Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Toespraak van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, Melanie Schultz van Haegen, op de Waterpoortbijeenkomst in Den Haag op dinsdag 8 juni 2004 om 18.00 uur.

Dames en heren,

Ik weet niet of u al hebt gehoord van de film The Day after tomorrow? Ik heb hem zelf nog niet gezien. In de film verdwijnt New York totaal onder water. In Amerika is het een enorme kaskraker, maar uit de recensies blijkt dat het verhaal ver afstaat van de werkelijkheid. U en ik weten dat de feiten ook zonder Hollywoodoverdrijving al ernstig genoeg zijn. Verzekeraars hebben bijvoorbeeld uitgerekend dat overstromingen en andere vormen van wateroverlast wereldwijd elk jaar 50 miljard kosten. Dat is misschien maar een fractie van wat de Hollywoodvariant in het echt aan schade zou opleveren, maar daar zit meteen ook het grote verschil. Die 50 miljard dollar is echt geld; een enorm bedrag!

Toch ben ik er in zekere zin best gelukkig mee dat de gevolgen van de klimaatverandering nu het witte doek gehaald hebben, ook al is het dan uitvergroot. Als deze film helpt om de bewustwording over het klimaat en de toekomst van het water bij een breed publiek te vergroten, dan moeten we niet te kritisch zijn over de uitwerking. Want al staat hoogwaterbescherming hoger op de agenda dan ooit, nog lang niet hoog genoeg; zeker als je het internationaal bekijkt.

In Europa hebben we gelukkig al een paar forse stappen gezet en vanaf
1 juli kunnen we zelf als EU-voorzitter nog eens extra hard aan de wateragenda gaan trekken. Ik moet u wel meteen waarschuwen voor overdreven verwachtingen, want met tien nieuwe lidstaten, een nieuw Parlement en in het najaar ook nog een nieuwe Commissie, zijn we wel voorzitter in een bijzondere periode. We zullen onze handen al flink vol hebben om alle interne veranderingen in goede banen te leiden. Daarom moeten we realistisch zijn in wat we binnen de verschillende dossiers willen en kunnen bereiken.

Realistisch, maar ook optimistisch. Ik heb de laatste maanden veel energie gestoken in goede contacten met mijn collegas in Hongarije, Polen, Tsjechië, Slowakije, de Baltische staten en Roemenië. Mijn conclusie is dat de nieuwe lidstaten het belang van een gezamenlijk Europees waterbeleid onderschrijven. U herinnert zich vast nog de rampenbeelden uit Tsjechië. We beginnen gelukkig niet op een nulpunt en daar kunnen we vanaf nu binnen de EU van profiteren. Met name de samenwerking met Hongarije is al oud inmiddels zon twintig jaar en heel intensief. Maar ook met andere landen hebben we goede watercontacten. Ik wijs bijvoorbeeld op het eindrapport van het Partners voor Water-project over versterking van de risicoanalyses in het Tsjechische waterbeheer. Dat is net in Praag in ontvangst genomen door de Prins van Oranje. De Nederlandse watersector heeft daarmee weer haar kennis geëxporteerd. Tegelijkertijd helpt dit soort samenwerkingsverbanden ons om in de nieuwe lidstaten steun te krijgen voor onze inspanningen om een Europees hoogwaterbeleid van de grond te tillen, gebaseerd op een stroomgebiedbenadering.

Daarmee kom ik op de lopende Europese wateragenda. Ik zal me tijdens het voorzitterschap vooral richten op twee concrete zaken. Ten eerste is dat het initiatief van de Commissie voor een Europese aanpak van de hoogwaterbescherming. Daar hebben wij samen met Frankrijk de Europese Commissie om gevraagd. Dat is voor ons land natuurlijk van enorm belang. Tijdens de informele milieuraad op 18 juli ligt er een beleidsvoornemen van de Commissie op tafel dat wat mij betreft mag worden uitgewerkt in een gemeenschappelijk actieprogramma. Het is echt verschrikkelijk belangrijk dat we ook na juli de vaart in dit initiatief houden. De weg van voorstel naar concrete afspraken is nog lang, maar ik hoop wel dat we eind dit jaar een flink eind zijn.

Een tweede concreet punt op de Europese Wateragenda is de Europese mariene strategie. De Commissie zal daarvoor in september een eerste concept presenteren. Ik ben daar op zichzelf positief over, want een gezond zeemilieu is in ons aller belang. Het is ook typisch zon heel breed onderwerp dat je als land niet eens alleen kunt aanpakken. Wil zon strategie echt werken, dan moet wel iedereen meedoen. Vandaar ook dat Verkeer en Waterstaat in november, samen met de Commissie, een stakeholdersconferentie organiseert om de conceptstrategie te bespreken. Ik wil daar zelf in ieder geval nog eens goed bekijken of het verstandig is om allerlei nieuwe juridisch-bindende afspraken aan de mariene strategie te koppelen. Je kunt daarvoor ook heel goed de bestaande regels gebruiken. Met andere woorden: de instrumenten zijn er al, dus waarom alles nog verder dichtregelen? Ik ben daar in ieder geval niet meteen vóór.

Waar ik wel heel erg vóór ben is dat Nederland internationaal een voortrekkersrol blijft vervullen op watergebied; binnen, maar ook buiten Europa. We hebben enorm veel kennis en ervaring in huis. Die moeten we blijven exporteren en zeker niet alleen vanuit idealistische motieven. In dit verband is het goed om hier te melden dat ik verwacht dat het kabinet binnenkort zal besluiten om het interdepartementale programma Partners voor Water ook na 2005 voort te zetten. Dat doen we met meer focus op concrete samenwerkingsverbanden en we gaan ook scherpere thematische en geografische keuzes maken. Zoals het er nu uitziet, is daarvoor in de periode tot en met 2009 in totaal 68 miljoen euro beschikbaar, inclusief de voor het Programma geoormerkte middelen van een aantal ministeries. Dat is meer dan het budget tot nu toe en dat mag u in deze krappe tijden gerust beschouwen als een onderstreping van onze ambitie om in de internationale waterwereld een groot land te blijven.

Ik denk dan bijvoorbeeld concreet aan de follow up van de Dialoog Water en Klimaat die Nederland sinds 2001 geleid heeft, met het derde Wereldwaterforum als hoogtepunt in deze dialoog. Op dit moment werken de Nederlandse overheden in Partners voor Water samen met andere internationale donoren aan het vervolg: het Cooperative Partnership on Water and Climate, het CPWC. De dialoog is heel nuttig geweest. Het CPWC richt zich op de praktische uitvoering van watermaatregelen op lokaal niveau en op het bevorderen van de uitwisseling van kennis en samenwerking tussen de rijkere geïndustrialiseerde landen. Het is goed dat het secretariaat van dit initiatief in Nederland gevestigd zal zijn. Ik denk dat we de internationale waterwereld door de samenwerking tussen overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven ook echt wat te bieden hebben. Dat wil ik volgend jaar mei nog eens onderstrepen door mijn belofte uit Kyoto na te komen en een internationaal symposium over flood defense te organiseren. Eén van de dingen die daar aan de orde komen, is de voortgang in de afspraken die we tijdens het EU-voorzitterschap hebben gemaakt over een Europees hoogwaterbeschermingsbeleid. En daarmee ben ik weer in Europa en is mijn verhaal voor vandaag rond.

Dames en heren,


1 juli is het zover. Dan zijn we voorzitter van de EU en kunnen we opnieuw bewijzen dat het kleine Nederland een groot waterland is. De uitgangssituatie is goed. De agenda ligt er. En er is veel te doen. Niet alleen voor mij en mijn collegas in het kabinet, maar ook voor u als leden van het Netherlands Water Partnership, en dan vooral voor de bedrijven in het NWP. De overheid maakt het beleid en zorgt voor de randvoorwaarden waarbinnen de plannen kunnen worden uitgevoerd. Maar de uitvoering zelf, die ligt voor een groot deel bij u. Met andere woorden: u zet de schop in de grond, niet ik. Nu Europa in de toekomst meer en concreter gaat werken aan water, komt het erop aan dat we alle kansen grijpen die zich voordoen. Zowel beleidsmatig als bedrijfsmatig. Ik reken erop dat we daarin met zijn allen zullen slagen!

Dank u wel