Nr.xx VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft over de
ontwerp-wijziging van de algemene maatregel van bestuur Schattingsbesluit
arbeidsongeschiktheidswetten (szw0400358) de navolgende vragen ter
beantwoording aan de regering voorgelegd. Deze vragen, alsmede de daarop op
..... gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Hamer
Adjunct-griffier van de commissie,
Esmeijer
Vragen van de leden van de fracties van PvdA, VVD en GroenLinks
Kan de regering aangeven welke concrete en meetbare doelstellingen zij met het
Schattingsbesluit nastreeft?
Kunnen genormeerde indicatoren worden gepresenteerd waardoor meerjarig de uitvoering
van het Schattingsbesluit kan worden gevolgd?
Met welke periodiciteit zal de Kamer worden geïnformeerd worden over de uitvoering van het
Schattingsbesluit?Aan welke indicatoren denkt de regering bij de informatieverstrekking aan
de Kamer?
De doelstelling van het nieuwe Schattingsbesluit is een werkwijze vast te leggen waarmee
meer dan nu het geval is, bepaald kan worden wat iemand nog wél kan, zodat de mate van
arbeidsongeschiktheid beter vastgesteld kan worden en mensen niet nodeloos een
arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen. Deze doelstelling is kwalitatief van aard, en zal
ook kwalitatief gemonitord worden. Dit gebeurt met behulp van het reguliere
kwaliteitsborgingsinstrumentarium van het UWV, waarmee de kwaliteit van de uitvoering van
de claimbeoordeling voortdurend beoordeeld wordt. Onderdeel van dit instrumentarium is
vergelijking tussen professionals onderling en tussen vestigingen, intercollegiale toetsing. Op
die manier wordt gestreefd naar verhoging van de kwaliteit en naar meer uniformiteit in de
uitvoering.
De uitvoering van de claimbeoordeling wordt thans gemonitord op aantallen, tijdigheid en
resultaat. Deze zelfde indicatoren worden gehanteerd bij de monitoring van de
herbeoordelingsoperatie, waarbij de tijdigheid in relatie tot de cohortindeling, de ingezette
reïntegratieinstrumenten en het resultaat daarvan (dit laatste op termijn) extra
aandachtspunten zijn. Rapportage hierover zal geschieden via de kwartaalverslagen van het
UWV, die naar de Kamer gestuurd worden.
Vragen van leden van de fracties van de PvdA en de VVD.
---
Kan de regering kwantificeren om hoeveel personen het uit het her te beoordelen bestand
gaat, die hun arbeidsongeschiktheidsuitkering verliezen danwel verlaagd zien als gevolg van
het aanpassen van het arbeidsplaatsencriterium?
Vanwege de complexe samenhang tussen de verschillende onderdelen van het
Schattingsbesluit kan de financiële besparing en het aantal personen dat geconfronteerd wordt
met een uitkeringsverlaging niet evident worden opgesplitst naar de verschillende onderdelen.
In de Nota van Toelichting bij de wijziging van het Schattingsbesluit is er voor gekozen om
de partiële effecten van de verschillende onderdelen te presenteren om op deze wijze meer
inzicht te geven in de besparingen. Hieruit kan worden afgeleid dat het aanpassen van het
arbeidsplaatsencriterium in kwantitatieve termen een belangrijk aspect is van de wijzigingen
in het Schattingsbesluit. Voor het grootste gedeelte van de 110.000 personen, waarvoor de
uitkering verlaagd wordt, zal het arbeidsplaatsencriterium een rol spelen. Het partieel effect
van het arbeidsplaatsencriterium is afgeleid uit simulatieresultaten van UWV. Als het
Schattingsbesluit uitsluitend op het arbeidsplaatsencriterium zou worden aangepast dan zou
het aantal personen dat met een uitkeringsverlaging geconfronteerd wordt, circa 90.000
personen bedragen.
Opmerkingen en vragen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie ondersteunen de visie van de regering dat binnen het
arbeidsongeschiktheidsstelsel de nadruk moet komen te liggen op arbeidsgeschiktheid en de
mogelijkheden tot werken in plaats van arbeidsongeschiktheid. Deze leden betwijfelen echter
of deze AmvB leidt tot meer arbeidsparticipatie. Vooralsnog lijken de nieuwe criteria slechts
te leiden tot een nog meer theorie in de keuringspraktijk. Deze theoretische benadering staat
totaal los van de praktische mogelijkheden tot werken. Het leidt tot minder mensen in de
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en meer verborgen arbeidsongeschiktheid in de WW en
bijstand waardoor deze mensen nog moeilijker aan de slag komen. Veel gedeeltelijk
arbeidsgeschikten die werken zullen een deel van hun inkomen verliezen en een andere groep
verdwijnt helemaal uit het zicht doordat ze hun recht op een uitkering vervalt zonder dat het
perspectief op werk verbetert. Deze leden willen meer inzicht hebben in de concrete
doelstellingen en prestatie-indicatoren die de regering hanteert.
Het is de bedoeling dat arbeidsongeschikten die bij een herbeoordeling hun uitkering geheel
of gedeeltelijk verliezen, voldoende ondersteuning bij reïntegratie krijgen. Er wordt daarvoor
ook een budget ter beschikking gesteld. Maar voor veel mensen is dit ofwel niet van
toepassing of zal dit nauwelijks iets kunnen betekenen. Zij worden slechts geconfronteerd met
een inkomensachteruitgang zonder zicht op (meer) werk.
Wat betekenen de voorstellen voor die grote groep gedeeltelijk arbeidsongeschikten die werkt
(meer dan 50%) en die door de nieuwe criteria een lager percentage arbeidsongeschiktheid
krijgen en een deel van hun inkomen verliezen?
Verwacht de regering dat de arbeidsproductiviteit van deze werknemers na de herbeoordeling
toegenomen is?
Verwacht de regering dat de werkgevers het loon zullen verhogen?
Waarop baseert de regering haar verwachtingen?
Welke ondersteuning is er voor deze groep werknemers en werkgevers die getroffen worden
door de strengere criteria?
Wat betekent de ondersteuning bij reïntegratie in de praktijk voor de kansen op werk van de
groep langdurig arbeidsongeschikten?
Hoe schat de regering hun reïntegratiekansen in?
Hoe verhoudt dit zich tot het maximale slagingspercentage van 35% dat tot nog toe voor deze
groep gold?
---
Waar het om gaat is dat bij de claimbeoordeling wordt vastgesteld wat iemand met zijn
beperkingen kan verdienen. Of betrokkene dit loon in de praktijk ook kan verwerven, staat
buiten de claimbeoordeling als zodanig. De reden hiervoor is dat als er wel rekening
gehouden zou worden met de vraag of iemand dergelijke arbeid ook daadwerkelijk zou
verwerven, dit verdiscontering van werkloosheid in de arbeidsongeschiktheidsregelingen zou
betekenen. Juist om dit tegen te gaan, is in artikel 18 WAO de bepaling opgenomen dat bij de
vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid buiten beschouwing wordt gelaten of de
werknemer de arbeid feitelijk kan verkrijgen. Dit is een algemeen punt dat los staat van de
herbeoordelingsoperatie of het nieuwe Schattingsbesluit.
Voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten die werken voor hun resterende verdiencapaciteit, en
die door een herbeoordeling een lager arbeidsongeschiktheidspercentage en een lagere
uitkering krijgen, is het volgende van belang. Een deel van deze groep is meer arbeidsgeschikt
omdat zij meer uren kunnen werken vergeleken bij de vorige claimbeoordeling. Zij kunnen
hun werkuren uitbreiden bij hun werkgever (indien daartoe mogelijkheden bestaan) of zij
kunnen een andere baan zoeken met een grotere omvang. Een ander deel van deze groep kan
volgens de arbeidskundige schatting hetzelfde aantal uren werken als voorheen, maar met een
hoger uurloon. Deze personen kunnen werk zoeken met een hoger loon. Op deze manier
kunnen zij het inkomensverlies dat optreedt door een lagere uitkering compenseren.
Herbeoordeelde gedeeltelijk arbeidsgeschikten kunnen bij hun reïntegratie een beroep doen
op ondersteuning door het UWV. Het UWV zal een reïntegratievisie uitvoeren om te bepalen
welke arbeidsongeschikten van wie de uitkering wordt verlaagd hulp nodig hebben bij
reïntegratie. Bij deze reïntegratievisie wordt gekeken of iemand al aan een traject bezig is of
er recent één afgerond heeft. Ook beoordeelt het UWV of de betreffende personen zelfstandig
werk hebben hervat of op korte termijn werk zullen hervatten. Voor personen die hulp nodig
hebben, beoordeelt het UWV welke vorm van reïntegratie het meest geschikt is. In het
algemeen zal een reïntegratietraject ingezet kunnen worden door het UWV. Desgewenst kan
de betrokkene gebruik maken van een individuele reïntegratieovereenkomst.
Naast reïntegratietrajecten kunnen werknemers en werkgevers gebruik maken van de
reïntegratie-instrumenten zoals die zijn opgenomen in de Wet REA. Werkgevers die een
herbeoordeelde gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer in dienst nemen, maken bijvoorbeeld
aanspraak op de no risk polis en op een premiekorting. Daarnaast kan zowel de werknemer als
de werkgever in aanmerking komen voor werkplekaanpassingen of andere voorzieningen
zoals die zijn opgenomen in de Wet REA.
De regering streeft ernaar om de reïntegratie zo efficiënt en effectief mogelijk gestalte te
geven. Marktwerking is een middel om dit te bereiken. Met elkaar concurrerende
reïntegratiebedrijven hebben de juiste prikkels om te streven naar de beste prijs - kwaliteit
verhouding. Daartoe is met de Wet Structuur uitvoering werk en inkomen (SUWI) geregeld
dat reïntegratietrajecten door private partijen worden uitgevoerd. Middels een
aanbestedingsprocedure contracteert het UWV op een transparante wijze die
reïntegratiebedrijven die de beste offerte aanbieden. De regering is van mening dat hiermee de
randvoorwaarden zijn gecreëerd om een efficiënte en effectieve reïntegratie te
bewerkstelligen.
In de eerste kwartaalrapportage van 2004 presenteert het UWV de volgende resultaten van
reïntegratietrajecten die in 2001 zijn ingekocht (deze trajecten zijn inmiddels allemaal
beëindigd en lenen zich derhalve goed voor een resultaatsmeting).
Reïntegratietrajecten WAO Contractjaar 2001
Bruto instroom 58.458
---
Niet gestarte trajecten 9.713
Netto instroom 48.745
Beëindigd zonder plaatsing 28.771
Plaatsing 18.992
Plaatsingspercentage 39%
Normpercentage 30%
Verschil + 9%
Bron: UWV, 1e kwartaalrapportage 2004
De Wet SUWI is op 1 januari 2002 in werking getreden. De reïntegratiemarkt is derhalve nog
in ontwikkeling. Jaarlijks worden de gevolgen van de aanbestedingsprocedure geëvalueerd.
Tweejaarlijks wordt de werking van de reïntegratiemarkt geëvalueerd. Zonodig volgen hieruit
aanpassingen ten behoeve van het kabinetsbeleid inzake de reïntegratiemarkt. Deze
beleidscyclus heeft tot doel de reïntegratiemarkt op de voet te volgen en indien mogelijk de
effectiviteit te verhogen. De regering streeft ernaar dat reïntegratietrajecten ten opzichte van
2003 in 2007 moeten leiden tot 25% meer uitstroom naar regulier werk.
Door de ongunstige economische situatie is de arbeidsmarkt op dit moment instabiel. Uit een
brief van MKB Nederland bleek dat dit een belangrijke reden voor werkgeversorganisaties
was om geen handtekening onder het zogenoemde `convenant' voor de reïntegratie te zetten.
Wat betekent dit voor de kansen op de arbeidsmarkt van de herbeoordeelden?
Welke concrete maatregelen neemt de regering die er toe leiden dat werkgevers gedeeltelijk
arbeidsongeschikten wel gaan aannemen en een handtekening onder een dergelijk convenant
gaan zetten?
De regering stelt dat de no-riskpolis de arbeidsmarktkansen vergroot.
Hoe is deze no-riskpolis precies vormgegeven?
Wat is het verschil met de bestaande no-riskpolissen?
Waardoor wordt de arbeidsmarktkans vergroot ten opzichte van de huidige situatie?
Hoe verhoudt dit zich tot de relatief ongunstige arbeidsmarkt?
Hoe heeft het gebruik van de bestaande no-riskpolissen zich de afgelopen jaren ontwikkeld?
Hoe worden deze no-riskpolissen beoordeeld door de werkgevers?
Naar aanleiding van de brief van MKB-Nederland heeft de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, gelet op het maatschappelijk belang van reïntegratie, de
werkgeversorganisaties uitgenodigd om de mogelijkheden te verkennen om de inschakeling
van gedeeltelijk arbeidsgeschikten te stimuleren. Op 19 mei 2004 heeft dit overleg
plaatsgevonden. In dat gesprek is de inzet van werkgevers voor de reïntegratie van
gedeeltelijk arbeidsgeschikten aan de orde gekomen. Afgesproken is om knelpunten en
belemmeringen die werkgevers ervaren bij reïntegratie in kaart te brengen en waar mogelijk
weg te nemen. Daarnaast is gesproken over de noodzaak tot intensivering van de voorlichting
over de verschillende reïntegratie-instrumenten die de overheid inzet. Reeds eerder is
toegezegd dat de Kamer hierover voor 1 juli 2004 nader geïnformeerd zal worden.
De no risk polis biedt bescherming tegen de mogelijke kosten van uitval van de werknemer
als gevolg van ziekte of arbeidsongeschiktheid. Een verwacht hoger ziekteverzuim en de
daarmee gepaard gaande kosten spelen een rol als overweging om een arbeidsgehandicapte
wel of niet aan te nemen, zo blijkt uit het CWP-rapport `Onbekend maakt onbemind'. De no
risk polis vergoedt in het geval van ziekte de kosten van loondoorbetaling door de werkgever.
De werknemer ontvangt een ZW-uitkering tijdens ziekte. In het geval van
arbeidsongeschiktheid voorkomt de no risk polis een hogere pembapremie.
De no risk polis sluit dus aan op een door werkgevers ervaren belemmering bij reïntegratie en
verbetert zo de uitgangspositie van arbeidsgehandicapten op de arbeidsmarkt. Het gebruik van
---
de no risk polis is de laatste jaren licht toegenomen. Op grond van voorlopige cijfers van
UWV is bekend dat in 2003 ca. 26.000 keer een ZW-uitkering in dit verband is verstrekt. De
no riskpolis wordt door werkgevers in het algemeen zeer gewaardeerd als middel om ervaren
belemmeringen weg te nemen.
Het criterium "langdurig onvermogen tot basale sociale activiteiten" waarbij afgezien wordt
van een arbeidsdeskundig onderzoek, is na de stelselherziening van 1993 ingesteld omdat de
arbeidsdeskundige voor deze groep vrijwel altijd wel een paar functies kon vinden die iemand
in theorie kon vervullen. Dit bleek inderdaad pure theorie en daarom is er besloten bij deze
categorie af te zien van een arbeidsdeskundige duiding. Nu wordt dit criterium aangescherpt
en geoperationaliseerd als "onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren" en dient er
weer eerder een arbeidsdeskundige duiding te komen.
Kan de regering voorbeelden geven van theoretische functies waarvoor deze groep in
aanmerking komt.?
Voor welke functie kan iemand geduid worden die niet in staat is tot zelfverzorging en het
onderhouden van sociale contacten buiten het gezin incl. het onderhouden van werkrelaties
maar wel functioneert binnen een samenlevingsverband met bijvoorbeeld een ouder?
Veel ernstig psychiatrische patiënten steunen op een netwerk van mantelzorgers, zonder wie
het echt fout zou gaan.
Wordt dit ook verstaan onder een samenlevingsverband en dus vermogen tot persoonlijk en
sociaal functioneren?
De regering staat erop om aan het gebrek aan zelfredzaamheid "als gevolg van ernstige
psychische stoornissen" toe te voegen ondanks de kritiek van het UWV dat de regering
hierdoor afwijkt van de al in de wet gestelde voorwaarde dat dit een "objectief medisch
vaststelbaar gevolg van ziekte of gebreken moet zijn".
Wat betekent dit voor de uitvoerbaarheid door het UWV?
Wat was de reactie van het UWV op het vasthouden aan de oorspronkelijke tekst?
Hoeveel mensen die nu wel onder dit criterium vallen omdat het een gevolg is van een
objectief medisch vaststelbaar ziekte of gebrek, vallen er straks niet meer onder, omdat hun
ziekte geen ernstige psychische stoornis is?
Om welke ziekte en gebreken gaat het?
De bepalingen in artikel 2, waarin wordt aangegeven in welke gevallen een arbeidskundig
onderzoek niet zinvol is en kan vervallen, is in het Schattingsbesluit opgenomen in 2000 op
verzoek van de Kamer. Voor die tijd stond een dergelijke bepaling in de standaard geen
duurzaam benutbare mogelijkheden van het Lisv. Breed bestond de opvatting dat het beter
was dit te regelen op het niveau van een algemene maatregel van bestuur. De essentie van de
bepaling is echter hetzelfde gebleven. Het doel is enerzijds een overbodige
uitvoeringshandeling (het zoeken naar banen voor iemand waarvan het duidelijk is dat hij niet
kan werken, omdat hij bijvoorbeeld bedlegerig is) te voorkomen en anderzijds zeker te stellen
dat verzekeringsartsen niet te makkelijk overgaan tot het vaststellen van volledige
arbeidsongeschiktheid op medische gronden. De bepaling "onvermogen tot persoonlijk en
sociaal functioneren" was ook opgenomen in de Lisv-standaard. Waar het hier om gaat is dat
niet te lichtvaardig moet worden aangenomen dat iemand niet kan werken, en dat in gevallen
waarin dit niet evident vaststaat, wel een arbeidskundig onderzoek moet worden verricht.
Uiteraard kan dit er altijd in resulteren dat juist geen banen gevonden worden en dat iemand
volledig arbeidsongeschikt is, maar dan op arbeidskundige gronden. Sinds de invoering van
het CBBS kunnen de mogelijkheden van mensen wat betreft hun psychisch functioneren beter
omschreven worden dan ten tijde van het oude systeem, het FIS. Er bestaat geen risico op het
vinden van louter theoretische banen. Als iemand met zijn mogelijkheden op grond van
---
arbeidskundig onderzoek een baan kan vervullen, dan is dat alleen theoretisch in zoverre dat
hij de baan op dat moment niet daadwerkelijk vervult. Dat hij daarvoor de capaciteiten heeft
is niet denkbeeldig, maar daadwerkelijk onderzocht.
In het geval van psychische niet-zelfredzaamheid (artikel 2, lid 5, onderdeel d) gaat het om
mensen die disfunctioneren in hun zelfverzorging in het dagelijks leven (het zelfstandig
initiatief kunnen nemen tot noodzakelijke handelingen tot behoud van zaken als hygiëne,
dagritme en structurering van het dagelijks leven), het samenlevingsverband en de sociale
contacten buiten het gezin (waaronder werkrelaties). In de bepaling als zodanig wordt door de
voorgestelde wijziging van het Schattingsbesluit niets veranderd, alleen in de voorwaarde dat
er sprake moet zijn van een psychische ziekte. Veelal zal dit nu ook al het geval zijn. Door de
toevoeging wordt de duidelijkheid bevorderd, en wordt voorkomen dat mensen onterecht geen
arbeidskundig onderzoek krijgen.
Als een psychiatrisch patiënt functioneert in een samenlevingsverband, alleen omdat daarin
sprake van intensieve begeleiding en toezicht door mantelzorgers (hetzij ouders, hetzij
professionals) dan is er geen sprake van zelfredzaamheid. De betreffende bepaling voorziet
juist in een dergelijke situatie. In dit voorbeeld zou er dan geen arbeidskundig onderzoek
plaatsvinden.
Een voorbeeld van een theoretische functie voor de groep die niet-zelfredzaam is, is niet te
geven omdat voor deze groep geen arbeidskundig onderzoek plaatsvindt.
De toevoeging geeft geen problemen voor de uitvoerbaarheid, omdat het UWV nu ook
vaststelt van welke ziekte sprake is.
Het is niet aan te geven hoeveel personen die nu volledig arbeidsongeschikt zijn tengevolge
van niet-zelfredzaamheid op psychische gronden, terwijl er geen sprake is van een psychische
ziekte, straks wel arbeidskundig onderzocht worden. Nogmaals zij opgemerkt dat een
arbeidskundig onderzoek niet betekent dat iemand niet volledig arbeidsongeschikt zou kunnen
zijn.
Bij een psychische ziekte kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een psychose.
Wat is het effect is van de wijziging van het maatmaninkomen in termen van reïntegratie en
uitstroom naar werk?
Kan een inschatting worden gegeven in hoeverre het te herbeoordelen bestand op dit moment
hinder ondervindt bij een eventuele werkhervatting van de huidige bepalingen met betrekking
tot het maatmaninkomen?
De wijziging in de bepaling van het maatmaninkomen waar deze leden op doelen, heeft
betrekking op de situatie dat een arbeidsongeschikte hervat heeft in een lager betaalde baan.
Indien hij dan door ziekte uitvalt (binnen vijf jaar en door dezelfde oorzaak), heeft hij de
garantie dat zijn nieuwe uitkering wordt berekend met behulp van het oude, hogere
maatmanloon. Hierdoor wordt een mogelijke belemmering om een dergelijke baan te
aanvaarden weggenomen, omdat het risico van een lagere uitkering bij nieuwe uitval niet
meer bestaat. Met andere woorden, de wijziging is reïntegratiebevorderend.
Uitkeringsgerechtigden zullen sneller zelfstandig werk hervatten.
Hoe vaak werken is tussen 0:00 en 06:00 uur incidenteel en wanneer wordt dit als nachtwerk
gezien? Om wat voor functies gaat dit?
Nachtwerk is gedefinieerd als arbeid tussen 0.00 en 6.00 uur. Mensen die voor hun ziekte niet
in nachtwerk werkten, worden niet geschat op functies met nachtwerk, tenzij het gaat om een
functie waarbij incidenteel 's nacht gewerkt wordt. Nachtwerk kan in veel functies
voorkomen, bijvoorbeeld in de gezondheidszorg, de beveiliging of het hotelwezen. Onder
---
incidenteel voorkomend nachtwerk kan bijvoorbeeld verstaan worden een functie waarbij
soms een uur langer dan 24.00 gewerkt moet worden, of waarbij incidenteel eerder begonnen
moet worden dan 6 uur 's morgens.
De regering heeft, mede op advies van het UWV, de term algemeen gebruikelijke
bekwaamheden nader geconcretiseerd. Algemeen gebruikelijke bekwaamheden zijn nu
ingevuld met onder andere mondelinge beheersing van de Nederlandse taal. Hieronder wordt
verstaan: luisteren, spreken, gesprekken voeren en opdrachten begrijpen op en eenvoudig
niveau. Deze bekwaamheden moeten binnen 6 maanden kunnen worden verworven.
Hoe groot is de groep arbeidsongeschikten is die de Nederlandse taal niet beheerst en
hierdoor het recht op een uitkering verliest?
Hoe gaat de regering om met de reïntegratie van deze groep en welke termijnen en bedragen
zij hiervoor reserveert?
Wat betekent het als binnen deze groep mensen niet de vaardigheid hebben om de
Nederlandse taal binnen een half jaar als voorgeschreven te beheersen?
Hoe gaat de regering om met wachtlijsten voor taalcursussen?
Hoe verhoudt dit zich tot de verplichte inburgeringscursussen?
Kan de regering aangeven om hoeveel personen het uit het her te beoordelen bestand gaat ,
die hun arbeidsongeschiktheidsuitkering verliezen danwel verlaagd zien als gevolg van het
ontbreken van de bekwaamheid tot eenvoudig computergebruik?
Wat wordt hieronder verstaan?
De omvang van de groep die de uitkering zou verliezen omdat zij niet voldoen aan het
vereiste van het onvoldoende mondeling beheersen van de Nederlandse taal is niet aan te
geven, omdat dan bekend zou moeten zijn in hoeveel gevallen bij een vorige schatting
functies verworpen zijn alleen omdat betrokkene niet aan dit vereiste voldeed en de mate van
arbeidsongeschiktheid daardoor bepaald is. Dergelijke gegevens worden door UWV niet
bijgehouden.
Wel kan aangegeven worden in welke groep de onvoldoende taalbeheersing het meest voor
zal komen. Dit zal vooral het geval zijn onder allochtonen in de
arbeidsongeschiktheidsregelingen. Binnen deze groep komt onvoldoende taalbeheersing
waarschijnlijk vooral voor onder de eerste generatie niet-westerse allochtonen. In de
arbeidsongeschiktheidsregelingen betreft dit circa 75.000 personen ofwel circa 8% van het
totale bestand. Een gedeelte van deze groep zal een taalachterstand hebben en potentieel
geconfronteerd worden met een uitkeringsverlaging.
Voor deze groep is geen specifiek budget gereserveerd. Betrokken personen kunnen uiteraard
een reïntegratietraject aangeboden krijgen om de betreffende bekwaamheid te verwerven,
maar dit zal niet in alle gevallen nodig zijn, bijvoorbeeld als betrokkene al in een
reïntegratietraject zit. Daarnaast is het mogelijk dat iemand in een baan aan de slag kan
waarvoor de betreffende bekwaamheid niet nodig is. Omdat het hier om fictief aangenomen
bekwaamheden gaat, zou het kunnen voorkomen dat na verloop van tijd blijkt dat iemand de
bekwaamheid niet verworven heeft. Op de betreffende bepaling wordt een uitzondering
gemaakt ingeval het niet kunnen verwerven juist samenhangt met de handicap.
Mondelinge taalbeheersing kan op verschillende wijze verworven worden: binnen een
reguliere cursus, binnen een traject of anderszins. Het is aan het reïntegratiebedrijf om de
afweging te maken of taalonderwijs zal bijdragen aan een duurzame plaatsing op de reguliere
arbeidsmarkt. Gezien de systematiek van financiering (alleen betaling bij plaatsingsresultaat
en vaste voorafgesproken prijzen) zal het reïntegratiebedrijf de taalcursus alleen inzetten
indien deze nodig is en als zodanig zal het reïntegratiebedrijf ook voor een snelle aanvang van
---
de cursus zorgen. Eventuele wachtlijsten voor taalcursussen vormen binnen deze systematiek
derhalve geen probleem.
Er is in zoverre een relatie met verplichte inburgeringscursussen dat indien het gaat om een
arbeidsongeschikte "oudkomer" waarvan gebleken is dat die onvoldoende de Nederlandse taal
beheerst, hij zich in de toekomst ook via de verplichte inburgeringscursus moet bekwamen in
de beheersing van de Nederlandse taal. Een inburgeringscursus zal echter meer omvatten en
een hoger niveau van taalbeheersing vereisen dan het wordt bedoeld in het Schattingsbesluit.
Taal kan derhalve zowel onderdeel zijn van een reïntegratietraject als onderdeel uitmaken van
een inburgeringscursus.
Onder eenvoudig computergebruik wordt verstaan dat iemand een computer moet gebruiken
als ondersteuning voor bepaalde activiteiten, bijvoorbeeld om een opdracht of de verwerking
daarvan vast te leggen.
Een uitkeringsverlaging waarbij algemeen gebruikelijke bekwaamheden een rol spelen, zal
waarschijnlijk altijd samengaan met andere aspecten zoals de aanpassing van het
arbeidsplaatsencriterium. Partieel gezien zullen de algemeen gebruikelijke bekwaamheden
een rol spelen bij circa 5% van de herbeoordeelde uitkeringsgerechtigden.
Kan ten aanzien van het aantal te schatten functies aangegeven worden hoeveel functies er
zitten in het totale systeem?
In 1993 is een ondergrens van 30 arbeidsplaatsen aangebracht om te voorkomen dat het
schattingssysteem te theoretisch werd.
Kan de regering onderbouwen waarom zij hier nu van afwijkt en de schatting nog
theoretischer wil maken?
In het CBBS zijn ca. 320 beroepen opgenomen. Dit zijn klusters van gelijksoortige
functiebeschrijvingen. De beroepen verschillen onderling duidelijk van elkaar omdat bij de
schatting drie verschillende beroepen geduid moeten worden. Ieder beroep komt in alle vijf
regio's van Nederland voor. In het Schattingsbesluit wordt voor het woord beroep het begrip
"functie" gebruikt.
Binnen de beroepen zijn 7500 functiebeschrijvingen opgenomen. Bijvoorbeeld het beroep
portier kent allerlei soorten functiebeschrijvingen (bijvoorbeeld portier bij een disco of een
vijf-sterrenhotel, binnen/buiten werken, staand/zittend werken, vreemde talen beheersen,
telefoon bedienen, bagage tillen). Iedere soort portier is in het CBBS opgenomen met een
aantal arbeidsplaatsen zoals die voorkomen bij de betreffende onderzochte werkgever.
Bij de schatting wordt gekeken hoeveel portiersfuncties iemand kan vervullen, en worden de
arbeidsplaatsen van de verschillende beschrijvingen opgeteld. Deze optelling is van belang
voor het beantwoorden van de vraag of een beroep geduid kan worden met voldoende
arbeidsplaatsen (namelijk drie).
In het CBBS zijn zowel grote bedrijven als kleine bedrijven opgenomen, in totaal 3500
bedrijven. Per functiebeschrijving zitten er tussen de 1 en 30 à 40 arbeidsplaatsen in. Alle
functiebeschrijvingen samen kennen 64.000 arbeidsplaatsen.
Door de procedure die het UWV volgt bij het vullen van het CBBS is gegarandeerd dat
het CBBS een representatieve afspiegeling is van de Nederlandse arbeidsmarkt met zijn 7
miljoen banen. Het CBBS geeft zo een operationalisering van het begrip gangbare arbeid.
De arbeidsdeskundige beziet dus of hij drie beroepen (functies) met minimaal drie
arbeidsplaatsen per functie kan vinden die betrokkene ondanks zijn beperkingen kan
verrichten. Het loon van de functie dat qua hoogte het gemiddelde is van de drie functielonen,
wordt de resterende verdiencapaciteit genoemd. Door een vergelijking te maken van het
uurloon voor ziekte en het uurloon van de resterende verdiencapaciteit wordt het
arbeidsongeschiktheidspercentage bepaald.
---
De regering is niet van mening dat de schatting theoretischer wordt door het aantal
arbeidsplaatsen te verminderen. Door de vulling van het CBBS is immers gegarandeerd dat
het systeem een afspiegeling is van de arbeidsmarkt. Het gaat om reële banen die in geheel
Nederland voorkomen, niet om zogenaamde "witte raven-banen". De regering wil het aantal
benodigde arbeidsplaatsen terugbrengen om mensen meer te kunnen aanspreken op wat zij
nog wél kunnen.
De leden van de PvdA fractie constateren dat er geen beslistermijnen zijn voor de
herbeoordelingen. Dit kan leiden tot grote onzekerheden bij mensen die herbeoordeeld
worden. Hoe wil de regering deze onzekerheid voorkomen en hoe spreekt zij het UWV aan op
een tijdige keuring en bijbehorende beoordeling?
Het UWV zal een strakke planning hanteren bij het oproepen voor de cohortsgewijze
herbeoordelingen en de afhandeling ervan. Mensen worden opgeroepen in een zodanige
volgorde en tempo dat gegarandeerd is dat de hele procedure vlot kan verlopen. Om die reden
is ook gekozen voor de indelingen van de te herbeoordelen personen in twee cohorten. De
regering spreekt het UWV aan op het tijdig uitvoeren van de herbeoordelingen in de
afgesproken cohorttijdvakken.
Vragen van de leden van de fracties van de VVD en GroenLinks
Kan een concrete datum worden gegeven wanneer de Kamer het advies van de Raad van
State op het Schattingsbesluit tegemoet kan zien?
Direct na het afronden van de voorhangprocedure wordt de wijziging van het
Schattingsbesluit aan de Raad van State voor advies voorgelegd. Er zal om een spoedadvies
verzocht worden, zodat het advies in augustus verwacht kan worden.
Kan de regering in aantallen aangeven hoe groot de weglek is naar de WW en de bijstand in
de periode 2004-2010?
Het aantal WW-uitkeringen, dat een uitkeringsdaling van de WAO compenseert loopt onder
de in de Nota van Toelichting gepresenteerde voorwaarden naar verwachting op tot circa 45 á
50 duizend in 2005 en 2006. Daarna loopt dit aantal snel af in verband met werkhervatting en
vanwege de duur beperking van de WW. De raming van de mate van werkhervatting is
gebaseerd op twee onderzoeken van het Lisv (hiervoor wordt verwezen naar de vraag van de
ChristenUnie over dit onderwerp). Het aantal extra uitkeringen in de bijstandsregelingen loopt
op naar circa 12 duizend in 2008. Vervolgens zal het aantal extra uitkeringen jaarlijks met
circa 1.000 á 2.000 uitkeringen dalen.
Kan de regering aangeven, gespecificeerd naar de groepen volledig arbeidsongeschikten en
gedeeltelijk arbeidsongeschikten, hoeveel personen door het nieuwe Schattingsbesluit het
arbeidsongeschiktheidpercentage verlaagt zien met 3 klassen, 2 klassen en 1 klasse en
hoeveel personen geen uitkering meer zullen krijgen?
In de Nota van Toelichting is inzicht gegeven in de partiële effecten van de wijzigingen in het
Schattingsbesluit. In totaliteit wordt verwacht dat circa 110.000 personen als gevolg van de
wijzigingen in het Schattingsbesluit met een uitkeringsverlaging geconfronteerd worden.
Binnen deze groep zullen er circa 10 á 15.000 gedeeltelijk arbeidsongeschikten en tevens
circa 10 á 15.000 volledig arbeidsongeschikten zijn, waarvoor de uitkeringsverlaging het
verlies van de uitkering betekent. De overige 80 á 90.000 uitkeringsgerechtigden behouden
---
een deel van hun arbeidsongeschiktheidsuitkering. De gemiddelde daling van de uitkering
bedraagt 2 á 3 klassen. Voor volledig arbeidsongeschikten is de achteruitgang waarschijnlijk
gemiddeld groter dan voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten.
Opmerkingen en vragen van de leden van de VVD-fractie
Kan de regering aangeven of het mislukken van het voorjaarsoverleg nog van invloed is op de
inhoud van de onderhavige ontwerpwijziging?
Kan de regering daarbij specifiek ingaan op het arbeidsplaatsvereiste van 3 arbeidsplaatsen
per functie dat thans in de ontwerpwijziging staat.?
Is de regering van plan om het oude plan om het arbeidsplaatsvereiste op 1 arbeidsplaats per
functie te stellen weer uit de kast te halen? De VVD- fractie gaat hier wel vanuit.
Er is geen relatie tussen het voorjaarsoverleg en de wijziging van het Schattingsbesluit.
Aanvankelijk was de regering voornemens het arbeidsplaatsencriterium te wijzigen naar één
arbeidsplaats per geduide functie. De regering heeft oog gehad voor de motivering van de
SER in zijn advies van 20 februari 2004. Om die reden heeft het kabinet voorgesteld om niet
uit te gaan van één arbeidsplaats per functie, maar van drie. Op die wijze wordt recht gedaan
aan de argumenten van de SER én worden de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid
meer dan nu het geval is bij de schatting betrokken.
Wordt het Schattingsbesluit ook formeel geëvalueerd?
Het Schattingsbesluit als zodanig wordt niet formeel geëvalueerd. Wel wordt de
herbeoordelingsoperatie nauwlettend gevolgd zodat deze eventueel bijgestuurd kan worden.
De regering formuleert de groep die niet het vermogen heeft tot persoonlijk en sociaal
functioneren als zijnde mensen bij wie het onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren
het rechtstreekse gevolg is van een ernstige psychische stoornis.
Worden bij de per 1 oktober 2004 te starten herbeoordeling van het zittend bestand WAO
psychiaters (verplicht) ingeschakeld als ondersteuning van de verzekeringsartsen?
Zo ja hoe vaak zal hier sprake van zijn?
Verwacht de regering dat door de inschakeling van psychiaters bij de herbeoordelingen de
wachtlijsten in de gezondheidszorg met betrekking tot psychische / psychiatrische consultatie
zullen toenemen?
Zijn de verzekeringsartsen van het UWV in staat om een psychische stoornis bij de te
herbeoordelen personen te onderkennen?
Kan aangegeven worden wat onder een ernstige psychische stoornis moet worden verstaan?
Bij de herbeoordelingsoperatie zullen niet direct en altijd psychiaters worden ingeschakeld
indien sprake is van psychische niet-zelfredzaamheid. De regering heeft oog voor de
argumentatie die het UWV in zijn uitvoeringstoets gaf. Om die reden zal eerst nader
onderzocht worden in welke gevallen inschakeling van een psychiater zinvol is en hoe dit dan
zou moeten verlopen. De regering gaat er van uit dat met behulp van deze procedure een
manier gevonden zal worden waardoor inschakeling van een psychiater zinvol is en waardoor
bereikt wordt dat de uitvoering van het Schattingsbesluit op dit punt correct zal verlopen. Het
is om deze reden nog niet aan te geven hoe vaak een psychiater ingeschakeld zal worden.
Inschakeling van psychiaters zal gebeuren met een procedure waarbij deze inschakeling
efficiënt zal verlopen; hiertoe zullen afspraken gemaakt worden juist om capaciteitsproblemen
te voorkomen. Verzekeringsartsen zijn in het algemeen zeer wel in staat een psychische
10
stoornis te onderkennen bij de personen die voor een claimbeoordeling in aanmerking komen.
Desalniettemin kunnen zich er situaties voordoen die een meer specialistische kennis
vereisen. De te ontwikkelen procedure zal er op gericht zijn protocollen te ontwikkelen
waardoor verzekeringsartsen in staat worden gesteld dergelijke situaties onderkennen.
Onder een ernstige psychische stoornis kan bijvoorbeeld verstaan worden een psychose.
Het nieuwe Schattingsbesluit gaat er vanuit dat er ook functies geduid kunnen worden die
algemeen gebruikelijke bekwaamheden, die in het algemeen binnen 6 maanden kunnen
worden verworven vereisen. Onder bekwaamheden worden tenminste verstaan mondelinge
beheersing van de Nederlandse taal en eenvoudig computergebruik. Voorts kan de Minister
nog nadere regels stellen omtrent bekwaamheden die onder bovenstaande bepaling vallen.
Kan de regering aangeven wanneer zij invulling gaat geven aan deze nadere regelgeving?
Is de regering van plan om deze regels in ieder geval nog voor de herbeoordelingsoperatie te
stellen?
Kan de regering aangeven om hoeveel personen het uit het her te beoordelen bestand gaat,
die hun arbeidsongeschiktheidsuitkering verliezen danwel verlaagd zien als gevolg van het
ontbreken van algemeen gebruikelijke bekwaamheden?
De regering is thans bezig samen met UWV de bepalingen omtrent de algemeen gebruikelijke
bekwaamheden nader in te vullen zodat het UWV deze op een goede manier kan uitvoeren.
Mocht hier behoefte aan bestaan dan zal een ministeriële regeling getroffen worden die de
bepaling nader concretiseert. Op dit moment lijkt dit echter niet noodzakelijk. Ook zouden in
de toekomst nog andere bekwaamheden dan de genoemde kunnen worden uitgewerkt. Een
uitkeringsverlaging waarbij algemeen gebruikelijke bekwaamheden een rol spelen, zal
waarschijnlijk altijd samengaan met andere aspecten zoals de aanpassing van het
arbeidsplaatsencriterium. Partieel gezien zullen de algemeen gebruikelijke bekwaamheden
een rol spelen bij circa 5% van de herbeoordeelde uitkeringsgerechtigden.
De regering stelt een centrale landelijke UWV-commissie in (tijdelijk) die een eindoordeel
moet geven met betrekking tot het al of niet afzien van nader arbeidskundig onderzoek. Dit
leidt op termijn tot verdere uniformering en verdere ontwikkeling van objectieve criteria ter
beoordeling van arbeidsongeschiktheid. De regering wekt hiermee de indruk dat zij verdere
verlaging van het GDBM-criterium beoogt.
Is deze indruk een correcte?
Kan de regering nader omschrijven hoe de landelijke UWV- commissie die ingeroepen kan
worden bij de beoordeling of iemand niet het vermogen heeft tot persoonlijk en sociaal
functioneren wordt vormgegeven?
Welke personen (met bijbehorende disciplines) zullen deel uitmaken van deze commissie?
Kan de regering een inschatting geven van het aantal gevallen dat de commissie naar
verwachting zal gaan behandelen?
De regering geeft aan dat het hier om een gericht aan tal zal gaan. Het UWV geeft echter aan
dat de landelijke commissie de komende twee jaar ca. 100.000 gevallen moet gaan
beoordelen.
Is de regering niet bevreesd dat het instellen van een dergelijke commissie weer nieuwe
bureaucratie in de hand werkt?
Kan de regering al meer informatie verschaffen omtrent de pilots die in het kader van de
invoering van de landelijke commissie worden georganiseerd?
---
Het doel van de landelijke commissie is meer uniformiteit te bereiken in de toepassing van
artikel 2. Op die manier wordt de kwaliteit van de beoordeling verhoogd en is er meer
garantie dat het artikel op de juiste manier worden toegepast.
Het UWV is op dit moment bezig met de voorbereiding van de toepassing van het nieuwe
Schattingsbesluit en ook met de voorbereiding van de opzet en de werkwijze van de landelijke
commissie. De gekozen werkwijze zal eerst getest worden in een regio en als de werkwijze
uitgekristalliseerd en geëvalueerd is, zal deze landelijk worden toegepast. Op dit moment zijn
er nog geen details bekend over de pilots. In de commissie zullen in ieder geval
verzekeringsartsen, arbeidsdeskundigen en juristen zitting hebben.
In 2002 en 2003 werd circa een kwart van de toegekende WAO-uitkeringen vanwege
volledige medische arbeidsongeschiktheid toegekend. In het nieuwe stelsel zal het aandeel
volledig medisch arbeidsongeschikt vanwege de aanpassingen mogelijk dalen. In de
herbeoordelingsoperatie zal het percentage waarschijnlijk hoger zijn, omdat de te
herbeoordelen groep al langer in de WAO zit en gemiddeld zieker zal zijn.
De commissie zal dus niet al deze personen behandelen, omdat de commissie nog niet direct
landelijk zal werken. De regering is niet bevreesd dat door de instelling van de commissie er
meer bureaucratie zal komen. De werkwijze zal juist zo zijn, dat met een minimum aan
administratieve rompslomp een maximum aan resultaat bereikt zal worden. De beste
werkwijze zal in de praktijk worden beproefd. Ook moge verwezen worden naar de
Landelijke Loonsanctiecommissie, waarmee goede resultaten behaald worden.
Kan de regering nadere informatie verstrekken omtrent de uitvoeringskosten van het UWV en
uitvoeringskosten in het kader van de Wet Werk en Bijstand die het aanscherpen van het
Schattingsbesluit met zich meebrengt?
Het aanscherpen van het Schattingsbesluit brengt eenmalige implementatiekosten met zich
mee ter grootte van 5,6 miljoen. Het betreft kosten in verband met aanpassing van het
CBBS-systeem, in verband met scholing en opleiding van personeel en in verband met
voorlichting (brochures en mailing). Daarnaast is sprake van kosten wegens de invoering van
de landelijke GDBM-commissie. De structurele meerkosten samenhangend met deze
commissie worden voorzien op 13,7 miljoen per jaar. De exacte hoogte van de jaarlijkse
kosten van deze commissie zijn echter afhankelijk van de nadere vormgeving en wijze van
implementatie (fasering) van deze commissie.
Het aanscherpen van het schattingsbesluit leidt tot een toename van de bijstandsuitgaven in de
WWB. Over de mate waarin dit leidt tot een stijging van de uitvoeringskosten bij gemeenten
is geen specifieke informatie beschikbaar, omdat de uitvoeringskosten van de bijstand per
gemeente sterk kunnen verschillen
Kan de regering duidelijk maken hoe, gefaseerd in de tijd, reïntegratie van de 110.000
mensen gaat verlopen die te maken krijgen met het aangescherpte schattingsbesluit? Waar
zijn de cijfers bovendien op gebaseerd? Hoe groot acht de regering de kans dat aantallen veel
hoger of lager uitvallen?
In de tijd uitgezet vindt circa 55% van de herbeoordelingsoperatie plaats in 2005, 30% in
2006. De overige 15% was voorzien voor de 2e helft 2004, maar zal door de latere
ingangsdatum voor de helft verschuiven. De spreiding van de 110.000 personen die met een
uitkeringsverlaging te maken krijgen zal grofweg hetzelfde patroon hebben. Voor deze
personen wordt aansluitend aan de herbeoordeling een reïntegratievisie uitgevoerd. Naar
verwachting zullen circa 84.000 hulp bij werkhervatting nodig hebben door middel van een
reïntegratietraject. Het is de bedoeling deze trajecten zo snel mogelijk na de herbeoordeling te
starten. Reïntegratietrajecten kennen een duur die kan variëren tussen enkele weken of
12
maanden tot twee jaar. De reïntegratievisies en toekenning van reïntegratietrajecten betreffen
maatwerk door UWV, waardoor er van wordt afgezien hiervan een nadere invulling in de tijd
te geven.
Hoe beoordeelt de regering de door werkgevers geuite bezwaren met betrekking tot de (on-)
mogelijkheden van reïntegratie?
Vindt zij deze terecht? Zo niet, waarom niet?
Deelt de regering de opvatting dat de huidige stand van de economie succesvolle reïntegratie
in de weg staat?
Het kabinet onderkent de lastige economische omstandigheden en de gevolgen die dat heeft
voor werkgevers. Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat reïntegratie maximaal kans van
slagen moet hebben. Daarom heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de
gezamenlijke werkgeversorganisaties uitgenodigd om, gegeven de lastige economische
situatie, maar ook gelet op het maatschappelijk belang van reïntegratie, de mogelijkheden te
verkennen om de inschakeling van gedeeltelijk arbeidsgeschikten te stimuleren. De Kamer
wordt hierover voor 1 juli 2004 geïnformeerd.
De regering stelt een budget van 288 miljoen beschikbaar voor de reïntegratie van de
110.000 betrokken mensen.
Kan de regering aangeven waaruit dat budget precies is opgebouwd.?
Is dit budget inclusief het bestaande REA-instrumentarium of bestaat het budget geheel uit
extra middelen?
Hoe gaat de regering er voor zorgen dat dit budget effectief en doelmatig wordt besteed?
UWV zal reïntegratievisies uitvoeren om te bepalen welke arbeidsongeschikten van wie de
uitkering wordt verlaagd, hulp nodig hebben bij reïntegratie. Bij deze reïntegratievisie wordt
gekeken of iemand al aan een traject bezig is of er recent één heeft afgerond. Ook beoordeelt
UWV of de betreffende personen zelfstandig werk hebben hervat of op korte termijn zullen
hervatten. Voor personen die hulp nodig hebben beoordeelt UWV welke vorm van
reïntegratie het meest geschikt is om de arbeidsmarktpositie te verbeteren. De Regering is van
mening dat op deze wijze het budget effectief en doelmatig wordt besteed.
De voor reïntegratie beschikbare middelen bestaan voor de WAO, WAZ en Wajong tezamen
uit circa 84.000 reïntegratietrajecten in de periode tot en met 2007. De gemiddelde netto
trajectprijs bedraagt 4.000. Het beschikbare budget bedraagt circa 336 mln. Dit is inclusief
de intensivering van 100 mln die ter beschikking is gesteld vanwege de
herbeoordelingsoperatie.
Wat gaat de regering doen om de ronduit slechte beeldvorming (o.a. onderzoek commissie
werkend perspectief) omtrent mensen met een handicap, chronische ziekte of psychische
aandoening weg te nemen?
In het overleg met de werkgeversorganisaties is voorlichting en beeldvorming één van de
gespreksonderwerpen. Het wegnemen of van slechte beeldvorming of het verbeteren van de
beeldvorming omtrent mensen met een handicap, chronische ziekte of psychische aandoening
is een langdurend proces. Het verbeteren van de beeldvorming is een van de hoofdtaken van
van de Commissie Werkend Perspectief (CWP). De CWP is derhalve ook uitgenodigd mee te
denken met kabinet en werkgevers om te bezien hoe reïntegratie van gedeeltelijk
arbeidsgeschikten te verbeteren.
13
Bij het UWV ligt de nadruk voornamelijk op het verstrekken van uitkeringen.
Hoe gaat de regering er voor zorgen dat het UWV wordt geprikkeld om meer aan reïntegratie
te gaan doen?
Met de Wet SUWI is de reïntegratie van uitkeringsgerechtigden vorm gegeven. Reïntegratie
heeft binnen het UWV een stevige basis gekregen in de vorm van de Directie Inkoop
Reïntegratie. Het UWV heeft tot taak om middels een aanbestedingsprocedure
reïntegratietrajecten in te kopen bij private bedrijven. Door reïntegratietrajecten door
marktpartijen uit te laten voeren, verwacht het kabinet dat de randvoorwaarden zijn gecreëerd
om een efficiënte en effectieve reïntegratie te bewerkstelligen. Het UWV legt per kwartaal
verantwoording af over de resultaten van reïntegratie. Het gaat dan om de mate van realisatie
van de prestatie-indicatoren sluitende aanpak, snelle start en plaatsingspercentage.
Kan de regering in percentage aangeven hoe hoog zij de reïntegratiekans inschat van de
WAO-gerechtigden die uiteindelijk door een reïntegratietraject het werk gaan hervatten?
Voor het antwoord op deze vraag zij verwezen naar het antwoord op de eerste vraag van de
leden van de fractie van de PvdA.
Waarom gelden er voor de herbeoordelingen in het kader van de herboordelingsoperatie
geen beslistermijnen?
Wettelijke beslistermijnen gelden alleen voor beslissingen op aanvraag. Bij de
herbeoordelingsoperatie is er sprake van ambtshalve beslissingen. Dit neemt niet weg dat het
UWV streeft naar een zo kort mogelijke tijdsperiode tussen het oproepen en het kenbaar
maken van de beslissing.
Kan de regering de daling van het uitkeringsniveau voor de mensen die te maken krijgen met
nieuwe aangescherpte schattingsbesluit ook financieel duiden?
De daling van het uitkeringsniveau is afhankelijk van het oorspronkelijk verdiend loon, de
mate van arbeidsongeschiktheid en de daling daarvan. Hierin zijn vele varianten mogelijk. Als
voorbeeld wordt hier een hypothetisch scenario geschetst. Iemand met een oorspronkelijk
loon van 30.000 die volledig arbeidsongeschikt is heeft een WAO-uitkering van 21.000.
Als deze persoon er twee arbeidsongeschiktheidsklassen op achteruitgaat bij de
herbeoordeling dan bedraagt zijn nieuwe WAO-uitkering 42% van het laatstverdiende loon in
plaats van 70%. Zijn nieuwe WAO-uitkering bedraagt dan 12.600. Het effect op het
inkomen is nihil als er recht op een WW-uitkering ontstaat en is positief als deze persoon zal
gaan werken voor zijn resterende verdiencapaciteit.
Kan de regering het aantal personen (in 1.000 aantallen) kwantificeren dat in potentie effect
ondervindt van het gewijzigde Schattingsbesluit gespecificeerd naar de aanpassingen:
· aantal arbeidsplaatsen van 30 naar 9,
· bandbreedte,
· algemene vaardigheden en
· arbeidspatroon en feitelijke arbeid?
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op de laatste vraag van
de fracties van VVD en GroenLinks.
14
Opmerkingen en vragen van de leden van de fractie van GroenLinks
Kan de regering een voorstel maken waarbij aangegeven wordt hoe en wanneer zij de Kamer
zal informeren over de uitvoering van de herbeoordeling met het nieuwe schattingsbesluit?
De resultaten van de herbeoordelingsoperatie in termen van aantallen, tijdigheid en resultaat
zullen ieder kwartaal in de kwartaalrapportage door het UWV aan mij gemeld worden. De
rapportages worden aan de Kamer gezonden.
Kan aangegeven worden waarom de SER nog geen reactie heeft gekregen op de
kanttekeningen die zij heeft geplaatst bij onderdelen (deeltijdwerk, arbeidspatroon,
bekwaamheden) van het Schattingsbesluit?
De SER heeft op 20 februari 2004 geadviseerd over onder andere de wijzigingen in het
Schattingsbesluit. De regering heeft, zoals te doen gebruikelijk, in reactie op dit SER-advies
zijn standpunt bij brief van 12 maart aan de Kamer laten weten.
Kan aangegeven worden wanneer is besloten tot aanpassing van de medische beoordeling en
waarom deze wijziging geen rol heeft gespeeld bij de SER-adviesaanvraag?
De adviesaanvraag was beperkt tot de hoofdlijnen van de arbeidskundige schatting.
Tezelfdertijd is het gehele Schattingsbesluit nader bezien. Dit heeft geleid tot de genoemde
aanpassing in het verzekeringsgeneeskundige deel en tot andere, meer technische wijzigingen
in het arbeidskundige deel.
Bij het aannemen van algemeen gebruikelijke bekwaamheden zijn de gevolgen voor de vooral
de kwetsbare groep met een lage opleiding, lage verdiencapaciteit groot, zo stelt de regering.
Kan de regering aangeven hoe deze groep haar kansen moet grijpen als het UWV niet
standaard en parallel aanbiedt om deze algemeen gebruikelijke bekwaamheden te verwerven?
Personen die minder arbeidsongeschikt worden tengevolge van de wijzigingen in het
Schattingsbesluit en dan met name door het onderdeel dat betrekking heeft op de algemeen
gebruikelijke bekwaamheden, zullen veelal een reïntegratietraject aangeboden krijgen. De
genoemde bekwaamheden kunnen hier onderdeel van uitmaken. Zoals hiervoor al gesteld zal
het niet in alle gevallen duidelijk zijn of de mate van arbeidsongeschiktheid veroorzaakt wordt
door de betreffende bepaling terwijl dit in het verleden anders zou zijn geweest. Het is ook
denkbaar dat een traject met een andere inhoud voor iemand meer aangewezen is. Daarnaast
is het goed denkbaar dat iemand een baan vindt waarin de betreffende bekwaamheid geen rol
speelt.
Kan de regering aangeven hoe groot zij het percentage inschat van de herbeoordeelden die
met de aangeboden reïntegratietrajecten daadwerkelijk een baan vindt?
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op de eerste vraag van
de leden van de fractie van de PvdA.
Kan de regering het liefst samen met het UWV maar desnoods zelf aangeven wat de winst is
van het aanpassen van de medische beoordeling?
Om hoeveel mensen gaat het bij de herbeoordeling die hierdoor getroffen worden en in
hoeverre zal de instroom in de WAO hierdoor verminderen?
15
De winst van de wijziging in artikel 2 van het Schattingsbesluit zal zijn dat op dit punt meer
uniformiteit bereikt wordt en dat de kwaliteit van de beoordeling wordt gegarandeerd.
WAO'ers die na de wijzigingen niet meer volledig medisch arbeidsongeschikt worden
verklaard, zullen vervolgens arbeidskundig onderzocht worden. Artikel 2 alleen is niet
bepalend voor de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid. Bovendien moet
bedacht worden dat indien iemand niet onder artikel 2 valt, hij gewoon arbeidskundig
onderzocht wordt, en nog steeds volledig arbeidsongeschikt kan zijn.
Kan aangegeven worden wat onder een ernstige psychische stoornis moet worden verstaan?
Hieronder kan bijvoorbeeld verstaan worden een psychose.
Kan de regering de zinsnede "het ligt in de rede te veronderstellen dat een substantieel deel
van deze mensen bij een verlaging van de WAO-uitkering meer gaan werken in plaats van een
werkloosheidsuitkering aanvragen" uitleggen en met veronderstellingen onderbouwen?
Zal dat bij de eigen werkgever zijn of bij een andere werkgever, werken deze gedeeltelijk
arbeidsgeschikten minder uren dan zij eigenlijk zouden kunnen vanwege de financiële
prikkel?
Werkende WAO'ers hebben in tegenstelling niet werkende WAO'ers een arbeidsrelatie. Voor
hen zal het daarom gemakkelijker zijn om hun resterende verdiencapaciteit te benutten dan
voor niet werkende WAO'ers. Vanwege de bestaande arbeidsrelatie zal dat naar verwachting
vooral bij de eigen werkgever zijn. De financiële prikkel draagt ertoe bij dat WAO'ers hun
toegenomen verdiencapaciteit gaan benutten.
Zijn de door de regering opgevoerde 84.000 reïntegratietrajecten een maximum of is het
uitgangspunt van de regering dat elke WAO-gerechtigde die dit nodig heeft een traject wordt
aangeboden ongeacht of dit boven de 84.000 uitstijgt?
Het uitgangspunt is dat degenen die met een uitkeringsverlaging geconfronteerd worden en
hulp nodig hebben bij reïntegratie dat ook krijgen. Uit de beschikbare middelen kunnen
84.000 personen geholpen worden door middel van een reïntegratietraject. De regering acht
de genoemde aantallen volgens de huidige inzichten adequaat en toereikend en zal deze
gedurende de operatie monitoren.
Kan aangegeven worden of de wens van de Kamer voor '1 op 1 reïntegratie" realistisch en
haalbaar is?
Het UWV zal reïntegratievisies uitvoeren om te bepalen welke arbeidsongeschikten van wie
de uitkering wordt verlaagd, hulp nodig hebben bij reïntegratie. Bij deze reïntegratievisie
wordt gekeken of iemand al aan een traject bezig is of er recent één heeft afgerond. Ook
beoordeelt het UWV of de betreffende personen zelfstandig werk hebben hervat of op korte
termijn zullen hervatten. Voor personen die hulp nodig hebben, beoordeelt het UWV welke
vorm van reïntegratie het meest geschikt is om de arbeidsmarktpositie te verbeteren.
Naar verwachting is als gevolg van de herbeoordelingsoperatie voor 84.000 personen met een
WAO, WAZ of Wajong uitkering een reïntegratietraject de meest doeltreffende weg naar
werk. Het kabinet heeft hiervoor het benodigde budget van 336 mln beschikbaar gesteld.
16
Kan de regering een uitvoeringstoets van het UWV over het wetsvoorstel en het meest recente
Schattingsbesluit geven waarin helder wordt hoe het met de reïntegratie-activiteiten staat
gedurende de periode van herbeoordelingen?
In zijn uitvoeringstoets heeft UWV aangegeven dat de herbeoordelingsoperatie in het teken
staat van activering, het naar werk brengen van mensen die thans inactief zijn maar nog wel
benutbare of benutbaar te maken arbeidsmogelijkheden hebben.UWV heeft aangegeven de
capaciteit te hebben voor het benodigde aantal reïntegratievisies en trajecten. In mijn
antwoord aan UWV heb ik aangegeven het van groot van belang te vinden dat
uitkeringsgerechtigden die hulp nodig hebben ondersteuning krijgen, bijvoorbeeld een
reïntegratietraject. Daarnaast zijn er nog reïntegratiemiddelen beschikbaar voor
uitkeringsgerechtigden waarvan de uitkeringssituatie niet wijzigt maar die toch in aanmerking
komen voor een traject.
Kan uitgebreider worden aangegeven waarom de suggestie van het UWV niet is overgenomen
om over de medische beoordeling en geen onderscheid te maken tussen psychische en fysieke
stoornissen?
Kan daarbij ingegaan worden op de argumenten dat het voorstel van de regering geen
toegevoegde waarde heeft en zorgt voor extra uitvoeringslast?
Het UWV heeft voorgesteld artikel 2 lid 5 anders te redigeren, waarmee niet zozeer een
inhoudelijke wijziging bedoeld was maar meer een redactie die in overeenstemming was met
de verzekeringsgeneeskundige denkwijze. Hoewel de regering deze denkwijze deelt, was hij
van mening dat de voorgestelde redactie zou leiden tot een onbedoelde aanscherping van
gevallen van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden in algemene zin, terwijl
de aanscherping die de regering beoogde op het punt van psychische niet-zelfredzaamheid
juist niet bereikt werd. De thans voorgestelde wijziging zal niet leiden tot extra uitvoeringslast
omdat ook nu al de verzekeringsarts onderzoekt van welke ziekte sprake is. Waar het om gaat
is dat ingeval er niet sprake is van een psychische ziekte, deze bepaling niet kan worden
toegepast. Natuurlijk kan betrokkene wel een andere ziekte hebben en op grond daarvan
arbeidsongeschikt worden geacht.
Kan aangegeven worden hoe het UWV denkt over de aangepaste versie van de invulling van
"algemene gebruikelijke bekwaamheden"?
Het UWV heeft aangegeven een nadere concretisering van het gehanteerde begrip wenselijk
te achten. Dit is nu gebeurd, waardoor het UWV in de gelegenheid is gesteld de voorbereiding
van de implementatie van het nieuwe Schattingsbesluit op dit punt ter hand te nemen.
Opmerkingen en vragen van de leden van de fractie van de Christenunie
In de brief van 27 mei 2004 schrijft de minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid dat
met het kabinetsvoorstel wordt beoogd tot een nauwkeurige beschrijving te komen van de
situatie waarin wegens het ontbreken van psychische zelfredzaamheid geen arbeidskundige
beoordeling verplicht is. Volgens het UWV is het naar de huidige opvattingen binnen de
geneeskunde weinig zinvol een scherp onderscheid te maken tussen lichamelijke en
psychische aspecten en is onderscheid naar lichamelijk of psychisch gebrek aan
zelfredzaamheid ook niet nodig. Het UWV noemt ook voorbeelden, waaruit blijkt dat een
verlies aan zelfredzaamheid kan worden toegeschreven aan lichamelijke aandoeningen.
Wat verzet zich precies tegen deze benadering?
17
Kan nader worden toegelicht waarom het advies van het UWV met betrekking tot artikel 2,
vijfde lid, niet is gehonoreerd?
Met het UWV bestaat overeenstemming over het feit dat ook sprake kan zijn van niet-
zelfredzaamheid op lichamelijke gronden. Hierbij moet gedacht worden aan mensen die door
hun lichamelijke handicap niet in staat zijn tot het zelf verrichten van de ADL-functies zoals
aankleden, toiletgang en eten (onderdeel c van het vijfde lid van artikel 2). Het algemeen
gedeelde uitgangspunt is dat mensen die deze functies niet zelf kunnen verrichten, ook geen
arbeid kunnen verrichten. In de redactie die het UWV voorstelde, werden beide soorten niet-
zelfredzaamheid in één artikelonderdeel samengevat. Het nadeel daarvan was dat dan geen
onderscheid gemaakt kan worden tussen beide soorten, terwijl er wel gevallen zijn waarin dat
juist zinvol is.
Het is (zoals UWV stelt) inderdaad niet de bedoeling dat bij de claimbeoordeling meer nadruk
op het stoornissenniveau komt te liggen. Waar het wel om gaat is dat er altijd sprake moet zijn
van een objectief vastgestelde ziekte of gebrek, waardoor gegarandeerd is dat de
belemmeringen in het functioneren niet veroorzaakt worden door een niet-medische oorzaak
(zoals een arbeidsconflict of het gegeven dat iemand niet geschikt is voor zijn functie).
Welke bekwaamheden komen wat de regering betreft in de toekomst eventueel in aanmerking
om in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, te worden genoemd naast beheersing van de
Nederlandse taal en eenvoudig computergebruik?
Op dit moment zijn hiervan nog geen voorbeelden te geven.
Waarom is gekozen voor de periode tussen 0.00 uur en 6.00 uur?
Is overwogen een langere periode op te nemen, bijvoorbeeld tussen 22.00 uur en 6.00 uur?
In het CBBS-systeem wordt onder nachtarbeid arbeid tussen 0.00 en 6.00 uur verstaan.
Is de beoogde datum van inwerkingtreding 1 oktober 2004?
Kan de beoogde centrale landelijke UWV-commissie dan al van start gaan?
Uit hoeveel personen zal de centrale landelijke UWV-commissie bestaan, en uit hoeveel
personen per discipline?
Kan worden aangegeven op welke wijze de centrale landelijke UWV-commissie dagelijks
ongeveer 200 gevallen (UWV-commentaar 26 april 2004, blz. 4) moet beoordelen? Heeft het
UWV bij de schatting van het aantal de voorgestelde aanscherping van artikel 2 wel
verdisconteerd?
Wat wordt bedoeld met een gefaseerde invoering van de landelijke UWV-commissie?
Is het de bedoeling dat deze commissie op 1 oktober 2004 volledig van start kan gaan?
Zo nee, worden dan dossiers in een later stadium ter finale beoordeling voorgelegd of
betekent het voorstel "werkende weg aan de hand van pilots de beste werkwijze" te verkennen
(brief minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan het UWV d.d. 27 mei) dat die
finale beoordeling in veel gevallen achterwege zal blijven?
Wanneer kan het UWV naar verwachting meer duidelijkheid geven over het
implementatietraject ter zake?
Het is juist dat de beoogde datum van inwerkingtreding 1 oktober 2004 is.
De beoogde landelijke commissie voor het vaststellen van geen benutbare mogelijkheden zal
dan nog niet van start gaan, omdat eerst via pilots zal worden onderzocht welke werkwijze het
beste is. Er zal wel op deze datum een pilot van start gaan.
18
Het is nog niet duidelijk uit hoeveel personen de landelijke commissie zal bestaan. Dit is een
van de punten die nader uitgewerkt zullen worden. Wel is al duidelijk dat de commissie in
ieder geval zal bestaan uit verzekeringsartsen, arbeidsdeskundigen en juristen.
Het UWV is bij de uitvoeringstoets en bij de aanname van 200 gevallen per dag uitgegaan van
de door de minister voorgestelde tekst.
Met een gefaseerde invoering wordt bedoeld dat eerst via pilots de beste werkwijze wordt
onderzocht en dat deze vervolgens per regio wordt ingevoerd. Op die manier wordt bereikt dat
na verloop van tijd de commissie voor het hele land kan werken. Bij personen waarbij de
verzekeringsarts van mening is dat er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op
medische gronden, en die wonen in een regio waar nog geen centrale toetsing is ingevoerd,
wordt de uitkering vastgesteld net als dat nu het geval is. In die gevallen is er dus nog geen
finale centrale beoordeling. Er is zodoende geen sprake van uitstel van de beoordelingen en
dus niet van een verlenging van de beslistermijn in deze gevallen. Ik verwacht dat UWV voor
1 oktober een plan terzake heeft uitgewerkt.
Wanneer kan meer duidelijkheid worden gegeven over de eventuele inschakeling van een
psychiater?
Ik verwacht dat dit medio 2005 het geval zal zijn.
Is de beoogde wijziging van artikel 6 betreffende de maatmaninkomensgarantie in feite in
overeenstemming met hetgeen de wetgever oorspronkelijk ook heeft bedoeld?
Kunnen personen die in de afgelopen jaren deze garantie hebben misgelopen nog rechten
ontlenen aan de wijziging?
De beoogde wijziging is in overeenstemming met de geest van de wet. Er was echter niet
eerder aanleiding dit in wetgeving vast te leggen. De betreffende bepaling werkt vanaf de
inwerkingtreding van het nieuwe Schattingsbesluit voor gevallen die daarna te maken krijgen
met de toepassing van artikel 43a van de WAO (of de overeenkomstige artikelen van de WAZ
of de Wajong). Anderen kunnen geen rechten ontlenen aan deze wijziging, omdat dat op
uitvoeringstechnische bezwaren zou stuiten.
Waarom wordt nog altijd een termijn van vijf jaar gehanteerd?
Is het niet mogelijk en wenselijk een langere termijn te hanteren, gelet op het feit dat de
oorspronkelijke ziekte ook na een langere periode kan terugkeren?
Onderschrijft de regering de opvatting van toenmalig staatssecretaris Linschoten dat "we
moeten kiezen voor een periode van vijf jaar, omdat we in de sociale zekerheid nu eenmaal
met termijnen werken"?
De termijn van vijf jaar waarop deze leden doelen, heeft betrekking op de periode waarbinnen
een uitkering kan herleven. Dit is een redelijke termijn die ook goed uitvoerbaar is. Er is dan
ook geen aanleiding deze termijn in de huidige arbeidsongeschiktheidswetten te
heroverwegen.
Waarom zijn in het CBBS niet meer kleine deeltijdfuncties opgenomen, zodat de urgentie om
functies met een grotere urenomvang dan de maatman te duiden minder groot is?
Het aantal deeltijdfuncties in het CBBS is in overeenstemming met de verhouding deeltijd- en
voltijdfuncties op de arbeidsmarkt. Deze verhouding leidt er echter toe dat in het CBBS
relatief weinig kleine deeltijdfuncties zijn opgenomen. Het zou erg kostbaar zijn het aantal
19
kleine deeltijdfunties uit te breiden, terwijl weinig mensen in een kleine deeltijdfunctie
werken. De nadelen die hier aankleefden voor de claimbeoordeling, zijn met de thans
voorgestelde wijziging opgeheven.
Over de mate waarin arbeidsongeschikten die sinds de inwerkingtreding van de Wet TBA in
1993 geheel of gedeeltelijk zijn goedgekeurd erin zijn geslaagd betaald werk te vinden is
bijvoorbeeld maar weinig informatie bekend (zie nota naar aanleiding van het verslag bij
wetsvoorstel 29 498, paragraaf 1).
Waarop is de verwachting gebaseerd dat ongeveer de helft van de personen gedurende de
WW-uitkering werk zal hervatten?
Twee onderzoeken van de voorloper van UWV, het Lisv, geven informatie over de
blijfkansen respectievelijk werkhervattingskansen van WW'ers. Daarbij wordt ook
onderscheid gemaakt naar herkomst uit een WAO'uitkering. Uit het onderzoek "Blijfkansen
WW 1998 2000" blijkt dat na 6 maanden 52% en na 12 maanden 69% van de uit de WAO
afkomstige WW'ers is uitgestroomd. Uit het onderzoek "Werkhervattingskansen oudere
werklozen" blijkt dat de werkhervattingskans voor WW'ers in alle leeftijdsgroepen en
afkomstig uit de WAO varieert van 49% tot 61% in de periode van 1990 tot 1999. Gemiddeld
over deze periode bedroeg de werkhervattingskans van deze groep 55%. In overweging
nemend de conjunctuur en de uitzondering van oudere WAO'ers is volgens de huidige
inzichten de vrij behoudende verwachting dat circa 50% van de personen gedurende de WW-
uitkering werk zal hervatten, gerechtvaardigd.
20
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid