredenheid over dit contact.
Figuur 2.5 Contact tussen bevolking en politie ­ handhaving door politie. In procenten van alle contacten, percentage `laatste contact'. Landelijk 2004 in vergelijking met 2002 en 2003. Controle
Landelijk 2002 Waarschuwing Landelijk 2003 Landelijk 2004 Bekeuring
0 10 20 30 40 50 60 % laatste contact Ruim vier procent van alle contacten tussen politie en burger is terug te voeren op een controle (4,4%). Hetzelfde geldt voor bekeuringen (4,3%), terwijl 2,5 procent van alle contacten voortkomt uit een waarschuwing.
Het contact wegens controle is significant hoger dan in 2003 (3,7%) en 2002 (3,1%). Het contact in verband met bekeuringen is in 2004 significant hoger dan in 2002 (3,4) het geval was maar niet significant hoger dan in 2003 (4,0).

Politiemonitor Bevolking 2004 25

Figuur 2.6 Tevredenheid over politieoptreden bij laatste contact - handhaving door de politie. In procenten van de bevolking, percentage `(zeer) tevreden'. Landelijke ontwikkeling sinds 2002. 100
90
80
70
ned 60
ervet )r 50
eez( 40
%
30
20
10
0
2002 2003 2004 Tweederde (67%) van de inwoners van Nederland die in 2004 contact hadden met de politie vanwege handhaving, is tevreden of zeer tevreden over dit contact. Dit wijkt niet significant af van het percentage tevredenen in voorgaande jaren. Aangezien het percentage mensen dat contact heeft gehad met de politie vanwege handhaving laag is (11%), zijn de steekproefaantallen op regionaal niveau te klein om
---
betrouwbare uitspraken te kunnen maken over de regionale resultaten . Aangifte/melding
In de volgende figuren is weergegeven in welke mate de inwoners van Nederland van 2002 tot en met 2004 contact hadden met de politie in verband met aangifte/melding en de tevredenheid over dit contact.
Onder het kopje `aangifte/melding' wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende vormen van contact met de politie. De eerste betreft getuige zijn van een misdrijf, de tweede vorm van contact betreft het melden van een verdachte situatie en de derde vorm betreft aangifte of melding doen van een misdrijf. De volgende figuur geeft de ontwikkeling weer voor elk van deze drie vormen van aangifte/melding sinds 2002.

3
De regionale percentages zijn wel terug te vinden in tabel 2.6.

Politiemonitor Bevolking 2004
26

Figuur 2.7 Contact tussen bevolking en politie ­ aangifte/melding door burgers. In procenten van alle contacten, percentage `laatste contact'. Landelijk 2004 in vergelijking met 2002 en 2003. Getuige van misdrijf
Landelijk 2002 Melding verdachte Landelijk 2003 situatie Landelijk 2004 Aangifte of melding
misdrijf
0 10 20 30 40 50 60 % laatste contact Ruim tweevijfde (44%) van alle contacten tussen bevolking en politie betreft een aangifte of melding van een misdrijf. Daarnaast betreft tien procent van alle contacten de melding van een verdachte situatie. Contact met de politie vanwege de getuigenis van een misdrijf komt naar verhouding het minst voor (2%). Sinds 2002 is er sprake van een significante afname bij het daadwerkelijk melden of aangeven van een misdrijf (52% in 2002 en 47% in 2003), terwijl een significante toename zichtbaar is bij het melden van een verdachte situatie (7% in 2002 en 9% in 2003). Figuur 2.8 Tevredenheid over politieoptreden bij laatste contact - aangifte/melding door burgers. In procenten van de bevolking, percentage `(zeer) tevreden'. 100
90
80
70
ned 60
ervet )r 50
eez( 40
%
30
20
10
0
2002 2003 2004 Landelijke ontwikkeling sinds 2002. Ongeveer drievijfde (59%) van de inwoners die contact hebben gehad met de politie vanwege aangifte of melding is tevreden of zeer tevreden over dit contact. Dit is significant hoger dan in 2002 (56%).

Politiemonitor Bevolking 2004 27

Figuur 2.9 Tevredenheid over politieoptreden bij laatste contact - aangifte/melding door burgers. Regionale percentages 2004 t.o.v. landelijk gemiddelde (linkercartogram) en regionale ontwikkeling 2003-2004 (rechtercartogram).
++Positieve afwijking
++
+ +++
---

---

---

---

---

---

---
+ ++Positieve ontwikkeling
---

---

---

---

---

---

---

--Negatieve afwijking

--

- --Negatieve ontwikkeling
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---
+ +++
---

---

---
+++
++
+

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---
+ ++ +++
+++ ++ ++
+

---

---
+++
+++
++
++ +++
---

---

---
+ ++ + ++
---

---

---

---

---
++ ++
---

---

---

---
+++ +++
---

---

---

---

---

---

---
++ ++ +++
+++
++
++ +++
---
+ +++
---

---
++
+ +++
---

---

---

---
+ +++
---
+++
+++
++
++ +++ +++
---

---
++
+ +++
---

---

--

- ++
---
+++ +++
---

---
+++ +++
---

---

---
++ +++
---

---
++

---
+ +++
---

---

---

---

---

---
+++
+++
++
++
+

---

---

---

---

---

---

---
++ +++
---
+ +++
---

---
+ --
---

---

---

---

---

---
+++
+++
++
++
++
+

---

---

---

---

---

---
In de regio's Twente (69%) en Brabant-Noord (65%) is sprake van een positieve afwijking. In deze regio's ligt het percentage inwoners dat tevreden is over het politieoptreden bij de aangifte of melding van een delict significant boven het landelijke gemiddelde. In de regio Rotterdam-Rijnmond (56%) ligt het percentage inwoners dat tevreden is over dit contact significant onder het landelijke gemiddelde. Hier is sprake van een negatieve afwijking.
In de regio's Amsterdam-Amstelland en Rotterdam-Rijnmond is sprake van een positieve ontwikkeling ten opzichte van 2003. In deze regio's is het percentage inwoners dat tevreden is over het politieoptreden bij de aangifte of melding van een delict significant gestegen. In de regio Limburg-Noord is het percentage inwoners dat tevreden is over dit contact significant gedaald. Hier is sprake van een negatieve ontwikkeling ten opzichte van 2003.
Andere contacten
In de volgende figuren is weergegeven in welke mate de inwoners van Nederland van 2001 tot en met 2003 contact hadden met de politie in verband met contacten anders dan handhaving of aangifte en de tevredenheid over dit contact.

Politiemonitor Bevolking 2004
28

Figuur 2.10 Contact tussen bevolking en politie ­ andere contacten. In procenten van alle contacten, percentage `laatste contact'. Landelijk 2004 in vergelijking met 2002 en 2003. Hulpvraag
Open dag
Landelijk 2002 Informatie en advies Landelijk 2003 Landelijk 2004 Vergunningaanvraag
Overige contacten
0 10 20 30 40 50 60 % laatste contact Ongeveer een zesde (17%) van alle contacten betreft zogenoemde `overige contacten'. Dit betekent in de praktijk uiteenlopende zaken als het maken van een sociaal praatje met de politie of de melding van een vakantie of feest. Voorts betreft zeven procent van de contacten een vraag om hulp en zes procent een verzoek om informatie en advies. Contacten vanwege het aanvragen van een vergunning (2%) of een open dag (1%) komen minder vaak voor. Vergeleken met 2003 heeft men in 2004 verhoudingsgewijs vaker contact vanwege informatie en advies (5% in 2003) waarmee hetzelfde niveau is bereikt als in 2002. Het contact met de politie in verband met `overige contacten' is sinds 2003 niet veranderd en daardoor nog steeds frequenter dan in 2002 toen 15 procent van alle contacten onder deze categorie viel.
Figuur 2.11 Tevredenheid over politieoptreden bij laatste contact - andere contacten. In procenten van de bevolking, percentage `(zeer) tevreden'. Landelijke ontwikkeling sinds 2002. 100
90
80
70
neder 60
vet )r 50
eez( 40
%
30
20
10
0
2002 2003 2004

Politiemonitor Bevolking 2004 29

Bijna driekwart (73%) van de inwoners die contact hebben gehad om een reden anders dan handhaving of aangifte is tevreden of zeer tevreden over dit contact. Dit is een significante verbetering ten opzichte van 2003 (71%). Figuur 2.12 Tevredenheid over politieoptreden bij laatste contact - andere contacten'. Regionale percentages 2004 t.o.v. landelijk gemiddelde (linkercartogram) en regionale ontwikkeling 2003-2004 (rechtercartogram). ++Positieve afwijking
++
+ +++
---

---

---
++ +++
---

---

---
+ ++Positieve ontwikkeling
---

---

---

---

---

---

---
+ ++ + +++
---

---

--Negatieve afwijking

--

- --Negatieve ontwikkeling
---

---

---

---

---

---
++ +++
---

---

---

---

---
+ ++
---

---
+++ +++
---

---
+ +++
---

---

---

---

---
+++
+++
++
++ +++
---

---

---
+

---

---
+++ +++
---

---

---

---
+ +++
---
+++
+++
++
++ +++
---

---

---
+
+++
+++ +++
---
+++
++
+ +++
---
+ +++
---

---

---
+ +++
---

---

---

---

---

---

---
+ +++
---

---

---

---

---

---

---

---
+ +++
---

---

---
+++ +++ +++
---
+++
+++
++
++ +++
---

---
+ +++
---
+ +++
---

---
+

---
++ +++ ++ +++
---

---
++ +++
---

---
+ +++
---

---

--

- +++
---

---

---
+++
+++ +++
---
+ +++ ++ +++
---

---

---
+++
++
+ +++
---
+ +++
---

---

---

---

---

---

---

---
+ +++
---

---

---

---
+++
+++ +++
---
++
+ +++
---

---

---
++ ++ +++ ++ +++
---
+ ++ +++
---

---

---
+++
+++
++
++ +++
---

---
+ +++
---

---

---

---

---
++ +++
---
+ +++
---

---
In de regio Noord-Holland Noord (82%) is sprake van een positieve afwijking ten opzichte van het landelijke gemiddelde. Hier is het percentage inwoners dat tevreden is over het politieoptreden vanwege een overige reden significant hoger. In de regio Rotterdam- Rijnmond (66%) ligt het percentage significant onder het landelijke gemiddelde. Hier is sprake van een negatieve afwijking.
In de regio Noord-Holland Noord is de tevredenheid over dit soort politiecontacten sinds 2003 met 26 procentpunten gestegen. In 2003 (56%) was dit de regio waar het percentage tevreden inwoners op dit gebied het laagste in het land was.

Politiemonitor Bevolking 2004
30

Redenen voor ontevredenheid
De tevredenheid over het contact met de politie is ten opzichte van 2002 en 2003 significant gestegen naar 64 procent. Het percentage dat ontevreden is over het laatste contact is sinds 2002 significant gedaald van 27 procent naar 24 procent. In het kader van de prestatieafspraken is het van belang om na te gaan wat de redenen zijn voor ontevredenheid over het contact. Dit kan korpsen handvaten bieden om (verdere) verbeteringen te bewerkstelligen.
De reden voor ontevredenheid kunnen onder andere gelegen zijn in de bereikbaarheid of de komst van de politie, de houding van de politie bij dit contact en de afloop van het contact.
Met name de bereikbaarheid of komst van de politie leidt nogal eens tot ontevredenheid. Hierbij worden naar verhouding het meest genoemd: de politie deed niets (16%) en de politie liet me te lang wachten (13%). Dit laatste percentage is ten opzichte van 2003 significant gedaald (16%).
Wat betreft de houding van de politie worden als belangrijkste kritiekpunten genoemd: de politie trad niet efficiënt op (14%), de politie had onvoldoende tijd of aandacht (9%) en de politie was onverschillig (8%). In vergelijking met 2003 wordt een aantal factoren significant minder vaak genoemd. Dit zijn: de politie had onvoldoende tijd of aandacht, de politie nam mij niet serieus en de politie bekommerde zich niet om het slachtoffer. Burgers zijn nu vaker dan in 2003 het geval was van mening dat de houding van de politie niet deugde (6% in 2004 vs. 5% in 2003) en dat de politie ten onrechte bekeurde (3% in 2004 vs. 2% in 2003).
Met betrekking tot de afloop van het contact komt naar verhouding de meeste onvrede voort uit het ontbreken van een afloopbericht (13%) en het feit dat de problemen niet opgelost zijn (13%).

Politiemonitor Bevolking 2004 31

2.4 Samenvatting
In dit hoofdstuk is het contact tussen de inwoners van Nederland en de politie nader beschouwd. Ingegaan is op (de tevredenheid over) het contact met de politie in verband met handhaving door de politie, in verband met een aangifte of melding door burgers en vanwege andersoortige contacten. De landelijke cijfers van de meting in 2004 zijn vergeleken met die in 2002 en 2003. Tevens zijn de regionale cijfers van 2004 onderling vergeleken en is de regionale ontwikkeling ten opzichte van de twee voorgaande jaren behandeld. De belangrijkste conclusies worden hieronder samengevat. Landelijke uitkomsten:
· Bijna tweederde (64%) van de inwoners van Nederland die in de 12 voorafgaande maanden contact hebben gehad met de politie is tevreden over het politieoptreden tijdens dit contact. Zowel ten opzichte van 2002 (61%) als ook ten opzichte van 2003 (63%) is dit een significant hoger percentage. · Ruim eenderde (36%) van de Nederlanders heeft in de 12 voorafgaande maanden contact gehad met de politie. Dit is vergelijkbaar met zowel 2002 als 2003. · Iets minder dan drievijfde (57%) van de contacten tussen bevolking en politie heeft betrekking op aangifte of melding door burgers. Elf procent van de contacten komt voort uit handhaving. Bijna eenderde (32%) van de contacten valt in de categorie `andere' contacten.
· Wanneer het politiecontact een aangifte of melding betreft, is 59 procent van de burgers tevreden. Dit is significant hoger dan in 2002 (56%). · Wanneer er in verband met handhaving politiecontact heeft plaatsgevonden is 67 procent van de burgers tevreden. Dit wijkt niet significant af van de percentages in 2003 en 2002.
· Bij overige vormen van contact met de politie is 73 procent van de burgers tevreden. Dit is significant hoger dan in 2003 (71%). Regionale uitkomsten en verschillen:
· In vergelijking met het landelijke gemiddelde is de tevredenheid over het politieoptreden bij het laatste contact significant hoger in de regio Twente en significant lager in de regio Rotterdam-Rijnmond. · In vergelijking met 2003 is Rotterdam-Rijnmond overigens wel de enige regio waar de tevredenheid onder de burgers over het politieoptreden bij het laatste contact is toegenomen.

Politiemonitor Bevolking 2004
32

· Inwoners in de regio's Amsterdam-Amstelland, Haaglanden, Hollands Midden, Flevoland en Rotterdam-Rijnmond hebben in de 12 maanden voorafgaande aan het onderzoek vaker contact gehad met de politie dan gemiddeld in het land het geval is. In de regio's Drenthe, Noord-Holland Noord, Fryslân, Noord- en Oost-Gelderland, Zuid-Holland-Zuid, Limburg-Noord en Zeeland hebben burgers gemiddeld minder vaak contact met de politie.
· In de regio Hollands Midden is het aandeel inwoners dat in 2004 contact heeft gehad met de politie significant hoger dan in 2002 en 2003 het geval was. In de regio Gelderland-Zuid ligt het percentage inwoners dat contact heeft gehad met de politie in 2004 significant onder het niveau van 2002.

Deel 2 Aandachtspunten
Veiligheidsprogramma

Politiemonitor Bevolking 2004
34

3. Onveiligheidsgevoelens

3.1 Inleiding
Het Veiligheidsprogramma `Naar een veiliger samenleving' 2002 gaat onder andere over het verbeteren van het veiligheidsgevoel van de Nederlandse burger. Om de beleving van onveiligheid in kaart te brengen, wordt in de Politiemonitor Bevolking aan de respondenten een aantal vragen voorgelegd over door hen ervaren onveiligheidsgevoelens. Allereerst is gevraagd of men zich wel eens onveilig voelt. Tevens is aan degenen die zich wel eens onveilig voelen gevraagd of dat vaak, soms of (bijna) nooit is. Daarnaast is aan de burgers gevraagd of zij (vermeende) onveilige situaties mijden door gedragsaanpassingen, zoals het `s avonds de deur niet open doen voor onverwachte aanbellers. We spreken dan van vermijdingsgedrag. Deze onderwerpen komen in de volgende paragrafen aan de orde. 3.2 Onveiligheidsgevoelens
In onderstaande figuren is aangegeven hoe onveiligheidsgevoelens zich sinds 2002 in Nederland hebben ontwikkeld.
Figuur 3.1 Onveiligheidsgevoelens. In procenten van de bevolking, percentage `voelt 40
35
30
gilie 25
vno sn 20
ee le
w 15
%
10
5
0
2002 2003 2004 zich wel eens onveilig'. Landelijke ontwikkeling sinds 2002. In 2004 voelt iets meer dan een kwart van de Nederlandse bevolking (27%) zich wel eens onveilig. Voor de Politiemonitor is dit het meest positieve resultaat sinds de metingen in 1993 van start gingen. In de laatste twee jaar zijn onveiligheidsgevoelens onder burgers elk jaar significant gedaald. In 2002 voelde 31 procent van de inwoners zich wel eens onveilig en in 2003 gold dit voor 28 procent van de bevolking.

Politiemonitor Bevolking 2004
36

Figuur 3.2 Onveiligheidsgevoelens. In procenten van de bevolking, percentage `voelt zich wel eens onveilig'. Regionale schaalscores 2004 t.o.v. landelijk gemiddelde (linkercartogram) en regionale ontwikkeling 2003-2004 (rechtercartogram).
++Positieve afwijking
++
+ ++Positieve ontwikkeling
---

---

---
+ ++ + ++
---
+ ++ + ---
---

---

---

---

---

--Negatieve afwijking

--

- --Negatieve ontwikkeling
---

---

---
+ ---
---

---

---

---
++
+ ---
---

---
++
+ ++ + ---
---

---

---

---

---

---

---

---

---

-- -- ++
---

-- ++ + ++
---

--

- ++ + --
---

---

---

- ---
---

---

---

---

---

---

---

---

- ++
---
++ ---
---
+ --
---
+ ---
---

---

---

---

---

--

- --
---

---

--

-- -- ---
-- --
--

- -- ---
---

---

---

--- ---
---

---

---

- ++ + ---
---

---

-- ++

--

-- ++

--

- --
---
++
+ ---
---

---

-- --- ---
---

---

---

- ---
---

---

---

---

---

---

---

- --
---

---

-- --
--

---

---

---

-- --
- --
- ---
---

---
++
+ --
---
+ ---
---

---

---

---

---

- ---
---

---

---
Het landelijke beeld wordt beïnvloed door grote regionale verschillen in het percentage burgers dat zich wel eens onveilig voelt en varieert van 16 procent in de regio IJsselland tot 41 procent in de regio Rotterdam-Rijnmond. In de 11 regio's die in bovenstaande figuur een plusteken hebben is het percentage inwoners dat zich wel eens onveilig voelt significant lager dan het landelijke gemiddelde. Er zijn vijf regio's waar dit percentage significant hoger is dan het landelijke gemiddelde (deze hebben in de figuur een minteken). Naast Rotterdam-Rijnmond zijn dat de regio's Amsterdam-Amstelland (35%), Haaglanden (32%), Limburg-Noord (31%) en Limburg-Zuid (30%). In de regio Haaglanden is het gevoel van onveiligheid significant gedaald van 44 procent in 2003 naar 32 procent in 2004. Ook in de regio Flevoland is het gevoel van onveiligheid in 2004 significant lager dan in 2003 (gedaald van 29% naar 24%). In een aantal andere regio's toont de vergelijking met 2002 een significante vermindering in het percentage inwoners dat zich wel eens onveilig voelt. Dit zijn de regio's Groningen, IJsselland, Twente, Gelderland-Midden, Noord-Holland Noord, Amsterdam-Amstelland, Zuid-Holland-Zuid en Midden- en West-Brabant.
In drie regio's is het gevoel van onveiligheid in vergelijking met 2003 significant toegenomen. Deze regio's zijn Rotterdam-Rijnmond (van 38% naar 41%), Brabant-Noord (van 23% naar 26%) en Brabant-Zuid-Oost (van 24% naar 29%). In Limburg-Noord is het gevoel van onveiligheid sinds 2002 gestegen van 24 procent naar 31 procent in 2004.

Politiemonitor Bevolking 2004 37

Figuur 3.3 Onveiligheidsgevoelens. In procenten van de bevolking, percentage `voelt zich vaak onveilig'. Landelijke ontwikkeling sinds 2002. 20
18
16
14
gili 12
evno 10
kaav 8
%
6
4
2
0
2002 2003 2004 Vier procent van de inwoners voelt zich in 2004 vaak onveilig, 17 procent voelt zich soms onveilig en zes procent voelt zich zelden onveilig. Het percentage inwoners dat zich vaak onveilig voelt is significant lager dan in 2003 (5%) en is bij de Politiemonitor Bevolking nog nooit zo laag geweest.
Figuur 3.4 Onveiligheidsgevoelens. In procenten van de bevolking, percentage `voelt zich vaak onveilig'. Regionale schaalscores 2004 t.o.v. landelijk gemiddelde (linkercartogram) en regionale ontwikkeling 2003-2004 (rechtercartogram). ++Positieve afwijking
++
+ ++ + ++
---
+ ++ + ++Positieve ontwikkeling
---
+ --
---

---

---

---

---

---

---

--Negatieve afwijking

--

- ++ + --Negatieve ontwikkeling
---

---

---

---

---

---

---

---

---

- ---
---

---

---

---

---

---

---

---

- ++ + ---
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

-- ---
-- --
- ---
---

- ++ + -
---

---

---

---

-- ---
---

---

---

---

---

---

---

- ++
---

---
+ ---
---

---

---

--

- ---
---

- --
---

---

---

--

-- --
--

- -- ++ + ---
--- ---
---

---

- ---
---

---

---

---

-- ++

--

-- ++ --
- ---
---

---

---

---

-- ++

--

- - ++
+ ---
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

- ---
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

-- ---
---

---

---
++
+ --
- --
---
+ ---
---

---

-- ---
---

---

- ---
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---
In de regio's varieert het percentage inwoners dat zich vaak onveilig voelt van 1,7 procent in Drenthe tot 7,9 procent in Rotterdam-Rijnmond. In de tien regio's die in bovenstaande figuur een plusteken hebben is het percentage inwoners dat zich vaak onveilig voelt significant lager dan het landelijke gemiddelde. Er zijn vier regio's waar dit percentage significant hoger is dan het landelijke gemiddelde (deze hebben in de figuur een minteken). Naast de regio Rotterdam-Rijnmond zijn dat de regio's Amsterdam- Amstelland (7,0%), Haaglanden (6,7%) en Limburg-Zuid (6,7%).

Politiemonitor Bevolking 2004 38

In vergelijking met 2003 is er in geen van de regio's sprake van een significante toe- of afname van het percentage burgers dat zich vaak onveilig voelt. Dit lijkt vreemd omdat op landelijk niveau er wel sprake is van een significante afname. Dit wordt veroorzaakt doordat er op regionaal niveau kleine verschillen waarneembaar zijn die in het merendeel van de regio's dezelfde kant op wijzen (afname van het percentage dat zich vaak onveilig voelt).
Midden- en West-Brabant is de enige regio waar er sprake is van een significante verandering sinds 2002. In deze regio is het percentage inwoners dat zich vaak onveilig voelt gedaald van 6,8 procent in 2002 naar 4 procent in 2004. De Politiemonitor Bevolking bevat in 2004 voor het eerst een aantal vragen over plekken waar mensen zich onveilig voelen. Tweevijfde van de inwoners voelt zich wel eens onveilig op plekken met rondhangende jongeren (21%) en 14 procent voelt zich wel eens onveilig in de eigen buurt en bij uitgaansgelegenheden. Ongeveer één op de tien inwoners voelt zich wel eens onveilig in winkelcentra (11%) en in het openbaar vervoer (10%). Zeven procent van de burgers voelt zich wel eens onveilig in de eigen woning. 3.3 De beleving van onveiligheid
In de Politiemonitor Bevolking zijn verschillende vragen gesteld over het gevoel van onveiligheid van de burgers en over gedragsaanpassingen die worden toegepast vanwege (vermeende) onveiligheid. Op grond van de antwoorden op de vragen over vermijdingsgedrag en onveiligheidsgevoelens is een schaalscore berekend. Deze schaalscore `beleving van onveiligheid' loopt van 0 tot 10, waarbij een hogere waarde een groter gevoel van onveiligheid aangeeft. In de volgende figuur is de landelijke ontwikkeling van deze schaalscore sinds 2002 weergegeven. Figuur 3.5 Beleving van onveiligheid, schaalscore. Landelijke ontwikkeling sinds 7
6
5
)01-0( 4
erocsl 3
aahcS
2
1
0
2002 2003 2004 2002.
In 2004 bedraagt de schaalscore 2,8. Hiermee is de beleving van onveiligheid significant minder sterk dan in 2002, toen de schaalscore 3,0 was.

Politiemonitor Bevolking 2004 39

Figuur 3.6 Beleving van onveiligheid. Regionale schaalscores 2004 t.o.v. landelijk gemiddelde (linkercartogram) en regionale ontwikkeling 2003-2004 (rechtercartogram).

++Positieve afwijking
++
+ ++Positieve ontwikkeling
---

---

---
+ ++ + ++
---
+ ++ + ---
---

---

---

---

---

--Negatieve afwijking

--

- --Negatieve ontwikkeling
---

---

---
+ ---
---

---

---

---

---
+ ---
---

---

---
+ ++ + ---
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

-- --
-- ++
---

---

- ++ + --
---

---

---

- ---
---

---

---

---

---

---

---

---

- ++
---
++ ---
---
+ --
---
+ --
- ---
---

---

---

---

---

--

- --
---

- --
---

---

--

-- -- --
--

- --
---

--- ---
---

- ---
---

---

---

- ---
---

---

--

- ++
---

---

-- --- ---
---

---

---

---

-- ---
---

---

- ---
---

---

---

---

---

--- ---
---

---

---

- ---
---

---

---

-- ++
---

---

- ---
---

---

---

-- ---
---

- ---
---

---
++
+ --
---
+ ---
---

---

---

---

---

- ---
---

---

---
De schaalscore loopt van 2,1 in de regio Drenthe tot 3,5 in de regio Amsterdam- Amstelland. In de tien regio's die in bovenstaande figuur met een plusteken staan aangegeven is de beleving van onveiligheid significant lager dan het landelijke gemiddelde. Naast de regio Amsterdam-Amstelland is de beleving van onveiligheid tevens significant hoger dan het landelijke gemiddelde in de regio's Rotterdam-Rijnmond (3,4), Haaglanden (3,3), Limburg-Zuid (3,1) en Brabant-Zuid-Oost (3,0). In de regio's Midden- en West-Brabant en Rotterdam-Rijnmond is de beleving van onveiligheid van de inwoners zowel ten opzichte van 2003 en ten opzichte van 2002 significant afgenomen. In de regio's Groningen, Drenthe, IJsselland, Twente, Utrecht en Rotterdam-Rijnmond is alleen ten opzichte van 2002 sprake van een significante afname. Hollands Midden is de enige regio waar de beleving van onveiligheid (in vergelijking met 2003) significant is toegenomen.
3.4 Vermijdingsgedrag
Zoals hiervoor is opgemerkt, is aan respondenten ook gevraagd of ze in een aantal verschillende situaties vanwege onveiligheid hun gedrag aanpassen. In de onderstaande figuren is voor de verschillende vormen van vermijdingsgedrag het percentage burgers weergegeven dat zegt dit gedrag vaak te vertonen.

Politiemonitor Bevolking 2004
40

Figuur 3.7 Vormen van vermijdingsgedrag. In procenten van de bevolking, percentage `komt vaak voor'. Landelijke ontwikkeling sinds 2002. Mijdt bepaalde plekken in de 's Avonds niet open doen woonplaats
40 40 35 35 30 30 25 25 20 20 15 15 10 10 5 5 0 0 2002 2003 2004 2002 2003 2004 Waardevolle spullen thuis laten Rijdt of loopt om om onveilige plekken te mijden 40 40 35 35 30 30 25 25 20 20 15 15 10 10 5 5 0 0 2002 2003 2004 2002 2003 2004 Verbiedt kinderen sommige plaatsen te bezoeken 40
35
30
25
kaa 20
v
% 15
10
5
0
2002 2003 2004 Ruim een vijfde (21%) van de ouders met kinderen jonger dan 15 jaar staat deze vaak niet toe bepaalde plaatsen te bezoeken omdat dit te onveilig is. Voorts doet ruim één op de zes (17%) inwoners 's avonds niet open als er onverwachts wordt aangebeld en laat eenzelfde deel van de bevolking waardevolle spullen thuis uit angst dat deze op straat worden gestolen. Het mijden van bepaalde plekken in de woonplaats (9%) en het omrijden of omlopen om onveilige plekken te mijden (8%) worden in 2004 het minst vaak als vorm van vermijdingsgedrag toegepast.

Politiemonitor Bevolking 2004 41

Ten opzichte van 2003 is het percentage mensen dat waardevolle spullen thuis laat om beroving of diefstal te voorkomen significant gestegen. Daarentegen is het aandeel dat kinderen niet toestaat om ergens naar toe te gaan vanwege onveiligheid, dat bepaalde plekken in de woonplaats mijdt en dat omrijdt of omloopt om onveilige plekken te mijden significant gedaald. De twee laatst genoemde gedragsaanpassingen zijn tevens lager dan in 2002 het geval was. Ten opzichte van dat jaar is ook het aandeel dat 's avonds en 's nachts niet open doet in 2004 significant lager. 3.5 Samenvatting
In dit hoofdstuk zijn de door de inwoners van Nederland ervaren onveiligheidsgevoelens en de eventuele gedragsaanpassingen vanwege (vermeende) onveiligheid weergegeven. De landelijke cijfers van de meting in 2004 zijn vergeleken met die in 2002 en 2003. Tevens zijn de regionale schaalscores voor 2004 onderling vergeleken en is de ontwikkeling van deze schaalscores ten opzichte van 2002 en 2003 behandeld. Landelijke uitkomsten:
· In 2004 voelt iets meer dan een kwart van de inwoners van Nederland zich wel eens onveilig. Vier procent van de burgers voelt zich vaak onveilig. Hiermee zet de daling die in 2003 begon zich door en zijn onveiligheidsgevoelens wederom bij de Politiemonitor metingen nog nooit zo laag geweest. · In 2004 is de beleving van onveiligheid in Nederland minder sterk dan in 2002. · Ten opzichte van 2003 komt in 2004 een aantal gedragsaanpassingen waarmee mensen onveiligheid proberen te mijden minder vaak voor. Dit zijn het verbieden van kinderen om ergens naar toe te gaan vanwege onveiligheid, het mijden van bepaalde plekken in de woonplaats en het omrijden of omlopen om onveilige plekken te mijden. De laatste twee gedragsaanpassingen komen ook minder vaak voor dan in 2002. Het aandeel mensen dat waardevolle spullen thuis laat om beroving of diefstal te voorkomen komt in 2004 vaker voor dan in 2003.

Politiemonitor Bevolking 2004
42

Regionale uitkomsten en verschillen:
· In vergelijking met het landelijke gemiddelde is in 2004 het percentage inwoners in de regio's Rotterdam-Rijnmond, Amsterdam-Amstelland, Haaglanden, Limburg-Noord en Limburg-Zuid dat zich onveilig voelt significant hoger. · In de regio's Haaglanden en Flevoland is het percentage inwoners dat zich wel eens onveilig voelt significant lager dan in 2003. In de regio's Groningen, IJsselland, Twente, Gelderland-Midden, Noord-Holland Noord, Amsterdam-Amstelland, Zuid- Holland-Zuid en Midden- en West-Brabant is er sprake van een significante daling ten opzichte van 2002. Het percentage inwoners dat zich vaak onveilig voelt is in de regio Midden- en West-Brabant significant lager dan in 2002 het geval was. In de regio's Rotterdam-Rijnmond, Brabant-Noord en Brabant-Zuid-Oost is het percentage inwoners dat zich wel eens onveilig voelt significant toegenomen. In Limburg-Noord is het percentage dat zich wel eens onveilig voelt in 2004 hoger dan in 2002. · De beleving van onveiligheid is in 2004 het sterkst in de regio's Amsterdam- Amstelland, Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond. Ook in de regio's Brabant-Zuid- Oost en Limburg-Noord is de beleving van onveiligheid significant sterker dan in de rest van het land.
· In de regio's Rotterdam-Rijnmond en Midden- en West-Brabant is de beleving van onveiligheid ten opzichte van 2003 significant afgenomen. In de regio Hollands Midden is de beleving van onveiligheid sinds 2003 significant sterker.

4. Ernstige overlast en de verloedering
van de fysieke woonomgeving

4.1 Inleiding
In de Politiemonitor Bevolking worden vier groepen buurtproblemen onderscheiden waarmee de probleemgevoeligheid van de woonbuurt in beeld wordt gebracht: vermogensdelicten, verkeersoverlast, dreiging en verloedering. Een deel van deze buurtproblemen komt terug in het Veiligheidsprogramma 2002 onder de noemers `ernstige overlast' en de `(fysieke) verloedering' van de woonbuurt. Deze zaken worden aangemerkt als factoren die een negatieve bijdrage leveren aan de onveiligheidsgevoelens van burgers.
4.2 Ernstige overlast
De mate waarin inwoners ernstige overlast in de buurt signaleren, is in de volgende figuur weergegeven. Het gaat hier om een schaalscore die is opgebouwd uit de antwoorden van de respondenten op het voorkomen van bepaalde vormen van ernstige overlast in hun woonbuurt. Hoe hoger de schaalscore, hoe meer respondenten het gevoel hebben dat ernstige overlast voorkomt in de eigen woonbuurt. Figuur 4.1 Buurtproblemen: ernstige overlast, schaalscore. Landelijke ontwikkeling sinds 2002. 7
6
5
)01-0( 4
erocsla 3
ahcS
2
1
0
2002 2003 2004 De schaalscore voor ernstige overlast bedraagt in 2004 2,08. Ernstige overlast wordt hiermee door een even groot aandeel van de bevolking als buurtprobleem ervaren als in 2003 het geval was. In 2002 was de schaalscore (2,15) wel significant hoger dan in 2004.

Politiemonitor Bevolking 2004
44

Figuur 4.2 Buurtproblemen: ernstige overlast. Regionale schaalscores 2004 t.o.v. landelijk gemiddelde (linkercartogram) en regionale ontwikkeling 2003- 2004 (rechtercartogram).

++Positieve afwijking
++
+ ++ + ++
---
+ ++ + ++Positieve ontwikkeling
---
+ ---
---

---

---

---

---

---

---

---

---

--Negatieve afwijking

--

- ++ + --Negatieve ontwikkeling
---

- ++
---

---

---

---

-- ---
- ---
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

- ++ + --
---

---

---

---

--

-- ++
---

-- ++
-- +
- + ++ + ---
---

---

---
+ ++ + --
- ---
---

---

---

---

---

---
+ ---
---

---

---

---

---

---

---

---

---

--

-- --
--

- -- ---
--- ---
---

---

---

- ---
---

---

---

---

--

--

--

- ++ + ++ + ---
---

---

--

- ---
---

---

---

---

---

---

---

---

-- ---
---

---

- ---
- ---
---

---

-- ---
---

---

---

---

---
+ ---
---

---

---

---

---

-- ++
---

---

---

---

-- ---
---

---

---
++
+ --
- --
---
+ ---
---

- ---
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

- ---
---

---

---

---

---
De schaalscore loopt van 1,78 in de regio's Drenthe en Noord- en Oost-Gelderland tot 2,61 in de regio Amsterdam-Amstelland. In de 11 regio's die in bovenstaande figuur een plusteken hebben is de mate waarin ernstige overlast in de buurt als probleem wordt ervaren significant lager dan het landelijke gemiddelde. Er zijn drie regio's (in de figuur hebben deze een minteken) waar ernstige overlast door een significant hoger aandeel van de bevolking als buurtprobleem wordt ervaren. Naast de regio Amsterdam- Amstelland zijn dit de regio's Rotterdam-Rijnmond (2,41) en Limburg-Zuid (2,36). In de regio's Haaglanden, Midden- en West-Brabant en Drenthe is het aandeel inwoners dat ernstige overlast als buurtprobleem ervaart sinds 2003 significant gedaald. In de laatst genoemde regio is ook sprake van een significante afname ten opzichte van 2002. Amsterdam-Amstelland is de enige regio waar sprake is van een significante toename ten opzichte van 2003.
De volgende figuur geeft de mening weer van burgers over het vaak voorkomen van de afzonderlijke vormen van ernstige overlast bij hen in de buurt en geeft een indicatie voor de mate waarin deze buurtproblemen voorkomen in Nederland.

Politiemonitor Bevolking 2004 45

Figuur 4.3 Buurtproblemen: ernstige overlast. In procenten van de bevolking, percentage `komt vaak voor'. Landelijk 2004 in vergelijking met 2002 en 2003.
Dronken mensen op straat
Overlast door groepen
jongeren Landelijk 2002 Landelijk 2003 Landelijk 2004 Mensen worden op straat
lastiggevallen
Drugsoverlast
0 10 20 30 40 50 60 % komt vaak voor Overlast door groepen jongeren (13%) is naar verhouding de meest gesignaleerde vorm van ernstige overlast in de woonbuurt, gevolgd door dronken mensen op straat (7%) en drugsoverlast (6%). Mensen die op straat worden lastiggevallen (3%) wordt minder vaak in de buurt gesignaleerd.
In 2004 komen de verschillende vormen van ernstige overlast in de buurt volgens burgers net zo vaak voor als in 2003. Op drugsoverlast na worden alle onderscheiden vormen van ernstige overlast wel door een significant kleiner deel van de inwoners in de buurt waargenomen dan in 2002: zowel dronken mensen op straat (8% in 2002), overlast door groepen jongeren (14% in 2002) en mensen die op straat worden lastiggevallen (3% in 2002) worden in mindere mate waargenomen in de buurt. 4.3 De verloedering van de fysieke woonomgeving
Net als voor ernstige overlast is op basis van vier vragen die betrekking hebben op de verloedering van de woonomgeving een schaalscore berekend. De vier vragen hebben betrekking op de ervaren mate van a) vernieling van straatmeubilair, b) hondenpoep op straat, c) rommel op straat en d) de bekladding van muren. Hoe hoger de waarde, hoe meer de respondenten het gevoel hebben dat er sprake is van verloedering van de eigen fysieke woonomgeving.

Politiemonitor Bevolking 2004
46

Figuur 4.4 Buurtproblemen: (fysieke) verloedering, schaalscore. Landelijke ontwikkeling sinds 2002. 7
6
5
)01-0( 4
erocsla 3
ahcS
2
1
0
2002 2003 2004 De verloedering van de fysieke woonomgeving wordt in 2004 in significant mindere mate dan in 2002 en 2003 ervaren als buurtprobleem. De schaalscore voor (fysieke) verloedering bedraagt in 2004 3,43. In 2003 bedroeg de schaalscore 3,48 en in 2002 was deze 3,59.
Figuur 4.5 Buurtproblemen: (fysieke) verloedering. Regionale schaalscores 2004 t.o.v. landelijk gemiddelde (linkercartogram) en regionale ontwikkeling 2003- 2004 (rechtercartogram). ++Positieve afwijking
++
+ ++ ++Positieve ontwikkeling
---

---
++ ++ + ++
---

---
+ ++ + ++ + ---
---

---

---

---

---

---

---

---

---

--Negatieve afwijking

--

- --Negatieve ontwikkeling
---

---

---
+ --
---
+ ---
---

---

---

---

--- ---
---

---

- ---
---

---

---

---

- ++ + ---
---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

---

--- ---
---

---

- ---
---

---

---

---

---

---

-- ---
---

---

- ---
---

-- --
---

---

- ---
---

---

---

- ---
---

---

---

---

---

---

---

---

-- ---
---

---

- ++ + ---
---

---
+ --
---

-- --

-- -

- - ++
---

- -

- --
- ---
---

---

---

---

--- ---
---

---

- ---
---

---

---

---

---

---

- ---
---

---

- ++ + ---
---

---

--

-- --

--

- ++
---

--

- ---
--- ---
---

---

- ---
---

---

-- ---
---

---

---

---

---

---
+ ---
---
++
+ ---
---

---
+ ++
---

---
+ ++ + -- ---
-- ---
---

---

---
++
+ ---
---

---

---

---

---

---

- ---
---

---

---

---
De schaalscore voor de verloedering van de fysieke woonomgeving loopt van 2,99 in de regio Twente tot 3,95 in de regio Amsterdam-Amstelland. In de 11 regio's met een plusteken in bovenstaande figuur wordt fysieke verloedering significant minder vaak als buurtprobleem ervaren dan gemiddeld in het land het geval is. Naast de regio Amsterdam-Amstelland is fysieke verloedering ook een significant vaker voorkomend probleem in de ogen van de inwoners van de regio's die in bovenstaande figuur een minteken hebben.

Politiemonitor Bevolking 2004 47

In de regio's Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond en Midden-en West-Brabant wordt de verloedering van de fysieke woonomgeving in 2004 door een significant kleiner aandeel inwoners als buurtprobleem ervaren dan in zowel 2003 als ook 2002 het geval was. In de regio's Drenthe, Utrecht, Amsterdam-Amstelland en Hollands Midden wordt fysieke verloedering alleen ten opzichte van 2002 door een significant kleinere groep mensen als buurtprobleem ervaren.
De onderstaande figuur geeft de mening weer van burgers over het vaak voorkomen van de afzonderlijke vormen van (fysieke) verloedering bij hen in de buurt en geeft een indicatie voor de mate waarin deze buurtproblemen voorkomen in Nederland. Figuur 4.6 Buurtproblemen: (fysieke) verloedering. In procenten van de bevolking, percentage `komt vaak voor'. Landelijk 2004 in vergelijking met 2002 en 2003.
Vernieling straatmeubilair
Landelijk 2002 Hondenpoep op straat Landelijk 2003 Landelijk 2004 Rommel op straat
Bekladding van muren
0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 % komt vaak voor Bijna de helft van de Nederlanders (45%) noemt hondenpoep op straat als probleem dat vaak in de buurt voorkomt en ruim een kwart (29%) noemt rommel op straat. Bijna een vijfde van de burgers vindt vernieling van straatmeubilair (19%) een vaak voorkomend buurtprobleem en ruim een tiende (11%) heeft deze mening over de bekladding van muren.
Met uitzondering van hondenpoep komen alle in het onderzoek gemeten aspecten van verloedering van de fysieke woonomgeving in 2004 volgens burgers significant minder vaak voor dan in 2003 en 2002. Voor hondenpoep geldt dat het percentage inwoners dat dit een vaak voorkomend probleem vindt, alleen ten opzichte van 2002 is gedaald.

Politiemonitor Bevolking 2004 48

4.4 Samenvatting
In dit hoofdstuk is voor de buurtproblemen `ernstige overlast' en `(fysieke) verloedering' gevraagd of de inwoners van Nederland vinden dat deze vaak in de eigen buurt voorkomen.
Voor elk van de twee groepen buurtproblemen is een vergelijking gemaakt tussen de landelijke cijfers in de jaren 2002, 2003 en 2004. Tevens is de ontwikkeling van de schaalscores sinds 2002 besproken. Tot slot zijn de regionale schaalscores in 2004 en de regionale ontwikkeling van die schaalscores sinds 2002 besproken. De belangrijkste bevindingen zijn als volgt.
Landelijke uitkomsten:
· Het buurtprobleem ernstige overlast is ten opzichte van 2003 niet veranderd, maar wordt in minder sterke mate als probleem ervaren dan in 2002. Zowel dronken mensen op straat, overlast door groepen jongeren als mensen die op straat worden lastiggevallen worden door een kleiner deel van de inwoners van Nederland in de buurt vaak waargenomen dan in vergelijking met 2002. · (Fysieke) verloedering wordt in 2004 in mindere mate dan in 2003 en 2002 als probleem in de buurt ervaren. Dit geldt voor alle aspecten van fysieke verloedering die in de Politiemonitor Bevolking worden gemeten met uitzondering van het probleem hondenpoep op straat dat alleen ten opzichte van 2002 significant is gedaald. Regionale uitkomsten en verschillen:
· Ten opzichte van het landelijke gemiddelde wordt ernstige overlast in 11 regio's door een significant kleiner aandeel van de inwoners als buurtprobleem ervaren. In de regio's Amsterdam-Amstelland, Rotterdam-Rijnmond en Limburg-Zuid wordt de omvang van het buurtprobleem ernstige overlast door een significant groter percentage inwoners als buurtprobleem ervaren. · In de regio's Haaglanden, Midden- en West-Brabant en Drenthe is sprake van een significante afname van ernstige overlast. In de regio Amsterdam-Amstelland is sprake van een significante toename sinds 2003. · In vergelijking met het landelijke gemiddelde wordt (fysieke) verloedering in 11 regio's in significant mindere mate als buurtprobleem ervaren. In de ogen van de inwoners van de regio's Amsterdam-Amstelland, Rotterdam-Rijnmond, Haaglanden, Zaanstreek-Waterland, Zuid-Holland-Zuid, Limburg-Zuid, Hollands Midden en Noord- Holland Noord is fysieke verloedering een significant vaker voorkomend probleem dan gemiddeld in het land het geval is. · In de regio's Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond en Midden- en West-Brabant wordt (fysieke) verloedering sinds 2002 in afnemende mate als buurtprobleem beschouwd.

Bijlage 1: Presentatie van de cijfers

Inleiding
In deze rapportage wordt een aantal resultaten gepresenteerd in de vorm van schaalscores. Hoe deze schaalscores precies tot stand zijn gekomen wordt in deze bijlage uitgelegd.
Schaalscores
Schaalscores zijn gebaseerd op meerdere vragen over hetzelfde onderwerp. Samenhangende vragen worden hiertoe gesommeerd. Elk van de antwoorden op de vraag krijgt een waarde toegekend. Wanneer deze scores bij elkaar zouden worden opgeteld, dan ontstaan schaalscores die niet altijd tussen 0 en 10 uitkomen. Om er voor te zorgen dat alle schaalscores wel lopen van 0 tot 10, wordt een berekening uitgevoerd. Per schaal is aangegeven hoe dit precies is gebeurd. De vragen waarop de schaalscores zijn gebaseerd hebben een ordinaal meetniveau; dat wil zeggen dat wel gezegd kan worden dat de ene antwoordcategorie "meer" is dan de andere (vergelijk "komt vaak voor" met "komt soms voor"), maar dat niet exact kan worden vastgesteld hoeveel meer. Dit betekent dat ook de schaalscores als variabelen met een ordinaal meetniveau beschouwd moeten worden; we kunnen dus niet zeggen dat een twee keer zo hoge schaalscore voor bijvoorbeeld "dreiging" twee keer zo erg is. Er zijn schaalscores berekend voor de beschikbaarheid van de politie, onveiligheidsgevoelens en ernstige overlast en (fysieke) verloedering. Hieronder gaan we kort in op de samenstelling van deze scores en de interpretatie daarvan. Beschikbaarheid van de politie
De schaalscore beschikbaarheid van de politie is een samengestelde score van een aantal vragen die in beeld brengt in welke mate de bevolking vindt dat zij gemakkelijk een beroep op de politie kan doen als dat nodig is. Hoe hoger de score op deze schaal, hoe meer tevreden men is over de beschikbaarheid van de politie. De indicator bestaat uit de volgende vragen die als stellingen aan de respondenten zijn voorgelegd. Gevraagd is in welke mate men het met de volgende uitspraken eens is: ­ Je ziet de politie in de buurt te weinig
­ Ze komen hier te weinig uit de auto
­ Ze zijn hier te weinig aanspreekbaar
­ Ze hebben hier te weinig tijd voor allerlei zaken ­ Ze komen niet snel als je ze roept
(eens=0, noch (on)eens=1, oneens=2)
De waarden worden vervolgens opgeteld.

Politiemonitor Bevolking 2004
50

Onveiligheidsgevoelens
De schaalscore beleving van onveiligheid is samengesteld uit twee typen vragen: of men zich onveilig voelt en of men diverse vormen van vermijdingsgedrag vertoont. Hoe hoger de schaalscore, hoe groter het onveiligheidsgevoel van de burger. Hieronder volgen de verschillende vragen en hoe die zijn samengevoegd tot de schaalscore beleving van onveiligheid:
· Beleving van onveiligheid
Op basis van twee vragen: Voelt u zich wel eens onveilig? en Voelt u zich vaak, soms of zelden onveilig? kunnen de volgende scores worden toegekend. (vaak=4, soms =3, zelden=2, nooit=1)
Respondenten die op de eerste vraag het antwoord schuldig blijven, worden buiten de analyse gelaten. Respondenten die op de tweede vraag `weet niet' antwoorden krijgen de score 2.
De volgende vragen hebben betrekking op vermijdingsgedrag: ­ Komt het wel eens voor dat u bepaalde plekken in uw woonplaats mijdt omdat u het niet veilig vindt?
­ Komt het wel eens voor dat u 's avonds of 's nachts niet open doet omdat u het niet veilig vindt?
­ Komt het wel eens voor dat u waardevolle spullen thuis laat om diefstal of beroving op straat te voorkomen?
­ Komt het wel eens voor dat u omrijdt of omloopt om onveilige plekken te vermijden? (vaak=3, soms, weet niet =2,nooit=1)
De onderstaande vraag wordt alleen in de berekening mee genomen indien de respondent kinderen jonger dan 15 jaar heeft.
­ Komt het wel eens voor dat u uw kinderen niet toestaat ergens naartoe te gaan omdat u het niet veilig vindt?
(vaak=3, soms, weet niet =2,nooit=1)
De berekening van de schaalscore beleving van onveiligheid vindt voor de respondenten met en zonder kinderen onder de 15 jaar op verschillende wijzen plaats. Voor de groep zonder kinderen onder de 15 jaar worden de waarden van de vraag of men zich wel eens onveilig voelt en de vragen over vermijdingsgedrag bij elkaar opgeteld, hiervan wordt 4 afgetrokken en deze score wordt vervolgens vermenigvuldigd met 10/12.
Voor de groep met kinderen onder de 15 jaar worden de waarden van alle 6 vragen bij elkaar opgeteld, hiervan wordt 5 afgetrokken en deze score wordt vervolgens vermenigvuldigd met 10/14.

Politiemonitor Bevolking 2004 51

Ernstige overlast en (fysieke) verloedering
Respondenten zijn in totaal 20 verschillende problemen voorgelegd die mogelijk in hun woonbuurt een rol zouden kunnen spelen. Hiervan zijn er acht gebruikt om de twee gewenste indicatoren samen te stellen. Voor de indicatoren is een schaalscore berekend. Een hoge score indiceert dat een bepaald soort buurtprobleem vaak voorkomt, een lage score dat dit probleem niet vaak voorkomt.
De volgende indicatoren worden benoemd:
· Ernstige overlast
De schaalscore ernstige overlast bestaat uit de buurtproblemen: ­ drugsoverlast,
­ mensen die op straat worden lastiggevallen,
­ overlast van groepen jongeren,
­ dronken mensen op straat
(vaak=3, soms,weet niet=2, (bijna) nooit=1)
De waarden worden opgeteld, er wordt 4 vanaf getrokken en vervolgens wordt deze score vermenigvuldigd met de factor 9/12. Bij deze score wordt de waarde 1 opgeteld. · (Fysieke) verloedering
De schaalscore (fysieke) verloedering van de buurt wordt gevormd door: ­ bekladding van muren of gebouwen,
­ rommel op straat,
­ hondenpoep
­ vernieling van telefooncellen, bus- of tramhokjes (straatmeubilair). (vaak=3, soms,weet niet=2, (bijna) nooit=1)
De waarden worden opgeteld, er wordt 4 vanaf getrokken en vervolgens wordt deze score vermenigvuldigd met de factor 9/12. Bij deze score wordt de waarde 1 opgeteld.

Politiemonitor Bevolking 2004
52

Bijlage 2: Resultaten in cijfers

In deze tabellenbijlage worden de gegevens van 2002, 2003 en 2004 gepresenteerd. In iedere tabel zijn tevens twee kolommen opgenomen waarin wordt aangegeven of de landelijke of regionale uitkomsten in 2004 statistisch significant verschillen van de uitkomsten in 2003 en de uitkomsten in 2002. Indien in de twee significantie- kolommen een `+' is opgenomen, betekent dit dat het percentage of de schaalscore in 2004 significant hoger is dan in het vergelijkingsjaar. Indien in de kolom een `-` is opgenomen, betekent dit dat het percentage of de schaalscore in 2004 significant lager is dan in het vergelijkingsjaar. Indien in de kolom geen symbool is opgenomen, betekent dit dat het percentage of de schaalscore in 2004 niet significant hoger of lager is dan in het 4
vergelijkingsjaar .
De streefwaarden voor de twee prestatie-indicatoren ­ beschikbaarheid van de politie en tevredenheid laatste contact ­ worden in de tabellen 1.1 en 2.1 in een aparte kolom ter informatie weergegeven. De streefwaarde is het hoogst behaalde resultaat in de jaren 1993 ­ 2002.

4
Let wel, de gebruikte symbolen geven geen waardeoordeel. Een significante stijging van bijvoorbeeld de mate van (fysieke) verloedering in de buurt wordt ook middels een `+' aangegeven.

Politiemonitor Bevolking 2004
54

1. Beschikbaarheid

Tabel 1.1 Beschikbaarheid van de politie
(schaalscore)
sign sign 2002 2003 2004 streefwaarde 2002-2004 2003-2004 Groningen 4,4 4,8 5,1 5,2 + Fryslân 4,6 4,7 5,0 4,6 + Drenthe 4,5 4,6 4,8 5,1 IJsselland 4,5 4,9 5,1 5,2 + Twente 5,0 5,1 5,4 5,5 + Noord-Oost-Gelderland 4,8 4,8 4,9 5,1 Gelderland-Midden 4,2 4,4 4,7 5,1 + Gelderland-Zuid 4,1 4,3 4,4 4,5 Utrecht 4,2 4,3 4,8 4,7 + + Noord-Holland Noord 4,2 4,4 4,7 4,6 + Zaanstreek-Waterland 4,5 4,4 4,8 5,2 Kennemerland 4,6 4,6 4,7 4,8 Amsterdam-Amstelland 4,6 5,0 5,1 5,3 + Gooi en Vechtstreek 4,1 4,0 4,6 4,4 + + Haaglanden 4,5 4,5 4,7 5,0 Hollands Midden 4,2 4,5 4,6 4,9 + Rotterdam-Rijnmond 3,4 3,8 4,3 4,8 + + Zuid-Holland-Zuid 3,8 4,0 4,5 4,4 + + Zeeland 4,2 4,3 4,5 4,5 Midden- en West-Brabant 3,8 4,0 4,2 4,6 + Brabant-Noord 4,5 4,4 4,6 4,6 Brabant-Zuid-Oost 4,3 4,6 4,6 5,1 Limburg-Noord 4,2 4,3 4,6 4,5 + + Limburg-Zuid 4,0 4,4 4,4 4,8 + Flevoland 4,1 4,3 4,8 5,2 + +

Nederland 4,3 4,4 4,7 4,7 + + Het tonen van de streefwaarden in deze tabel heeft als doel de lezer te informeren over deze cijfers maar wordt verder niet in de rapportage beschreven.

Politiemonitor Bevolking 2004
56

Tabel 1.2 Je ziet de politie in de buurt te weinig (in procenten van de bevolking, percentage 'eens') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 54,8 49,7 43,1 - - Fryslân 53,4 47,5 47,6 Drenthe 56,7 53,6 48,6 - - IJsselland 55,3 48,9 48,0 - Twente 48,5 49,8 45,4 Noord-Oost-Gelderland 55,2 53,7 50,3 Gelderland-Midden 62,5 58,0 53,6 - Gelderland-Zuid 60,2 54,7 55,6 Utrecht 60,2 58,8 53,9 - Noord-Holland Noord 59,7 55,5 53,0 - Zaanstreek-Waterland 57,3 57,6 55,1 Kennemerland 56,4 55,6 54,5 Amsterdam-Amstelland 53,3 48,6 48,1 - Gooi en Vechtstreek 64,0 62,6 57,5 - - Haaglanden 59,1 56,3 55,0 Hollands Midden 64,3 56,0 53,2 - Rotterdam-Rijnmond 69,2 62,4 56,6 - - Zuid-Holland-Zuid 65,7 58,7 55,9 - Zeeland 59,3 55,8 57,3 Midden- en West-Brabant 66,4 58,2 57,9 - Brabant-Noord 53,4 50,8 48,8 Brabant-Zuid-Oost 57,1 48,6 52,3 Limburg-Noord 56,9 56,8 49,3 - - Limburg-Zuid 59,5 55,4 57,5 Flevoland 59,9 58,3 56,6

Nederland 59,2 55,0 52,6 - -

Politiemonitor Bevolking 2004 57

Tabel 1.3 Ze komen te weinig uit de auto (in procenten van de bevolking, percentage 'eens') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 47,2 42,2 38,1 - Fryslân 45,0 40,4 43,2 Drenthe 41,9 43,2 41,4 IJsselland 44,0 42,1 36,9 - Twente 38,4 39,3 35,6 Noord-Oost-Gelderland 40,1 40,6 36,6 Gelderland-Midden 43,5 40,6 38,4 Gelderland-Zuid 45,9 42,9 43,2 Utrecht 43,4 43,8 37,2 - - Noord-Holland Noord 44,2 43,7 42,1 Zaanstreek-Waterland 46,7 47,0 42,8 Kennemerland 41,0 46,2 43,3 Amsterdam-Amstelland 42,2 35,5 37,4 - Gooi en Vechtstreek 47,1 48,7 41,0 - Haaglanden 45,0 43,5 41,0 Hollands Midden 47,9 44,9 41,5 - Rotterdam-Rijnmond 53,0 48,9 45,4 - - Zuid-Holland-Zuid 48,4 49,8 41,0 - - Zeeland 50,5 45,0 43,9 - Midden- en West-Brabant 49,4 45,2 43,8 - Brabant-Noord 43,7 42,3 41,6 Brabant-Zuid-Oost 42,5 41,3 39,6 Limburg-Noord 44,5 44,0 42,6 Limburg-Zuid 50,8 48,8 47,7 Flevoland 47,6 44,7 40,2 -

Nederland 45,5 43,6 41,0 - -

Politiemonitor Bevolking 2004
58

Tabel 1.4 Ze zijn hier te weinig aanspreekbaar (in procenten van de bevolking, percentage 'eens') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 44,3 39,9 38,2 Fryslân 41,9 38,8 36,3 Drenthe 42,9 40,3 39,6 IJsselland 43,0 38,6 34,3 - Twente 38,0 33,1 32,4 Noord-Oost-Gelderland 38,5 37,4 39,2 Gelderland-Midden 45,4 39,8 39,0 - Gelderland-Zuid 48,0 46,0 46,8 Utrecht 48,1 45,6 40,4 - Noord-Holland Noord 46,8 46,2 43,5 Zaanstreek-Waterland 39,6 44,0 38,5 Kennemerland 41,2 40,9 39,5 Amsterdam-Amstelland 40,1 34,7 34,8 - Gooi en Vechtstreek 44,7 48,3 43,2 - Haaglanden 40,6 42,1 39,9 Hollands Midden 45,6 43,5 44,5 Rotterdam-Rijnmond 52,3 50,7 45,0 - - Zuid-Holland-Zuid 50,4 49,1 44,1 - - Zeeland 48,4 42,6 42,9 Midden- en West-Brabant 51,5 49,8 49,1 Brabant-Noord 43,0 46,9 42,1 - Brabant-Zuid-Oost 45,5 41,7 42,6 Limburg-Noord 47,1 43,8 42,8 Limburg-Zuid 47,1 44,0 43,5 Flevoland 48,4 43,5 39,2 -

Nederland 45,2 43,0 41,1 - -

Politiemonitor Bevolking 2004 59

Tabel 1.5 Ze hebben hier te weinig tijd voor allerlei zaken (in procenten van de bevolking, percentage 'eens') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 46,6 43,1 39,2 - Fryslân 46,6 43,8 42,7 Drenthe 46,5 44,0 45,9 IJsselland 48,2 43,2 36,1 - - Twente 40,3 39,0 35,5 Noord-Oost-Gelderland 42,4 43,8 38,0 - Gelderland-Midden 51,0 48,2 43,0 - Gelderland-Zuid 49,7 49,8 44,2 - Utrecht 49,8 47,5 40,8 - - Noord-Holland Noord 50,0 44,7 40,3 - Zaanstreek-Waterland 44,0 44,2 42,1 Kennemerland 45,3 40,7 38,8 - Amsterdam-Amstelland 48,1 44,5 40,8 - - Gooi en Vechtstreek 48,3 47,1 39,6 - - Haaglanden 50,6 48,9 44,7 - Hollands Midden 48,7 45,7 43,7 Rotterdam-Rijnmond 62,8 57,7 53,0 - - Zuid-Holland-Zuid 55,7 51,2 47,1 - Zeeland 51,2 49,0 46,8 Midden- en West-Brabant 57,6 54,2 50,2 - - Brabant-Noord 50,3 45,7 45,0 - Brabant-Zuid-Oost 53,6 47,0 46,1 - Limburg-Noord 50,6 53,5 49,8 Limburg-Zuid 54,0 50,8 49,7 Flevoland 51,7 49,8 44,7 - -

Nederland 50,5 47,6 44,0 - -

Politiemonitor Bevolking 2004
60

Tabel 1.6 Ze komen niet snel als je ze roept (in procenten van de bevolking, percentage 'eens') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 27,8 25,0 24,1 Fryslân 25,7 24,9 23,2 Drenthe 28,8 26,7 25,9 IJsselland 26,9 21,6 22,1 Twente 24,1 24,5 21,0 Noord-Oost-Gelderland 26,5 25,2 21,4 Gelderland-Midden 29,0 29,6 24,5 Gelderland-Zuid 33,4 30,8 26,2 - Utrecht 27,9 28,9 21,9 - - Noord-Holland Noord 29,6 26,7 24,6 Zaanstreek-Waterland 22,7 23,2 20,4 Kennemerland 22,8 23,4 20,9 Amsterdam-Amstelland 24,7 24,1 22,9 Gooi en Vechtstreek 25,7 26,1 22,2 Haaglanden 25,4 25,4 24,0 Hollands Midden 27,6 24,2 24,4 Rotterdam-Rijnmond 38,6 35,8 32,4 - - Zuid-Holland-Zuid 37,6 33,2 25,8 - - Zeeland 32,8 28,7 26,7 - Midden- en West-Brabant 35,9 37,1 34,4 Brabant-Noord 30,1 28,4 29,8 Brabant-Zuid-Oost 29,8 28,9 30,6 Limburg-Noord 35,3 35,4 32,5 Limburg-Zuid 34,8 30,8 30,2 Flevoland 30,1 26,9 23,2 -

Nederland 29,7 28,4 25,9 - -

2. Contacten met de politie

Tabel 2.1 Tevredenheid over optreden politie bij laatste contact (percentage '(zeer) tevreden')
sign sign 2002 2003 2004 streefwaarde 2002-2004 2003-2004 Groningen 63,5 63,4 69,4 69,9 Fryslân 71,5 62,8 65,5 71,5 Drenthe 63,5 63,2 67,9 72,8 IJsselland 65,3 62,3 63,1 72,7 Twente 62,1 69,0 71,6 74,0 Noord-Oost-Gelderland 64,6 70,5 69,7 72,5 Gelderland-Midden 65,2 63,4 64,1 69,1 Gelderland-Zuid 59,4 62,2 63,4 66,4 Utrecht 58,7 63,6 60,6 67,3 Noord-Holland Noord 62,4 62,9 65,6 67,9 Zaanstreek-Waterland 64,6 68,3 68,4 73,4 Kennemerland 61,4 65,7 63,8 68,8 Amsterdam-Amstelland 58,0 60,8 63,0 70,0 Gooi en Vechtstreek 59,6 63,9 67,7 65,2 Haaglanden 60,3 61,1 63,2 68,5 Hollands Midden 65,2 62,2 64,2 68,1 Rotterdam-Rijnmond 57,1 55,0 59,1 69,8 + Zuid-Holland-Zuid 56,5 61,1 63,9 67,6 Zeeland 61,8 64,4 64,3 75,7 Midden- en West-Brabant 56,3 59,6 61,4 70,7 Brabant-Noord 63,0 64,1 65,8 71,6 Brabant-Zuid-Oost 63,2 63,3 68,2 70,1 Limburg-Noord 63,2 67,8 58,6 72,1 Limburg-Zuid 62,8 62,3 63,6 68,0 Flevoland 56,6 60,6 65,4 72,6

Nederland 61,3 62,6 64,1 68,2 + + In de regio Haaglanden is de streefcijfer in het convenant, en zoals in bovenstaande tabel opgenomen, anders dan de beste waarde uit het verleden (69,0%). Het tonen van de streefwaarden in deze tabel heeft als doel de lezer te informeren over deze cijfers maar wordt verder niet in de rapportage beschreven.

Politiemonitor Bevolking 2004
62

Tabel 2.2 Contacten tussen burgers en politie (in procenten van de bevolking, percentage 'contact gehad') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 33,3 30,7 34,4 Fryslân 30,2 29,3 31,1 Drenthe 28,4 28,4 28,3 IJsselland 31,7 34,6 32,3 Twente 34,7 29,5 32,5 Noord-Oost-Gelderland 31,7 31,0 30,9 Gelderland-Midden 32,0 37,8 34,7 Gelderland-Zuid 39,4 36,5 33,3 - Utrecht 40,2 38,2 37,3 Noord-Holland Noord 33,0 33,8 29,3 Zaanstreek-Waterland 33,0 35,3 32,4 Kennemerland 38,3 34,5 37,4 Amsterdam-Amstelland 43,5 43,0 43,5 Gooi en Vechtstreek 37,1 32,5 35,3 Haaglanden 40,8 40,3 43,4 Hollands Midden 34,8 34,1 40,9 + + Rotterdam-Rijnmond 34,5 37,3 38,0 Zuid-Holland-Zuid 31,5 32,7 30,8 Zeeland 32,3 31,0 31,5 Midden- en West-Brabant 34,7 35,8 37,6 Brabant-Noord 34,6 33,0 33,7 Brabant-Zuid-Oost 38,3 33,2 33,5 Limburg-Noord 33,5 33,7 30,5 Limburg-Zuid 33,0 33,7 36,0 Flevoland 38,3 40,3 40,8

Nederland 35,4 35,0 35,5

Politiemonitor Bevolking 2004 63

Tabel 2.3 Contact tussen bevolking en politie ­ bekeuring (in procenten van alle contacten, percentage 'laatste contact') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 4,5 9,3 5,9 Fryslân 9,1 4,8 6,7 Drenthe 3,2 3,7 4,8 IJsselland 4,9 4,6 6,1 Twente 2,9 4,4 3,8 Noord-Oost-Gelderland 2,6 2,5 3,1 Gelderland-Midden 2,8 5,7 4,0 Gelderland-Zuid 3,2 2,5 4,2 Utrecht 4,5 3,2 4,9 Noord-Holland Noord 2,0 6,4 5,9 + Zaanstreek-Waterland 2,7 4,7 5,6 Kennemerland 3,6 2,8 4,0 Amsterdam-Amstelland 4,9 4,1 6,1 + Gooi en Vechtstreek 6,2 3,7 5,0 Haaglanden 2,2 4,2 4,0 Hollands Midden 1,5 3,9 1,4 - Rotterdam-Rijnmond 1,6 2,3 3,4 + Zuid-Holland-Zuid 4,1 5,5 4,9 Zeeland 5,1 3,6 4,3 Midden- en West-Brabant 1,7 2,6 3,0 Brabant-Noord 2,7 2,5 3,6 Brabant-Zuid-Oost 1,0 3,5 3,2 Limburg-Noord 5,3 4,1 4,1 Limburg-Zuid 5,2 4,5 5,0 Flevoland 3,2 4,4 4,2

Nederland 3,4 4,0 4,3 +

Politiemonitor Bevolking 2004
64

Tabel 2.4 Contact tussen bevolking en politie - waarschuwing (in procenten van alle contacten, percentage 'laatste contact') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 2,9 4,9 3,1 Fryslân 3,4 4,2 3,8 Drenthe 1,4 3,5 2,2 IJsselland 1,9 4,0 3,7 Twente 1,5 3,8 2,0 Noord-Oost-Gelderland 1,0 2,3 1,7 Gelderland-Midden 1,3 2,4 3,1 Gelderland-Zuid 2,9 3,0 0,9 Utrecht 1,3 1,9 2,7 Noord-Holland Noord 2,3 3,3 3,5 Zaanstreek-Waterland 3,9 4,1 1,3 Kennemerland 3,9 1,1 6,6 + Amsterdam-Amstelland 2,1 1,7 2,3 Gooi en Vechtstreek 1,9 2,1 1,7 Haaglanden 0,8 2,0 3,2 Hollands Midden 3,3 2,8 2,2 Rotterdam-Rijnmond 1,5 3,0 2,0 - Zuid-Holland-Zuid 5,1 5,3 2,8 Zeeland 2,8 1,6 2,0 Midden- en West-Brabant 1,2 2,2 1,7 Brabant-Noord 3,9 3,1 1,7 Brabant-Zuid-Oost 2,3 3,1 1,3 Limburg-Noord 1,8 2,5 2,0 Limburg-Zuid 2,7 3,2 2,7 Flevoland 3,4 2,3 2,0

Nederland 2,2 2,8 2,5

Politiemonitor Bevolking 2004 65

Tabel 2.5 Contact tussen bevolking en politie - controle (in procenten van alle contacten, percentage 'laatste contact') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 4,8 5,1 6,3 Fryslân 1,8 4,2 3,4 Drenthe 4,7 4,8 7,3 IJsselland 4,8 3,6 3,3 Twente 3,5 4,6 5,9 Noord-Oost-Gelderland 3,3 3,3 4,9 Gelderland-Midden 5,9 3,1 5,2 Gelderland-Zuid 3,4 5,5 6,6 Utrecht 4,5 2,2 4,9 Noord-Holland Noord 2,9 5,2 2,8 Zaanstreek-Waterland 2,4 2,5 5,2 Kennemerland 2,8 2,3 4,9 Amsterdam-Amstelland 1,4 3,1 3,9 + Gooi en Vechtstreek 3,4 3,8 4,1 Haaglanden 1,8 2,9 1,4 Hollands Midden 3,7 3,3 5,7 Rotterdam-Rijnmond 2,5 2,8 2,8 Zuid-Holland-Zuid 4,3 5,5 5,9 Zeeland 5,7 4,9 4,1 Midden- en West-Brabant 1,4 4,2 2,8 Brabant-Noord 4,6 4,4 5,9 Brabant-Zuid-Oost 0,9 2,5 5,3 + Limburg-Noord 2,3 5,6 4,6 Limburg-Zuid 2,7 3,0 5,2 Flevoland 2,8 4,5 4,5

Nederland 3,1 3,7 4,4 + +

Politiemonitor Bevolking 2004
66

Tabel 2.6 Tevredenheid over optreden politie bij laatste contact - handhaving (percentage '(zeer) tevreden') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 71,0 55,2 60,3 Fryslân 81,3 66,7 54,7 Drenthe 63,3 65,6 79,8 IJsselland 55,8 72,0 46,4 Twente 60,8 72,7 67,3 Noord-Oost-Gelderland 68,7 64,4 73,4 Gelderland-Midden 62,2 62,6 76,5 Gelderland-Zuid 60,2 83,5 69,0 Utrecht 59,7 49,8 67,2 Noord-Holland Noord 64,9 78,8 71,7 Zaanstreek-Waterland 68,5 70,2 62,3 Kennemerland 76,0 63,7 61,9 Amsterdam-Amstelland 44,3 63,6 65,5 Gooi en Vechtstreek 43,4 59,5 64,8 Haaglanden 57,0 58,0 71,7 Hollands Midden 79,9 61,8 72,8 Rotterdam-Rijnmond 60,5 54,8 59,2 Zuid-Holland-Zuid 55,7 61,0 64,6 Zeeland 64,4 68,2 51,9 Midden- en West-Brabant 43,5 57,5 68,0 Brabant-Noord 74,9 63,3 66,1 Brabant-Zuid-Oost 88,3 62,1 80,6 Limburg-Noord 65,1 76,7 72,7 Limburg-Zuid 56,2 53,9 71,8 Flevoland 49,5 59,3 55,2

Nederland 62,9 63,3 66,6 Nota bene: Aangezien slechts 11 procent van de respondenten contact heeft gehad met de politie in verband met handhaving zijn bovenstaande percentages gebaseerd op kleine steekproefaantallen (in regio's die niet zijn opgestapt gaat het gemiddeld om ongeveer 30 respondenten) waardoor de betrouwbaarheid van deze percentages uiterst klein is.

Politiemonitor Bevolking 2004 67

Tabel 2.7 Contact tussen bevolking en politie - aangifte of melding misdrijf (in procenten van alle contacten, percentage 'laatste contact') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 49,9 42,5 33,1 - Fryslân 40,0 41,7 35,9 Drenthe 48,1 39,5 30,5 - - IJsselland 48,7 44,3 45,4 Twente 51,4 44,7 42,9 Noord-Oost-Gelderland 45,8 48,6 34,2 - - Gelderland-Midden 43,3 40,9 51,8 + Gelderland-Zuid 52,7 48,0 43,6 Utrecht 51,2 48,1 46,3 Noord-Holland Noord 54,5 41,5 47,2 Zaanstreek-Waterland 50,4 44,2 45,7 Kennemerland 47,7 42,5 37,6 Amsterdam-Amstelland 55,0 46,4 41,9 - - Gooi en Vechtstreek 50,2 42,4 42,5 Haaglanden 54,4 50,9 53,1 Hollands Midden 51,2 48,7 46,5 Rotterdam-Rijnmond 58,7 53,0 49,5 - - Zuid-Holland-Zuid 53,4 45,9 43,4 Zeeland 43,1 39,6 37,6 Midden- en West-Brabant 62,7 50,5 44,0 - - Brabant-Noord 50,9 50,0 45,0 Brabant-Zuid-Oost 57,5 50,3 47,7 Limburg-Noord 50,3 49,4 49,5 Limburg-Zuid 45,3 45,3 45,0 Flevoland 51,9 46,1 38,1 - -

Nederland 51,9 46,9 44,2 - -

Politiemonitor Bevolking 2004
68

Tabel 2.8 Contact tussen bevolking en politie - melding verdachte situatie (in procenten van alle contacten, percentage 'laatste contact') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 8,5 7,0 12,6 Fryslân 5,1 7,5 8,2 Drenthe 10,6 7,1 10,9 IJsselland 10,5 8,3 13,3 Twente 6,1 10,0 10,8 Noord-Oost-Gelderland 9,0 9,3 8,6 Gelderland-Midden 9,3 12,7 7,2 Gelderland-Zuid 6,9 7,6 14,2 + + Utrecht 4,8 10,1 9,5 Noord-Holland Noord 6,9 8,4 11,0 Zaanstreek-Waterland 6,9 10,7 10,4 Kennemerland 4,5 10,0 10,2 + Amsterdam-Amstelland 7,9 7,8 10,5 + Gooi en Vechtstreek 7,6 10,5 9,0 Haaglanden 8,2 8,4 12,3 Hollands Midden 7,7 9,6 8,6 Rotterdam-Rijnmond 9,2 7,2 9,3 + Zuid-Holland-Zuid 9,3 10,5 9,2 Zeeland 11,3 7,7 4,8 - Midden- en West-Brabant 4,7 8,0 9,9 + Brabant-Noord 5,4 5,4 10,4 + + Brabant-Zuid-Oost 6,7 6,6 8,1 Limburg-Noord 5,5 5,7 8,0 Limburg-Zuid 8,4 11,8 9,9 Flevoland 9,2 7,4 8,9

Nederland 7,4 8,6 9,9 + +

Politiemonitor Bevolking 2004 69

Tabel 2.9 Contact tussen bevolking en politie - getuige van misdrijf (in procenten van alle contacten, percentage 'laatste contact') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 3,4 2,0 2,6 Fryslân 1,7 2,7 2,6 Drenthe 2,8 2,5 3,5 IJsselland 1,9 2,2 1,2 Twente 1,4 1,5 1,7 Noord-Oost-Gelderland 2,4 2,6 1,9 Gelderland-Midden 2,1 1,8 2,0 Gelderland-Zuid 4,3 1,9 2,1 Utrecht 1,6 2,6 2,6 Noord-Holland Noord 1,8 2,6 1,4 Zaanstreek-Waterland 2,5 2,4 1,9 Kennemerland 1,0 1,7 1,7 Amsterdam-Amstelland 1,5 1,8 2,2 Gooi en Vechtstreek 0,8 2,3 2,5 Haaglanden 2,3 1,4 0,9 Hollands Midden 1,3 2,7 3,1 Rotterdam-Rijnmond 0,8 1,4 1,8 Zuid-Holland-Zuid 1,7 2,6 2,5 Zeeland 1,4 3,6 2,7 Midden- en West-Brabant 1,4 2,4 2,7 Brabant-Noord 2,9 2,2 2,3 Brabant-Zuid-Oost 2,2 2,2 1,8 Limburg-Noord 1,4 1,7 1,8 Limburg-Zuid 0,7 2,6 1,6 Flevoland 1,5 0,6 2,7

Nederland 1,8 2,1 2,1

Politiemonitor Bevolking 2004
70

Tabel 2.10 Tevredenheid over optreden politie bij laatste contact ­ aangifte/melding (percentage '(zeer) tevreden') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 56,1 64,2 63,6 Fryslân 62,9 55,7 62,5 Drenthe 61,9 53,9 63,5 IJsselland 63,0 53,5 61,4 Twente 58,4 64,3 69,3 Noord-Oost-Gelderland 55,3 66,6 60,1 Gelderland-Midden 62,1 59,0 56,6 Gelderland-Zuid 52,6 50,5 61,4 Utrecht 53,9 60,7 53,5 Noord-Holland Noord 55,3 63,5 56,7 Zaanstreek-Waterland 60,7 66,0 66,3 Kennemerland 57,9 61,3 55,8 Amsterdam-Amstelland 52,9 54,7 59,7 + Gooi en Vechtstreek 54,1 59,4 63,8 Haaglanden 55,2 56,5 56,0 Hollands Midden 58,1 58,6 57,7 Rotterdam-Rijnmond 53,7 51,0 55,6 + Zuid-Holland-Zuid 52,4 58,6 61,9 Zeeland 55,4 60,7 59,6 Midden- en West-Brabant 53,3 54,6 55,1 Brabant-Noord 60,8 58,1 65,0 Brabant-Zuid-Oost 57,3 59,7 62,6 Limburg-Noord 57,8 63,2 50,5 - Limburg-Zuid 59,7 59,4 57,2 Flevoland 52,5 56,5 62,2

Nederland 56,2 58,1 58,7 +

Politiemonitor Bevolking 2004 71

Tabel 2.11 Contact tussen bevolking en politie - hulpvraag (in procenten van alle contacten, percentage 'laatste contact') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 5,0 5,9 4,0 Fryslân 8,4 6,1 7,4 Drenthe 4,3 4,1 8,4 IJsselland 6,7 8,3 4,2 Twente 5,6 5,1 5,8 Noord-Oost-Gelderland 7,9 5,8 8,7 Gelderland-Midden 7,9 6,5 7,2 Gelderland-Zuid 4,4 5,3 6,6 Utrecht 8,0 7,9 6,2 Noord-Holland Noord 5,0 7,1 4,7 Zaanstreek-Waterland 6,4 6,0 8,1 Kennemerland 5,0 5,4 7,1 Amsterdam-Amstelland 6,0 6,6 7,0 Gooi en Vechtstreek 4,6 7,7 8,9 Haaglanden 9,2 5,9 5,4 Hollands Midden 9,5 6,3 6,8 Rotterdam-Rijnmond 7,9 8,2 7,7 Zuid-Holland-Zuid 5,1 6,5 5,5 Zeeland 6,9 8,1 7,7 Midden- en West-Brabant 5,6 5,2 6,2 Brabant-Noord 6,4 4,1 6,7 Brabant-Zuid-Oost 5,9 4,7 6,4 Limburg-Noord 4,0 3,1 5,3 Limburg-Zuid 4,7 7,4 6,5 Flevoland 4,3 6,2 6,1

Nederland 6,5 6,2 6,5

Politiemonitor Bevolking 2004
72

Tabel 2.12 Contact tussen bevolking en politie - vergunningaanvraag (in procenten van alle contacten, percentage 'laatste contact') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 2,3 3,5 2,4 Fryslân 4,6 2,8 5,0 Drenthe 1,1 1,6 3,5 IJsselland 2,7 2,2 1,2 Twente 1,8 3,2 2,0 Noord-Oost-Gelderland 3,2 2,9 2,8 Gelderland-Midden 0,6 2,6 0,7 Gelderland-Zuid 2,7 2,4 1,1 Utrecht 2,3 2,8 2,1 Noord-Holland Noord 1,4 2,7 1,1 Zaanstreek-Waterland 1,4 1,9 0,5 Kennemerland 1,9 2,3 2,9 Amsterdam-Amstelland 0,9 1,0 0,6 Gooi en Vechtstreek 0,8 2,5 1,9 Haaglanden 1,1 1,7 0,6 Hollands Midden 0,0 1,2 2,9 + Rotterdam-Rijnmond 2,2 1,4 1,3 Zuid-Holland-Zuid 0,2 2,0 2,5 + Zeeland 1,4 2,3 1,7 Midden- en West-Brabant 1,5 1,7 1,4 Brabant-Noord 2,0 1,6 1,6 Brabant-Zuid-Oost 1,1 2,0 1,5 Limburg-Noord 2,3 1,8 1,9 Limburg-Zuid 0,6 1,5 1,2 Flevoland 0,7 1,3 1,1

Nederland 1,7 2,0 1,7

Politiemonitor Bevolking 2004 73

Tabel 2.13 Contact tussen bevolking en politie - informatie en advies (in procenten van alle contacten, percentage 'laatste contact') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 5,3 5,7 10,3 Fryslân 7,5 5,9 7,1 Drenthe 4,4 4,8 7,1 IJsselland 3,4 4,5 5,6 Twente 5,3 4,6 6,0 Noord-Oost-Gelderland 5,6 3,8 8,0 Gelderland-Midden 6,5 6,9 5,6 Gelderland-Zuid 6,5 5,1 6,6 Utrecht 7,5 4,1 7,2 Noord-Holland Noord 8,2 3,7 4,6 Zaanstreek-Waterland 5,2 5,3 4,8 Kennemerland 4,2 6,3 7,1 Amsterdam-Amstelland 5,9 3,8 6,2 + Gooi en Vechtstreek 6,5 4,7 4,1 Haaglanden 3,8 5,0 3,2 Hollands Midden 4,9 4,2 6,2 Rotterdam-Rijnmond 6,2 4,4 5,1 Zuid-Holland-Zuid 6,2 4,0 5,9 Zeeland 4,1 5,6 5,8 Midden- en West-Brabant 4,6 4,4 6,2 Brabant-Noord 4,3 5,8 6,4 Brabant-Zuid-Oost 5,5 5,1 6,0 Limburg-Noord 4,7 5,4 7,4 Limburg-Zuid 3,2 5,4 5,8 Flevoland 7,1 4,9 6,3

Nederland 5,5 4,8 6,1 +

Politiemonitor Bevolking 2004
74

Tabel 2.14 Contact tussen bevolking en politie - open dag (in procenten van alle contacten, percentage 'laatste contact') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 0,7 0,6 0,8 Fryslân 1,3 1,1 1,3 Drenthe 1,7 1,0 1,1 IJsselland 1,1 1,0 2,3 Twente 3,1 2,0 1,0 Noord-Oost-Gelderland 2,6 1,7 1,2 Gelderland-Midden 3,6 3,7 2,3 Gelderland-Zuid 0,9 2,7 1,0 Utrecht 0,9 2,7 0,7 Noord-Holland Noord 2,4 1,7 0,9 Zaanstreek-Waterland 2,2 1,7 0,0 - - Kennemerland 1,0 2,9 0,2 - Amsterdam-Amstelland 1,3 1,5 1,8 Gooi en Vechtstreek 1,3 1,4 2,1 Haaglanden 0,8 1,3 1,5 Hollands Midden 1,5 1,5 2,1 Rotterdam-Rijnmond 0,7 1,0 1,9 + Zuid-Holland-Zuid 1,0 1,2 1,7 Zeeland 1,2 1,7 3,2 Midden- en West-Brabant 1,2 1,2 0,8 Brabant-Noord 1,6 0,9 1,2 Brabant-Zuid-Oost 0,7 1,6 1,4 Limburg-Noord 2,1 1,2 2,5 Limburg-Zuid 2,2 2,3 1,2 Flevoland 0,9 1,2 1,2

Nederland 1,4 1,6 1,4

Politiemonitor Bevolking 2004 75

Tabel 2.15 Contact tussen bevolking en politie - overige contacten (in procenten van alle contacten, percentage 'laatste contact') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 12,6 12,8 17,7 Fryslân 17,0 18,3 18,0 Drenthe 17,5 26,7 20,6 IJsselland 13,4 17,0 13,6 Twente 16,4 15,9 17,6 Noord-Oost-Gelderland 16,0 16,9 24,8 Gelderland-Midden 16,0 13,6 10,5 Gelderland-Zuid 11,5 15,2 12,8 Utrecht 12,7 14,1 12,8 Noord-Holland Noord 12,3 14,9 16,9 Zaanstreek-Waterland 16,0 16,1 16,6 Kennemerland 24,3 21,7 16,5 Amsterdam-Amstelland 12,7 21,5 16,9 - Gooi en Vechtstreek 15,4 18,7 17,3 Haaglanden 15,3 15,9 13,9 Hollands Midden 15,0 15,5 14,4 Rotterdam-Rijnmond 8,6 14,7 15,1 + Zuid-Holland-Zuid 9,4 10,7 15,6 Zeeland 16,3 21,1 25,3 Midden- en West-Brabant 13,7 17,1 20,9 + Brabant-Noord 15,0 19,8 15,0 Brabant-Zuid-Oost 16,1 17,3 17,3 Limburg-Noord 19,8 19,1 12,6 Limburg-Zuid 23,7 12,9 15,7 Flevoland 15,1 20,5 24,5 +

Nederland 14,8 16,8 16,5 +

Politiemonitor Bevolking 2004
76

Tabel 2.16 Tevredenheid over optreden politie bij laatste contact ­ overige contacten (percentage '(zeer) tevreden') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 77,4 69,1 80,1 Fryslân 78,3 71,7 72,4 Drenthe 66,8 74,0 68,4 IJsselland 74,3 73,3 74,9 Twente 68,6 75,6 76,6 Noord-Oost-Gelderland 78,2 79,9 78,4 Gelderland-Midden 71,8 71,2 75,4 Gelderland-Zuid 76,5 75,4 65,9 Utrecht 67,6 72,2 72,1 Noord-Holland Noord 77,8 56,2 81,8 + Zaanstreek-Waterland 71,0 71,4 75,1 Kennemerland 62,3 72,5 76,1 Amsterdam-Amstelland 73,7 69,7 68,8 Gooi en Vechtstreek 78,8 71,4 75,1 Haaglanden 71,7 71,7 81,1 Hollands Midden 76,4 70,0 73,4 Rotterdam-Rijnmond 65,4 63,4 65,6 Zuid-Holland-Zuid 69,0 67,1 67,0 Zeeland 71,7 68,0 73,5 Midden- en West-Brabant 67,1 70,8 69,5 Brabant-Noord 62,3 74,8 67,0 Brabant-Zuid-Oost 72,9 69,3 74,3 Limburg-Noord 71,4 72,8 69,2 Limburg-Zuid 70,0 71,2 71,9 Flevoland 68,0 67,0 72,1

Nederland 71,2 70,6 72,7 +

Politiemonitor Bevolking 2004 77

Tabel 2.17 Redenen ontevredenheid over optreden politie bij laatste contact ­ (percentage genoemd)
sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 BEREIKBAARHEID/KOMST POLITIE
Politie liet mij te lang wachten 16,4 15,8 12,7 - - Politie was telefonisch slecht te bereiken 4,4 3,9 4,0 Politiebureau was gesloten 1,5 2,2 2,1 Politie kwam niet/te laat 7,2 9,5 9,3 + Politie deed niets 15,3 16,0 16,1 Anders, nl.... 5,1 4,0 2,9 - - POLITIE-OPTREDEN
Men had onvoldoende tijd/aandacht 10,5 11,2 8,5 - - Politie bekommerde zich niet om het slachtoffe 2,6 4,8 2,9 - Politie trad niet efficient op 10,9 13,3 13,5 + Politie kon niets doen 6,9 6,8 7,5 Politie gaf onvoldoende informatie 2,4 3,7 3,1 Politie nam mij niet serieus/geloofde mij niet 4,5 6,5 5,3 - Politie gedroeg zich onhebbelijk 3,1 4,1 4,0 Politie was onverschillig 8,4 8,5 7,9 Politie leek te discrimineren 0,9 0,9 0,7 Houding politie deugde niet (te streng/bureauc 3,2 4,8 6,0 + + Duurde te lang/ze zijn te traag 3,9 5,2 4,4 Ten onrechte bekeurd 1,7 2,3 3,0 + + Anders, nl.... 5,4 5,2 6,9 + + RESULTAAT/AFLOOP
Geen bericht over de afloop 12,0 12,3 13,4 Problemen niet opgelost 9,6 12,1 12,7 + Geen schade-afwikkeling 1,1 1,3 1,5 Ze lieten de dader weer vrij 1,0 1,1 1,2 Geen dader/verdachte gevonden 2,8 2,8 3,5 Te laks in afhandeling 3,8 4,5 4,7 Anders, nl.... 10,6 5,2 5,1 - Weet Niet 0,9 1,1 0,5 -

3. Onveiligheidsgevoelens

Tabel 3.1 Onveiligheidsgevoelens
(in procenten van de bevolking, percentage 'voelt zich wel eens onveilig')
sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 29,0 21,5 23,3 - Fryslân 20,9 19,6 18,2 Drenthe 22,5 19,8 17,7 IJsselland 23,8 19,8 15,9 - Twente 24,8 18,7 18,7 - Noord-Oost-Gelderland 25,9 20,3 22,0 Gelderland-Midden 29,6 29,0 24,0 - Gelderland-Zuid 30,0 25,0 25,4 Utrecht 34,4 28,5 28,9 Noord-Holland Noord 29,3 25,4 23,6 - Zaanstreek-Waterland 26,4 22,5 21,2 Kennemerland 27,0 25,1 25,3 Amsterdam-Amstelland 40,4 34,7 35,1 - Gooi en Vechtstreek 31,9 27,4 27,4 Haaglanden 36,3 43,8 32,3 - Hollands Midden 33,7 27,9 28,7 Rotterdam-Rijnmond 41,3 38,0 40,5 + Zuid-Holland-Zuid 29,6 26,0 22,3 - Zeeland 22,5 20,8 20,6 Midden- en West-Brabant 34,3 29,6 27,3 - Brabant-Noord 25,3 22,7 26,2 + Brabant-Zuid-Oost 29,9 24,3 29,1 + Limburg-Noord 24,3 30,0 31,0 + Limburg-Zuid 33,6 31,3 30,2 Flevoland 29,4 29,1 23,8 - -

Nederland 30,8 27,7 26,9 - -

Politiemonitor Bevolking 2004
80

Tabel 3.2 Onveiligheidsgevoelens
(in procenten van de bevolking, percentage 'voelt zich vaak onveilig') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 3,7 2,2 2,8 Fryslân 1,5 2,7 2,8 Drenthe 2,9 2,8 1,7 IJsselland 3,8 2,5 2,2 Twente 3,4 3,6 2,5 Noord-Oost-Gelderland 3,1 3,1 2,1 Gelderland-Midden 4,6 4,5 2,6 Gelderland-Zuid 5,6 3,9 4,1 Utrecht 5,7 6,7 4,0 Noord-Holland Noord 4,4 3,8 3,7 Zaanstreek-Waterland 5,0 4,2 4,4 Kennemerland 3,5 4,0 4,4 Amsterdam-Amstelland 7,0 6,4 7,0 Gooi en Vechtstreek 7,4 5,4 4,5 Haaglanden 6,8 7,8 6,7 Hollands Midden 6,2 4,6 5,5 Rotterdam-Rijnmond 9,6 8,3 7,9 Zuid-Holland-Zuid 5,1 4,7 3,1 Zeeland 2,9 2,8 2,7 Midden- en West-Brabant 6,8 5,2 4,0 - Brabant-Noord 4,2 4,5 3,4 Brabant-Zuid-Oost 5,9 4,5 4,6 Limburg-Noord 5,4 5,7 4,3 Limburg-Zuid 7,9 7,2 6,7 Flevoland 3,9 4,8 3,7

Nederland 5,4 5,0 4,4 - -

Politiemonitor Bevolking 2004 81

Tabel 3.3 Beleving van onveiligheid (schaalscore)
sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 2,8 2,6 2,5 - Fryslân 2,4 2,3 2,3 Drenthe 2,4 2,3 2,1 - IJsselland 2,6 2,3 2,2 - Twente 2,6 2,5 2,4 - Noord-Oost-Gelderland 2,6 2,5 2,6 Gelderland-Midden 2,8 2,8 2,7 Gelderland-Zuid 2,9 2,8 2,7 Utrecht 3,2 3,0 2,9 - Noord-Holland Noord 2,7 2,6 2,6 Zaanstreek-Waterland 2,8 2,6 2,7 Kennemerland 2,7 2,8 2,8 Amsterdam-Amstelland 3,5 3,4 3,5 Gooi en Vechtstreek 3,0 2,9 2,8 Haaglanden 3,4 3,5 3,3 Hollands Midden 3,0 2,7 2,9 + Rotterdam-Rijnmond 3,6 3,5 3,4 - - Zuid-Holland-Zuid 2,9 2,8 2,7 Zeeland 2,4 2,4 2,4 Midden- en West-Brabant 3,2 3,0 2,8 - - Brabant-Noord 2,7 2,7 2,8 Brabant-Zuid-Oost 3,0 2,9 3,0 Limburg-Noord 2,8 2,9 3,0 Limburg-Zuid 3,3 3,1 3,1 Flevoland 2,8 2,8 2,7

Nederland 3,0 2,9 2,8 -

Politiemonitor Bevolking 2004
82

Tabel 3.4 Mijdt bepaalde plekken in woonplaats vanwege onveiligheid (in procenten van de bevolking, percentage 'komt vaak voor') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 8,8 8,8 6,8 Fryslân 6,5 6,6 6,0 Drenthe 5,7 5,2 3,5 IJsselland 10,2 5,4 6,3 - Twente 9,8 9,7 6,4 - - Noord-Oost-Gelderland 6,2 6,6 7,0 Gelderland-Midden 9,6 8,0 9,3 Gelderland-Zuid 10,2 8,5 8,3 Utrecht 13,8 12,5 9,8 - Noord-Holland Noord 8,8 10,6 7,9 Zaanstreek-Waterland 9,2 6,8 8,5 Kennemerland 9,0 8,2 6,8 Amsterdam-Amstelland 16,6 14,2 14,8 Gooi en Vechtstreek 11,0 7,5 7,2 - Haaglanden 13,0 13,0 14,4 Hollands Midden 9,7 8,4 8,4 Rotterdam-Rijnmond 17,0 15,4 12,3 - - Zuid-Holland-Zuid 11,6 9,7 8,1 - Zeeland 6,3 4,8 4,9 Midden- en West-Brabant 12,1 9,6 9,5 Brabant-Noord 7,4 8,8 7,1 Brabant-Zuid-Oost 11,8 9,6 9,7 Limburg-Noord 10,6 9,5 9,1 Limburg-Zuid 12,6 12,5 10,0 Flevoland 11,1 9,5 9,7

Nederland 11,0 9,9 9,1 - -

Politiemonitor Bevolking 2004 83

Tabel 3.5 Doet 's avonds en 's nachts niet open vanwege onveiligheid (in procenten van de bevolking, percentage 'komt vaak voor') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 16,5 16,5 13,9 Fryslân 13,7 10,4 14,1 + Drenthe 14,4 13,0 11,4 IJsselland 14,0 12,1 10,1 Twente 15,8 13,0 12,0 Noord-Oost-Gelderland 17,0 14,3 15,4 Gelderland-Midden 17,0 14,5 16,8 Gelderland-Zuid 16,0 18,3 14,7 Utrecht 18,0 13,8 13,5 Noord-Holland Noord 15,7 12,3 14,0 Zaanstreek-Waterland 17,9 13,9 14,3 Kennemerland 16,1 18,5 15,7 Amsterdam-Amstelland 22,9 21,9 23,6 Gooi en Vechtstreek 19,0 18,8 20,0 Haaglanden 20,0 20,2 19,9 Hollands Midden 16,7 14,1 15,8 Rotterdam-Rijnmond 25,4 22,2 22,9 Zuid-Holland-Zuid 15,0 14,6 18,5 Zeeland 16,0 17,0 16,4 Midden- en West-Brabant 18,6 19,3 17,2 Brabant-Noord 15,9 15,4 19,2 + Brabant-Zuid-Oost 19,0 17,3 20,5 Limburg-Noord 17,6 18,1 22,0 Limburg-Zuid 23,1 21,8 19,2 Flevoland 14,8 10,9 13,8

Nederland 18,1 16,6 17,1 -

Politiemonitor Bevolking 2004
84

Tabel 3.6 Laat waardevolle spullen thuis om beroving/diefstal te voorkomen (in procenten van de bevolking, percentage 'komt vaak voor') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 14,8 14,4 12,3 Fryslân 10,7 10,2 10,7 Drenthe 12,7 11,5 13,0 IJsselland 14,2 12,3 12,0 Twente 13,4 15,4 12,5 Noord-Oost-Gelderland 12,1 13,1 16,5 Gelderland-Midden 14,2 17,6 16,0 Gelderland-Zuid 15,2 14,5 15,6 Utrecht 19,4 16,3 17,4 Noord-Holland Noord 13,9 10,8 13,9 Zaanstreek-Waterland 14,6 13,0 17,6 + Kennemerland 15,2 15,9 16,5 Amsterdam-Amstelland 23,8 22,4 24,0 Gooi en Vechtstreek 18,5 16,5 19,1 Haaglanden 23,5 18,9 21,3 Hollands Midden 16,3 14,2 17,3 Rotterdam-Rijnmond 23,4 22,9 22,1 Zuid-Holland-Zuid 16,8 15,8 14,5 Zeeland 13,3 12,1 12,5 Midden- en West-Brabant 17,5 16,8 18,6 Brabant-Noord 15,4 12,7 14,6 Brabant-Zuid-Oost 18,0 15,1 18,9 + Limburg-Noord 14,0 14,0 15,8 Limburg-Zuid 18,9 17,9 18,7 Flevoland 10,5 13,9 15,7 +

Nederland 16,9 15,8 17,0 +

Politiemonitor Bevolking 2004 85

Tabel 3.7 Rijdt of loopt om om onveilige plekken te mijden (in procenten van de bevolking, percentage 'komt vaak voor') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 8,8 7,5 6,7 Fryslân 5,7 5,7 5,2 Drenthe 4,8 4,0 3,7 IJsselland 7,6 3,8 3,5 - Twente 6,6 8,0 4,6 - Noord-Oost-Gelderland 5,8 5,9 5,3 Gelderland-Midden 7,5 6,8 7,3 Gelderland-Zuid 8,9 8,5 7,0 Utrecht 10,0 9,1 9,8 Noord-Holland Noord 7,7 7,4 7,2 Zaanstreek-Waterland 8,5 5,7 6,7 Kennemerland 8,7 6,8 7,4 Amsterdam-Amstelland 11,9 12,4 12,4 Gooi en Vechtstreek 8,6 7,2 7,0 Haaglanden 10,5 10,6 10,9 Hollands Midden 10,0 8,1 8,6 Rotterdam-Rijnmond 13,7 12,0 9,5 - - Zuid-Holland-Zuid 8,9 6,9 8,0 Zeeland 4,3 4,9 4,8 Midden- en West-Brabant 9,9 8,1 7,5 Brabant-Noord 7,8 8,0 6,7 Brabant-Zuid-Oost 9,3 8,7 7,1 Limburg-Noord 9,3 8,2 7,6 Limburg-Zuid 12,7 10,5 9,8 Flevoland 8,4 7,1 6,3

Nederland 9,1 8,2 7,7 - -

Politiemonitor Bevolking 2004
86

Tabel 3.8 Staat kinderen niet toe ergens naar toe te gaan vanwege onveiligheid (in procenten van de bevolking, percentage 'komt vaak voor') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 28,6 20,7 21,3 Fryslân 15,1 17,5 16,3 Drenthe 16,7 17,9 13,0 IJsselland 23,2 15,0 13,2 - Twente 17,9 22,7 13,9 Noord-Oost-Gelderland 16,3 18,2 15,2 Gelderland-Midden 25,1 25,4 17,5 Gelderland-Zuid 24,4 26,2 22,6 Utrecht 26,8 20,3 20,0 Noord-Holland Noord 17,2 22,8 18,5 Zaanstreek-Waterland 24,8 23,4 23,2 Kennemerland 18,3 20,2 16,7 Amsterdam-Amstelland 28,7 32,8 25,5 - Gooi en Vechtstreek 25,4 22,4 22,4 Haaglanden 19,9 27,6 22,5 Hollands Midden 21,5 22,4 26,8 Rotterdam-Rijnmond 24,9 31,0 24,7 - Zuid-Holland-Zuid 22,1 24,8 20,7 Zeeland 16,5 13,1 15,3 Midden- en West-Brabant 19,9 23,5 25,7 Brabant-Noord 23,6 22,5 22,8 Brabant-Zuid-Oost 32,1 25,5 20,5 Limburg-Noord 20,4 25,4 17,2 Limburg-Zuid 26,9 22,6 26,9 Flevoland 26,5 21,6 20,6

Nederland 22,4 23,1 20,5 -

4. Ernstige overlast en verloedering
van de fysieke woonomgeving

Tabel 4.1 Ernstige overlast
(schaalscore)
sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 2,09 2,00 1,97 Fryslân 1,95 1,94 1,93 Drenthe 2,01 1,88 1,78 - - IJsselland 1,96 1,90 1,88 Twente 1,92 1,86 1,87 Noord-Oost-Gelderland 1,94 1,91 1,84 Gelderland-Midden 2,12 1,93 1,99 Gelderland-Zuid 2,03 1,91 2,01 Utrecht 2,17 2,06 2,09 Noord-Holland Noord 2,14 2,02 2,07 Zaanstreek-Waterland 2,05 1,96 2,03 Kennemerland 2,09 1,99 2,00 Amsterdam-Amstelland 2,66 2,50 2,61 + Gooi en Vechtstreek 1,95 1,95 1,90 Haaglanden 2,17 2,25 2,09 - Hollands Midden 2,15 2,06 2,13 Rotterdam-Rijnmond 2,51 2,38 2,41 Zuid-Holland-Zuid 2,07 2,03 2,05 Zeeland 1,96 1,90 1,93 Midden- en West-Brabant 2,10 2,13 2,05 - Brabant-Noord 1,94 1,94 1,95 Brabant-Zuid-Oost 2,03 2,00 2,00 Limburg-Noord 2,15 2,09 2,15 Limburg-Zuid 2,47 2,27 2,36 Flevoland 2,02 2,02 1,94 Nederland 2,15 2,07 2,08 -

Politiemonitor Bevolking 2004
88

Tabel 4.2 Ernstige overlast: dronken mensen op straat (in procenten van de bevolking, percentage 'komt vaak voor') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 9,6 7,1 7,5 Fryslân 6,4 7,2 7,3 Drenthe 5,8 6,2 5,3 IJsselland 6,4 7,1 6,7 Twente 7,4 5,6 7,0 Noord-Oost-Gelderland 5,2 5,1 4,9 Gelderland-Midden 8,5 5,5 6,4 Gelderland-Zuid 5,4 5,8 7,0 Utrecht 7,6 7,0 6,4 Noord-Holland Noord 11,1 8,3 9,2 Zaanstreek-Waterland 7,9 7,8 9,5 Kennemerland 8,1 9,3 6,3 Amsterdam-Amstelland 14,6 12,1 12,4 Gooi en Vechtstreek 6,5 6,9 6,4 Haaglanden 7,5 8,4 6,7 Hollands Midden 8,5 7,7 7,0 Rotterdam-Rijnmond 9,1 8,1 7,4 Zuid-Holland-Zuid 5,5 6,5 7,2 Zeeland 8,0 5,7 5,6 Midden- en West-Brabant 6,3 7,1 6,7 Brabant-Noord 6,4 7,2 5,6 Brabant-Zuid-Oost 7,5 8,2 7,3 Limburg-Noord 7,6 7,7 8,4 Limburg-Zuid 10,4 6,7 8,0 Flevoland 6,2 5,2 3,9

Nederland 8,0 7,4 7,2 -

Politiemonitor Bevolking 2004 89

Tabel 4.3 Ernstige overlast: mensen worden op straat lastiggevallen (in procenten van de bevolking, percentage 'komt vaak voor') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 2,5 2,5 1,1 Fryslân 1,1 1,4 1,2 Drenthe 2,0 1,2 0,6 - IJsselland 3,5 2,1 1,5 - Twente 2,3 2,4 1,7 Noord-Oost-Gelderland 2,0 0,9 1,6 Gelderland-Midden 1,8 1,2 1,3 Gelderland-Zuid 3,4 2,0 1,2 - Utrecht 3,0 1,9 2,7 Noord-Holland Noord 2,8 3,5 2,5 Zaanstreek-Waterland 2,0 2,0 1,5 Kennemerland 3,2 1,8 1,9 Amsterdam-Amstelland 7,2 6,5 7,9 + Gooi en Vechtstreek 2,0 1,8 1,6 Haaglanden 3,6 4,6 2,4 - Hollands Midden 3,0 2,7 2,3 Rotterdam-Rijnmond 8,1 6,3 5,8 - Zuid-Holland-Zuid 1,7 2,1 1,2 Zeeland 2,7 1,5 1,6 Midden- en West-Brabant 2,7 2,7 2,3 Brabant-Noord 2,0 1,3 1,6 Brabant-Zuid-Oost 3,1 2,4 1,6 Limburg-Noord 2,5 2,1 3,4 Limburg-Zuid 4,2 2,9 4,0 Flevoland 3,5 2,1 2,1

Nederland 3,4 2,8 2,6 -

Politiemonitor Bevolking 2004
90

Tabel 4.4 Ernstige overlast: drugsoverlast (in procenten van de bevolking, percentage 'komt vaak voor') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 7,2 5,9 5,7 Fryslân 4,0 4,5 3,6 Drenthe 4,9 3,5 2,6 - IJsselland 3,2 3,8 2,8 Twente 4,1 4,3 4,2 Noord-Oost-Gelderland 4,6 3,7 3,4 Gelderland-Midden 5,9 4,3 4,3 Gelderland-Zuid 5,5 5,1 6,2 Utrecht 6,3 5,4 5,3 Noord-Holland Noord 4,5 4,6 5,4 Zaanstreek-Waterland 4,3 4,9 4,1 Kennemerland 4,6 3,9 4,2 Amsterdam-Amstelland 10,7 10,2 11,9 Gooi en Vechtstreek 2,9 4,1 4,7 Haaglanden 6,4 7,3 4,3 - Hollands Midden 4,0 3,8 5,5 Rotterdam-Rijnmond 9,7 10,7 10,3 Zuid-Holland-Zuid 6,0 4,7 4,7 Zeeland 5,2 5,5 4,3 Midden- en West-Brabant 6,3 7,3 8,7 Brabant-Noord 4,8 5,2 4,9 Brabant-Zuid-Oost 5,6 6,0 6,3 Limburg-Noord 8,0 6,7 7,7 Limburg-Zuid 16,2 12,5 14,5 Flevoland 6,5 5,6 4,8

Nederland 6,4 6,2 6,3

Politiemonitor Bevolking 2004 91

Tabel 4.5 Ernstige overlast: overlast door groepen jongeren (in procenten van de bevolking, percentage 'komt vaak voor') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 9,8 9,6 10,4 Fryslân 8,8 9,2 9,6 Drenthe 10,8 9,6 9,4 IJsselland 8,8 10,3 8,5 Twente 8,8 9,6 7,9 Noord-Oost-Gelderland 10,4 11,7 8,9 - Gelderland-Midden 12,6 10,9 12,8 Gelderland-Zuid 11,1 11,1 13,4 Utrecht 15,6 14,4 14,6 Noord-Holland Noord 12,9 12,8 12,0 Zaanstreek-Waterland 12,3 13,8 12,1 Kennemerland 14,7 11,8 13,5 Amsterdam-Amstelland 19,3 16,7 18,2 Gooi en Vechtstreek 11,9 11,9 12,4 Haaglanden 15,0 15,8 12,2 - Hollands Midden 17,7 15,3 14,0 Rotterdam-Rijnmond 21,8 17,8 18,4 - Zuid-Holland-Zuid 16,8 14,7 15,0 Zeeland 9,8 8,4 7,5 Midden- en West-Brabant 13,4 14,0 11,4 - Brabant-Noord 10,3 11,6 11,0 Brabant-Zuid-Oost 12,7 10,8 9,4 Limburg-Noord 12,6 12,4 14,1 Limburg-Zuid 18,1 17,9 18,4 Flevoland 14,2 13,8 12,4

Nederland 13,9 13,2 12,8 -

Politiemonitor Bevolking 2004
92

Tabel 4.6 Verloedering van de fysieke woonomgeving (schaalscore)
sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 3,47 3,29 3,30 Fryslân 3,11 3,16 3,09 Drenthe 3,22 3,04 3,02 - IJsselland 3,28 3,16 3,10 Twente 3,12 2,95 2,99 Noord-Oost-Gelderland 3,08 3,05 3,01 Gelderland-Midden 3,55 3,34 3,43 Gelderland-Zuid 3,63 3,51 3,51 Utrecht 3,84 3,63 3,55 - Noord-Holland Noord 3,42 3,43 3,49 Zaanstreek-Waterland 3,76 3,51 3,65 Kennemerland 3,67 3,68 3,52 Amsterdam-Amstelland 4,16 4,01 3,95 - Gooi en Vechtstreek 3,51 3,39 3,34 Haaglanden 3,94 3,89 3,68 - - Hollands Midden 3,84 3,67 3,62 - Rotterdam-Rijnmond 4,29 3,94 3,84 - - Zuid-Holland-Zuid 3,55 3,63 3,65 Zeeland 3,26 3,29 3,19 Midden- en West-Brabant 3,55 3,52 3,32 - - Brabant-Noord 3,29 3,21 3,27 Brabant-Zuid-Oost 3,33 3,20 3,19 Limburg-Noord 3,19 3,19 3,07 Limburg-Zuid 3,64 3,59 3,63 Flevoland 3,56 3,53 3,47 Nederland 3,59 3,48 3,43 - -

Politiemonitor Bevolking 2004 93

Tabel 4.7 (fysieke) verloedering: vernieling van straatmeubilair (in procenten van de bevolking, percentage 'komt vaak voor') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 20,5 19,8 19,4 Fryslân 12,7 13,5 14,7 Drenthe 16,1 15,0 16,7 IJsselland 12,5 13,4 11,0 Twente 11,8 9,9 9,1 Noord-Oost-Gelderland 12,3 14,9 15,0 Gelderland-Midden 23,2 21,5 21,7 Gelderland-Zuid 26,5 25,1 24,2 Utrecht 29,0 26,3 24,3 Noord-Holland Noord 24,5 24,8 24,2 Zaanstreek-Waterland 27,2 24,3 25,7 Kennemerland 18,9 19,8 17,3 Amsterdam-Amstelland 16,4 16,6 15,8 Gooi en Vechtstreek 24,2 19,4 19,8 Haaglanden 21,4 19,3 18,1 Hollands Midden 27,9 24,1 23,0 Rotterdam-Rijnmond 37,6 28,8 25,1 - - Zuid-Holland-Zuid 25,0 25,9 29,3 Zeeland 14,6 13,7 11,1 Midden- en West-Brabant 21,0 19,4 17,5 Brabant-Noord 20,5 21,7 21,0 Brabant-Zuid-Oost 16,0 13,4 13,3 Limburg-Noord 13,1 13,0 11,7 Limburg-Zuid 24,0 22,3 22,9 Flevoland 24,2 23,3 24,9

Nederland 21,6 20,0 19,2 - -

Politiemonitor Bevolking 2004
94

Tabel 4.8 (fysieke) verloedering: bekladding van muren, gebouwen (in procenten van de bevolking, percentage 'komt vaak voor') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 12,9 9,2 8,6 - Fryslân 6,6 7,6 5,6 - Drenthe 10,0 6,7 5,4 - IJsselland 11,2 7,8 9,1 Twente 10,3 8,3 6,9 - Noord-Oost-Gelderland 8,9 9,8 4,9 - - Gelderland-Midden 13,2 9,7 11,6 Gelderland-Zuid 14,2 10,7 11,0 Utrecht 18,7 14,7 13,0 - Noord-Holland Noord 12,8 10,7 10,1 Zaanstreek-Waterland 19,8 12,7 14,4 - Kennemerland 15,8 14,0 11,2 - Amsterdam-Amstelland 30,6 24,4 25,8 - Gooi en Vechtstreek 11,4 8,6 6,9 - Haaglanden 19,8 17,7 12,4 - - Hollands Midden 15,4 13,5 12,0 Rotterdam-Rijnmond 29,2 20,0 17,9 - - Zuid-Holland-Zuid 14,8 12,2 13,6 Zeeland 8,6 7,7 5,9 Midden- en West-Brabant 14,1 11,3 8,8 - - Brabant-Noord 10,3 10,9 11,1 Brabant-Zuid-Oost 12,0 10,1 7,8 - Limburg-Noord 8,1 7,2 6,7 Limburg-Zuid 12,7 11,7 9,9 Flevoland 15,9 13,0 13,0

Nederland 15,5 12,5 11,2 - -

Politiemonitor Bevolking 2004 95

Tabel 4.9 (fysieke) verloedering: rommel op straat (in procenten van de bevolking, percentage 'komt vaak voor') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 28,9 23,7 24,4 Fryslân 21,0 22,1 20,6 Drenthe 24,2 21,2 21,9 IJsselland 26,1 26,5 26,0 Twente 22,4 22,5 21,9 Noord-Oost-Gelderland 21,7 23,3 22,8 Gelderland-Midden 27,2 23,3 25,7 Gelderland-Zuid 29,0 30,3 29,7 Utrecht 34,9 31,7 31,5 Noord-Holland Noord 23,4 25,4 25,0 Zaanstreek-Waterland 32,5 28,0 31,4 Kennemerland 36,1 37,6 32,8 Amsterdam-Amstelland 51,2 48,7 47,0 Gooi en Vechtstreek 29,3 27,6 25,7 Haaglanden 37,6 38,9 35,2 Hollands Midden 33,6 31,6 31,1 Rotterdam-Rijnmond 41,0 39,0 37,0 - - Zuid-Holland-Zuid 26,6 29,7 27,8 Zeeland 22,0 23,1 21,7 Midden- en West-Brabant 28,9 31,1 27,6 - Brabant-Noord 23,1 23,9 23,2 Brabant-Zuid-Oost 24,5 25,1 25,0 Limburg-Noord 22,7 26,1 22,3 Limburg-Zuid 30,5 33,2 31,1 Flevoland 32,6 32,8 32,2

Nederland 30,5 30,2 29,0 - -

Politiemonitor Bevolking 2004
96

Tabel 4.10 (fysieke) verloedering: hondenpoep op straat (in procenten van de bevolking, percentage 'komt vaak voor') sign sign 2002 2003 2004 2002-2004 2003-2004 Groningen 40,6 40,1 40,7 Fryslân 43,9 42,8 43,9 Drenthe 36,9 37,8 35,3 IJsselland 38,6 37,1 36,1 Twente 42,9 37,9 40,6 Noord-Oost-Gelderland 37,2 36,0 35,9 Gelderland-Midden 46,5 42,9 45,5 Gelderland-Zuid 47,4 45,9 47,1 Utrecht 45,7 43,9 42,8 Noord-Holland Noord 41,9 43,0 46,7 Zaanstreek-Waterland 44,1 42,9 46,5 Kennemerland 48,9 48,2 45,7 Amsterdam-Amstelland 49,9 48,8 46,5 Gooi en Vechtstreek 51,4 50,3 51,9 Haaglanden 54,2 56,1 52,0 Hollands Midden 50,0 48,8 48,0 Rotterdam-Rijnmond 52,2 48,6 47,4 - Zuid-Holland-Zuid 44,5 48,3 46,4 Zeeland 49,1 50,6 46,8 Midden- en West-Brabant 49,6 50,2 48,1 Brabant-Noord 39,4 40,7 38,6 Brabant-Zuid-Oost 46,8 45,5 44,2 Limburg-Noord 49,1 48,3 44,8 Limburg-Zuid 53,7 53,5 57,5 Flevoland 41,8 40,0 39,0

Nederland 46,5 45,6 45,0 -

Bijlage 3: Onderzoeksverantwoording
landelijke rapportage

1. Voorbereiding en uitvoering van het onderzoek
In 1993 is de Politiemonitor Bevolking voor het eerst landelijk op grote schaal afgenomen. Het ministerie van Justitie en het ministerie van Binnenlandse Zaken financierden de ondervraging van 1000 respondenten per politieregio. Daarnaast werd politieregio's de mogelijkheid geboden extra respondenten te laten ondervragen via de zogenaamde `opstapmethode'.
In 2003 hebben de ministeries besloten het onderzoek jaarlijks af te nemen. Zodoende is in 2004 de Politiemonitor Bevolking voor de zevende maal landelijk uitgevoerd en hebben acht van de 25 politieregio's gebruik gemaakt van bovengenoemde mogelijkheid om `op te stappen'. Wegens de relatief korte periode die regio's hadden om budgetten te reserveren voor de opstap zijn dit er minder dan in 2003. In dat jaar stapten 18 regio's op.
Voor de meting 2004 is, om vergelijkbaarheid te garanderen, nagenoeg dezelfde vragenlijst gebruikt als in 2003. Er zijn slechts kleine veranderingen doorgevoerd. De gebruikte vragenlijst is als bijlage 4 in dit rapport terug te vinden. Hieronder geven we een samenvatting van de wijzigingen.
· De vraag of men het openbaar vervoer mijdt vanwege onveiligheid is toegevoegd. · Een blok vragen over bepaalde situaties (openbaar vervoer, uitgaansgelegenheden, het eigen huis, de straat, plekken waar groepen jongeren rondhangen en het winkelgebied) waarin men zich onveilig kan voelen, is gewijzigd en uitgebreid. · Een vraag over lease-auto's is komen te vervallen. · De vragen over financiële schade zijn komen te vervallen. · De vraag of de dader een bekende was is komen te vervallen · De letselvragen zijn geschrapt.

Politiemonitor Bevolking 2004
98

Voorbereiding en uitvoering van het veldwerk
Voordat het veldwerk is gestart is de vragenlijst ingevoerd in een computergestuurd veldwerkapparaat, ook wel CATI (Computer Assisted Telephone Interviewing) genoemd. Dit betekent dat de vragen in speciaal daarvoor ontwikkelde software zijn ingebracht. Deze software maakt het mogelijk dat de interviewer de antwoorden door middel van een toetsenbord in het systeem kan inbrengen. Voorts kan de volgorde van vragen in het systeem vooraf worden vastgelegd en afhankelijk worden gemaakt van de antwoorden op andere reeds gestelde vragen. Bijzondere aandacht moet worden gevraagd voor het vraagblok over slachtofferschap en aangiftegedrag. Om een betrouwbaar beeld te kunnen schetsen van het aantal delicten, waarvan respondenten slachtoffer zijn geworden en dat is aangegeven bij de politie, is een groot aantal invoercontroles ingebouwd.
Het veldwerk is uitgevoerd door getrainde en ervaren interviewers. Ondanks hun ervarenheid worden de interviewers bij elke nieuwe meting toch apart geïnstrueerd. De enquête is, zowel inhoudelijk als wat betreft routings die in de vragenlijst zijn aangebracht, ingewikkeld. Het is dan ook vereist dat de interviewers uitgebreid worden geïnstrueerd over doel en inhoud van het onderzoek en over een aantal specifieke punten die in het verleden als problematisch naar voren zijn gekomen. Steekproeftrekking
De steekproef waarop het onderzoek is gebaseerd, is getrokken uit het telefoonregister van de KPN. Er is maximaal drie keer een contactpoging geweest. In het geval van drie contactpogingen is ervoor gezorgd dat deze op opeenvolgende werkdagen (inclusief zaterdagochtend) werden ondernomen. Hierbij wordt 's avonds, 's middags en 's ochtends in wisselende volgorde gepoogd het huishouden te benaderen. Altijd is de eerstjarige, minimaal 15-jarige persoon in het huishouden ondervraagd. Bij afwezigheid van de eerstjarige is getracht een afspraak te maken. Hierbij moet worden opgemerkt dat ook bij de derde contactpoging afspraken zijn gemaakt. In die gevallen geldt niet de limiet van driemaal contact. Het veldwerk is gestart op 2 januari 2004; de laatste gesprekken zijn gevoerd in de 3e week van maart. Het onderzoek wordt doorgaans uitgevoerd met een verdeling van de steekproef naar geografische gebieden, zoals de regio, districten, basisteams, gemeenten en wijken. Het aantal netto interviews dat per gebied moet worden gehaald, is van tevoren precies vastgesteld. Deze aantallen, ook wel quota genoemd, dienen tijdens het veldwerk te worden gerealiseerd. In theorie is het ook mogelijk een nadere quotering op grond van achtergrondkenmerken uit te voeren. Uit eerder verricht kwaliteitsonderzoek is echter gebleken dat de representativiteit van de respons voldoende gegarandeerd is. Respons
In tabel 1 is een overzicht gepresenteerd van de respons. Aangegeven wordt welk deel van de steekproef onbruikbaar is gebleken, evenals het aantal harde weigeringen. Voorts is aangegeven met hoeveel eerstjarigen uit de huishoudens daadwerkelijk een gesprek is gevoerd.

Politiemonitor Bevolking 2004 99

Tabel 1 Responsverantwoording Politiemonitor Bevolking 2004 Absoluut In procenten Bruto steekproef 96.175 Niet gebruikt 5.376 Infotoon/geen aansluiting 22.179 Daadwerkelijk juiste persoon
68.620 100% benaderd
Weigering 14.736 21,5% Ziekte 917 1,3% Overige non-respons 3.930 5,7% Gevoerde gesprekken 49.037 71,5% De respons is hiermee vergelijkbaar met de respons in 2003 en 2001 en aanzienlijk hoger dan bij de metingen van 1993 tot en met 1999. Dit wordt mede en, ons inziens voornamelijk, veroorzaakt doordat aan potentiële respondenten, voorafgaande aan de telefonische benadering een aankondigingbrief is gestuurd. Hiermee zijn we sinds de uitvoering van de Politiemonitor Bevolking 2001 willens en wetens afgeweken van de aanpak bij voorgaande metingen. De belangrijkste reden hiervoor is de steeds verder dalende respons in de jaren 1993-1999.
In de volgende tabel wordt een beschrijving gegeven van de omvang van de respons. Per politieregio is aangegeven hoeveel respondenten in het kader van de Politiemonitor Bevolking 2004 zijn ondervraagd.

Politiemonitor Bevolking 2004
100

Tabel 2 Aantal respondenten per regio in 2004 Regio Aantal respondenten Respons Groningen 1001 71,6% Fryslân 1001 75,4% Drenthe 1000 75,7% IJsselland 1000 75,0% Twente 1000 75,1% Noord- en Oost-Gelderland 1000 79,2% Gelderland-Midden 1001 78,4% Gelderland-Zuid 1000 77,0% Utrecht 1000 79,9% Noord-Holland Noord 1233 73,5% Zaanstreek-Waterland 1002 77,3% Kennemerland 1000 74,9% Amsterdam-Amstelland 6212 70,6% Gooi en Vechtstreek 1000 79,1% Haaglanden 1001 77,4% Hollands Midden 1003 76,9% Rotterdam-Rijnmond 16778 65,8% Zuid-Holland-Zuid 1254 75,1% Zeeland 1001 74,5% Midden- en West-Brabant 1615 76,4% Brabant-Noord 2632 75,8% Brabant-Zuid-Oost 1000 77,7% Limburg-Noord 1000 73,5% Limburg-Zuid 1303 71,6% Flevoland 1000 77,3% Totaal 49.037 71,5% 2. Representativiteit
Voor steekproefonderzoek is het van groot belang dat de steekproef op grond waarvan uitspraken worden gedaan zoveel mogelijk representatief is voor de populatie waarnaar wordt gegeneraliseerd. Door toevalsfactoren, selectieve uitval, èn omdat voor bepaalde deelgebieden (districten; basiseenheden en/of gemeenten) bewust een grotere steekproef is genomen, kan voor het totale gebied de verdeling van de respons afwijken van die van de populatie.

Politiemonitor Bevolking 2004 101

In de Politiemonitor Bevolking wordt voor leeftijd en geslacht gecontroleerd in welke mate de opbouw van de steekproef afwijkt van de opbouw van de populatie. In tabel 3 is de vergelijking tussen steekproef en populatie gemaakt op de variabelen leeftijd en geslacht.
Tabel 3 Representativiteit van het onderzoek; vergelijking van respons en populatie Respons Populatie Absoluut % Absoluut % Mannen
15-24 1.646 3,4 981.933 7,4 25-34 3.326 6,8 1.183.599 9,0 35-49 6.689 13,6 1.910.499 14,5 50-64 6.206 12,7 1.476.687 11,2 65 en ouder 5.146 10,5 922.056 7,0 Totaal 23.013 46,9 6.474.775 49,1 Vrouwen
15-24 1.789 3,6 961.263 7,3 25-34 3.860 7,9 1.125.522 8,5 35-49 7.096 14,5 1.845.997 14,0 50-64 6.558 13,4 1.479.450 11,2 65 en ouder 6.721 13,7 1.301.858 9,9 Totaal 26.024 53,1 6.714.090 50,9 Uit tabel 3 komt naar voren dat de verdeling van geslacht en leeftijd in de steekproef niet geheel overeenkomt met de verdeling in de populatie. Jongeren zijn in de respons iets ondervertegenwoordigd, terwijl ouderen iets zijn oververtegenwoordigd. Dit betekent dat de steekproef (op deze kenmerken) niet geheel representatief is voor de populatie. Een oplossing voor dit probleem is weging van de steekproef. De weegfactor zorgt ervoor dat de gewogen steekproef, qua verdeling van geslacht, leeftijd en geografisch gebied, gelijk is aan de populatieverdeling op deze kenmerken. De wijze waarop de weegfactoren zijn berekend wordt hieronder uitgelegd en is vooral bedoeld voor de methodisch geïnteresseerde lezer.
Weegprocedure
De volgende technische procedure is gehanteerd. Allereerst wordt de insluitkans bepaald; deze wordt berekend door het aantal gerealiseerde gesprekken te delen door het aantal inwoners van 15 jaar en ouder in een geografisch gebied. Meestal geschiedt deze berekening op gemeenteniveau, waarbij dan gebruik wordt gemaakt van de populatiecijfers van het CBS. Wanneer er binnen gemeenten oversampled is, wordt de insluitkans bepaald op subgemeentelijk niveau, waarbij de informatie over bevolkingsaantallen bij de betreffende gemeente is opgevraagd.

Politiemonitor Bevolking 2004
102

Vervolgens wordt er gewogen met behulp van een zogenaamd post-stratificatie-model. Dit houdt in dat de steekproef achteraf door middel van weging in overeenstemming met de populatieverdeling op geslacht en leeftijd wordt gebracht. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een model met daarin leeftijd, geslacht, en regionaal gebied. Er is voor gekozen leeftijd te categoriseren in vijf klassen (15-24 jaar, 25-34 jaar, 35-49 jaar, 50-64 jaar en 65 jaar en ouder). Dit betekent dat per regionaal gebied (district, basisteam, gemeente, etc.) tien groepen (strata) worden onderscheiden door geslacht te kruisen met 5
vijf leeftijdscategorieën .
Door te wegen naar absolute populatie-aantallen wordt de steekproefverdeling van geslacht en leeftijd in elk gebied in overeenstemming gebracht met de populatieverdeling. Tegelijkertijd wordt op deze wijze ook gecorrigeerd voor verschillen in feitelijk inwonertal en steekproefomvang. Zouden we dit niet doen, dan zouden regio's die extra zijn opgestapt zwaarder meetellen in de landelijke cijfers dan regio's die niet 6
zijn opgestapt. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. In de regio Utrecht zijn 1.000 mensen ondervraagd, in de regio Rotterdam-Rijnmond zijn bijna 17.000 personen bevraagd. Wanneer we de steekproeven voor beide gebieden alleen in overeenstemming met de populatieverdeling (in termen van geslacht en leeftijd) zouden brengen, zou de regio Rotterdam-Rijnmond in de berekening van de landelijke cijfers ongeveer 17 keer zwaarder meetellen dan Utrecht. Het hoeft geen betoog dat dit de cijfers ernstig zou vertekenen. Door nu op te hogen naar absolute populatie-aantallen tellen Utrecht en Rotterdam-Rijnmond ongeveer even zwaar mee in de berekening van de landelijke cijfers.

5
In een aantal gevallen is de steekproef in het te rapporteren gebied (bijvoorbeeld afzonderlijke gemeentes) echter te klein om een volledig model te kunnen toepassen. Bij een respons van 100 of 150 is het namelijk niet mogelijk een minimale celvulling te waarborgen van 10 strata. In zo'n geval zijn de eerste twee leeftijdscategorieën en de laatste twee leeftijdscategorieën samengevoegd.
6
Een zelfde argumentatie kan worden gevolgd voor gemeenten en/of districten die in regio's al dan niet zijn opgestapt.

Politiemonitor Bevolking 2004 103

Non-respons onderzoek
In het kader van de uitvoering van de Politiemonitor Bevolking 2004 is een zogenaamd non-respons onderzoek uitgevoerd. Doel van dit onderzoek was te achterhalen of er sprake was van systematische non-respons. Hiertoe is een onderzoek uitgevoerd onder mensen die hun medewerking aan het onderzoek weigerden. Van deze mensen is het geslacht geregistreerd, en is gevraagd naar hun leeftijd en motivatie om niet mee te doen aan het onderzoek. De resultaten van dit onderzoek zijn gepresenteerd in een eigenstandig rapport. De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat er in het kader van de Politiemonitor Bevolking 2004 sprake is van systematische non-respons. De verschillende leeftijdsgroepen zijn alle goed vertegenwoordigd in de steekproef en de motivaties om niet mee te doen aan het onderzoek hangen niet of nauwelijks samen met het specifieke onderwerp van de vragenlijst. Er is derhalve weinig reden om te twijfelen aan de representativiteit van de Politiemonitor Bevolking in 2004.

Politiemonitor Bevolking 2004
104

Bijlage 4: De vragenlijst

0. SCREENINGSVRAGEN
0.1 Als eerste zou ik graag uw leeftijd willen noteren: ENQ: Minimum is 15 jaar
Wil niet zeggen:
Dan is dit het einde van dit vraaggesprek. Voor dit onderzoek is het namelijk absoluut noodzakelijk om uw leeftijd te weten.
Hartelijk dank voor uw mening tot zover.
ENQ: Indien RP alsnog zijn/haar leeftijd kenbaar wil maken, ga dan terug 0.2 Geslacht respondent:
ENQ: Noteer zonder te vragen

- Man

- Vrouw
0.3 Uit hoeveel personen bestaat uw huishouden, uzelf meegerekend? ENQ: Minimum aantal personen = 1
ENQ: Maximum aantal personen = 15
0.4 /selectie: Vraag 0.3 Totaal aantal personen in huishouden > 1 Hoeveel personen daarvan zijn jonger dan 18 jaar? ENQ: Minimum aantal personen = 0
ENQ: Maximum aantal personen = 15
0.5 /selectie: Vraag 0.4 Aantal personen jonger dan 18 jaar > 0 Hoeveel personen daarvan zijn jonger dan 15 jaar? ENQ: Minimum aantal personen = 0
ENQ: Maximum aantal personen = 14

Politiemonitor Bevolking 2004
106

1. MODULE BUURTPROBLEMEN
1.1 Ik noem u nu een aantal vervelende voorvallen en misdrijven, die in uw buurt voor kunnen komen. Ik zou graag willen weten of deze voorvallen en misdrijven naar uw eigen idee vaak, soms of bijna nooit voorkomen in uw buurt. 1.1a Fietsdiefstal. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?
- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening
1.1b Diefstal uit auto's. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?
- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening
1.1c Beschadiging of vernieling aan auto's en diefstal vanaf auto's, bijvoorbeeld wieldoppen etc. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?
- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening
1.1d Agressief verkeersgedrag. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?
- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening
1.1e Geluidsoverlast door verkeer. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?
- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening
1.1f Andere vormen van geluidsoverlast. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?

- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening

Politiemonitor Bevolking 2004 107

1.1g Bedreiging. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?
- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening
1.1h Bekladding van muren en/of gebouwen. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?

- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening
1.1i Overlast van groepen jongeren. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?
- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening
1.1j Te hard rijden. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?
- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening
1.1k Dronken mensen op straat. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?
- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening
1.1l Vrouwen en mannen die op straat worden lastig gevallen. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?

- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening
1.1m Rommel op straat. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?
- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening

Politiemonitor Bevolking 2004
108

1.1n Hondenpoep op straat. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?
- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening
1.1o Aanrijdingen. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?
- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening
1.1p Vernieling van telefooncellen, bus- of tramhokjes. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?

- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening
1.1q Inbraak in woningen. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?
- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening
1.1r Geweldsdelicten. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?
- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening
1.1s Drugsoverlast. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?
- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening
1.1t Overlast door omwonenden. Komt dat vaak, soms, nooit of bijna nooit voor?
- Komt vaak voor

- Komt soms voor

- Komt nooit / bijna nooit voor

- Weet niet / geen mening

Politiemonitor Bevolking 2004 109

2. MODULE POLITIEEL FUNCTIONEREN
2.1 Welk oordeel heeft u over het totale functioneren van de politie in uw buurt? Bent u daarover:

- Zeer tevreden

- Tevreden

- Noch tevreden/noch ontevreden

- Ontevreden

- Zeer ontevreden

- Weet niet
2.2a Hoe vaak ziet u de politie door de straat komen waar u woont? Is dat dagelijks, zo eens per week of is dat minder? ENQ: 3 of meer keer per week = dagelijks
ENQ: 1 of 2 keer per week = zo eens per week
- Dagelijks

- Zo eens per week

- Minder dan eens per week

- Wisselt sterk

- Weet niet
2.2b Zou u de politie vaker of minder vaak in uw straat willen zien?
- Vaker

- Niet vaker maar ook niet minder vaak
- Minder vaak

- Maakt niet uit

- Weet niet
2.3 Ik wil nu graag dat u uw indruk geeft over het functioneren van de politie in uw buurt. Ook al heeft u geen directe contacten gehad met de politie, dan zou ik toch graag zien dat u uw indruk geeft door te zeggen of u het met de volgende uitspraken eens of oneens bent.
2.3a De politie biedt de burgers in deze buurt bescherming. Bent u het hier mee...
ENQ: Lees op

- Eens

- Noch eens/ noch oneens

- Oneens

- Weet niet
2.3b De politie heeft hier contact met de bewoners uit de buurt. Bent u het hier mee...
ENQ: Lees op

- Eens

- Noch eens/ noch oneens

- Oneens

- Weet niet

Politiemonitor Bevolking 2004
110

2.3c De politie reageert op de problemen hier in de buurt. Bent u het hier mee...
ENQ: Lees op

- Eens

- Noch eens/ noch oneens

- Oneens

- Weet niet
2.3d De politie doet in deze buurt haar best. Bent u het hier mee...
ENQ: Lees op

- Eens

- Noch eens/ noch oneens

- Oneens

- Weet niet
2.3e De politie pakt de zaken in deze buurt efficiënt aan. Bent u het hier mee...
ENQ: Lees op

- Eens

- Noch eens/ noch oneens

- Oneens

- Weet niet
2.3f Ze bekeuren hier te weinig.
Bent u het hier mee...
ENQ: Lees op

- Eens

- Noch eens/ noch oneens

- Oneens

- Weet niet
2.3g Ze treden niet hard genoeg op.
Bent u het hier mee...
ENQ: Lees op

- Eens

- Noch eens/ noch oneens

- Oneens

- Weet niet
2.3h Ze grijpen niet in.
Bent u het hier mee...
ENQ: Lees op

- Eens

- Noch eens/ noch oneens

- Oneens

- Weet niet

Politiemonitor Bevolking 2004 111

2.3i Je ziet de politie in de buurt te weinig.
Bent u het hier mee...
ENQ: Lees op

- Eens

- Noch eens/ noch oneens

- Oneens

- Weet niet
2.3j Ze komen hier te weinig uit de auto.
Bent u het hier mee...
ENQ: Lees op

- Eens

- Noch eens/ noch oneens

- Oneens

- Weet niet
2.3k Ze zijn hier te weinig aanspreekbaar.
Bent u het hier mee...
ENQ: Lees op

- Eens

- Noch eens/ noch oneens

- Oneens

- Weet niet
2.3l Ze hebben hier te weinig tijd voor allerlei zaken. Bent u het hier mee...
ENQ: Lees op

- Eens

- Noch eens/ noch oneens

- Oneens

- Weet niet
2.3m Ze komen niet snel als je ze roept.
Bent u het hier mee...
ENQ: Lees op

- Eens

- Noch eens/ noch oneens

- Oneens

- Weet niet

Politiemonitor Bevolking 2004
112

3. MODULE ONVEILIGHEIDSGEVOELENS
3.1 Voelt u zich wel eens onveilig?

- Ja

- Neen

- Weet niet /wil niet zeggen
3.2 /selectie: Vraag 3.1 Voelt zich wel eens onveilig Voelt u zich vaak, soms of zelden onveilig?
- Vaak

- Soms

- Zelden

- Weet niet /wil niet zeggen
3.3a Komt het wel eens voor dat u bepaalde plekken in uw woonplaats mijdt omdat u ze niet veilig vindt?
Zo ja, is dat vaak, soms of bijna nooit?
- Vaak

- Soms

- (Bijna) nooit

- Weet niet / wil niet zeggen
3.3b Komt het wel eens voor dat u `s avonds of `s nachts niet open doet omdat u het niet veilig vindt?
Zo ja, is dat vaak, soms of bijna nooit?
- Vaak

- Soms

- (Bijna) nooit

- Weet niet / wil niet zeggen
3.3c Komt het wel eens voor dat u waardevolle spullen thuis laat om diefstal of beroving op straat te voorkomen?
Zo ja, is dat vaak, soms of bijna nooit?
- Vaak

- Soms

- (Bijna) nooit

- Weet niet / wil niet zeggen
3.3d Komt het wel eens voor dat u omrijdt of omloopt om onveilige plekken te vermijden?
Zo ja, is dat vaak, soms of bijna nooit?
- Vaak

- Soms

- (Bijna) nooit

- Weet niet / wil niet zeggen
3.3e /selectie: Vraag 0.5 Indien personen in huishouden jonger dan 15 jaar:

Politiemonitor Bevolking 2004 113

Komt het wel eens voor dat u uw kinderen niet toestaat ergens naar toe te gaan omdat u het niet veilig vindt?

- Vaak

- Soms

- Bijna nooit

- Niet van toepassing

- Weet niet / wil niet zeggen
3.3f Komt het wel eens voor dat u niet met het openbaar vervoer reist omdat u dat niet veilig vindt?
Zo ja, is dat vaak, soms of bijna nooit?

- Vaak

- Soms

- (Bijna) nooit

- NVT: maakt geen gebruik van het openbaar vervoer
- Weet niet / wil niet zeggen
3.4 /selectie: Vraag 3.1 Voelt zich wel eens onveilig : Ik noem u nu een aantal situaties. Kunt u voor elk van deze situaties aangeven of u zich daar wel eens onveilig voelt?
/selectie: vraag 3.3e Maakt gebruik van OV 3.4a Voelt u zich overdag (wanneer het licht is) wel eens onveilig in het openbaar vervoer? Zo ja, is dat:

-Vaak

-Soms

-(bijna) nooit

-Weet niet / wil niet zeggen (NIET OPLEZEN)
-Niet van toepassing, maakt overdag geen gebruik van openbaar vervoer (WEL OPLEZEN)
/selectie: vraag 3.3e Maakt gebruik van OV 3.4b Voelt u zich ' s avonds (wanneer het donker is) wel eens onveilig in het openbaar vervoer? Zo ja, is dat:

-Vaak

-Soms

-(bijna) nooit

-Weet niet / wil niet zeggen (NIET OPLEZEN)
-Niet van toepassing, maakt `s avonds geen gebruik van openbaar vervoer (WEL OPLEZEN)

Politiemonitor Bevolking 2004
114

3.4c Voelt u zich 's avonds (wanneer het donker is) wel eens onveilig rondom uitgaansgelegenheden? Zo ja, is dat:

-Vaak

-Soms

-(bijna) nooit

-Weet niet / wil niet zeggen (NIET OPLEZEN)
-Niet van toepassing, gaat niet naar uitgaansgelegenheden (WEL OPLEZEN) 3.4d Voelt u zich overdag (wanneer het licht is) wel eens onveilig op straat in uw eigen buurt? Zo ja, is dat:

-Vaak

-Soms

-(bijna) nooit

-Weet niet / wil niet zeggen (NIET OPLEZEN) 3.4e Voelt u zich `s avonds (wanneer het donker is) wel eens onveilig op straat in uw eigen buurt? Zo ja, is dat:

-Vaak

-Soms

-(bijna) nooit

-Weet niet / wil niet zeggen (NIET OPLEZEN)
-Niet van toepassing, gaat 's avonds niet naar buiten (WEL OPLEZEN) 3.4f Voelt u zich overdag (wanneer het licht is) wel eens onveilig op plekken waar groepen jongeren rondhangen? Zo ja, is dat:
-Vaak

-Soms

-(bijna) nooit

-Weet niet / wil niet zeggen (NIET OPLEZEN)
-Niet van toepassing, komt overdag nooit langs plekken waar groepen jongeren rondhangen (WEL OPLEZEN)
3.4g Voelt u zich `s avonds (wanneer het donker is) wel eens onveilig op plekken waar groepen jongeren rondhangen? Zo ja, is dat:
-Vaak

-Soms

-(bijna) nooit

-Weet niet / wil niet zeggen (NIET OPLEZEN)
-Niet van toepassing, komt 's avonds nooit langs plekken waar groepen jongeren rondhangen (WEL OPLEZEN)

Politiemonitor Bevolking 2004 115

3.4h Voelt u zich overdag (wanneer het licht is) wel eens onveilig in het winkelgebied/winkelcentrum bij u in de buurt? Zo ja, is dat:
-Vaak

-Soms

-(bijna) nooit

-Weet niet / wil niet zeggen (NIET OPLEZEN) 3.4i Voelt u zich `s avonds (wanneer het donker is) wel eens onveilig in het winkelgebied/winkelcentrum bij u in de buurt? Zo ja, is dat:
-Vaak

-Soms

-(bijna) nooit

-Weet niet / wil niet zeggen (NIET OPLEZEN)
-Niet van toepassing, komt 's avonds niet in het winkelgebied/winkelcentrum (WEL OPLEZEN)
3.4h Voelt u zich overdag (wanneer het licht is) wel eens onveilig in uw eigen huis? Zo ja, is dat:

-Vaak

-Soms

-(bijna) nooit

-Weet niet / wil niet zeggen (NIET OPLEZEN) 3.4i Voelt u zich `s avonds (wanneer het donker is) wel eens onveilig in uw eigen huis? Zo ja, is dat:

-Vaak

-Soms

-(bijna) nooit

-Weet niet / wil niet zeggen (NIET OPLEZEN)
-Niet van toepassing, komt 's avonds niet in het winkelgebied/winkelcentrum (WEL OPLEZEN)

Politiemonitor Bevolking 2004
116

4. MODULE SLACHTOFFERSCHAP EN AANGIFTEGEDRAG
4.1 Hoeveel personenauto's heeft uw huishouden de afgelopen 12 maanden TEGELIJKERTIJD ter beschikking gehad?
ENQ: Het gaat hier NIET om bedrijfsauto's, WEL lease-auto's meetellen ENQ: Als men een auto de afgelopen 12 maanden heeft ingeruild voor een andere auto, dan als 1 auto tellen. Als men in de afgelopen 12 maanden een 2e auto heeft aangeschaft dan moet men nu 2 auto's opgeven ENQ: Maximum = 7
4.3 Hoeveel fietsen heeft uw huishouden de afgelopen 12 maanden TEGELIJK ter beschikking gehad?
ENQ: Een fiets die in de plaats kwam van een andere fiets wordt als 1 fiets geteld (bijv. bij diefstal)
ENQ: Minimum aantal fietsen = 0
ENQ:Maximum aantal fietsen = 50
ENQ: Lees op: Ik ga u nu een aantal vragen stellen over misdrijven of delicten. 4.4 Is er in de afgelopen 12 maanden wel eens een poging tot inbraak in uw woning gedaan ZONDER dat er iets gestolen is? ENQ: Indien RP meer woningen heeft, bedoelen wij de woning waar hij/zij op dit moment is
ENQ: Indien RP korter dan 12 maanden in de woning woont toch alleen voor deze woning vragen
Zo ja, hoe vaak
ENQ: Vraag (zo nodig) een schatting
4.5 Is er in de afgelopen 12 maanden wel eens iets gestolen uit uw woning? ENQ: Indien RP meerdere woningen heeft bedoelen we de woning waar hij/zij op dit moment is.
ENQ: Indien RP korter dan 12 maanden in de woning woont toch alleen voor deze woning vragen
Zo ja, hoe vaak?
ENQ: Vraag (zo nodig) een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 98

Politiemonitor Bevolking 2004 117

4.6 /selectie: Vraag 4.3 Aantal fietsen laatste jaar tegelijk ter beschikking > 0 Is uw huishouden in de afgelopen 12 maanden slachtoffer geworden van fietsdiefstal? Het gaat hierbij om alle fietsen in uw huishouden. ENQ: We bedoelen niet de fietsen die eventueel bij een inbraak zijn gestolen Zo ja, hoe vaak?
ENQ: Vraag (zo nodig) een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 98

4.7 /selectie: Vraag 4.1 Aantal auto's laatste jaar tegelijkertijd ter beschikking > 0
Is uw auto / zijn één of meerdere auto's in de afgelopen 12 maanden wel eens gestolen? We bedoelen ALLE auto's samen.
Zo ja, hoe vaak?
ENQ: Vraag (zo nodig) een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 98
4.8 /selectie: Vraag 4.1 Aantal auto's laatste jaar tegelijkertijd ter beschikking > 0
Is er in de afgelopen 12 maanden wel eens iets gestolen UIT uw auto / een van de auto's. We bedoelen ALLE auto's samen.
Zo ja, hoe vaak?
ENQ: Vraag (zo nodig) een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 98
4.9 /selectie: Vraag 4.1 Aantal auto's laatste jaar tegelijkertijd ter beschikking > 0
Is er in de afgelopen 12 maanden wel eens iets gestolen of vernield wat aan de buitenkant van uw auto / een van de auto's zat, bijvoorbeeld een autospiegel, antenne, wiel of een ander onderdeel, afgezien van eventuele beschadiging ten gevolge van een aanrijding? We bedoelen ALLE auto's samen. ENQ: Zo nodig toevoegen indien bij vorige vraag diefstal UIT auto genoemd werd: We bedoelen niet vernielingen die het gevolg zijn van diefstal uit de auto. Zo ja, hoe vaak?
ENQ: Vraag (zo nodig) een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 98

Politiemonitor Bevolking 2004
118

4.10 Is uw portemonnee, portefeuille of bijvoorbeeld tasje in de afgelopen 12 maanden wel eens gestolen, terwijl de overvaller daarbij geweld gebruikte of dreigde met geweld?
ENQ: Hierbij gaat het om persoonlijk slachtofferschap van straatroof, niet als iemand anders uit het huishouden slachtoffer is geworden. Zo ja, hoe vaak?
ENQ: Vraag (zo nodig) een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 98
4.11 Is uw portemonnee, portefeuille of bijvoorbeeld tasje in de afgelopen 12 maanden wel eens gestolen, ZONDER dat gebruik gemaakt werd van geweld of dat er met geweld gedreigd werd?
ENQ: Hierbij gaat het om persoonlijk slachtofferschap, diefstal van portemonnee uit bijv. kleedkamer moet hierbij NIET worden meegerekend. Ook niet als iemand anders uit het huishouden slachtoffer is geworden. Zo ja, hoe vaak?
ENQ: Vraag (zo nodig) een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 98
4.12 Zijn er, afgezien van wat wij zojuist hebben besproken, wel eens andere dingen van u gestolen in de afgelopen 12 maanden, bijvoorbeeld planten uit de tuin, onderdelen van een fiets, of geld uit een kleedkamer? Zo ja, hoe vaak?
ENQ: Vraag (zo nodig) een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 98
4.13 Is er in de afgelopen 12 maanden, afgezien van beschadigingen aan uw auto, wel eens iets anders van u beschadigd of vernield? Bijvoorbeeld aan uw huis of planten in de tuin.
ENQ: We bedoelen niet een beschadiging ten gevolge van een inbraak Zo ja, hoe vaak?
ENQ: Vraag (zo nodig) een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 98

Politiemonitor Bevolking 2004 119

4.14 Bent u in de afgelopen 12 maanden wel eens bedreigd met lichamelijk geweld? Zo ja, hoe vaak?
ENQ: Vraag (zo nodig) een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 98
4.15 Bent u in de afgelopen 12 maanden wel eens slachtoffer geworden van mishandeling?
Zo ja, hoe vaak?
ENQ: Vraag (zo nodig) een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 98
4.16 Hebt u in de afgelopen 12 maanden wel eens een aanrijding gehad, waarbij de ander doorreed?
Zo ja, hoe vaak?
ENQ: Vraag (zo nodig) een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 98
4.17 Hebt u in de afgelopen 12 maanden wel eens een aanrijding gehad, waarbij de ander NIET doorreed?
Zo ja, hoe vaak?
ENQ: Vraag (zo nodig) een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 98
4.18 Bent u in de afgelopen 12 maanden slachtoffer geworden van een ander misdrijf? Zo ja, hoe vaak?
ENQ: Vraag (zo nodig) een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 98
4.19 /selectie: Vraag 4.18 Indien slachtoffer geworden van een ander misdrijf Van welk misdrijf bent u slachtoffer geworden?

Politiemonitor Bevolking 2004
120

4.20 /selectie: Indien slachtoffer van een of meer misdrijven anders dan (poging tot) inbraak uit woning
U heeft gezegd dat u in de afgelopen twaalf maanden .... keer slachtoffer bent geworden van ..... Vond dit voorval / Hoeveel van deze voorvallen vonden plaats in uw woonplaats?
ENQ: Bij weet niet vraag een schatting ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 99
4.21 /selectie: Vraag 4.20 Slachtoffer van ..... in woonplaats: aantal voorvallen > 0 Heeft u dit voorval / Hoeveel van deze voorvallen heeft u aangegeven bij de politie?
ENQ: Let op vraag gaat over het totaal van de voorvallen in eigen gemeente ENQ: Bij weet niet vraag een schatting ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 99
4.22 /selectie: Vraag 4.21 Aantal aangiften > 0 Heeft u van deze aangifte / Van hoeveel van deze aangiften heeft u een aangiftekaart of proces-verbaal ondertekend? ENQ: Bij weet niet vraag een schatting ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 99
4.23 /selectie: Vraag 4.20 Slachtoffer van ..... in woonplaats: aantal voorvallen > 0 Vond dit voorval / Hoeveel van deze voorvallen vonden plaats in uw eigen wijk of buurt?
ENQ: Bij weet niet vraag een schatting ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 99
4.24 /selectie: Totaal aantal malen slachtoffer - aantal malen slachtoffer in woonplaats > 0
In hoeveel ANDERE GEMEENTEN / PLAATSEN bent u slachtoffer geworden van deze ..... voorvallen?
ENQ: Bij weet niet vraag een schatting ENQ: Minimum = 1
ENQ: Maximum = 99
4.25 /selectie: Vraag 4.24 Aantal maal slachtoffer voorvallen in andere gemeenten > 0
In welke andere plaats bent u van dit voorval slachtoffer geworden?
- Gemeentecodes 1 t/m 1999 (DCO: plaatsnamenlijst)
- Elders in Nederland

- Buitenland

- Weet niet

Politiemonitor Bevolking 2004 121

4.26 /selectie: Vraag 4.24 Aantal maal slachtoffer voorvallen in andere gemeenten >
Hoe vaak bent u in ..... slachtoffer geworden van deze ..... voorvallen? ENQ: Bij weet niet vraag een schatting
ENQ: Minimum = 1
ENQ: Maximum = 99
4.28 /selectie: Vraag 4.24 Aantal maal slachtoffer voorvallen in andere gemeenten > 0
Heeft u dit voorval / Hoeveel van deze voorvallen heeft u aangegeven bij de politie?
ENQ: Bij weet niet vraag een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 99
4.29 /selectie: Vraag 4.28 Aantal aangiften van voorval > 0 Heeft u van deze aangifte / Van hoeveel van deze aangiften heeft u een aangiftekaart of een procesverbaal ondertekend? ENQ: Bij weet niet vraag een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 99
Het blok van vraag 4.25 tot en met 4.29 wordt, indien men meervoudig slachtoffer is, zo herhaald tot de voorvallen in maximaal twee andere gemeenten dan de woon plaats die zijn genoemd zijn bevraagd. 4.30 /selectie: Vraag 4.4 Aantal keer slachtoffer van poging tot inbraak > 0 U heeft gezegd dat u in de afgelopen 12 maanden .... keer slachtoffer bent geworden van inbraak in uw woning zonder dat er iets gestolen is? Heeft u dit voorval / Hoeveel van deze voorvallen heeft u aangegeven bij de politie?
ENQ: Let op vraag gaat over het totaal van de voorvallen in de eigen gemeente ENQ: Bij weet niet vraag een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 99
4.31 /selectie: Vraag 4.30 Aantal aangiften > 0
Van hoeveel van deze .... aangiften heeft u een aangiftekaart of proces-verbaal ondertekend?
ENQ: Bij weet niet vraag een schatting
ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 99

Politiemonitor Bevolking 2004
122

4.32 /selectie: Vraag 4.5 Aantal keer slachtoffer van inbraak uit woning > 0 U heeft gezegd dat u in de afgelopen 12 maanden .... keer slachtoffer bent geworden van diefstal uit uw woning? Heeft u dit voorval / Hoeveel van deze voorvallen heeft u aangegeven bij de politie? ENQ: Let op vraag gaat over het totaal van de voorvallen in de eigen gemeente ENQ: Bij weet niet vraag een schatting ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 99
4.33 /selectie: Vraag 4.32 Aantal aangiften > 0 Van hoeveel van deze .... aangiften heeft u een aangiftekaart of proces-verbaal ondertekend?
ENQ: Bij weet niet vraag een schatting ENQ: Minimum = 0
ENQ: Maximum = 99
/selectie: Indien slachtoffer in eigen woongemeente: RP is géén slachtoffer geweest van een delict/voorval (ENQ: Einde blok) RP is slachtoffer geweest van 1 delict (ENQ: vr. 4.38) RP is slachtoffer geweest van meer delicten/voorvallen ENQ: Het kan gebeuren dat een RP zegt slachtoffer te zijn geweest van een misdrijf en het duidelijk niet op prijs stelt hierover verder te praten. Ga in dat geval meteen door naar einde blok
4.34 /selectie: Vraag 4.20 Slachtoffer in eigen gemeente U heeft zo-even gezegd, dat u in uw eigen gemeente slachtoffer bent geworden van . Welk van deze voorvallen is u het LAATST overkomen?

- Weet niet meer

- RP wenst over DIT VOORVAL niet te praten ENQ: Lees op: De volgende vragen gaan steeds over hetgeen u het LAATST heeft meegemaakt.

Politiemonitor Bevolking 2004 123

4.35 /selectie: Laatste voorval in eigen gemeente > 0 Is de politie toen van dat voorval in kennis gesteld? Indien ja, heeft u dit zelf gedaan of iemand anders?
- Door RP zelf aangegeven op een politiebureau
- Door RP zelf via alarmnummer (06-11 of 1-1-2)
- Door RP zelf via 0900-8844

- Door RP zelf via ander telefoonnummer van de politie
- Door RP zelf via internet

- Iemand anders

- Politie was erbij/kwam uit zichzelf

- Neen, politie niet in kennis gesteld

- Weet niet (meer)

- RP wenst over DIT VOORVAL niet verder te praten 4.35b /selectie: Vraag 4.35 politie is in kennis gesteld. Heeft u van het voorval aangifte gedaan bij de politie? Zo ja op welke wijze heeft u dit gedaan?

- op een politiebureau

- telefonisch

- via internet

- bij mij thuis

- op een vooruitgeschoven politiepost (gemeentehuis, mobiel kantoor)
- anders, namelijk...

- geen aangifte gedaan

- weet niet

- RP wenst over DIT VOORVAL niet verder te praten 4.35c /selectie: Vraag 4.35b Er is aangifte gedaan. Heeft u uiteindelijk een aangiftekaart of proces verbaal ondertekend?
- ja

- nee

- weet niet

- RP wenst over DIT VOORVAL niet verder te praten

Politiemonitor Bevolking 2004
124

4.36a /selectie:Vraag 4.35 RP heeft zelf de politie in kennis gesteld van laatste delict /selectie: Vraag 4.35 niet zelf de politie in kennis gesteld en Vraag 4.35b er is aangifte gedaan.
U kunt verschillende redenen gehad hebben om de politie van een voorval in kennis te stellen of dat voorval bij de politie aan te geven. Ik geef u nu een aantal mogelijke redenen op.
ENQ: Lees voor, meerdere antwoorden mogelijk
- Omdat de dader gepakt moest worden
- Om een bewijs voor de verzekering te verkrijgen
- Omdat het uw plicht was

- Om de gestolen goederen terug te krijgen
- Om de politie extra te laten surveilleren
- Om opgevangen en geholpen te worden
- Om te voorkomen dat de situatie nog erger werd
- Andere reden, namelijk

- RP wenst over DIT VOORVAL niet verder te praten 4.38 /selectie: Vraag 4.35 Politie in kennis gesteld van laatste delict Als u denkt aan alles wat de politie in deze zaak heeft gedaan, bent u daarover dan:

- Zeer tevreden

- Tevreden

- Noch tevreden / noch ontevreden

- Ontevreden

- Zeer ontevreden

- Weet niet

- RP wenst over DIT VOORVAL niet verder te praten 4.39 /selectie: Vraag 4.35 Politie in kennis gesteld van laatste delict Waren er bepaalde punten waarover u minder tevreden was? ENQ: antwoorden niet opnoemen, meer dan een antwoord mogelijk
- Ja

- Neen

- Weet niet

- RP wenst over DIT VOORVAL nier verder te praten

Politiemonitor Bevolking 2004 125

4.39a /selectie: Vraag 4.39 Er waren punten waarover men minder tevreden was Welke punten zijn dat?
ENQ: Antwoorden niet noemen
ENQ: Meer antwoorden mogelijk
M.b.t Bereikbaarheid / Komst politie

- Politie liet mij te lang wachten

- Politie was telefonisch slecht te bereiken
- Politiebureau was gesloten

- Politie kwam niet / te laat

- Politie deed niets

- Anders, namelijk
M.b.t. politieoptreden

- Men had onvoldoende tijd / aandacht

- Politie bekommerder zich niet om het slachtoffer
- Politie trad niet efficiënt op

- Politie kon niets doen

- Politie gaf onvoldoende informatie

- Politie nam mij niet serieus / geloofde mij niet
- Politie gedroeg zich onhebbelijk

- Politie was onverschillig

- Politie leek te discrimineren

- Anders, namelijk
M.b.t. resultaat / afloop

- Geen bericht over de afloop

- Problemen niet opgelost

- Geen schade-afwikkeling

- Ze lieten de dader weer vrij

- Geen dader / verdachte gevonden

- Anders, namelijk

- Weet niet

- RP wenst over DIT VOORVAL niet verder te praten

Politiemonitor Bevolking 2004
126

4.40 /selectie: Vraag 4.35 Politie in kennis gesteld van laatste delict Heeft de politie u bepaalde adviezen gegeven hoe zo'n delict in het vervolg voorkomen kan worden?

- Ja

- Neen

- N.v.t. wegens geringe ernst delict
- N.v.t. aanrijding met alleen blikschade
- Weet niet

- RP wenst over DIT VOORVAL niet verder te praten 4.41 /selectie: Vraag 4.35 Politie in kennis gesteld van laatste delict Heeft de politie u gewezen op de mogelijkheden van slachtofferhulp?
- Ja

- Neen

- N.v.t. wegens geringe ernst delict
- Weet niet

- RP wenst over DIT VOORVAL niet verder te praten 4.42 /selectie: Vraag 4.35 Politie in kennis gesteld van laatste delict Heeft de politie u op een later moment geïnformeerd over het verloop van de zaak?

- Ja

- Neen

- Weet niet

- RP wenst over DIT VOORVAL niet verder te praten 4.42b /selectie: Vraag 4.42 Politie heeft geen informatie gegeven Heeft de politie, toen u aangifte deed, gevraagd of u geïnformeerd wilde worden over het verloop van de zaak?

- Ja

- Neen

- Weet niet

- RP wenst over DIT VOORVAL niet verder te praten 4.42c /selectie: Vraag 4.42b Politie heeft gevraagd of men geïnformeerd wilde worden Heeft u toen aangegeven dat u geïnformeerd wilde worden over het verloop van de zaak?

- Ja, ik wilde geïnformeerd worden
- Neen, ik had geen behoefte aan verdere informatie
- Weet niet

- RP wenst over DIT VOORVAL niet verder te praten

Politiemonitor Bevolking 2004 127

4.43a. /selectie: Vraag 4.35 politie is niet in kennis gesteld van laatste voorval U heeft net verteld, dat u de politie niet in kennis heeft gesteld van het misdrijf waarvan u slachtoffer was. Kunt u vertellen, waarom u de politie niet in kennis heeft gesteld van het voorval? Was dat, omdat u dacht... ENQ: Lees voor, meerdere antwoorden mogelijk
- Het helpt toch niets / politie kan niets doen
- Zulke zaken regel ik zelf / onderling geregeld
- Dit is geen zaak voor de politie

- Ik vond het niet zo belangrijk / kleinigheidje
- Het wordt al door anderen gedaan

- Ze doen er toch niets aan

- Het is me teveel moeite

- Je krijgt je spullen toch niet terug

- Ze pakken de dader toch niet

- De schade is gering

- Het is toch niet te bewijzen

- Dan volgen er misschien represailles

- Anders, namelijk .....

- Weet niet

- RP wenst over DIT VOORVAL niet verder te praten 4.43b. /selectie: Vraag 4.35 politie is in kennis gesteld en Vraag 4.35a geen aangifte gedaan van laatste voorval
U heeft net verteld, dat u GEEN AANGIFTE heeft gedaan van het misdrijf waarvan u slachtoffer was. Kunt u vertellen, waarom u geen aangifte heeft gedaan bij de politie? Was dat, omdat ..
ENQ: Lees voor, meerdere antwoorden mogelijk
- De politie niets kon doen

- Het niet zo belangrijk was / kleinigheidje
- Het teveel moeite koste

- Je je spullen toch niet terugkrijgt

- Ze de dader toch niet pakken

- De schade gering is

- Het niet te bewijzen is

- Er dan misschien represailles volgen

- U op het bureau te lang moest wachten
- U eerst een afspraak moet maken

- Er geen mogelijkheid was om telefonische aangifte te doen
- Er geen mogelijkheid was om aangifte via internet te doen
- Het politiebureau gesloten was

- Het politiebureau te ver weg was

- Anders, namelijk .....

- Weet niet

- RP wenst over DIT VOORVAL niet verder te praten

Politiemonitor Bevolking 2004
128

4.44 /selectie: Laatste voorval in eigen gemeente > 0 Als u een volgende keer weer slachtoffer zou worden van HETZELFDE misdrijf, zou u dan aangifte doen bij de politie?

- Ja

- Misschien

- Neen

- Weet niet

- RP wenst over dit voorval niet verder te praten 4.49c /selectie: vraag 4.15 Slachtoffer van mishandeling > 0 en laatste voorval in gemeente NIET mishandeling
Kende u de dader?

- Ja

- Nee

- Weet niet

- Wil niet zeggen

- RP wenst over DIT VOORVAL niet verder te praten 4.50c /selectie: Vraag 4.49c RP kende de dader
Waar kent u de dader van?

- Partner

- Ex-partner

- Familielid

- Buurtgenoot

- Iemand van het werk

- Andere bekende

- Weet niet

- Wil niet zeggen

- RP wenst over DIT VOORVAL niet verder te praten

Politiemonitor Bevolking 2004 129

5. MODULE POLITIECONTACTEN
5.1 /selectie: Vraag 4.35 RP Heeft zelf aangifte gedaan van laatste delict Heeft u NA de aangifte van ..... , waarover we zojuist hebben gesproken, nogmaals contact gehad met de politie in uw gemeente?
- Ja

- Neen

- Wil niet zeggen
5.2 /selectie: Vraag 4.35 RP heeft niet ZELF aangifte gedaan van laatste delict of heeft afgelopen 12 maanden zelf geen voorval aangegeven bij de politie Heeft u de afgelopen 12 maanden wel eens contact gehad met de politie in UW GEMEENTE?

- Ja

- Neen

- Wil niet zeggen
5.3 /selectie: Vraag 5.1 RP heeft NA aangifte contact gehad met politie in eigen gemeente
OF
/selectie: Vraag 5.2 RP heeft de afgelopen 12 maanden wel eens contact gehad met de politie in eigen gemeente
Van wie ging het contact de laatste keer uit? De laatste keer dat u contact had met de politie, van wie ging het contact toen uit? ENQ: Dit laatste contact behoeft niet de eerder genoemde aangifte te zijn
- Van respondent zelf

- Van de politie

- Politie werd door anderen gestuurd

- Heeft ZELF nooit contact gehad met de politie
- Gezinslid van RP

- Anders, namelijk .....

- Weet niet

Politiemonitor Bevolking 2004
130

5.4 /selectie: Vraag 5.3 Laatste contact ging niet uit van gezinslid van RP /selectie: Vraag 5.3 Heeft zelf nooit contact gehad met de politie is niet genoemd Wat was de reden van het laatste contact met de politie? ENQ: Antwoordmogelijkheden niet noemen, slechts een antwoord mogelijk
- Bekeuring

- Waarschuwing

- Controle door politie

- Vragen om hulp, bijv. bij geluidsoverlast of burenruzie
- Vergunning vragen of andere administratieve handeling
- Vragen om informatie of advies

- Aangifte of melding van één of ander delict
- Verloren/gevonden voorwerpen (huisdier)
- Melding (aangifte) van verdachte situatie/vernieling/vandalisme etc.
- Getuige i.v.m. misdrijf

- Melding vakantie/feest

- Sociaal contact/praatje

- Voorlichting /open dag

- Melden ongeval

- Klacht

- Anders, namelijk .....

- Weet niet
5.5 /selectie: Vraag 5.3 Laatste contact ging niet uit van gezinslid van RP /selectie: Vraag 5.3 Heeft zelf nooit contact gehad met de politie is niet genoemd Welk oordeel heeft u over het optreden van de politie bij die gelegenheid? Bent u daarover dan:

- Zeer tevreden

- Tevreden

- Noch tevreden/ noch ontevreden

- Ontevreden

- Zeer ontevreden

- Weet niet
5.6 /selectie: Vraag 5.3 Laatste contact ging niet uit van gezinslid van RP /selectie: Vraag 5.3 Heeft zelf nooit contact gehad met de politie is niet genoemd Waren er bepaalde punten waarover u minder tevreden was?
- Ja

- Neen

- Wil niet zeggen

Politiemonitor Bevolking 2004 131

5.7 /selectie: Vraag 5.6 er waren bepaalde punten waarover men minder tevreden was
Welke punten zijn dat?
ENQ: Antwoorden niet noemen. Meer antwoorden mogelijk Met betrekking tot de bereikbaarheid / komst politie
- Politie liet mij te lang wachten

- Politie was telefonisch slecht te bereiken
- Politiebureau was gesloten

- Politie kwam niet / te laat

- Politie deed niets

- Anders, namelijk .....
Met betrekking tot het politieoptreden

- Men had onvoldoende tijd / aandacht

- Politie bekommerde zich niet om het slachtoffer
- Politie trad niet efficiënt op

- Politie kon niets doen

- Politie gaf onvoldoende informatie

- Politie nam mij niet serieus / geloofde mij niet
- Politie gedroeg zich onhebbelijk

- Politie was onverschillig

- Politie leek te discrimineren

- Houding politie deugde niet (te streng / bureaucratisch)
- Duurde te lang / ze zijn te traag

- Ten onrechte bekeurd

- Anders, namelijk .....
Met betrekking tot resultaat / afloop

- Geen bericht over de afloop

- Problemen niet opgelost

- Geen schade-afwikkeling

- Ze lieten de dader weer vrij

- Geen dader / verdachte gevonden

- Te laks in afhandeling

- Anders, namelijk .....

Politiemonitor Bevolking 2004
132

5.8 /selectie: Vraag 5.3 Laatste contact ging niet uit van gezinslid van RP /selectie: Vraag 5.3 Heeft zelf nooit contact gehad met de politie is niet genoemd Hoe vaak heeft u in totaal de afgelopen 12 maanden persoonlijk contact gehad met de politie in uw woonplaats?
ENQ: Ambtshalve, dus niet contacten met een familielid die toevallig bij de politie werkt.
ENQ: Vraag zo nodig een schatting

Politiemonitor Bevolking 2004 133

6. MODULE PREVENTIE WONING
6.1 Heeft u een inbraakalarm in uw woning?

- Ja

- Neen

- Weet niet

- Wil niet zeggen
6.2 Zijn er extra sloten en grendels op DEUREN en/of RAMEN in uw woning aangebracht?
ENQ: Indien er rolluiken of dievenklauwen zijn aangebracht, deze vraag met ja beantwoorden.

- Ja

- Neen

- Weet niet

- Wil niet zeggen
6.3 Laat u `s avonds, wanneer er niemand thuis is, meestal licht branden?
- Ja

- Neen

- Weet niet

- Wil niet zeggen
6.4 Is er aan de buitenkant van uw woning extra verlichting aangebracht?
- Ja

- Neen, maar buren hebben dergelijke verlichting
- Neen, geen extra verlichting aangebracht
- Weet niet

- Wil niet zeggen
6.5 /selectie: Heeft één of meer maatregelen getroffen en is afgelopen jaar slachtoffer van een inbraak(poging)
Welke van deze maatregelen heeft u in de afgelopen 12 maanden getroffen nadat u slachtoffer bent geworden van een inbraak?
- Inbraakalarm

- Extra sloten en grendels op deuren en/of ramen
- `s Avonds licht laten branden bij afwezigheid
- Buitenverlichting

- Geen van deze / wil niet zeggen

Politiemonitor Bevolking 2004
134

7. MODULE ACHTERGRONDKENMERKEN
Tot slot zou ik graag nog enkele algemene gegevens van u willen noteren. 7.1 Wat is uw hoogstgenoten schoolopleiding, al of niet voltooid? ENQ: Zie opleidingenkaart

- LA = lager onderwijs (incl. LAVO en VGLO)
- LB = lager beroepsonderwijs

- MA = middelbaar algemeen voortgezet onderwijs
- MB = middelbaar beroepsonderwijs
- HA = HAVO/VWO

- HB = hoger beroepsond.

- HW = hoger wetenschapp.

- Weet niet /wil niet zeggen
7.2 Verricht u betaalde werkzaamheden?

- Ja

- Neen

- Wil niet zeggen
7.3 /selectie: Vraag 7.2 RP verricht betaalde werkzaamheden Is dit voor meer dan 15 uur?

- Ja

- Neen

- Wil niet zeggen
7.4 /selectie: Vraag 7.3 RP verricht betaald werk voor meer dan 15 uur Waar werkt u?

- In het centrum van de woonplaats
- Elders, in de buurt waar ik woon
- Elders in de woonplaats

- Buiten de woonplaats

- Geen vast werkadres

- Ik werk thuis

- Wil niet zeggen

Politiemonitor Bevolking 2004 135

7.5 /selectie: Vraag 7.3 verricht geen betaald werk voor meer dan 15 uur Wat is uw hoofdbezigheid?

- Student/scholier

- Huisvrouw / huisman

- Werkloos/ AWW/ WAO

- Gepensioneerd

- Vrijwilligerswerk

- Meewerken in "de zaak"

- Kunstenaar

- Anders, namelijk .....

- Wil niet zeggen
7.6 In wat voor soort woning woont u?
ENQ: Noteer antwoord zo specifiek mogelijk
- Eengezinswoning, niet vrijstaand / 2 onder 1 kap / rijtjeswoning
- Vrijstaande woning / bungalow

- Etagewoning / bovenwoning / maisonnette / benedenwoning
- Flat, minder dan 5 woonlagen

- Flat, 5 of meer woonlagen

- Bejaardenhuis, bejaardenoord

- Verzorgingshuis

- Woonboot / woonwagen

- Kamerbewoning

- Boerderij

- Senioren- / aanleunwoning

- Woon- / winkel- / bedrijfspand

- Anders, namelijk .....

- Wil niet zeggen
7.7 In welk land bent u geboren?
Nederland
Turkije
Marokko
Nederlandse Antillen
Suriname
Indonesië
Kaapverdië
Griekenland
Italië
Joegoslavië (Bosnië, Kosovo, Kroatië, Servië, Slovenië) Portugal
Spanje
Anders, namelijk ...
Wil niet zeggen
Onbekend

Politiemonitor Bevolking 2004
136

7.8 In welk land is uw moeder geboren?
Nederland
Turkije
Marokko
Nederlandse Antillen
Suriname
Indonesië
Kaapverdië
Griekenland
Italië
Joegoslavië (Bosnië, Kosovo, Kroatië, Servië, Slovenië) Portugal
Spanje
Anders, namelijk ...
Wil niet zeggen
Onbekend
7.9 In welk land is uw vader geboren?
Nederland
Turkije
Marokko
Nederlandse Antillen
Suriname
Indonesië
Kaapverdië
Griekenland
Italië
Joegoslavië (Bosnië, Kosovo, Kroatië, Servië, Slovenië) Portugal
Spanje
Anders, namelijk ...
Wil niet zeggen
Onbekend