De Hoge Raad heeft op 8 juni 2004 het cassatieberoep verworpen in de zaak van een van omvangrijk wapenbezit verdachte persoon
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 8-06-2004

Samenvatting door de griffier van de Hoge Raad der Nederlanden (buiten verantwoordelijkheid van de Hoge Raad)

Op 2 juli 2002 heeft de Hoge Raad in een eerdere uitspraak (zie LJN AE4767) deze zaak naar het gerechtshof te Den Haag verwezen. Tegen verdachte is door het openbaar ministerie een vervolging ingesteld wegens omvangrijk wapenbezit. In die vervolging was het openbaar ministerie in hoger beroep door het gerechtshof te Amsterdam om een aantal redenen niet-ontvankelijk verklaard.

Het openbaar ministerie heeft cassatie bij de Hoge Raad ingesteld. De Hoge Raad heeft in die uitspraak van 2 juli 2002 geoordeeld: a. dat in het onderhavige geval niet was voldaan aan de wettelijke verplichting van openbaarmaking van de uitspraak nu in het door het hof openbaar gemaakte arrest tekstgedeelten zijn doorgehaald die tot nadere motivering van het arrest strekten.
b. dat er geen sprake is geweest van een dusdanig onrechtmatig optreden van de met opsporing belaste ambtenaren dat dit kon leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie (er had onder meer tijdens een verhoor van de verdachte achter gesloten deuren een zittingsmicrofoon open gestaan). De Hoge Raad vernietigde die uitspraak van het hof Amsterdam en heeft de zaak verwezen naar het gerechtshof te Den Haag om opnieuw te worden berecht en afgedaan. Het hof Den Haag heeft op 3 juni 2003 het openbaar ministerie ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte persoon en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en zes maanden (zie LJN AF9403).

Tegen deze uitspraak van het hof Den Haag van 3 juni 2003 is beroep in cassatie bij de Hoge Raad ingesteld. Als advocaat treedt op mw. mr. A.G. van der Plas te Amsterdam. In zijn conclusie van 11 mei 2004 heeft de advocaat-generaal bij de Hoge Raad, mr. N. Jörg, tot verwerping van het cassatieberoep geconcludeerd. De Hoge Raad heeft op 8 juni 2004 het ingestelde cassatieberoep zonder nadere motivering verworpen, op basis van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. (De tekst van dit artikel is: Indien de Hoge Raad oordeelt dat een aangevoerde klacht niet tot cassatie kan leiden en niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, kan hij zich bij de vermelding van de gronden van zijn beslissing beperken tot dit oordeel). Het gevolg van de uitspraak van de Hoge Raad van 8 juni 2004 is dat de door het gerechtshof te Den Haag op 3 juni 2003 uitgesproken veroordeling van de verdachte definitief is geworden, inclusief de opgelegde gevangenisstraf.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AO9645

Zie het origineel