Gemeente Zwolle

Perspectiefnota 2005-2008:Kiezen voor kracht en kwaliteit van Zwolle


Datum uitgave: 04-06-2004


Onderwerp: burgerzaken

Keuzes maken voor de kracht en kwaliteit van de stad Zwolle. Dit is de rode draad van de perspectiefnota, zoals die door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld voor 2005 tot 2008. 2 Halverwege deze raadsperiode maakt het college de balans op en stelt vast dat, samen met de partners in de stad, alles in het werk wordt gesteld om de essentie van het college akkoord uit te voeren. Dit betekent een groot aantal investeringen verder voorbereiden. Het college gaat er van uit dat aan het eind van deze raadsperiode onder andere het nieuwe theater er staat, de herstructurering van Holtenbroek voor een groot deel is voltooid, het nieuwe sportcomplex voor FC Zwolle en Be Quick '28 is gerealiseerd, er belangrijke stappen zijn gezet voor het VMBO en de ketenaanpak sluitend is gemaakt.

Korting op middelen
Het college constateert dat de financiële uitgangspositie is gewijzigd door onder andere kortingen op het gemeentefonds en op eigen investeringen. Maar ook de keuze van de Rijksoverheid om meer en meer verantwoordelijkheid over te dragen aan de lokale overheden, die gepaard gaan met forse kortingen op de middelen die hiermee overgaan naar de gemeenten, draagt bij tot een ander huishoudboekje.

Kracht en kwaliteit
Het college desondanks gaat onverkort voor de kwaliteit van Zwolle. Dat betekent blijven investeren. Inzetten op kracht en kwaliteit betekent, gelet op de beschikbare middelen, keuzes maken. Dit betekent dat investeren binnen het huidige financiële kader van het beleid zal plaatsvinden. Daar worden nauwelijks nieuwe middelen aan toe gevoegd. Het college realiseert zich niet alleen te kunnen investeren in de stad, maar dat hiervoor ook de partners in de stad voor nodig zijn. B. en W. willen de potentie van de stad vergroten, maar dat betekent dan men meer moet overlaten aan anderen.

Binnenstad cruciaal
Het college maakt één uitzondering op het investeren binnen de financiële kaders. Het thema binnenstad is van dermate cruciaal belang, dat daarom een werkbudget wordt gecreëerd voor het uitvoeren van het ontwikkelingsprogramma voor de binnenstad en dat voor 2007 en 2008 incidenteel jaarlijks 1,2 miljoen euro ter beschikking wordt gereserveerd.

Herbezinning
Omdat het college investeren in kracht en kwaliteit belangrijk vindt voor de potentie van de stad, is men bereid kritisch te kijken naar de eigen taken, de bedrijfsvoering en inkomstenverhogende maatregelen. Dat betekent keuzes maken binnen de uitgangspunten van het college akkoord. Dit betekent herijken. Bovenstaande keuzes hebben gediend als uitgangspunten voor de reeds vorige jaar aangekondigde herijkingsoperatie ll. Het kritisch kijken naar de uitvoering van de eigen taken levert ruim 1 miljoen euro op. Deze herbezinning is gericht op andere manier van wijkgericht werken, het beheer van wegen en groen, openbare orde en veiligheid

De bedrijfsvoering levert de gemeente 2,8 miljoen euro op. Dit betekent onder andere meer efficiency, meer op actie gerichte beleidsnota's, kortere lijnen en vereenvoudiging van bestuurlijke trajecten. Herijking ll levert ook een verhoging van inkomsten op. Door een aantal basiskosten door te berekenen en niet strategische bezittingen te verkopen, denkt het college ongeveer 9 ton binnen te halen.

De Perspectiefnota is als PDF (239 KB) beschikbaar en hier te downloaden.

Perspectiefnota 2005-2008

Zwolle, K³
Keuzes, Kracht, Kwaliteit

College van B&W Zwolle,
Juni 2004
2
Inhoudsopgave


1. Inleiding pagina 4

2. Werk aan de winkel! pagina 5
2.1 Werk aan de winkel! pagina 5
2.2 Stadsdebat pagina 6
2.3 Pijler Sociaal pagina 7
2.4 Pijler Veiligheid pagina 8
2.5 Pijler Werk pagina 8
2.6 Pijler Fysiek pagina 9
2.7 Pijler Kwaliteit van bestuur en organisatie pagina 9 2.8 Financiële pararaaf pagina 10

3. Keuzes, Kracht, Kwaliteit pagina 11
3.1 Kwaliteit pagina 11
3.2 Kracht pagina 12
3.3 Keuzes pagina 14
3.4 Ontwikkelingen pagina 16

4. Het structurele financiële beeld pagina 19
4.1 Meerjarenraming 2005-2008 pagina 19
4.2 Toelichting uitgangspunten meerjarenraming pagina 20 4.3 Herijking pagina 21
4.4 Invulling structureel bestedingsplan 2005-2008 pagina 30
5. Het incidentele financiële beeld pagina 32
5.1 Ruimte voor incidenteel nieuw beleid pagina 32 5.2 Invulling incidenteel bestedingsplan 2005-2008 pagina 35
6. Samenvatting en conclusies pagina 37
Bijlage I Samenvatting thema´s MOP pagina 39
Bijlage II Specificatie uitkomsten meerjarenraming 2005-2008 pagina 43 3
Inleiding

De perspectiefnota 2005-2008. Een perspectiefnota die de helft van de raads- en collegeperiode 2002-2006 markeert. Een Perspectiefnota ook die het begin duidt van een nieuwe MOP periode 2005-2009.
Wat betekent dit?
Het betekent dat we in de eerste plaats stil willen staan bij het feit dat we halverwege de raadsperiode zijn. Waar staan we op dit moment? Wat is er veranderd sinds het begin van deze raadsperiode? Niet alleen in onze stad, maar ook vanuit de meer marco-economische invalshoek bezien.Wat hebben we bereikt en waarin willen en moeten we nog stappen zetten? En heeft het akkoord sturend gewerkt tot nu toe? De tussenbalans opmaken dus en van daaruit afspraken maken voor de periode die ons nog resteert tot aan de verkiezingen in 2006. Tegelijkertijd kijken we verder vooruit dan het einde van deze raadsperiode. Een nieuw meerjarig ontwikkelingsplan (MOP) 2005-2009 biedt ons de kans onze inzet te bepalen voor de komende vier a vijf jaar. Waar liggen onze speerpunten, vanuit de stad geredeneerd, maar ook bezien vanuit het perspectief van het Rijk. Want aan de komende MOP periode zijn, net als de afgelopen vier/vijf jaar, financiële middelen gekoppeld. Ook vanuit financieel perspectief kijken we verder dan alleen deze raadsperiode. We sluiten in deze perspectiefnota aan op de periode die uitgangspunt vormt voor onze meerjarenraming en waarmee we eveneens het grootste deel van de MOP-periode markeren. Waar staan we financieel, afgezet tegen de gekozen uitgangspunten in de begroting 2004 (en PPN), maar ook in het licht van de herijkingtaakstelling die wij onszelf vorig jaar hebben opgelegd en het financiële perspectief dat ons vanuit het Rijk wordt geboden. Misschien is perspectief in dit verband niet het goede woord, omdat achter dat woord een positieve insteek schuilgaat. Het gevoel bekruipt ons echter steeds meer dat het Rijk forse taakstellingen aan gemeenten oplegt en taken verschuift naar lagere overheden zonder dat hieraan - voldoende - financiële middelen zijn gekoppeld. Het maakt de noodzaak tot het maken van keuzes groter dan wij aan het begin van de collegeperiode hebben verondersteld. Keuzes ook die wij bereid zijn te maken, omdat wij het niet wenselijk vinden nog weer een herijkingtaakstelling te koppelen aan de twee die we nu in gang hebben gezet.
Kortom genoeg ingrediënten voor een perspectiefnota die, in vergelijking tot vorig jaar verder vooruit kijkt. Een perspectiefnota ook die ons, samen met het MOP, moet helpen een vertrekpunt te creëren voor het stellen van prioriteiten en het maken van keuzes. Doelstellingen te formuleren van waaruit we de komende jaren willen werken en elkaar kunnen aanspreken.
De perspectiefnota start met een beschouwing over waar we staan halverwege de raadsperiode H2. Daarna staan we in H3 stil bij de opgaven voor de komende jaren. In H4 schetsen wij het structurele financiële kader en doen wij voorstellen voor de invulling van de herijking. In H5 geven we het incidentele financiële kader en we sluiten de perspectiefnota af met conclusies en samenvatting.
4
H2 Werk aan de winkel!

2.1 Werk aan de winkel!
De titel van ons college-akkoord. Het winkelwagentje dat volgens ons aan het begin van deze collegeperiode al behoorlijk was gevuld. Vooral omdat wij in deze periode een groot aantal investeringen in onze stad willen realiseren. Grotendeels al in gang gezet in de vorige collegeperiode, maar in de volle omvang pas deze collegeperiode duidelijk geworden. Wij benoemden daarnaast in ons college-akkoord een aantal speerpunten. De belangrijkste:
· Verbeteren van communicatie met de burger.

· Brede maatschappelijke discussie.

· Meer aandacht voor de sociale pijler.

· Bevorderen sportdeelname o.a. door kwalitatief voldoende sportaccommodaties
· Aandacht voor economische structuurversterking en ondernemend Zwolle.
· Duurzaamheidsaspecten meenemen in alle beleidsterreinen.
· Veiligheid.

· Intensiveren wijkgericht werken.
Daarnaast werden in het college-akkoord voor iedere pijler speerpunten benoemd die in feite alle beleidsterreinen van de gemeente Zwolle bestrijken.
· Financiële paragraaf:
In onze financiële paragraaf gingen wij, met uitzondering van nieuw beleid, uit van een sluitende meerjarenraming. Voor nieuw beleid maakten we 5,2 miljoen vrij met als dekking herijking (70% en OZB verhoging 30%. Nadrukkelijk maakten wij met elkaar de afspraak dat de OZB verhoging niet als sluitstuk van onze dekking mocht worden beschouwd. Meevallers moeten ten gunste komen van de burgers en tegenvallers leiden tot een hoger bedrag voor de herijking.
Halverwege deze raadsperiode constateren we dat we, samen met partners in de stad, alles in het werk stellen om de essentie van ons college akkoord uit te voeren: Een groot aantal investeringen in onze stad verder voorbereiden, dan wel tot een goed einde brengen. Wij gaan ervan uit dat aan het eind van deze periode het theater is gerealiseerd, de herstructurering in Holtenbroek in de eindfase komt, dat FC Zwolle, gecombineerd met een gerenoveerd sportterrein voor Be Quick, een nieuw stadion heeft, het VMBO belangrijke stappen heeft gezet in het realiseren van de doelstellingen, Hessenpoort II verder is voorbereid, Stadshagen I in de eindfase komt en de ketenaanpak zorg voor overlast sluitend is gemaakt. Investeringen die wij, net als bij onze start, nog steeds essentieel vinden voor de ontwikkeling van onze stad. Niet alleen omdat er gebouwd wordt, maar vooral ook omdat onze stad deze investeringen nodig heeft om een bloeiende stad te zijn waar onze inwoners niet alleen een woning en werk kunnen vinden, maar waar voorzieningen zijn die een stad van onze omvang met onze positie in een regio van 500.000 inwoners nodig heeft.
Twee jaar later constateren wij echter ook dat onze financiële uitgangspositie is gewijzigd. Niet alleen door kortingen op de uitkering uit het gemeentefonds en de verhoogde druk van onze eigen investeringen, maar vooral ook door de keuze van de Rijksoverheid om meer en meer verantwoordelijkheden over te dragen aan de lokale overheid, echter met forse kortingen op de middelen die hiermee overgaan. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de nieuwe Wet werk en bijstand, maar wij zien meer van deze ontwikkelingen op ons afkomen. 5
Denk bijvoorbeeld aan de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning, de kortingen op middelen voor het tegengaan van onderwijsachterstanden en de korting op de uitvoering van de Wet integratie nieuwkomers (Win). Deze ontwikkelingen roepen bij veel mensen een gevoel van onrust en zorg op. Dit begrijpen wij en delen wij ook. We zien echter ook de kansen die deze ontwikkelingen ons bieden. De beleidsvrijheid die bijvoorbeeld een Wet werk en bijstand ons geeft.
Bij de totstandkoming van het college-akkoord zijn niet alle investeringen (en projecten), hoezeer ook nodig en wenselijk voor de ontwikkeling van de stad, in relatie tot elkaar en het geheel van het beleid voor de komende jaren neergezet. Er is een richting bepaald en er zijn prioriteiten vastgelegd in het akkoord.
Wij hebben daarom de afgelopen twee jaar gewerkt aan het formuleren van een aantal programma´s die de samenhang en het bredere kader kunnen bieden. Het woningbouwprogramma, de meerjaren prognose vastgoed, het masterplan onderwijshuisvesting en de parkeervisie zijn goede voorbeelden hiervan. Binnenkort volgen de nota sportaccommodatiebeleid en het structuurplan. Deze, meer programmatische, aanpak leidt ertoe dat we, beter dan in 2002 een balans kunnen opmaken richting toekomstige gewenste ontwikkelingen. Vooral vanuit het veranderde financiële perspectief dat ons, meer dan twee jaar geleden, dwingt tot het maken van keuzes. Het nieuwe meerjarige ontwikkelingsprogramma is het instrument voor het maken van meer programmatische keuzes en het vervolgens slagvaardig uitvoeren van deze keuzes. Dat laatste moeten we vooral niet vergeten, zoals ook bleek uit het Stadsdebat (in het college akkoord nog genoemd: BMD). Kiezen en met lef en daadkracht uitvoeren was een veel voorkomend geluid tijdens dat debat.
In het licht van deze inleiding laten we in de volgende paragrafen zien wat de betekenis is voor de verdere uitvoering van het college-akkoord aan de hand van de pijler-indeling die we in het college-akkoord hebben gebruikt.
We starten deze paragrafen echter met een terugblik op het Stadsdebat. Een van de belangrijkste uitgangspunten van ons college-akkoord. 2.2 Het Stadsdebat.
Het Stadsdebat, november 2003 afgerond, voldoet wat ons betreft als eerste stap voor het gekozen uitgangspunt in het akkoord dat we de communicatie met de burger willen verbeteren. Het heeft ons echter ook inzicht gegeven in wat er leeft bij betrokken inwoners van Zwolle. Waar zien zij kansen en waar leggen zij prioriteit. Een debat dat vooral kwalitatief goed was en minder gericht op representativiteit. Gecombineerd met het Verweij- Jonker rapport over de sociale staat van de stad geeft het wel handvatten voor de keuzes die wij de komende tijd willen maken.
Wat kwam er uit het debat:

· Betrokken inwoners van Zwolle zijn niet op voorhand bang voor hoogbouw in Zwolle of voor inbreiding in de bestaande stad ten gunste van het buitengebied. Dit leidt tot een accentverschuiving waarvan wij bij de uitwerking in het structuurplan willen proeven hoe deze vertaald naar een meer concrete invulling zal uitpakken. Het in het college-akkoord nog eens bevestigde uitgangspunt van het handhaven van de groene vingerstructuur dient bij deze uitwerking te worden betrokken. Een andere uitdaging in dit verband vormt het vasthouden aan de sociale samenhang in onze stad bij verdere groei van de stad binnen en buiten de bestaande grenzen. 6

· Betrokken inwoners van Zwolle willen wel wat meer dynamiek in hun stad, zonder dat wij overigens van kleur hoeven te verschieten. Het aanboren van creativiteit in onze stad, het binden van jongeren aan Zwolle zijn thema´s die hieruit voortvloeien en die wij vorm willen geven.

· En de belangrijkste constatering is misschien wel: De Binnenstad. Eigenlijk weten we allemaal hoe belangrijk wij onze binnenstad vinden. Hoezeer deze wordt gewaardeerd, maar ook welke verbeteringen nog moeten worden gerealiseerd. Het thema binnenstad werd als zodanig niet genoemd in ons college-akkoord. Het Stadsdebat, maar ook de ontwikkeling van het Centrummanagement, plaatste de binnenstad als geheel nadrukkelijker op de politieke agenda.

· Daadkracht en lef van het bestuur van de stad. Keuzes maken en deze keuzes tot uitvoering brengen was een veel gehoord geluid tijdens het debat. Maar ook, wat is de rol van de gemeente en hoe vullen wij deze rol in. Niet alles kan en we kunnen niet alles zelf. Er is veel potentie in Zwolle aanwezig. Zowel bij bedrijven en instellingen als bij burgers. Die potentie moeten we gebruiken, omdat we niet de enige eigenaar van de stad zijn. Willen wij de potentie in de stad vergroten, dan moeten we ook meer aan de stad (durven) overlaten.
2.3 De pijler Sociaal.
Ten aanzien van een aantal geformuleerde speerpunten in ons college akkoord constateren wij dat zij onverkort van belang zijn voor de ontwikkeling van de stad, maar dat wij niet alleen (zowel inhoudelijk als financieel) in staat zijn om ze te realiseren. Wij zien dat bijvoorbeeld bij ontwikkelingen rondom de brede school, het VMBO, nieuw Zwemwater, de ketenaanpak en het FC Zwolle stadion en Cultuur. Ook anderen hebben een belang bij het realiseren van deze ontwikkelingen en zijn daarom partner van ons of wij hun partner. Wij mogen juist vanuit dit partnerschap zowel een inhoudelijke als een financiële bijdrage van hen verwachten. Het betekent ook dat we het - voor een deel - moeten durven overlaten aan onze partners in de stad.
Bij het realiseren van een sluitende aanpak ketenbenadering zorg voor overlast hebben wij belangrijke stappen gezet in het sluitend maken van de keten. Het continueren en beheren van deze benadering is het vervolg. Ook de nota inburgering en integratie is gerealiseerd. In de uitvoering ervan zijn wij echter wel afhankelijk van Rijksmiddelen die hiervoor beschikbaar worden gesteld.
Jeugdbeleid hebben wij de afgelopen twee jaar vooral ingezet vanuit zorg, veiligheid en onderwijs. Jongeren vormen daarom, conform het uitgangspunt van het college-akkoord, een speerpunt van ons beleid. Het stimuleren van jongeren en het binden van jongeren aan onze stad zijn aspecten die tot nu toe minder aan bod zijn gekomen. Ten aanzien van Wvg, Rio, minimabeleid, agenda voor de toekomst en Wiw/Id banen moeten we constateren dat een aantal van de geformuleerde uitgangspunten zijn achterhaald door Rijkswetgeving.
De gevolgen hiervan zullen in de komende jaren duidelijk merkbaar en voelbaar zijn in ons sociale beleid. Ook de vermaatschappelijking van de zorg, al geformuleerd in het akkoord als belangrijk aandachtspunt, staat in dat licht bij ons hoog op de agenda. We hebben met het opstellen van beleid op dit thema echter wel enige vertraging opgelopen, maar worden anderzijds ingehaald door de aankondiging van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO).
Een ander punt dat onze zorg heeft is het realiseren van de sociale voorzieningen in Stadshagen.

7
Als het gaat om cultuur tenslotte moeten wij constateren dat het halen van de doelstelling uit het college-akkoord: het continueren van het ingezette beleid veel inspanning van ons zal vergen. Eén van de belangrijkste onderdelen hieruit, het realiseren van het GPA, verloopt voorspoedig. Wij gaan ervan uit dat de deuren van het theater in 2006 open gaan. In de uitvoering van het ingezette cultuurbeleid lopen we ook tegen knelpunten aan. Tegelijkertijd zien wij in het Stadsdebat een beweging ontstaan waarbij de potentie van cultuur ­in de stad- juist moet worden vergroot. Wij sluiten niet uit dat hierin meer keuzes moeten worden gemaakt dan wij vooraf hadden voorzien. Onze inzet blijft echter gericht op het continueren van het ingezette beleid.
2.4 De pijler Veiligheid.
In het akkoord zetten wij vooral in op wijkveiligheid. Dat uitgangspunt staat voor ons nog steeds overeind en dat blijkt ook uit de projecten die wij in het kader van veiligheid in wijken draaien. Daarnaast constateren wij echter dat vanuit het Rijk ook andere prioriteiten worden gesteld. Veelplegers en huiselijk geweld zijn hiervan de belangrijkste voorbeelden. Ook in Zwolle werden we daarnaast geconfronteerd met het fenomeen Loverboys. Onze succesvolle aanpak van dit fenomeen kreeg zelfs landelijke media aandacht. Uiteindelijk dient deze projectmatige aanpak vertaald te worden in ons reguliere beleid. Een ander nieuw feit is de kerntakendiscussie bij de politie. De gevolgen voor ons beleid moeten nog zichtbaar worden, maar het is duidelijk dat met name voor wat betreft preventie en zorg meer taken bij anderen dan de politie komen te liggen. In het licht van de nieuwe Wet werk en bijstand zullen wij moeten kijken naar de toekomst van de stadswachtorganisatie. Het voortbestaan van deze organisatie staat, juist vanwege de in het college-akkoord al benoemde dubbele doelstelling van leerwerkplaats en toezicht, voorop. De doelstelling dat de herinrichting van de brandweerorganisatie prioriteit heeft wordt in deze periode ingevuld. Enerzijds door middelen beschikbaar te stellen voor een nieuwe brandweerkazerne, maar anderzijds ook door de verhouding beroeps-vrijwilligers minder kwetsbaar te maken. Bij de brandweer worden we echter geconfronteerd met aangescherpt beleid bijvoorbeeld ten aanzien van het oefenen. Wij kiezen ervoor deze aanscherpingen binnen de bestaande middelen op te lossen. De gevolgen hiervan zullen wij bij de begroting inzichtelijk maken.
2.5 De pijler Werk.
In de inleiding van ons college-akkoord gaven wij aan dat we de afgelopen vier jaar te maken hebben gehad met een voorspoedige economische groei. Deze situatie is landelijk drastisch gewijzigd. We zitten inmiddels in een economische recessie. Wat echter opvalt is dat dit in veel mindere mate voor Zwolle geldt. De bijzondere ligging van Zwolle heeft zich juist in de afgelopen twee jaar bewezen. Investeren in economische structuurversterking, maar ook in infrastructuur blijft alleen al om die reden voor ons van essentieel belang. Dat ook wij in de komende periode wel zullen worden geconfronteerd met oplopende werkloosheidscijfers is evident. Toeleiding naar werk wordt in dit perspectief bezien geen eenvoudigere opgave.
Met het uitvoeren van de speerpunten uit het college-akkoord liggen we op koers. Een aantal voorbeelden: De nota toerisme is tot stand gekomen en we hebben gewerkt aan het verbeteren van de communicatie tussen ondernemers en gemeente, vooral ook in de binnenstad. Acquisitie is niet alleen in overleg met Kampen tot stand komen, we hebben zelfs gekozen voor een gezamenlijke acquisiteur. We hebben prioriteit gelegd bij de ontwikkeling van Hessenpoort II en de Voorsterpoort en zijn tevreden over de voortgang die wij boeken.
8
2.6 De pijler Fysiek.
Bij de start van deze raadsperiode was er sprake van een gespannen woningmarkt. Deze spanning op de woningmarkt is er nog steeds. Dit betekent dat wij in de bouw van Stadshagen I, het voorbereiden van Stadshagen II, het realiseren van woningen aan de onderkant van de woningmarkt en studentenhuisvesting moeten blijven investeren. Hetzelfde geldt voor het verder uitvoeren van wonen boven winkels. Ten aanzien van de woningbouwlocatie voor het topsegment is inmiddels een keuze gemaakt. Een onderzoek naar mogelijkheden om de grote Aa weer open te leggen in de binnenstad lijkt ons op dit moment, gelet op de beschikbare financiële middelen en de noodzakelijke prioriteitstelling, niet opportuun.
Ten aanzien van groen hebben we, na het realiseren van het mooie park Eekhout, nu belangrijke stappen gezet in het realiseren van de plannen voor park de Weezenlanden. Gelet op het financiële perspectief wordt hierin wel een fasering aangebracht. De planvorming van de Nooterhof is inmiddels gereed.
Naast het realiseren van nieuwe ontwikkelingen in het Groen hebben wij aan het begin van deze collegeperiode afgesproken dat de bezuiniging op groen wordt teruggedraaid, omdat de kwaliteit van met name het groenonderhoud gehandhaafd moet blijven op het afgesproken nieveau. Dit uitgangspunt handhaven wij. Wel zijn wij op zoek gegaan naar efficiëntere vormen van groenonderhoud, die de kwaliteit niet mogen aantasten. Naar nu blijkt zijn deze vormen aanwezig. Een deel van de besparing die dit oplevert zullen wij inzetten voor het oplossen van een aantal knelpunten binnen het groenonderhoud. Bereikbaarheid was bij de totstandkoming van het college-akkoord, en is nog steeds een belangrijk thema voor de gemeente Zwolle. Dit hebben wij bij de pijler economie reeds betoogd. Bovendien lopen wij bij het realiseren van de hoofdinfrastructuur Stadshagen en de Ceintuurbaan (mede in relatie tot Isala) aan tegen grote financiële knelpunten. De doelstelling om de achterstand in het wegenonderhoud in 10 jaar weg te werken lijkt, gelet op de financiële uitgangspositie, niet haalbaar. Wel hebben wij deze gehele periode structurele middelen vrij gespeeld voor het deels wegwerken van deze achterstand. Wij hebben met het uitvoeren van het programma duurzaamheid de eerste stappen gezet. Wij hebben bij de voorbereiding van beleid op diverse beleidsterreinen het aspect duurzaamheid steeds meegewogen en inmiddels is de notitie met betrekking tot de duurzaamheidsparagraaf afgerond.
De achterstanden in de bestemmingsplannen lopen wij inmiddels in. Wij hebben deze actie nadrukkelijk gekoppeld aan het vereenvoudigen van de RO-procedures en een inhaalslag op de artikel 19 WRO procedures.
2.7 De pijler Kwaliteit van bestuur en organisatie In de eerste plaats de dualisering. Er is het nodige veranderd in de verhouding tussen college en raad. Ook na twee jaar zijn de verschillende posities echter nog niet uitgekristalliseerd. Er wordt kritisch naar elkaar gekeken hetgeen wat ons betreft het debat alleen maar ten goede komt. Wel is het zo dat dit verscherpte debat niet moet leiden tot vertraging in de besluitvorming. Slagvaardigheid en daadkracht is een thema waar onze inwoners ons terecht op aanspreken. Voor hen is dualisering en het onderscheid tussen college en raad veel minder belangrijk dan heldere besluiten die op tijd worden genomen. De raad constateerde vorig jaar ook dat wij niet in control zijn. Hiertoe zijn maatregelen genomen.

9
In de publieke dienstverlening hebben wij met name met betrekking tot de wachttijden aan de balies belangrijke stappen gezet. De wachttijd is inmiddels teruggebracht binnen de norm van 15 minuten. Ook ten aanzien van communicatie hebben wij inmiddels een plan opgezet. Wij denken dat de basale communicatie met de burgers is verbeterd en zijn van mening dat ook het Stadsdebat een bijdrage heeft geleverd aan de communicatie met de inwoners van Zwolle. In de basale dienstverlening moeten nog stappen worden gezet. Onze telefonische bereikbaarheid is aanzienlijk verbeterd, maar met het beantwoorden van correspondentie zijn we nog in de beginfase van verbeterslagen.
Wijkgericht werken is sinds het opstellen van het college akkoord in een ander daglicht komen te staan. Het wijkgerichte werken is naar onze mening te veel gebureaucratiseerd waardoor we niet dichter bij de doelstellingen van het wijkgerichte werken zijn gekomen. Wij zullen de inzet van het wijkgerichte werken daarom herprioriteren om de door ons gestelde doelen in het college akkoord te kunnen halen.
Ten aanzien van onze bestuursstijl hebben wij te kennen gegeven dat we verder invulling willen geven aan onze regisserende rol. Met het invullen van het al eerder aangehaalde thema de gemeente als partner willen wij hieraan verder invulling geven. 2.8 De financiële paragraaf.
De uitgangspunten van de financiële paragraaf staan nog steeds overeind, ondanks het feit dat onze financiële uitgangspositie sinds de start van deze periode aanzienlijk is verlechterd. Dit betekent dat wij voor het dekken van ons nieuwe beleid (5,2 miljoen) vasthouden aan de gekozen uitgangspunten van 30% OZB (is 1,5% boven inflatie per jaar) en 70% herijking opgebouwd uit drie elementen:

- Taken.

- Bedrijfsvoering.

- Inkomstenverhogende maatregelen.
In deze herijkingoperatie, waarvan inmiddels tranches bij de begroting 2003 en begroting 2004 zijn ingevoerd is, naast efficiency / bedrijfsvoering (vooral gericht op inkoop) en een aantal inkomstenverhogende maatregelen die u bij de tarievennota van vorig jaar heeft vastgesteld, bij het onderdeel taken het profijtbeginsel als uitgangspunt gekozen. Dat herijken voor instellingen en organisaties pijn doet is evident. Wij achten de keuzes die wij daarin hebben gemaakt nog altijd verdedigbaar, omdat we de pijn hebben willen neerleggen bij diegene die het ook kunnen dragen. In de begroting 2005 zullen wij u rapporteren over de invulling van de laatste tranche van herijking I.Wat wij bij de start van deze periode echter nog niet voorzien hadden bleek vorig jaar wel nodig. In de begroting 2004 maakten wij inzichtelijk dat wij voor het sluitend houden van onze meerjarenraming, als gevolg van aangescherpt Rijksbeleid en de verhoogde druk van onze eigen investeringen, een tweede herijking nodig hadden van 4 miljoen. Uw raad heeft hiermee ingestemd en het afgelopen half jaar hebben wij gewerkt aan de invulling van deze taakstelling, die inmiddels nog hoger is komen te liggen. Wij komen hierop later in deze perspectiefnota terug.
10
H3 Keuzes, kracht, kwaliteit

In het vorige hoofdstuk stonden wij stil bij de uitvoering van ons college-akkoord, halverwege de rit. De horizon tot en met de verkiezingen in 2006. De horizon ligt echter verder. Ons financiële perspectief, de meerjarenraming, reikt tot en met 2008. Ook de horizon van het volgende meerjaren ontwikkelingsprogramma (MOP) kent een perspectief dat zelfs nog een jaar langer is: 20091. Wij plaatsen de rest van deze PPN in het langere perspectief van 2005- 2008.
Wij gebruiken voor dit perspectief een inhoudelijk drieluik, Keuzes, Kracht, Kwaliteit. De financiële vertaling vindt u terug in de H4 en 5. In dit hoofdstuk nemen wij u mee in de inhoudelijke afwegingen die wij hebben gemaakt om te komen tot: Keuzes, Kracht, Kwaliteit. 3.1 Kwaliteit
3.1.1 Investeren in de stad
Zoals wij in H2 al aangaven gaan wij voor de kwaliteit van onze stad. Blijven investeren in de stad is daarvoor ons inziens essentieel. Investeringen die moeten leiden tot de Voorsterpoort langs de A28, een up-grading van de voorzieningen in Holtenbroek, een nieuw theater met daaraan gekoppeld een nieuwe invulling van het Noordereiland, een nieuw Stadion, een gerenoveerd park de Weezenlanden, huisvesting van het VMBO etc.etc. Deze investeringen stonden bij de start van ons college al hoog op de politieke agenda. Ook nieuwe investeringen zijn nodig. Wij noemen enkele: Een opvolger voor de Marslanden, de invulling van de Schaepmanlocatie, Stadshagen II, Hessenpoort II, het Binnenstadprogramma en een definitieve invulling van de locatie voor de gebruikersruimte. Wij willen deze investeringen in de stad, maar kunnen dat alleen maar realiseren met behulp van partners in de stad. Nu, maar zeker ook in de toekomst, willen wij nadrukkelijker kijken naar de partners in onze stad. Wij willen de potentie in de stad vergroten, maar dat betekent ook dat we meer aan partners in de stad moeten (durven) overlaten. Niet alles kan en we kunnen niet alles zelf.
Dit uitgangspunt is voor ons van groot belang voor het positioneren van onze inzet in de komende jaren. Niet alleen daar waar het gaat om investeringen in de stad, maar ook als het gaat om onze eigen inzet. Durven overlaten betekent dat we randvoorwaarden moeten creëren en invullen, maar het betekent zeker niet dat we alles zelf moeten uitwerken en uitvoeren. Juist omdat wij de investeringen in onze stad zo belangrijk vinden voor de kwaliteit van onze stad zijn wij bereid kritisch te kijken naar onze eigen inzet, zowel bestuurlijk als ambtelijk. Minder beleidsnota's opstellen en in plaats daarvan kort en krachtig aangeven wat er aan randvoorwaarden moet worden gerealiseerd. Het betekent ook dat wij minder willen uitgaan van het principe: u vraag wij draaien. Ieder verzoek, iedere vraag plaatsen wij in het perspectief van onze geprioriteerde inzet.
Investeren in de kwaliteit van onze stad betekent tenslotte dat wij afgesproken kwaliteitsniveaus over het onderhoud van onze stad willen handhaven.
1 In bijlage I zijn in beknopte vorm de thema's van het MOP opgenomen. Wij herhalen deze niet in de PPN, maar beschouwen deze als uitgangspunt. In het MOP zelf is de uitwerking van de thema's opgenomen.
11
3.1.2 Investeren in mensen
Investeren in de stad is van belang voor het behoud van de kwaliteit van onze stad en dus ook belangrijk voor de mensen die hier wonen en werken. Daarom zijn we dit hoofdstuk hiermee gestart. Naast deze investeringen is het echter ook belangrijk om direct te investeren in de inwoners van onze stad die ons nodig hebben dan wel afhankelijk van onze zorg zijn. Wij streven naar definiëring van ons sociale beleid vanuit dat gegeven. Wat heeft een stad van onze omvang minimaal aan voorzieningen nodig om een leefbare stad te zijn. Voorzieningen die niet alleen betrekking hebben op ontmoetingscentra, sportvoorzieningen of andere fysieke voorzieningen, maar ook de voorzieningen op het terrein van zorg. Wij stellen onszelf daarbij kritisch de vraag wat onze rol is, wie ons echt nodig heeft en of mensen het zelf kunnen oplossen.
Daarnaast is een belangrijk uitgangspunt dat wij meer beroep willen doen op de eigen verantwoordelijkheid van inwoners in onze stad. Verantwoordelijkheid voor hun eigen woon- en leefomgeving. Die verantwoordelijkheid zorgt voor de versterking van de stad. Wij moeten uit onze rol van wij alles kunnen (en willen) regelen voor onze inwoners. Wij moeten toe naar een situatie waarbij de verantwoordelijkheid daar wordt gelegd waar die werkelijk het zwaarst telt. Sociale samenhang in buurten en wijken is een belangrijke voorwaarde die per buurt of wijk echter geheel verschillend kan, en moet, worden ingevuld. 3.2 Kracht
Onze inzet, gekoppeld aan de gewenste inzet van partners in de stad, voor de komende jaren koppelen wij in belangrijke mate aan de kracht van onze stad. Wat maakt ons tot een sterke stad en wat moeten we de komende jaren doen om deze sterke kanten te behouden dan wel om onze kracht te vergroten en hoe geven we deze inzet concreet vorm. 3.2.1 Economie
De dynamiek van onze economie is een belangrijke kracht van Zwolle. We hebben het de afgelopen jaren economisch goed gedaan. Omdat we deze kracht willen vasthouden zullen wij moeten blijven investeren in onze economische potenties, zeker nu de werkloosheid verder oploopt. We willen de lokale kenniseconomie bevorderen en stimuleren. Het vestigingsklimaat van ondernemers nog verder verbeteren, het verder ontwikkelen van de netwerken en het stimuleren van een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt leveren hieraan belangrijke bijdragen.
3.2.2 Bereikbaarheid
De ligging van Zwolle en daarmee de bereikbaarheid van Zwolle is een essentiële voorwaarde voor het behoud van een krachtige stad.
Zoals wij vorig jaar in de PPN al constateerden hebben wij hiervoor meer middelen nodig dan beschikbaar. In het bestedingsplan tot 2006 zijn middelen gereserveerd voor de Ceintuurbaan en in de exploitatie van Stadshagen zijn middelen voor de hoofdinfrastructuur gereserveerd. Deze middelen zijn echter bij lange na niet voldoende. Het is echter ook niet alleen onze verantwoordelijkheid, maar tevens de verantwoordelijkheid van partners, zoals de provincie. Wij kiezen voor de komende periode daarom een aantal uitgangspunten:
- Wij nemen geen nieuwe middelen op in onze bestedingsplannen, maar zetten primair in op het verkrijgen van bijdragen van derden voor de tekorten. Overigens hebben wij voor de HIS en de Ceintuurbaan al forse middelen opgenomen in ons meerjaren bestedingsplan.
12

- Wij werken aan een meerjarige investeringsplanning, gebaseerd op het gegeven van een te vormen fonds bovenwijks.
Ook parkeren maakt onderdeel uit van de bereikbaarheid van, met name, de binnenstad. Op basis van de recent uitgebrachte parkeervisie (koersdocument parkeren) moeten keuzes worden gemaakt ten aanzien van het parkeren in en rondom de binnenstad. Hier zijn financiële middelen mee gemoeid. Wij gaan de komende maanden onderzoeken in hoeverre het bereikbaarheidsfonds (dan te noemen parkeerfonds) kan worden gevoed voor investeringen voor de middellange termijn. Dit betekent uiteindelijk een afbouw van de afdracht van middelen uit dat fonds naar de algemene middelen. 3.2.3 Veiligheid
Zwolle is een relatief veilige stad als we onszelf afzetten tegen andere steden van vergelijkbare omvang. Dit betekent, zoals ook uit het Verweij-Jonker rapport en het Stadsdebat al staat verwoord, dat veel inwoners van Zwolle zich op hun gemak voelen in Zwolle en er prettig leven. Ook deze kracht willen we vasthouden. Zoals in H2 al is aangegeven betekent dit dat wij onze inzet, vanuit de nieuwe Rijksmiddelen, vooral in de wijken en buurten willen laten neerslaan. Daarnaast vinden wij dat inwoners ook zelf een bijdrage kunnen leveren aan een veilige leefomgeving. Wij kunnen onze inzet op het gebied van veiligheid uitstekend realiseren binnen de door het Rijk beschikbaar gestelde middelen. 3.2.4 Culturele potentie
Ons buitengebied, de prachtige binnenstad, de vele jongeren in Zwolle, de kunstopleiding in Zwolle en de regionale functie op het terrein van de horeca maken dat wij een grote culturele toeristische en daarmee ook economische potentie (kracht) binnen handbereik hebben. Wij willen deze kracht van de stad, maar vooral ook van de mensen in de stad, de komende jaren vergroten.
Het thema plaatsen wij in het perspectief van de uitvoering van de huidige culturele profielschets. Hierin zetten wij op een aantal speerpunten in: De podiumkunsten, de festivals, musea en de reguliere activiteiten zoals de Bibliotheek en de Muzerie. Juist bij de uitvoering van ons huidige profiel lopen we tegen een aantal knelpunten aan. Wij noemen een aantal: bedrijfsvoering Odeon, structureel beschikbaar hebben van middelen voor het festivalbeleid, het continueren van de culturele werkplaats, het actieplan cultuurbereik en de aanvullend benodigde middelen voor het GPA (prijsstijgingen). In de culturele profielschets 2005-2009 zullen wij richting geven aan de spanning tussen de gewenste versterking van de kracht in de stad en de knelpunten in de uitvoering van het huidige beleid.
3.2.5 Binnenstad
Onze binnenstad is misschien wel onze belangrijkste kracht. Het decor van de binnenstad is prachtig en biedt ons veel kansen voor de toekomst. Om hieraan invulling te geven zijn investeringen van groot belang. Wij hebben behoefte aan een meerjarig investeringsbudget. Op dit moment kennen wij nog geen dergelijke investeringsplanning. Met het opstellen van de nota grondbeleid en de 1e meerjaren prognose vastgoed zijn we echter wel op de goede weg. De verdere uitwerking van deze meerjaren prognose naar een meerjarig investeringsplan zullen wij de komende maanden oppakken.
Het moge ook duidelijk zijn dat het sparen voor investeringen, gelet op de huidige financiële situatie waarin wij verkeren, geen eenvoudige opgave is.
13
3.3 Keuzes
Zoals wij in hoofdstuk 2 al schetsten is ons financiële perspectief in de afgelopen twee jaar drastisch gewijzigd. In de eerste plaats vanwege Rijksontwikkelingen die op ons af zijn gekomen, maar de komende tijd ook zeker nog zullen blijven komen. In de tweede plaats vanwege het belang dat wij hechten aan het blijven investeren in de stad. Dit houdt met name voor deze collegeperiode in dat de beschikbare structurele financiële middelen vrijwel in zijn geheel ingezet zijn. Deze financiële uitgangspositie, afgezet tegen onze kwaliteit en kracht, betekent dat wij keuzes moeten maken.
3.4.1 Bestedingen
Inzetten op kwaliteit en kracht betekent gelet op het huidige financiële kader, keuzes maken. Wij willen die keuzes zodanig maken dat wij maximaal invulling kunnen geven aan het uitgangspunt dat partners in de stad verder versterkt worden. Primair zetten wij op alle beleidsterreinen in op het maken van keuzes binnen de financiële kaders. Dit lijkt eenvoudig, maar betekent in feite dat op een heel aantal terreinen geherijkt moet worden om aan deze voorwaarde te kunnen voldoen. Dit betekent ook dat investeren in genoemde krachten zoals culturele potentie, bereikbaarheid, economische potentie en veiligheid binnen het huidige financiële kader van ons beleid zal plaatsvinden. Een kader dat enerzijds wordt bepaald door de grenzen van onze eigen financiële middelen en anderzijds door de middelen van derden ­in belangrijke mate het Rijk als het gaat om GSB- die aan ons beschikbaar worden gesteld. Wij voegen aan het uitvoeren van deze prioriteiten niet of nauwelijks nieuwe middelen toe in de komende periode, met uitzondering van een incidenteel stimuleringsbudget voor sommige onderdelen. Wij maken hierop echter een uitzondering.
Omdat wij het thema binnenstad van cruciaal belang vinden zetten wij, vooruitlopend op het investeringsbudget, in de jaren 2007-2008 in op het creëren van een werkbudget voor het uitvoeren van het programma binnenstad. Wij gaan ervan uit dat voor het daadwerkelijk uitvoeren van een programma binnenstad additionele middelen nodig zijn. Bij de betreffende jaarschijven vindt vanzelfsprekend een eindafweging van de inzet van middelen plaats. Tenslotte moge het duidelijk zijn dat wij, in het licht van het belang van blijven investeren in onze stad, de incidentele bestedingen die vorig jaar al opgenomen waren in de begroting, handhaven.
Een totaaloverzicht van onze bestedingen vindt u in H4 (structureel) en H5 (incidenteel) terug.
3.4.2 Herijking
Zoals in paragraaf 3.3 al aangegeven moeten we voor een aantal beleidsterreinen, zonder dat het hier gaat om nieuwe invalshoeken of nieuwe prioriteiten, keuzes maken om binnen de budgettaire kaders te blijven. Het betreft hier bijvoorbeeld de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand, het leerlingenvervoer en de WVG. Wij zetten in op het budgettair neutraal uitvoeren van deze regelingen, en dus herijken, en komen hierop in de begroting bij u terug. Deze keuzes zijn voor de toekomst en betekenen dat we binnen de huidige financiële kaders kunnen blijven.
Daarnaast hebben wij vorig jaar met elkaar afgesproken dat voor onze lopende uitgaven een dekkingsplan (herijking II) moet worden ingezet.

14
In paragraaf 3.1 gaven wij aan dat wij juist ten behoeve van het investeren in de kwaliteit van de stad ook kritisch willen kijken naar onze eigen inzet en naar het uitgangspunt dat de kracht van de stad met name ook in de stad zelf ligt.
Tegen de achtergrond van deze uitgangspunten hebben wij nadrukkelijk naar onze herijkingtaakstelling gekeken en de volgende rode draden onderscheiden.
· Wijkgericht werken en ontwikkelingssamenwerking zijn goede voorbeelden van het uitgangspunt dat we de kracht meer in de stad zelf willen leggen. Alleen die activiteiten subsidiëren die deze kracht versterken (ontwikkelingssamenwerking) en het wijkgericht werken meer ontbureaucratiseren om uit de houding van u vraagt wij draaien te komen. Ook het realiseren van een buurtweide + in Stadshagen past wat ons betreft in dit perspectief. Wij creëren de noodzakelijke randvoorwaarde, maar laten het educatieve element over aan partners (ouders van kinderen, leerkrachten van basisscholen) die daartoe veel beter in staat zijn dan wij zelf.

· Meer (durven) overlaten aan de (partners in de) stad betekent voor ons een andere werkwijze. Minder beleidsnota's en meer inspelen op de inzet van de partners van de stad. Randvoorwaarden creëren en niet alles zelf willen uitvoeren dan wel controllen. Wat ons betreft geldt dit niet alleen voor hoe de stad en de gemeente met elkaar willen en moeten omgaan. Het geldt ook voor de wijze waarop college en raad met de ambtelijke inzet willen en moeten omgaan. Ook voor ons en voor de raad moet gelden dat het niet langer is: u vraagt en wij draaien, maar dat wij gezamenlijk kritisch kijken naar welke zaken wel en welke zaken niet moeten worden opgepakt. Deze afspraak is nodig om de herijking, die neerslaat in een formatiereductie, te kunnen realiseren.
· Investeren in de kwaliteit van de stad betekent dat wij het onderhoudsniveau van onze stad willen handhaven. Daaraan houden we vast. Wij hebben echter wel gekeken naar efficiëntere vormen van onderhoud om de gewenste kwaliteit te behouden.
· Efficiëntere inzet ambtelijke organisatie / bedrijfsvoeringmaatregelen. Het totaaloverzicht treft u in H4 aan.
Tenslotte kan voor een deel van ons beleid dekking worden gevonden in de nieuwe middelen die in het kader van Grote steden beleid in periode 2005-2009 aan ons worden gegeven. Voor een uitgebreide toelichting hierop verwijzen wij u naar het MOP. Hieronder geven wij in het kort de hoofdlijnen weer.
De inzet van middelen is in hoge mate gericht op het continueren en versterken van het in gang gezette beleid.
Voor Economie betekent dat vooral inzetten op: vestigingslocaties, vernieuwing van de economie, dienstverlening aan ondernemers en toerisme en de binnenstad. Met name de city- marketing (het laatst genoemde onderdeel) is een element dat wij in deze MOP periode willen versterken.
Voor fysiek betekent het dat de ISV middelen opnieuw gekoppeld zijn aan bodemsanering, geluidsanering, stedelijke vernieuwing en GIOS. Omdat bij deze BDU sprake zal zijn van beduidend minder middelen dan in deze periode zal de inzet vooral gericht zijn op het afmaken van een aantal reeds in gang gezette projecten zoals Dellen Wuyts, herstructurering Holtenbroek en park de Weezenlanden. Er is minder ruimte om nieuwe zaken op te pakken, zoals ook uit het MOP zal blijken.
De inzet van de middelen in de BDU sociaal, integratie en veiligheid tenslotte wordt gekenmerkt door het verder uitbouwen en continueren van beleid op de terreinen maatschappelijke opvang, verslavingszorg en vrouwenopvang, jeugd en onderwijs, inburgering en integratie en veiligheid.
Op onderdelen moeten echter keuzes worden gemaakt, die wij vooral zullen maken in het licht van de uitgangspunten van sociaal beleid voor de komende jaren.
15
Wij noemen de belangrijkste:

· Jeugd en onderwijs
Onze inzet is primair gericht op het continueren en beheren van twee onderdelen: Het realiseren van voldoende onderwijshuisvesting en het voorkomen van schooluitval. Wij zien dit als de basisvoorwaarden voor ons sociale beleid en hebben onze inzet ook vanuit de eigen middelen hierop gefocust. Gelet op het feit dat wij minder middelen zullen ontvangen op het terrein van onderwijsachterstanden betekent dit dat wij hierop inleveren ten opzichte van de eerder geformuleerde ambities in het onderwijskansenplan.
· Inburgering en integratie
Zoals gezegd is over deze middelen op dit moment nog geen duidelijkheid. Inzet wordt pas vanaf 2006 in de BDU opgenomen. Uitvoering in 2004 laat echter zien dat we een tekort hebben op de door het Rijk beschikbaar gestelde middelen. Ook hier is onze inzet gericht op het binnen de beschikbare middelen aanbieden van trajecten. Uitvoeren van de wettelijke taak (= basis) zullen wij nastreven. Dit betekent dat wij wellicht wel moeten terugkomen op de geformuleerde ambities in de nota Inburgering en integratie die begin 2004 is vastgesteld.
3.4 Ontwikkelingen
Naast kracht en kwaliteit zien wij nu en in de toekomst een aantal ontwikkelingen op ons afkomen die wij in dit hoofdstuk tenslotte niet onvermeld willen laten. Met name in de sociale pijler zien we de gevolgen van een aantal Rijksontwikkelingen. Ontwikkelingen die ons kansen bieden, maar waarbij we ook moeten kijken naar ons beleid dat juist vanuit de zorg voor de minder sterken in onze samenleving is vormgegeven. De mensgerichte benadering van de sociale pijler staat bij deze ontwikkelingen voorop. De genoemde ontwikkelingen dienen met name ook in een financieel perspectief te worden geplaatst.
Ook in de uitkomsten van de jaarrekening signaleren wij een aantal ontwikkelingen op basis waarvan wij een richting moeten bepalen. Ontwikkelingen zowel in onderuitputting van budgetten als het overschrijden van budgetten. Wij noemen in dit verband: leerlingenvervoer, onderwijshuisvesting, openbare orde en veiligheid, WVG en Bijstand2. Wet Werk en Bijstand.
Wij zetten primair in op het in beweging krijgen van WWB-clienten, waarbij duurzame arbeidsinpassing het hoogste doel is. Hiertoe zijn en worden met private reintegratiebedrijven omvangrijke contracten gesloten die t.b.v. cliënten trajecten aanbieden. In zijn totaliteit is sprake van 1235 trajecten in diverse participatievormen. Tevens is een contract gesloten waardoor 500 arbeidsdeskundige onderzoeken als instrument ingezet worden om de mogelijkheden van arbeidsgehandicapten op de arbeidsmarkt te bepalen. Uiterlijk in september zijn alle contracten operationeel.
Ten aanzien van de zittende WIW'ers en ID'ers is een afbouw in gang gezet waarbij uitstroom gestimuleerd wordt en een 50% kostenreductie ten doel is gesteld. De uitstroom is inmiddels op gang gekomen en de eerste resultaten worden vermeld in het "Plan van Aanpak Gesubsidieerde Arbeid". Dit plan voorziet in de verdere ontwikkeling tot 01-01-2006 op cliëntniveau en instellingsniveau. Organisaties die voor de continuïteit van hun dienstverlening afhankelijk zijn van gesubsidieerde arbeid, wordt de mogelijkheid geboden de 2 Voor inhoudelijke toelichting verwijzen wij naar de jaarrekening.
16
gesubsidieerde functies om te zetten in werkervaringsplaatsen, waar WWB cliënten met behoud van uitkering voor bepaalde tijd geplaatst kunnen worden. Veel instellingen in de sociale infrastructuur zijn steeds verder komen te leunen op gesubsidieerd werk, als indirecte sectorale subsidie. Omdat de infrastructuur relatief sterk afhankelijk is geworden van de gesubsidieerde arbeid wordt deze ook relatief sterk getroffen bij de bezuiniging en de gefaseerde afbouw van de gesubsidieerde arbeid. De bezuiniging doet zich bovendien voor op een moment dat ook binnen de verschillende sectoren zelf moet worden bezuinigd. Dit betekent dat hoe het ook gewend of gekeerd wordt, de afbouw niet gaat zonder pijnlijke keuzes en gevolgen.
Zonder voorbij te willen gaan aan deze pijnlijke keuzes trachten we voor de WIW´ers/ID´ers en voor de organisaties nieuwe instrumenten in de vorm van reintegratietrajecten en werkervaringsplaatsen in te zetten om de negatieve gevolgen tot een minimum te beperken. Het "Plan van Aanpak Gesubsidieerde Arbeid" is inmiddels door ons college vastgesteld en voorziet in de afbouw WIW/ID op basis van het raadsbesluit van 16 februari jl.; ´Oude´ werkervaringsinstrumenten worden afgebouwd, waardoor ruimte ontstaat voor de ´nieuwe´. Voor het instandhouden van de in het college-akkoord genoemde stadswachten, vanuit de tweeledige doelstelling (toezicht en reïntegratie) treffen wij maatregelen. Om beide doelstellingen ook in de toekomst te kunnen garanderen is het noodzakelijk dat de stadswachtorganisatie uit tenminste 40 stadswachten blijft bestaan, waarvan een deel (ongeveer 8 tot 10 arbeidskrachten) niet kan uitstromen omdat zij begeleiding van de andere stadswachten voor hun rekening moeten nemen en dus een constante factor moeten zijn. Daarmee vervullen zij in feite een reguliere baan. Wij zetten daarom in op het financieren van deze groep stadswachten met GSB middelen in de komende vijf jaar, zodat de organisatie zowel reïntegratiebedrijf als toezichthouder in het publieke domein kan blijven. Wet Maatschappelijke Ondersteuning
Op terrein van wonen, zorg en welzijn worden door nieuwe wet - en regelgeving de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheden fors gewijzigd. De planning van het kabinet is dat per 1-1-2006 de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning stapsgewijs wordt ingevoerd. In de WMO gaan de huidige WVG, de huidige Welzijnswet, en delen van de huidige AWBZ zorg op. De gemeente wordt verantwoordelijk voor de WMO en heeft daarbij grotere beleidsvrijheid dan tot dusver in de WVG aan de orde is. De middelen voor de uitvoering van de WMO worden gestort in het gemeentefonds. Voor wat betreft de huidige AWBZ gaat het om de volgende voorzieningen en functies: huishoudelijke verzorging, activerende en ondersteunende begeleiding, het AWBZ-vervoer naar dagactiviteiten en meerdere specifieke subsidieregelingen. Ten opzichte van de WVG en de Welzijnswet zal nieuw zijn dat verantwoordelijkheden van de gemeente worden geordend in prestatievelden. Gebieden van maatschappelijke ondersteuning waarop concrete prestaties van gemeenten verwacht mogen worden en waarop burgers hun lokale bestuur kunnen aanspreken.
Wij zullen trachten binnen de mogelijkheden van de nieuwe WMO in te zetten op het terugdringen van de kosten van de WVG. Zoals ook uit de jaarrekening 2003 blijkt worden we geconfronteerd met een tekort. Dat kunnen we, mede in het licht van de huidige financiële situatie, niet accepteren. Mogelijkheden tot versoberen van de regeling, maar ook de regeling inzetten juist voor die mensen die het echt nodig hebben is daarbij ons uitgangspunt.
17
Vooruitlopend op deze stelselwijzigingen wordt per 1 januari 2005 de indicatiestelling voor de AWBZ gerecentraliseerd, de toegang tot diensten in de WMO dienen gemeenten zelf te organiseren. Ten behoeve van de recentralisatie van de indicatiestelling zal per 2005 een uitname uit het gemeentefonds plaatsvinden. Een beroep op extra middelen in het kader van Rio in 2005 zullen wij om die reden niet accepteren.


18
H4 het structurele financiële beeld
4.1 Meerjarenraming 2005-2008
UITKOMST GEACTUALISEERDE MEERJARENRAMING 2005 T/M 2008 Mutaties per jaar in structurele bedragen (x 1,0 mln) 2005 2006 2007 2008 Totalen

1 Kortingen algemene uitkering
Opmerking: eind mei komt er een belangrijke
nieuwe circulaire die meer inzicht zal geven.

- doorwerking circulaire maart 2004 -1,3 -1,3
(was in begroting 2004 nul)

- aanname afschaffing OZB gebruikers -0,4 -0,3 -0,3 -1,0 (was in begroting 2004 - 1 mln in 2005/2006)

- aanname maximering eigenarendeel OZB te onzeker om bedragen op te nemen
- jaarlijkse risicopost -0,5 -0,5 -0,5 -0,5 -2,0 (was in begroting 2004 ook - 0,5 mln p/jr)

2 Lasten voorzieningen stadsuitbreiding -0,6 -1,2 -0,7 -1,4 -3,9 (was in begr. 2004 - 3,4 mln voor 2005 t/m 2007)

3 structurele bijdrage realisering
grote projecten (zie onderstaande
specificatie) -0,3 -1,9 -2,2
(was in begroting 2004 ­2,2 )

4a stelposten structureel nieuw beleid
voor de lopende raadsperiode -1,3 -1,3 -2,6
4 b aanname: aanwezige ruimte na
2006 reserveren voor nieuw beleid/knelpunten -1,7 -0,2 -1,9 Het bedrag in 2007 is inclusief de
al eerder geraamde - 0,6 mln voor de
bouw van de nieuwe brandweerkazerne.

5 Technische mutaties bestaande
budgetten. Betreft vooral volumegroei inkomsten;
aanpassingen loon- , prijs en rente niveaus +0,4 +1,6 +3,2 +2,4 +7,6 JAARTEKORTEN VÓÓR HERIJKING -3,6 -3,7 0,0 0,0 -7,3 (ter vergelijking: in de begroting werd voor 2005 uitgegaan van een tekort van ­3,3 en voor 2006 van ­3,4. Bij elkaar: -6,7)
TAAKSTELLING VOOR HERIJKINGSOPERATIES 2005/2006:
De berekende tekorten in 2005 en 2006 moeten worden gedekt uit de opbrengst van de Herijkingsoperaties: HERIJKING I:
Taakstelling volgens begroting 2004 1,8 0,9 2,7
Correctie taakstelling Herijking I in verband
met schrappen herijking Bibliotheek (0,3) en
aanwezigheid van een oningevuld deel (0,1). Deze
bedragen worden toegevoegd aan de taakstelling voor herijking II -0,4 0,4

-
Gecorrigeerde taakstelling voor herijking I 1,4 0,9 2,3
19
HERIJKING II:
Taakstelling volgens begroting 2004 1,5 2,5 4,0
Correctie: over van herijking I 0,4 0,4
Bij: hoger tekort ten opzichte van de
begroting 2005 (zie boven: 7,3 in plaats
van 6,7) 0,3 0,3 0,6
Gecorrigeerde taakstelling Herijking II 2,2 2,8 5,0 Wat betreft de invulling van de Herijkingstaakstellingen: zie de afzonderlijke herijkingsparagraaf TOELICHTING ad 3 meerjarenraming
Specificatie structurele bijdrage ter realisering van al (indicatief) vastgestelde grote bestedingen. BEDRAGEN X 1000
Stadion en omgeving 773 773
VMBO 263 263
Infrastructuur Ceintuurbaan en Stadshagen 855 855
Baggerplan 150 150
GPA: additioneel budget (B en W 11/5) 153 153
263 1931 2194
afgerond in miljoenen 0,3 1,9 2,2
De verschillen ten opzichte van de berekende bedragen in de begroting 2004 hebben te maken met wijziging van rentepercentages en herziening van afschrijvingstermijnen. Wat het laatste betreft: met name bij de infrastructuurinvestering komt de berekening nu ruim 1 ton lager uit vanwege een ­ ten opzichte van de berekening in de begroting 2004- grotere weging van de lasten voor infrastructurele kunstwerken ten opzichte van de lasten voor wegen (voor kunstwerken gelden langere afschrijvingstermijnen dan voor wegen). De actualisering biedt ruimte om het additioneel budget voor het GPA in te passen binnen het aangehouden totaalkader van 2,2 mln.
4.2 Toelichting gekozen uitgangspunten meerjarenraming 2005-2008 Als basis voor onze meerjarenraming 2005-2008 hebben we de meerjarenraming uit de begroting 2004 genomen.
In de meerjarenraming van 2004 en verder namen wij een 0,5 miljoen per jaar op voor de verslechtering van de algemene uitkering uit het gemeentefonds (is 2 miljoen). Deze post handhaven wij ook in deze geactualiseerde meerjarenraming. De inschatting die wij vorig jaar maakten is nog onverkort van toepassing zoals ook blijkt uit de maartcirculaire van dit jaar. De verwachte structurele negatieve doorwerking op dit moment is 1,3 miljoen. Het is overigens de vraag of het daarbij blijft, gelet op de sombere berichten vanuit het Rijk. In onze meerjarenraming van vorig jaar namen wij voor de jaren 2005 en 2006 een bedrag op van (samen) 1 miljoen voor het anticiperen op kabinetsplannen met betrekking tot de OZB. De discussie over de OZB is op dit moment nog niet gevoerd. Wel verwachten wij dat deze inieder geval voor onze begroting 2005 geen effect meer zal hebben. Het helemaal schrappen van deze risicopost is wat ons betreft te vroeg. Om die reden hebben we de risico's uitgesmeerd over drie jaar, met ingang van 2006. Mochten de kabinetsplannen met betrekking tot de OZB geen doorgang vinden, dan bezien we op dat moment hoe om te gaan met deze risicopost. Op dit moment is echter de verwachting dat het kabinet onverkort wil vasthouden aan de OZB-plannen.
Gelet op het feit dat onze verwachting is dat de uitkering uit het gemeentefonds verder zal verslechteren stellen wij niet voor deze post te schrappen, maar eventueel te gebruiken om risico's verder op te vangen.

20
In onze meerjarenraming gaan wij uit van een 2e herijkingtaakstelling, conform de afspraak zoals wij die vorig jaar in de begroting 2004 hebben gemaakt. Toen gingen we er nog vanuit dat voor de dekking in onze meerjarenraming 4 miljoen nodig was. Als gevolg van de minder gunstige uitkomst van de meerjarenraming ten opzichte van vorig jaar en de conclusie dat wij de in herijking I ingevulde taakstelling met betrekking tot de bibliotheek, gelet op de raadsdiscussies, niet gaan realiseren en het gegeven dat in herijking I een klein deel van de taakstelling nog niet was ingevuld ( 0,1 miljoen) maakt dat wij voor de dekking in onze meerjarenraming inmiddels een bedrag nodig hebben van 4,7 miljoen. Om naar de toekomst tegenvallers als gevolg van Rijksbeleid te kunnen opvangen, dan wel knelpunten in ons eigen beleid te kunnen oplossen zetten wij in op het realiseren van een herijkingtaakstelling van 6 miljoen Euro.
4.3 Herijking
In ons college-akkoord dat, zoals uit hoofdstuk 2 ook al bleek, onder een ander gesternte tot stand is gekomen dan het huidige, verslechterde financiële beeld, gingen wij uit van een dekkingsplan dat voor 70% gevoed is door herijking en voor 30% door OZB verhoging. In de meerjarenraming gaan wij nog steeds uit van die gekozen uitgangspunten, hetgeen betekent dat de OZB met 1,5 % boven de inflatie (bedraagt in 2005: 2,2%) zal stijgen. Het resterende deel van het dekkingsplan wordt conform uitgangspunt van het college-akkoord enerzijds opgebouwd uit de ingevulde taakstelling van herijking I en anderzijds uit de voorstellen herijking II, in totaal nog in te vullen 7,3 miljoen. Zoals in de vorige paragraaf al omschreven is de opdracht voor herijking II om 6 mln structureel aan voorstellen te genereren aanvankelijk bedoeld om keuzemogelijkheden te hebben, zoals u in de raadsconferentie van januari jl. hebt aangegeven. De nu voorgestelde maatregelen herijking II van 4,7 miljoen Euro zijn volledig nodig voor de dekking van het structurele tekort. Eventueel resteert er nog een beperkte keuzemogelijkheid afhankelijk van de concrete invulling van de nog te onderzoeken posten.
2005 2006 2007
(structureel x 1 mln)
Structurele Opbrengst herijking 1

1,5% verhoging OZB boven inflatie 0,4 0,8 0,8
Inkomstenpakket excl OZB 0,1 0,5 0,5
Bedrijfsvoering en inkoop 0,3 0,7 0,7
Maatschappelijke herijking jaarschijf 2005 0,2 0,2 0,2 Structurele opbrengst herijking 1 1,0 2,2 2,2
Structurele Opbrengst herijking 2
Structurele herijking taken 0,7 1,0 1,0
Bedrijfsvoering 1,6 2,6 2,8
Inkomsten 0,5 0,9 0,9
Structurele opbrengst herijking 2 excl. Posten in onderzoek 2,8 4,5 4,7 Totale structurele bijdrage herijking 1 en 2 * 3,8 6,7 6,9 Berekende tekorten meerjarenraming (cumulatief) 3,6- 7,3- 7,3- Saldo 0,2 0,6- 0,4-
Posten nog in onderzoek herijking 2 om tot totaalbedrag 1,0 1,3 Van gewenste 6 mln te komen

21

* De maatregelen uit herijking I (voor de tranche die in de begroting 2005 is opgenomen) en II leveren een besparing op van 6,9 mln. Het grootste deel van de besparingen hebben betrekking op de algemene middelen. Een deel echter leidt tot lagere tarieven voor de burger of tot minder kosten in projecten die door kredieten worden gefinancierd. Deze weglek is op ca. 1 mln becijferd. We hanteren het uitgangspunt dat alle besparingen uiteindelijk ten gunste van de algemene middelen moeten komen. Onderzocht wordt op welke wijze de voordelen in de tarieven en projecten nog ten gunste van de algemene middelen gebracht gaan worden. In de dekkingsplaat is al uitgegaan van de bruto opbrengst. 4.3.1 Verantwoording van de aanpak
In het college-akkoord gaven wij aan herijking vorm te willen geven vanuit drie invalshoeken:

- taken

- bedrijfsvoering

- inkomstenverhogende maatregelen
Herijking I is evenredig (1/3 per deel) aan deze drie onderdelen gekoppeld. Ook bij de voorbereiding voor herijking II hebben wij vastgehouden aan de gekozen driedeling. Dit betekent dat wij vanuit bestuurlijke aansturing ambtelijk zowel een projectgroep taken, bedrijfsvoering als inkomsten hebben geformeerd. Op deze wijze is de totale begroting op het gebied van bedrijfsvoering en taken helemaal doorgelicht. Bij inkomsten is puur gekeken naar technische mogelijkheden.
Het plan van aanpak, dat wij medio december 2003 met u bespraken, gaf deze aanpak ook aan.
Aan de invulling van de taakstelling liggen een aantal uitgangspunten, los van de gekozen indeling in taken, bedrijfsvoering en inkomsten, ten grondslag. Wij gaven hiervoor in H3 een uiteenzetting en zullen deze hieronder kort herhalen.
· Versterken van partners in de stad.

· Eigen inzet koppelen aan het (durven) overlaten van zaken aan partners in de stad, hetgeen een andere wijze van werken met zich meebrengt.

· Handhaven van kwaliteitsniveau van onderhoud in de stad, maar wel zoeken naar efficiëntere vormen van onderhoud.

· Efficientere inzet van ambtelijke organisatie. Alle voorstellen moeten in het licht van deze uitgangspunten worden bezien en getoetst.
22
4.3.2 Taken (herijking II, totaalbedrag 1,04 miljoen) Wijkgericht werken ( 285.000)
Voorgesteld wordt de werkwijze van het wijkgericht werken te wijzigen in het licht van het gekozen uitgangspunt de kracht in de stad te versterken. Het belangrijkste verschil met de huidige werkwijze is enerzijds dat meer wordt overgelaten aan de burger, met inzet van het experiment wijkbudgetten, en anderzijds minder inzet vanuit de ambtelijke organisatie plaatsvindt. Naast een minimumniveau voor alle wijken wordt maatwerk per wijk geleverd naar gelang de wijkproblematiek daar om vraagt. De werkwijze kan als volgt worden samengevat:
a. Kern vormt een team van zes wijkmanagers, flexibel in te zetten in wijken, met mandaat te interveniëren in stedelijk beleid mochten ontwikkelingen in een wijk daar aanleiding toe geven;
b. Bepalen van een minimum inzet per wijk (in de bijlage is hieromtrent op basis van deze 6 fte een voorstel uitgewerkt);
c. Maatwerk inzet wijkmanager waar nodig e.e.a. naar aanleiding van ontwikkelingen en / of problemen in een wijk (herstructurering / stedelijke uitbreiding); d. Tot 2006 investeren in borging van wijkgericht werken in de ambtelijke organisatie e. Inzetten van capaciteit (1 fte) ten behoeve van wijkanalyses / schakelen tussen `binnen en buiten';
Wijkboerderij stadshagen ( 80.000)
Gezien de aanwezigheid van vergelijkbare faciliteiten in de nabijheid en het feit dat Stadshagen grenst aan het landelijke gebied zijn de voornemens voor een wijkboerderij in Stadshagen nogmaals kritisch bezien. We realiseren ons dat de discussie over de wijkboerderij Stadshagen al vaker gevoerd is. Wij hebben de raad vorig jaar goed gehoord dat het schrappen van de voorziening in Stadshagen geen reële optie is. Om die reden stellen wij voor niet een wijkboerderij te realiseren maar in plaats daarvan een buurtweide +. Het essentiële verschil met de wijkboerderij is dat de educatieve functie vanuit onze invalshoek komt te vervallen. Wel biedt de buurtweide + een groene plek in de wijk waar burgers elkaar ontmoeten. De educatieve functie laten we over aan partijen die veel beter dan wij in staat zijn deze waar te maken.
Beheer wegen ( 299.500)
Het beheer van wegen is de laatste jaren veelvuldig onderwerp van gesprek geweest. Vooral vanuit de gedachte dat we een inhaalslag moeten maken op het onderhoud van onze wegen willen we in de toekomst niet geconfronteerd worden met een groot probleem. Tegen die achtergrond hebben wij deze gehele raadsperiode extra middelen voor het onderhoud uitgetrokken. Dit kwaliteitsniveau handhaven wij.
In het totaal van het beheer van wegen zien wij wel mogelijkheden bij het niveau van de straatreiniging. De kosten op jaarbasis zijn deels afhankelijk van de weersgesteldheid in het jaar. De afgelopen twee jaar zijn de kosten lager uitgevallen dan geraamd. In de totaalafweging stellen we voor 250.000 structureel te korten op het budget voor straatreiniging (op een totaal van 1,8 mln).

23
Naast het reguliere budget voor het beheer wegen is ook gekeken naar de systematiek van de financiering voor de stadsuitbreiding. In de huidige systematiek worden parallel aan het gereedkomen van nieuwe wegen ook de budgetten voor de beheerslasten aan de begroting toegevoegd. In de huidige systematiek wordt er in feite vanuit gegaan dat alle investeringen in het begin van het jaar zijn afgerond en dat het onderhoud ook al gelijk in volle omvang start. In de praktijk worden de investeringen gespreid over het jaar uitgevoerd en is het onderhoud in de eerste periode van een lager niveau dan structureel. Voorgesteld wordt derhalve de systematiek van de financiering stadsuitbreiding aan deze uitgangspunten aan te passen. Hiermee is een besparing gemoeid oplopend naar 49.500 structureel vanaf 2006. Beheer groen ( 151.000)
Het belang van groen voor Zwolle staat niet ter discussie. Specifiek is daarom gekeken naar maatregelen die niet of nauwelijks het kwaliteitsniveau van het beheer raken. De volgende maatregelen worden voorgesteld:
Een efficiencykorting van 100.000 vanaf 2005, primair te realiseren binnen het product voorzieningen in het groen. Deze korting kan grotendeels worden gerealiseerd door het goedkoper uitbesteden van deze werkzaamheden.
Daarnaast is een verdere efficiencykorting mogelijk door het toepassen van nieuwe technieken in het groenonderhoud, zoals de mechanisering van het knippen van hagen. Deze maatregen kan vanaf 2006 nog eens 100.000 opleveren. Net als bij het beheer wegen is bij het beheer groen gekeken naar de systematiek van de financiering stadsuitbreiding. Vanuit dezelfde uitgangspunten (investeringen gespreid over het jaar en beheer niet gelijk na afronden investering) is een structurele korting mogelijk oplopend naar 81.000 structureel vanaf 2006.
Om het gewenste kwaliteitsniveau te waarborgen reserveren wij van de bezuiniging van 281.000, 130.000 voor het oplossen van mogelijke knelpunten. Openbare orde en veiligheid ( 165.000)
Tijden de begrotingsbehandeling 2003 heeft uw raad met amendement 57 ingezet op het veiligheidsbeleid. Een van de overwegingen uit dit amendement ging over de inzet van GSB middelen in relatie tot onze eigen inzet van middelen. Omdat 2004 een overgangsjaar is, konden wij hierover op dat moment geen uitsluitsel geven. Met de nieuwe GSB periode (2005-2009) hebben wij in het licht van het amendement goed gekeken naar de inzet van middelen. Er komen extra rijksmiddelen beschikbaar, hetgeen betekent dat wij onze eigen inzet van middelen deels kunnen heroverwegen. Gelet op de veranderde financiële situatie kiezen wij ervoor deze middelen in te zetten als onderdeel van de herijking en niet te bestemmen voor prioriteiten op andere beleidsterreinen. Ontwikkelingssamenwerking ( 33.000)
Wij kiezen voor het herpositioneren van ontwikkelingssamenwerking. Wij willen de inzet van inwoners van onze stad tot zijn recht laten komen en hen daarvoor middelen beschikbaar stellen ter stimulering. Onze eigen inzet kan echter minimaal zijn. Bovendien rekenen wij het vormgeven van beleid minder tot onze kerntaak op dit beleidsterrein. Wij zien daarom mogelijkheden een deel van het budget te herijken. Onderwijsprojecten ( 30.000)
Een efficiëntere inzet van middelen betekent dat wij ook kijken naar de reserves die wij gevormd hebben. Voor onderwijsprojecten is een reserve zonder dat hieraan concrete bestedingen zijn gekoppeld. Omdat wij bij onderwijs primair inzetten op onze basistaken: huisvesting en schooluitval zien wij mogelijkheden een structureel bedrag te bezuinigen.
24
4.3.3 Bedrijfsvoering herijking II ( 2,8 mln)
Gezien ook de discussies tijdens de raadsconferentie is extra kritisch gekeken naar mogelijkheden binnen de bedrijfsvoering. Daarbij werd de ingang gezette organisatieontwikkeling nadrukkelijk als toetsingskader gebruikt. Niet altijd was het mogelijk maatregelen te nemen die de uitgangspunten van de organisatieontwikkeling versterkten, maar de fundamenten van de organisatie mochten er zeker niet door aangetast worden. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de gekozen organisatiestructuur (geen ingrijpende reorganisatie 2 jaar na de vorige), integraal management op eenheidsniveau, opdrachtgever en - nemerschap en de organisatiewaarden Flexibel, Resultaatgericht, Innovatief, Extern georiënteerd en Samenwerking. Binnen deze kaders wordt een substantieel pakket aan maatregelen voorgesteld. De bedrijfsvoeringmaatregelen grijpen diep in op de organisatie. In totaal zijn met deze maatregelen ca. 40 formatieplaatsen gemoeid. Het betreft een groot aantal staffuncties en beleidsfuncties. Over de gevolgen van deze ingrepen zijn wij in gesprek met de OR. Uitgangspunt bij het doorvoeren van deze maatregelen is "het behoud van werk". Dit betekent dat het sociaal beleidskader er op gericht is voor de betrokken medewerkers ander passend werk te vinden en dat er op voorhand dus geen sprake is van gedwongen ontslagen. Al enige tijd wordt binnen de gemeente een selectieve vacaturestop gehanteerd. Daarnaast is er sprake van een natuurlijk verloop van zo´n 60 formatieplaatsen op jaarbasis. Binnen deze context zien we mogelijkheden het uitgangspunt van behoud van werk handen en voeten te geven. Dit vergt een flinke inspanning van het management en van de betrokken medewerkers. Gezien het ingrijpende karakter van de maatregelen dient gerealiseerd te worden dat de organisatie tijd nodig heeft de implementatie adequaat door te voeren. De structurele opbrengst kan dan ook niet al in 2005 in volle omvang worden gerealiseerd. Van beleid naar actieplan ( 369.600)
Dit thema staat voor de manier van werken bij de beleidsvorming. Het accent moet verschuiven richting kortere op actie gerichte beleidsnota´s. Ook ligt de komende periode, gezien ook de budgettaire situatie, het accent op uitvoeren en minder op nieuw beleid. In deze context zijn voorstellen ontwikkeld voor formatiereductie op beleidscapaciteit. Deze capaciteitsreductie zal ook consequenties hebben voor de raad. Niet op iedere vraag zal meer een antwoord gegeven kunnen worden, besluiten zullen meer op hoofdlijnen dan op details gebaseerd moeten worden. Bovendien willen wij inzetten op minder separate voortgangsrapportages, maar de bestaande cyclus hiervoor benutten. Zeker in het licht van "de gemeente als partner" achten we dit een consistente lijn. Meer overlaten aan partners betekent ook loslaten en meer sturen op hoofdlijnen. De reductie van beleidscapaciteit is geheel in lijn met deze ontwikkeling. Belangrijke randvoorwaarde daarbij is dan wel het bestuurlijke committent voor deze ontwikkeling.
Ruimtelijke en fysieke producten ( 585.000 kostenbesparing en 115.000 inkomsten) Op het terrein van de ruimtelijke en fysieke projecten worden een drietal bedrijfsvoeringsmaatregelen voorgesteld.

25
Projectmanagement
Bij de ruimtelijke en fysieke projecten kennen we enerzijds projectmatig werken en anderzijds opdrachtgever en nemerschap. Deze dubbele insteek (met een projectmanager vanuit Ontwikkeling verantwoordelijk voor het gehele project en een projectmanager vanuit het expertisecentrum met een coördinerende verantwoordelijkheid voor de producten van het expertisecentrum) leidde in de praktijk tot onduidelijkheden in de verantwoordelijkheden en inefficiënte werkprocessen. Voorgesteld wordt de afdeling projectmanagement van het EC op te heffen en de coördinerende taak van de EC-projectmanager te laten vervallen. De projectmanager van Ontwikkeling stuurt voortaan direct de productverantwoordelijken van het expertisecentrum aan. Deze maatregel levert structureel 150.000 op. Ruimtelijk en fysiek beleid
Binnen ruimtelijk en fysiek beleid worden herijkingsmogelijkheden gezien. Enerzijds door efficiencymaatregelen in de opdrachtgever- nemerrelatie, anderzijds ook door minder capaciteit in te zetten op beleidsontwikkeling in de komende periode. Deze maatregelen raken de beleidsterreinen wonen, milieu, afval, natuur, landschap en recreatie. Deze maatregelen leveren structureel 335.000 op.
Juridische planologie
Binnen de RO en woningwet procedures worden efficiencymogelijkheden gezien door een duidelijkere afbakening van taken tussen EC en OW en een verdere vereenvoudiging van het bestuurlijke traject.
Deze maatregelen leveren enerzijds een kostenbesparing op van 100.000 en anderzijds additionele inkomsten van 115.000
Efficiency in beheer en onderhoud ( 85.000)
Bij het beheer van de panden die in eigendom van de gemeente zijn kunnen efficiencyvoordelen behaald worden door een andere taakafbakening tussen de betrokken eenheden A&F, wijkzaken en EC.
Uit kostenoverwegingen wordt het onderhoud van snippergroen zoveel mogelijk aan de burger overgelaten. Door dit niet langer te regelen via eigendomsoverdracht maar door het langdurig in beheer te geven wordt de interne procedure vereenvoudigd. Beide maatregelen leveren gezamenlijk een structurele besparing van 85.000. Rampenbestrijding en criminaliteitsbestrijding ( 106.200) Dit betreft het structureel afromen van onderuitputting op basis van een analyse van de jaarrekening 2003. De budgetkorting heeft geen consequenties voor het beleid. Financiering stadsuitbreiding ( 83.000)
Naast de bij beheer groen en beheer wegen genoemde aanpassing van de systematiek van de financiering stadsuitbreiding wordt tevens voorgesteld de aanleg van brandkranen ten laste van de fysieke projecten te financieren. Hierdoor valt structureel 83.000 vrij binnen de algemene middelen.

26
Efficiencyverbetering in diverse staffuncties ( 771.000) In het kader van de herijking is een benchmark geactualiseerd waarbij de formatie van de gemeente Zwolle is vergeleken met andere gemeenten. Als algemene conclusie kwam daarbij naar voren dat de totale formatie in vergelijking niet groot is maar dat de staffuncties relatief wel groot zijn. Vanuit deze aanleiding zijn de diverse staffuncties tegen het licht gehouden. De volgende maatregelen worden voorgesteld:

· Minder formatie voor archivering a.g.v. de digitalisering
· Minder formatie voor postbezorging/bodediensten als gevolg van efficiëntere werkprocessen en taakverdeling

· Het reduceren van enkele algemene staffuncties als gevolg van het aflopen van enkele projecten

· Het reduceren van bedrijfsvoeringsexpertise door een accentverschuiving van kaderstelling naar control in het licht van de stijgende lijn in de kwaliteit van bedrijfsvoering.

· Het reduceren van formatie voor verslaglegging van raadsvergadering door digitalisering (geluidsopname op CD)

· Het vereenvoudigen van de administratieve procedures rondom opdrachtgever / nemerschap en het efficiënter organiseren van de financiële administratie. In het totaal is met deze bedrijfsvoeringsmaatregelen een bezuiniging van 771.000 te realiseren. Deze bezuiniging vergt een flinke ingreep in de organisatie. ICT ( 676.000)
Het raadsvoorstel met betrekking tot de ICT projecten is reeds eerder aan de raad toegezonden. Deze voorstellen leveren structureel 600.000 op. Verder wordt voorgesteld een instrument voor centrale softwaredistributie in gebruik te nemen en wordt voorgesteld de uitwijkdienstverlening (bij storing kunnen we terugvallen op computers van een leverancier) te beperken tot het hoogst noodzakelijke. De besparing van deze maatregelen bedraagt 76.000.
4.3.4 Inkomsten (H1 5 ton, H2 9 ton = 1,4 miljoen) In het onderstaande wordt een voorstel gedaan voor diverse inkomstenverhogende maatregelen. Het betreft deels een invulling van de inkomstentaakstelling uit herijking I van 500.000 structureel. Daarnaast zijn nog enkele additionele mogelijkheden in het kader van herijking II geïnventariseerd
De voorstellen dienen beoordeeld te worden in de context van de door het Rijk voorgestelde OZB maatregelen. Door het mogelijk deels wegvallen van de OZB als inkomstenbron voor de gemeente moeten we op zoek naar alternatieven. Daarbij ontkomen we er niet aan de hondenbelasting die we in het recente verleden hebben afgeschaft, nu weer op te voeren. De volgende maatregelen worden voorgesteld:

27
Herijking I (501.500 )
inkomstensoort structureel

· Reclame 52.500

· Havengelden 29.000

· Hondenbelasting 300.000

· Toeristenbelasting 60.000

· Bestuurlijke boetes 10.000

· Aanmaningen/dwangbevelen 50.000
Totaal 501.500
Inkomsten herijking II ( 890.000 structureel)
In het kader van herijking II zijn ook de nodige inkomstenverhogende voorstellen gedaan. Deze betreffen:

· Het doorberekenen van (een deel van) de kosten van het GBA ( 350.000 ) en de zaterdagopenstelling ( 40.000 ) kunnen extra inkomsten van structureel 390.000 worden gerealiseerd. De zaterdagopenstelling wordt overigens na de zomer geëvalueerd. Indien geconcludeerd wordt dat de zaterdagopenstelling niet langer in een behoefte voorziet en beëindigd wordt vervallen de genoemde 40.000 als kostenpost (met hetzelfde resultaat voor de herijking)

· Door de verkoop van niet strategische bezittingen kan een structureel bedrag van 500.000 worden gerealiseerd tbv de herijking.
4.3.5 Nog te onderzoeken
Zoals uit het overzicht blijkt hebben wij de herijkingtaakstelling nog niet volledig ingevuld. Wij zullen in de aanloop naar de begroting 2005 met nadere voorstellen komen. Zoekrichtingen hiervoor zijn:

· Versoberen planontwikkeling openbare ruimte.
· Normen en stelposten financiering stadsuitbreiding.
· Onderwijshuisvesting.

· Rampenbestrijding.

· Gemeente als partner.

· Restant werkgroep inkomsten (w.o. sportaccommodaties).
28
Totaaloverzicht herijking
Taken 2005 2006 2007 2008 Totaal
structureel
Wijkgericht werken - 245.000 40.000 - 285.000
Wijkboerderij stadshagen 80.000 - - - 80.000
Beheer wegen 275.500 24.000 - - 299.500
Beheer groen 145.000 36.000 - - 181.000
Openbare orde, veiligheid en 165.000 - - - 165.000 brandweer
ontwikkelingssamenwerking 33.000 - - - 33.000
Onderwijsprojecten 30.000 - - - 30.000
Totaal taken 698.500 305.000 40.000 - 1.043.500
Bedrijfsvoering 2005 2006 2007 2008
Van beleid naar actieplan 132.000 237.600 - - 369.600 Fysieke en ruimtelijke projecten 457.000 243.000 - - 700.000 Efficiency in beheer en onderhoud 40.000 45.000 - - 85.000 Onderuitputting rampenbestrijding en 106.200 - - - 106.200 criminaliteitspreventie
Brandkranen 42.000 41.000 - - 83.000
Efficiencymaatregelen binnen 153.000 406.400 174.000 37.600 771.000 staffuncties
ICT 650.000 26.000 - - 676.000
Totaal bedrijfsvoering 1.580.200 999.000 174.000 37.600 2.790.800 Inkomsten Herijking 2 2005 2006 2007 2008
Zaterdag openstelling (doorbelasten of 40.000 - - - 40.000 beeindigen)
verkoop bezittingen 100.000 400.000 - - 500.000
Doorberekenen kosten GBA 350.000 - - - 350.000
Totaal inkomsten H2 490.000 400.000 - - 890.000
Totaal Herijking 2 2.768.700 1.704.000 214.000 37.600 4.724.300 Herijking 1: inkomstentaakstelling 2005 2006 2007 2008 Reclame 30.000 22.500 - - 52.500
Havengelden 14.500 14.500 - - 29.000
Hondenbelasting 300.000 - - 300.000
Toeristenbelasting 60.000 - - 60.000
Bestuurlijke boetes 10.000 - - 10.000
Aanmaningen/dwangbevelen 50.000 - - - 50.000
Totaal Inkomsten H1 94.500 407.000 - - 501.500

29
4.4 Invulling structureel bestedingsplan
In de begroting 2003 hebben wij een indicatief bestedingsplan voor de gehele raadsperiode ingevuld. In het indicatieve bestedingsplan zijn in 2005 en 2006 middelen opgenomen voor de brandweer, onderhoud wegen en onderwijshuisvesting. In de uitvoering loopt de brandweer aan tegen nieuwe eisen vanuit het Rijk betrekking tot het oefenbeleid. Gelet op het huidige financiële kader zijn wij in deze collegeperiode niet bereid nog meer middelen beschikbaar te stellen ten behoeve van de brandweer. Het uitvoeren van het oefenbeleid heeft wat ons betreft echter wel prioriteit. Om die reden kiezen wij voor het invullen van een minimale variant van de 2e uitruk van de brandweer en het herprioriteren van deze middelen ten behoeve van het oefenbeleid.
Ten aanzien van het onderhoud wegen hebben wij in de vorige paragraaf al het nodige gezegd. Wij handhaven de indicatief beschikbaar gestelde middelen in 2005 en 2006. Voor onderwijshuisvesting tenslotte hebben wij vier jaar structureel middelen uitgetrokken. Uit de jaarrekening 2003 blijkt dat de extra middelen in 2003 niet kunnen worden weggezet. In 2004 zal naar verwachting een soortgelijk beeld te zien zijn. In het Masterplan onderwijshuisvesting hebben wij de te volgen koers voor de komende jaren vastgelegd. Aan deze koers houden wij vast. Wij willen het komende half jaar echter wel gebruiken om te onderzoeken in hoeverre de extra beschikbaar gestelde middelen op dit moment kunnen worden weggezet of dat de uitvoering van het plan verder gefaseerd moet worden ingezet. De geplande extra bestedingen vullen wij op dit moment nog niet in. In de begroting nemen wij een besluit over de inzet van de extra middelen in 2005 en 2006. In de begroting 2004 kondigden wij daarnaast aan dat voor de uitvoering van het masterplan Kranenburg in deze perspectiefnota een afweging zou moeten worden gemaakt. Wij zien de uitvoering van het masterplan als een onontkoombare ontwikkeling die moet worden uitgevoerd. Er is het afgelopen jaar wel nadrukkelijk gekeken naar een zo sober mogelijke invulling van het plan Kranenburg. Tegelijkertijd zijn ook de tarieven nadrukkelijk tegen het licht gehouden. In ons indicatieve bestedingsplan hebben wij de dan resterende noodzakelijke middelen als besteding nieuw beleid opgenomen.
Hiermee is de structurele ruimte voor nieuw beleid nagenoeg ingevuld voor de resterende tijd van deze raadsperiode. Ruimte overigens die er alleen is wanneer wij onze herijkingtaakstelling voor de opgenomen bedragen in de meerjarenraming in zijn geheel hebben ingevuld.
Nieuwe structurele bestedingen zijn in 2005 en 2006, binnen de bandbreedte van deze meerjarenraming en de gekozen uitgangspunten ten aanzien van OZB verhoging nauwelijks mogelijk zonder een nieuwe herijkingtaakstelling. Wij zetten daar niet op in. Gesignaleerde knelpunten in het beleid en nieuwe wensen van beleid geven wij vorm binnen binnen de huidige grenzen van ons budgettaire kader.
Het restant aan structurele middelen zetten wij in voor het oplossen van een structureel knelpunt dat onontkoombaar, maatschappelijk gezien, op ons afkomt: schuldhulpverlening. Ten aanzien van de jaren 2007 en 2008 geldt dat er nog structurele vrije ruimte beschikbaar is. In totaal 1,9 miljoen, maar 6 ton hiervan dient in 2007 ingezet te worden voor het realiseren van de nieuwe brandweerkazerne (besluitvorming begroting 2004 geaccepteerd). Wij stellen voor deze middelen ( 1,3 miljoen) te reserveren voor de volgende raadsperiode en nu geen indicatieve bestedingen in te vullen.

30
Uit de gepresenteerde prioriteiten in het MOP, met uitzondering van extra investeringen in de binnenstad en het opstellen van een meerjarenplanning voor bereikbaarheid, blijkt nogmaals dat wij primair inzetten op het realiseren van onze doelstellingen binnen de beschikbare middelen. Dit betreft zowel onze eigen middelen als de middelen van het Rijk. Afbouw van middelen van het Rijk leidt tot het maken van keuzes dan wel het afbouwen van onze eigen inzet.
Knelpunten
Aan het begin van deze raadsperiode gaven we aan dat we met name het eerste jaar wilden benutten om de knelpunten in het bestaande beleid op te lossen. Vorig jaar in de PPN moesten we echter al constateren dat knelpunten zich in feite ieder jaar voordoen. Ook dit jaar zien we bij de uitvoering van het beleid of de uitvoering van wettelijke taken knelpunten optreden onder andere als gevolg van landelijke ontwikkelingen die op ons afkomen. De jaarrekening 2003 geeft ook een beeld van een aantal van deze knelpunten. Een aantal hebben wij in de voorbijgaande hoofdstukken benoemd, zoals de uitvoering van de Wet werk en bijstand, de WVG, activiteiten in het kader van het aflopen van GSB II, (bijvoorbeeld inburgering en integratie) en de uitvoering van het cultuurbeleid. Ten aanzien van knelpunten hanteren we de algemene lijn dat wij inzetten op het oplossen van deze knelpunten binnen de gestelde financiële kaders van de meerjarenraming. Dit betekent concreet keuzes maken, een efficiëntere inzet realiseren, maar in een aantal gevallen ook het wijzigen van de beleidsuitgangspunten. In de aanloop naar de begroting 2005 zullen wij u per beleidsterrein inzichtelijk maken welke keuzes ons voorstaan en welke oplossingsrichtingen wij willen kiezen.
Wij zien op de ingezette lijn één uitzondering, schuldhulpverlening. Wij zijn van mening dat het maatschappelijk gezien onontkoombaar is hiervoor structureel middelen vrij te maken.
31
H5 Het incidentele financiële beeld
5.1 Ruimte voor incidenteel nieuw beleid
Incidentele financiële ruimte binnen de algemene middelen en bestedingsplan voor de periode 2004-2008 op basis van reeds genomen
(indicatieve) besluiten
Stand na college 25 mei 2004
2004 2005 2006 2007 2008 totaal
Ruimte voor eenmalige neuwe bestedingen

1. Beginstand reserve eenmalige bestedingen per 1-1-2004 4790 4790 BIJ: jaarlijkse rentetoevoeging vanaf 2004 100 pm pm pm pm 100 bij: vrijval reserves en rente aftopping in begroting 2004 16619 16619
2. Middelen uit aftopping rentetoevoeging reserves vanaf 2005 1200 1200 1200 1200 4800
3. Middelen uit reserve afwikkeling bouwfondsgelden 150 3917 4067
4. (vrij) besteedbaar deel provinciale GSB middelen vanaf 2005 pm pm pm pm 0
5 Vrijval reserve woningschap (indicatie); inzetten voor dekking kosten 600 600 Kamperpoort

6 Vrijval bestemmingsreserves en voorzieningen vanaf 2005 (doorlichting vindt n.t.b n.t.b n.tb n.t.b 0 plaats als onderdeel van de begrotingsprocedure 2005)
7. Vrijval weerstandsvermogen uit algemene reserves (zie toelichting 2700 2700 en bijlage)
Totaal beschikbaar (bruto) 24359 5717 1200 1200 1200 33676
8. af. Nodig voor invoeringskosten hondenbelasting en toeristenbelasting -230 -230
9. AF: nodig voor incidentele begrotingsdekking (te bepalen bij begroting 2005) 0. AF: nodig voor reservering sociaal plan en kosten/fricties -100 -500 -600 herijkingsproces
Netto beschikbaar bedrag (A) 24259 4987 1200 1200 1200 32846 Indicatief bestedingsplan 2004-2006
A Posten opgenomen in begroting 2003 en 2004, aangevuld met Raadsbesluiten
a. 3e fase stadhuis verbouwing -4181 -751 -4932
b. privatisering kleedkamers zie h -350 -350 -700
c. Breedte-/topsport zie h -135 -180 -315
d. Vervoer VMBO zie h -78 -78 -156
e. Restauratie Peperbus, fase 2 (in 2003 al 346.000 verwerkt) -1187 -1187 f Muzerie -1664 -2010 -3674

32
g. Stelpost nieuw beleid incidenteel zie h -800 -900 -1700 h. diverse beschikkingen op grond van begrotingsbehandeling -1321 -1321 2004
B Grote projecten

1. VMBO- investeringen -4100 -4100
VMBO-investeringen structureel dekken 4100 4100

2. Deltion (bedrag conform begroting 2004; effect van de recente -6500 -6500 overeenstemming
Wordt meegenomen in de herijkingsparagraaf)

3. Voorsterpoort (afgedekt binnen vastgoed) 0 0
4. Kamperpoort -2000 -2000 -2000 -6000

5. Noordereiland (in 2003 al 1,2 mln verwerkt) -4100 -4100
6. Baggerplan -1500 -1500

*deze post structureel maken 1500 1500

7. Infrastructuur Ceintuurbaan (3,2 mln) en Stadshagen (8,2 mln) -11400 -11400 Deze post structureel dekken (zie onderstaande specificatie) 11400 11400
8. Stelpost accommodatie Oosterenk en omgeving -10300 -10300
*deze post structureel dekken (zie onderstaande specificatie) 10300 10300
9. Additionele middelen GPA (prijsstijging), zie onderstaand bij structureel 0 0 Totaal van de eenmalige bestedingen (B) -20953 -6124 -3508 0 0 -30585 Jaarlijks ten gunste/laste van reserve bestedingsplan t/m 2006 (A-B) 3306 -1137 -2308 1200 1200 Reservering voor bestedingen in 2007 en 2008 (voor -1200 -1200 binnenstad)
Cumulatief verloop van de reserve (stand eind v/h jaar) 3306 2169 -139 -139 -139 Jaarlijkse taakstelling voor het verkrijgen van een sluitende 139 139 reserve
Inzet: deze taakstelling realiseren via doorlichting bestemmingsreserves (in de Begroting 2004 was rekening gehouden met een taakstelling van 3,7 t/m 2006) Cumulatief verloop van de reserve na realisering taakstelling (stand 3306 2169 0 0 0 eind v/h jaar)
Specificatie Stucturele bijdragen aan bestedingsplan uit opbrengst Herijking II Accommodatie Oosterenk en omgeving 773 773
VMBO investeringen 263 263
Investeringen infrastructuur Stadshagen en Ceintuurbaan 855 855
33
Baggerplan 150 150
GPA: additioneel budget (collegebesluit 11/5) 153
Totaal structurele bijdragen uit Herijking II 263 1931 2194 Zie voor toelichting op de mutaties van deze bedragen ten opzichte van de Bedragen in de begroting 2004 de paragraaf structurele financiële kaders Toelichting vrijval middelen uit de algemene concernreserve: in de berekende vrijval van 2,7 mln is rekening gehouden met inzet van het Rekeningsoverschot 2003 (bijna 1,8 mln), inzet van het berekende surplus Binnen het weerstandsvermogen van de algemene reserve vastgoed (ca 3,7 mln). Daar staat tegenover een ingeschat nadeel bij de uitvoering van de lopende Begroting 2004 in de orde grootte van 3mln (hoofdzakelijk algemene uitkering)


34
5.2 Invulling incidentele bestedingsplan 2005-2008 Ten opzichte van de begroting 2004 is een geactualiseerd bestedingsplan 2005/2006 gemaakt en tevens een indicatieve invulling voor de jaren 2007 en 2008 gegeven. In de PPN van vorig jaar hebben wij nadrukkelijk stil gestaan bij een aantal strategische projecten die op dat moment met name financieel speelden. Wij hebben als uitgangspunt voor deze PPN gekozen dat wij de indicatief opgenomen bestedingen voor 2005 en 2006 willen handhaven binnen de vorig jaar gestelde financiële en inhoudelijke kaders. Dit betekent dat wij de projecten inhoudelijk niet heroverwegen. In deze PPN gaan wij daarom alleen in op onderdelen uit het bestedingsplan die gewijzigd zijn, inhoudelijk dan wel financieel, ten opzichte van de begroting 2004. Wel zullen wij onze uiterste best doen de opgenomen investeringsbedragen zo scherp mogelijk in te zetten. Mogelijk zijn hieruit voordelen te behalen.
Juist omdat we een deel van deze investeringen structureel hebben gemaakt, en dus onderdeel van de herijking, zijn wij van mening dat eventuele voordelen ingezet moeten worden voor de invulling van het nog resterende deel van de herijking. GPA
In de PPN van vorig jaar waren nog geen extra middelen opgenomen voor het GPA. Wel was de afspraak dat prijsstijgingen GPA gehonoreerd zouden worden. Inmiddels heeft de aanbesteding van het GPA plaatsgevonden en daaruit blijkt dat voor prijsstijgingen een bedrag van 2,5 miljoen moet worden ingeboekt. Structureel betekent dit een last van 153.000. Wij gaan ervan uit dat het niet meer de vraag is of deze kosten wel gedekt moeten worden, maar dat de vraag primair is hoe we deze kosten gaan dekken. Daarop hebben wij een antwoord geformuleerd.
Een aantal projecten samen hebben geleid tot een structurele post in onze meerjarenraming ( 2,2 miljoen, zie H4). Uit de geactualiseerde cijfers blijkt dat wij ongeveer 150.000 minder nodig hebben dan de veronderstelde 2,2 miljoen. Dit verschil wordt veroorzaakt door wijziging in afschrijvingstermijnen. Wij stellen voor deze in te zetten voor de door de raad gehonoreerde prijsstijgingen GPA die nog niet in ons bestedingsplan was opgenomen. VMBO
Het opgenomen financiële kader voor het VMBO in de begroting van 2004 was inhoudelijk ingegeven door het realiseren van een minimumvariant Zwols model VMBO. Intussen hebben de ontwikkelingen hieromtrent niet stil gestaan. Het onderwijsveld zelf heeft inmiddels een nieuwe variant aangedragen. Wij waarderen dit initiatief en zullen daar waar mogelijk bijdragen aan het realiseren van deze nieuwe variant. De in de PPN en begroting 2004 opgenomen bedragen zetten we daarvoor in. Daarnaast zijn wij bereid 4,1 miljoen extra vanuit de opbrengst verkoop Blaloborgh in te zetten voor het realiseren van het model VMBO.
Deltion
Er is de afgelopen periode onderhandeld met Deltion over de overeenkomst. De uitkomst van deze onderhandeling is lange tijd onzeker geweest. Inmiddels is er meer zicht op de uitkomst te zijn en deze lijkt voordelig uit te pakken ten opzichte van de opgenomen 6,5 miljoen. In lijn met het algemeen gekozen uitgangspunt komt een eventueel voordeel ten goede aan de invulling van het resterende deel van de herijking.
35
Binnenstad.
Uit de incidentele raming, zoals met de inzichten van nu is berekend en dus onzeker, blijkt dat tenslotte dat we in 2007 en 2008 incidenteel jaarlijks 1,2 miljoen tot onze beschikking hebben. Wij stellen voor deze bedragen vooralsnog te reserveren voor de binnenstad om daarmee ook uitdrukking te kunnen geven aan de in het MOP gepresenteerde ambities.


36
H6 Samenvatting en conclusies
6.1 Samenvatting
In deze perspectiefnota hebben wij u de kaders geschetst voor onze financiële meerjarenraming. Zowel incidenteel als structureel. Vanzelfsprekend geldt hierbij het voorbehoud van wijzigingen die nog door het Rijk aan ons kunnen worden opgelegd in de mei-circulaire, die naar verwachting pas half juni verschijnt. De uitkomsten hiervan zullen wij betrekken bij de begroting 2005. Deze uitkomsten zullen echter wel in het kader van de door ons voorgestelde uitgangspunten van deze perspectiefnota worden geplaatst.
Daarnaast hebben wij stil gestaan bij het college halverwege en de gekozen uitgangspunten voor onze inzet de komende jaren.
Wij onderscheiden op basis hiervan een aantal rode draden:
· Wij staan nog steeds voor het college-akkoord en de gekozen investeringen die aan het begin van deze raadsperiode (of daarvoor) zijn ingezet. Deze investeringen willen wij, zoveel mogelijk in deze raadsperiode, tot een goed eind brengen.
· Doelstellingen voor de komende jaren worden binnen de bestaande financiële kaders (inclusief GSB) uitgevoerd, hetgeen enerzijds betekent dat wij de gemeente als partner verder uitwerken en anderzijds dat wij doelstellingen realiseren door te herijken binnen het bestaande beleid. Deze laatste denklijn geldt ook voor het oplossen van knelpunten in het bestaande beleid.

· Het thema Binnenstad wordt voorzien van een meerjarig investeringsprogramma, maar kent een nadrukkelijke voorkeur bij de inzet van beschikbare middelen in de meerjarenraming.
6.2 Conclusies.
Conclusies formuleren wij in de vorm van het dictum van het raadsvoorstel: Wij stellen de raad voor:

· In te stemmen met de uitgangspunten voor de meerjarenraming (structureel) 2005- 2008.
Met inachtneming van de volgende specifieke onderdelen:
- OZB risico met ingang van 2006 over drie jaar verspreid opnemen in de meerjarenraming.
- Niet ingevulde deel herijking I t.a.v. de bibliotheek en de nog in te vullen post (0,1) mee te nemen in herijking II.

- In te zetten op het realiseren van een herijkingtaakstelling II van 6 miljoen.
- OZB-verhoging conform uitgangspunt college-akkoord van 1,5% boven inflatie-correctie (2,2%) is in 2005 3,7%.

· In te stemmen met de voorstellen voor invulling van het dekkingsplan.
· In te stemmen met de zoekrichtingen voor het nog in te vullen deel van het dekkingsplan.

37

· In te stemmen met de uitgangspunten voor het structurele bestedingsplan 2005-2008.
- Indicatieve bestedingen m.b.t. brandweer en onderhoud wegen handhaven.
- Indicatieve bestedingen m.b.t. onderwijshuisvesting nader onderzoeken op basis van de uitkomsten van de jaarrekening.

- In het bestedingsplan indicatief middelen opnemen voor plan Kranenburg en voor schuldhulpverlening.

- De structurele bestedingsruimte in 2007 en 2008 (1,9 miljoen) reserveren tot de volgende college- en raadsperiode.

- Doelstellingen en knelpunten in het bestaande beleid vorm geven, uitvoeren en oplossen binnen het bestaande beleid en dus binnen de huidige financiële kaders van de meerjarenraming.

· In te stemmen met de uitgangspunten voor het incidentele bestedingsplan 2005-2008.
- Handhaven van de indicatief opgenomen investeringen 2005-2006 binnen de financiële kaders van de begroting 2004 met uitzondering van het GPA. Prijsstijgingen GPA dekken binnen de beschikbare 2,2, miljoen in de structurele meerjarenraming.
- Meevallers in de indicatief opgenomen investeringen 2005-2006 ten gunste laten komen van de dekking van de meerjarenraming (herijking II).
- De stelposten voor nieuw beleid in 2005 (0,8) en 2006 (0,9) handhaven en bij de begroting 2005 in te vullen.

- De incidenteel beschikbare middelen 2007 en 2008 voorlopig prioritair te reserveren voor de uitvoering van het programma Binnenstad. Bij de betreffende jaarschijven, op basis van concrete investeringsvoorstellen voor de binnenstad, de definitieve afweging maken. Overige investeringen vinden plaats binnen de beschikbare financiële middelen (algemene middelen, GSB-middelen en geaccodeerde exploitaties). Herprioritering op inzet vindt plaats door herijken binnen het beleidsterrein.

38
Bijlage I
Beknopte samenvatting thema´s MOP.
Binnenstad
De binnenstad is belangrijk. Stadsdebat, Verweij-Jonker, maar ook de politieke keuzes maken dit duidelijk. De binnenstad is, samen met het buitengebied, ook onze belangrijkste kracht en om dat te behouden en te versterken moeten we investeren in de binnenstad. Investeren in de openbare ruimte: pleinen, parkeren en de entrees van de binnenstad. Maar ook evenementen, veel terrassen, cultuuruitingen e.d. kleuren het decor van de binnenstad in. Het hele programma Binnenstad beslaat een langere periode dan het MOP.
· 2005-2006. Afmaken van hetgeen we al in gang hebben gezet of waarvoor plannen zijn gemaakt:

- Continueren van het programma veiligheid op straat.
- GPA / Noordereiland

- Rode torenplein/ Melkmarkt

- Beheer van de binnenstad op orde (schoon en heel).
- Vormgeven aan het evenementenbeleid en de uitvoering ervan.
- Uitvoering plannen park de Weezenlanden

· Ambities 2007-2009.
Verder investeren in de openbare ruimte van de binnenstad, zodat een beter klimaat ontstaat voor de door ons gewenste ontwikkelingen op winkelgebied, cultuur en evenementen. Het thema binnenstad is een integraal thema, niet alleen voor de binnenstad zelf, maar ook voor onderdelen van vrijwel alle andere gekozen thema's in het MOP zoals jongeren, economie en cultuur.
Jongeren
Als we een bruisende en levendige stad willen zijn moeten we jongeren letterlijk en figuurlijk meer ruimte geven. Zwolle moet voor jongeren een aantrekkelijke stad zijn. Om te wonen, te studeren, te werken en om te ontspannen. Belangrijk is jongeren blijvend aan de stad te binden. Daarmee creëren we toekomst voor de stad, maar ook nieuwe impulsen die Zwolle lef en dynamiek oplevert.
Een aantal van de prioriteiten komen elders ook terug. Ruimte geven, faciliteren en uitnodigen zijn basisbegrippen waaraan wij invulling geven. Ook hier geldt echter dat wij zonder partners in de stad niet ver zullen komen. Woningbouwcorporaties voor het realiseren van studentenhuisvesting. Studentenverenigingen voor het versterken van levendigheid en evenementen. Kennisinstellingen voor het aansluiten van het onderwijs op de arbeidsmarkt en het realiseren van het onderwijsmodel VMBO. Een werkbudget om ons als studentenstad te profileren is belangrijk, evenals een bijdrage op het realiseren van het VMBO. Voor het geven van ruimte en het faciliteren moeten wij echter vooral een beroep doen op onze overredingskracht en de kracht partijen bij elkaar te brengen. Hiervoor helpt extra geld niet. Wij zetten concreet in op twee doelgroepen: 12-18 jaar en18-24 jaar. Wij kiezen juist voor deze twee doelgroepen omdat vanaf het voortgezet onderwijs binding ontstaat met de stad.
39
Culturele potentie
Zwolle heeft een grote culturele en toeristische potentie en daarmee ook een economische potentie. Die potentie komt voort uit de kwaliteiten van de historische binnenstad, de ligging in de IJsseldelta, nabij Vecht en Zwarte Water, de kunstopleiding in Zwolle, de regionale en soms zelfs landelijke functie op het terrein van horeca (met name op het gebied van restaurants presteert Zwolle goed), de ontwikkeling van de natte horeca in de afgelopen jaren, de nieuwe evenementen (bevrijdingsfestival, Stad als theater) en dus een algehele verlevendiging van Zwolle.
Maar zoals ook uit het Stadsdebat bleek, en het Verweij-Jonker rapport dat hieraan ten grondslag lag, wordt de potentie nog lang niet ten volle benut. Als Zwolle groeit gaat het om meer dan inwoners en bedrijven alleen. Onze wensen en ambities ten aanzien van de binnenstad en de pijler economie zijn gebaat met het verder vergroten van de culturele potentie. De aanwezigheid van veel creatieve mensen in een stad is volgens de Atlas voor gemeenten 2004 de beste garantie voor toename van de werkgelegenheid. Dit pleit voor het stimuleren van de culturele potentie. Meer gebruik maken van betrokkenheid van partners in de stad en initiatieven van burgers. En als er potentie aan toe moet worden gevoegd een zodanig klimaat creëren dat mensen om die reden naar Zwolle willen komen. Het pleit ook voor het instandhouden van een aantal culturele voorzieningen in onze stad. Het is vooral de houding, het uitstralen van het belang en het stimuleren van mensen waarmee we deze prioriteit invulling willen geven.
Verstedelijkingsopgave
Een van de belangrijkste uitkomsten van het Stadsdebat. Het realiseren van een accentverschuiving van de uitleg van de stad naar meer verstedelijking in de bestaande stad om het waardevolle buitengebied zoveel mogelijk te kunnen behouden. Hierbij zullen wij nadrukkelijk stil moeten staan bij de gewaardeerde groenvingerstructuur in de stad. Een opgave voor ons om hieraan invulling te geven in de komende jaren. Belangrijkste in dit verband is het opstellen van een structuurplan, waarin de gevolgen van deze keuze zichtbaar worden gemaakt. In hoeverre kunnen we accentverschuiving daadwerkelijk realiseren en wat betekent het, ook voor de sociale samenhang, in onze stad. Groei van de stad moet zoveel mogelijk in de pas lopen met het behoud en de versterking van de sociale samenhang. De gevolgen van deze structuurplan discussie krijgen hun feitelijke beslag vooral na 2010. In de komende jaren houden wij vast aan het invullen van de afspraken op het gebied van woningbouw en herstructurering.
Het is duidelijk dat we dit niet alleen kunnen.
Het stedelijk woningbouwprogramma zal in samenwerking met partners (corporaties, ontwikkelaars en Regio) moeten worden uitgevoerd.
Dynamiseren van de Economie
Zwolle heeft het de afgelopen jaren economisch goed gedaan. Onze strategische ligging is daarbij van groot belang. Willen we dat vasthouden dan zullen we moeten blijven investeren in de toekomst. Zeker nu de werkloosheid ook in Zwolle oploopt. In de nota economisch beleid die recent is uitgebracht geven wij onze prioriteiten aan. Het gekozen thema in het MOP sluit daarop in grote lijnen aan. Wij zetten in op voldoende ruimte voor bedrijvigheid, goede bereikbaarheid en een aantrekkelijk arbeidspotentieel. Ook willen we de lokale (kennis)economie bevorderen en faciliteren.

40
Door het creëren van een nog beter vestigingsklimaat voor ondernemers, het verder ontwikkelen van netwerken en door een goede aansluiting te stimuleren tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Hierbij moeten we, meer dan voorheen, gebruik maken van de aanwezigheid van de in Zwolle gevestigde kennisinstellingen zoals VU/Windesheim, Deltion en Landstede. Belangrijke partners in de stad die in veel gevallen, veel beter dan wij zelf, in kunnen spelen op de versterking van onderwijs en arbeidsmarkt. Het verder dynamiseren van de economie vraagt om creativiteit en daadkracht. Het geven van de juiste impulsen en realiseren van goede randvoorwaarden zodat wij ook ruimte kunnen geven aan starters en broedplaatsen. Een goed vestigingsklimaat hangt ook samen met de voorwaarde dat we een aantrekkelijke woonstad in het groen zijn en willen blijven.
Daarnaast zien wij de economische en toeristische ontwikkeling van met name de binnenstad als een belangrijke prioriteit. Het versterken van de binnenstad, juist ook op deze terreinen kwam nadrukkelijk uit het Stadsdebat naar voren. Voor beiden geldt dat wij alleen kunnen stimuleren en randvoorwaarden creëren
Sociaal beleid
Het thema sociaal beleid dat wij de titel "iedereen doet mee" hebben gegeven bestaat uit twee basisgedachten. Enerzijds het herdefiniëren van ons sociale beleid en anderzijds het versterken van de kracht in de stad.
Inwoners van onze stad moeten meer verantwoordelijkheid krijgen voor hun eigen leefklimaat en leefomgeving, met andere woorden zij zorgen voor versterking van de kracht in de stad. Wij moeten daarbij uit de rol dat wij alles kunnen (en willen) regelen voor onze inwoners. Wij moeten toe naar een situatie waarbij de verantwoordelijkheid daar wordt gelegd waar die werkelijk het zwaarst telt. Sociale samenhang in buurten en wijken is daarvoor een voorwaarde die per buurt of wijk echter geheel verschillend kan, en moet, worden ingevuld. Dit betekent dat wij de komende vier jaar ook anders om zullen gaan met onze wijze van werken in het wijkgericht werken. Minder vanuit het stadhuis, meer vanuit de wijk en buurt geredeneerd. Minder vanuit het adagium "dat lossen wij altijd voor u op" en meer vanuit het gegeven dat mensen zelf ook verantwoordelijk zijn. Definiëring van ons sociale beleid is een tweede essentiële basisgedachte. Dit betekent herbezinning op onze rol, de invulling van onze rol en de prioriteiten die daaruit moeten worden afgeleid. Het betekent dat wij met name het komende jaar, en deels ook 2006, zullen benutten voor het bepalen van die rol. Wat zijn voorwaarden waarvoor wij ons primair verantwoordelijk moeten voelen en deze verantwoordelijkheid ook moeten nemen. Wat heeft een stad van onze omvang minimaal nodig aan voorzieningen (fysiek en niet-fysiek) om een leefbare stad te zijn? Voor alle te onderscheiden beleidsterreinen zullen we deze vragen in de komende periode beantwoorden.
Basisvoorwaarden bereikbaarheid en veiligheid
Wij positioneren in ons MOP bereikbaarheid en veiligheid niet als afzonderlijke opgaven. Zij maken integraal onderdeel uit van de andere thema's. beide voorwaarden zijn echter wel van essentieel belang, zowel financieel als inhoudelijk voor de toekomst van Zwolle. Bereikbaarheid.
Bereikbaarheid is een essentiële basisvoorwaarde voor een bloeiend groeiend Zwolle. Bereikbaarheid kent vanwege het steeds verder dichtslibben van de stad en het belang voor de economische motor voor onze stad een aantal forse opgaven voor de komende jaren. Opgaven die we niet alleen kunnen waarmaken.

41
We hebben daarbij onze overheidspartners hard nodig. Met name het realiseren van de hoofdinfrastructuur van Stadshagen en de Ceintuurbaan hebben voor de middellange termijn prioriteit. Echter ook bij het opstellen van het nieuwe structuurplan vormt bereikbaarheid een essentiële voorwaarde. Uitgangspunt voor het structuurplan vormt de keuze om het accent te verschuiven van de uitleggebieden naar de bestaande stad. Dit vraagt andere infrastructurele maatregelen dan het verder uitleggen van de stad. Het is belangrijk om de consequenties van deze accentverschuiving inzichtelijk te maken, zodat keuzes kunnen worden gemaakt die niet alleen vanuit gewenste woningbouwlocaties en bedrijfslocaties worden ingegeven, maar ook vanuit de noodzakelijke bereikbaarheid van de stad. Het parkeervraagstuk tenslotte maakt ook onderdeel uit van de bereikbaarheid, met name van de binnenstad. Op basis van de recent opgestelde parkeervisie dienen keuzes te worden gemaakt ten aanzien van het parkeren in en rondom de binnenstad.
Veiligheid.
Veiligheid is in Zwolle, gelukkig, nog geen groot probleem en dat willen we graag zo houden. Veel inwoners voelen zich relatief veilig in Zwolle en ook de objectieve cijfers geven geen aanleiding tot grote zorg. Veiligheid beschouwen wij, evenals bereikbaarheid, als een basisvoorwaarde voor een leefbaar Zwolle. Nu, maar ook in de toekomst. Juist bij een verdere groei van Zwolle is het belangrijk het thema veiligheid nauwlettend te blijven volgen. Wij constateren ook nu al dat met de groei van de stad meer grootstedelijke problemen op ons afkomen. De ketenaanpak zorg voor overlast bijvoorbeeld kent om die reden nadrukkelijk een veiligheidscomponent.
In het college-akoord is ingezet op het thema wijkveiligheid. Een prioriteit die wij nog steeds onderschrijven. Voor veel inwoners van Zwolle is veiligheid met name gerelateerd aan de directe woon- en leefomgeving en het gevoel van veiligheid (subjectieve veiligheid). Maatregelen moeten daarom vooral neerslaan in de directe woon- en leefomgeving van onze inwoners. Daarnaast is de binnenstad de belangrijkste ontmoetingsplaats in onze stad. Juist om die reden is veiligheid van de binnenstad ook een belangrijk thema. Tenslotte zetten wij met ons veiligheidsbeleid in op een aantal actuele, vooral door het Rijk in het kader van GSB ingegeven, stedelijke thema's zoals: veelplegers en huiselijk geweld. In dat stedelijk beleid krijgt het thema jeugd en veiligheid een belangrijke rol in een doorgaande lijn ten opzichte van de vorige GSB-periode.

42
Bijlage II

Specificatie uitkomsten meerjarenraming 2005 t/m 2008 Versie d.d. 26 mei 2004
2005 2006 2007 2008
(bedragen x 1.000
euro)
Doorwerking resultaat voorgaande jaren:

1. Doorwerking vanuit voorgaande jaren (495)
Rijksbeleid:

2. Algemene uitkering Gemeentefonds:
a. Accres 1.028 3.197 4.134 3.040
a1. Verwachte structurele doorwerking (1.300)
maartcirculaire 2004
b. vrijval integratie-uitkering WUW tgv alg. uitk. 11 11 11 11 c. herijking verdeelmaatstaven per 2001 95
d. overgangsmaatregel ISV (17) (17) (17) (17)
e. afschaffing 45,38 maatregel (oude Zalm-snip) (2.400) f. 1. afschaffing OZB-woningen (400) (300) (300)
2. maximering ozb stijging pm
g. overheveling diverse rijkstaken c.a. (zie 3) (23) 2 h. afloop verfijningsuitkeringen rioleringen (39) (19) (257) (46) i. afloop verfjiningsuitkering monumenten (70) (206) (76) (329)
3. Corresponderende posten met overheveling 2.288 (2) rijkstaken c.a.
Groei van de stad:

4. Volume toename onroerende zaakbelasting 720 935 799 866
5. Algemene uitkering:
a. volume toename 620 803 824 839
b. correctie a.g.v. landelijke volumegroei (73) (593) (301) (304) (ontwikkeling uitkeringsbasis)

6. Stadsuitbreiding:
a. lasten a.g.v. vastgestelde grondexploitaties (cat. (174) (357) (405) (264) A)
b. stelpost wijkgebonden basisvoorzieningen (cat. (218) (100) (400) B)
c. volumegroei van verplichte bijdr. aan derden (33) (53) (53) (53) (cat. C)
d. gesaldeerde volume-effecten a.g.v. wettelijke
taken
en/of vastgestelde gem. verordeningen (cat. D) (175) (734) (279) (655) Overige gemeentelijk bestaand beleid:

7. Nominale ontwikkelingen:
a. inflatie-correctie gemeentelijke tarieven 654 563 586 612 b. trendmatige loon- en prijsaanpassingen (1.830) (1.735) (1.780) (1.820) c. incidenteel loon (periodieken etc.) (285) (299) (307) (315) d. rentemutaties 900 (1.045)

8. Investeringslasten:
a. autonoom vrijvallende kapitaallasten (netto) 325 840 550 460 b. lasten vervangingsinvesteringen (indicatief) (345) (350) (355) (360) c. lasten verplichte investeringen Onderwijswet (92) (93) (94) (96)
9. Structurele onvoorzien (91) (91) (91) (91)

10. Afbouw dekkingsreserve (80) (80) (80) (80)
11. Verlaging btw uit posten meerjarenram. ter (155) (145) dekking korting GF

12. Verhoging jaarlijkse dotatie dubieuze debiteuren (55)
13. Inschatting budgettair effect BTW- (250)
compensatiefonds vanaf 2007

14. Te laag geraamde energiekosten satdskantoor (60)
43
15. Doorbetaling ziektekosten 2e jaar (225)
Risicoposten:
16. Stelpost risico- en kansposten (500) (500) (500) (500) Totaal ontwikkeling bestaand beleid (2.039) (468) 1.704 198 Bijdrage aan éénmalig bestedingsplan 2005-2008:
17. Structurele bijdrage uitvoering éénmalig (300) (1.900) bestedingsplan
(nog te actualiseren)
Nieuw beleid/bestedingsknelpunten:
18. a. Nieuw beleid obv collegeprogramma 2002-2006 (1.285) (1.285) (600) b. Aanname post nieuw beleid/knelpunten na 2006 (1.100) (200) Resultaat vóór dekkingsplan (3.624) (3.653) 4 (2)
Cumulatief (3.624) (7.277) (7.273) (7.275)


44

Bron: Afdeling Communicatie
Datum van 07-06-2004 tot 13-06-2004