ChristenUnie


Algemeen Overleg over het mestbeleid na 2006 Woensdag 9 Juni 2004 - 14:50

Arie Slob: MdV, Een paar dagen geleden spraken we met elkaar over de toekomst van de intensieve veehouderij. Vandaag spreken we met elkaar over het nieuwe mestbeleid. Een beleid dat vooral impact heeft op de veehouderijbedrijven. Een beleid dat vele intensieve veehouderijbedrijven fataal dreigt te worden. Immers, het Lei heeft berekend dat de inkomens in de intensieve veehouderij uiteindelijk (in 2009) met 20.000 euro zullen dalen, als gevolg van de stijgende mestafzetkosten. Dat is volgens ons een buitenproportionele daling van de inkomens. Een dergelijke daling moet voorkomen worden. Een koude sanering is niet de juiste weg. Afgelopen maandag hebben we nog geconstateerd dat de overheid een belangrijke rol heeft gespeeld in de uitbreiding en intensivering van de landbouw als geheel en met name van de intensieve veehouderij. Indirect draagt de overheid dan ook medeverantwoordelijkheid voor de ontstane mestproblematiek. Graag reactie van de minister hierop.

We zijn de minister en de staatssecretaris erkentelijk, dat ze, voordat er op 14 juni een ambtelijk overleg met de Europese Commissie zal zijn, ze eerst de opvattingen van de Kamer wilden vernemen. Daarbij moet ik wel zeggen, dat de minister de kamer weinig speelruimte laat. We mogen niet teveel wijzigen aan de plannen, want dat zou de derogatie in gevaar brengen. Mijn fractie wil dan ook op een constructieve wijze het debat met de minister aangaan, zodat de derogatie geen gevaar zal lopen. Dat wil niet zeggen dat we onvoorwaardelijk met het ter tafel liggende mestbeleid zullen instemmen.

Reeds twee decennia is er beleidsmatig aandacht voor de mestproblematiek. Vanaf 1984 is er in Nederland een gericht mestbeleid. Sindsdien is dit mestbeleid eigenlijk continue in ontwikkeling. Tal van maatregelen zijn genomen. Uiteindelijk kwamen we terecht bij de Minas in 1998. Vanaf 2001 is Minas voor alle bedrijven in de land- en tuinbouw van kracht. De land- en tuinbouw is er dus net aan gewend. En nu moet er als gevolg van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie, de gehele Nederlandse mestwetgeving weer op zijn kop worden gezet. Alleen al vanuit het perspectief van het zich telkens wijzigende mestbeleid, kan gesteld worden dat nieuw beleid een verdere neergang van vertrouwen en draagvlak onder de boeren zal betekenen, nog afgezien van de inhoud. De bereidheid om vrijwillig mee te werken aan de uitvoering van het mestbeleid lijkt dan ook kleiner dan ooit te zijn en dat is zorgwekkend. Het voorgaande in acht nemend lijkt het er op dat een administratieve lastenvermindering van 40% irreëel is.

Er zijn de achterliggende jaren grote inspanningen geleverd en met resultaat. Boeren hebben kans gezien de stikstof- en fosfaatbelasting met ruim 30% te laten dalen. Maar de Nitraatrichtlijn en op de langere termijn de Kaderrichtlijn Water nopen ons tot een strenger mestbeleid.

Daar bij komt dat de mestproblematiek niet alleen een reëel probleem is, maar mede bestaat bij de gratie van milieukundige voorschriften, die ergens ver van ons bed voor ons worden bepaald, namelijk in Brussel. Wij hebben grote vraagtekens bij een uniforme richtlijn die voor de gehele EU geldt. In Finland, met een kort groeiseizoen, gelden dezelfde normen als in Zuid-Italië. Zijn de minister en de staatssecretaris bereid zich in te zetten op Europees niveau voor betere milieukundige voorschriften, die rekening houden met klimatologische en bodemkundige verschillen?

Overige aandachtspunten
Verantwoordelijkheid

- De minister benadrukt de eigen verantwoordelijkheid van de bedrijfstak, maar bij een grote eigen verantwoordelijkheid moeten ondernemers voldoende speelruimte hebben om op een misschien wel creatieve wijze aan de normen te voldoen. Boeren moet niet in een te strak uniform keurslijf gedwongen worden. Er is aandacht nodig voor locale kennis die aanwezig is. Als een boer mogelijkheden ziet om een lagere stikstofexcretie dan het excretieforfait te behalen, moet hij daarvoor de kans krijgen vindt mijn fractie. Graag reactie. Een ander punt van belang hierbij is de communicatie van het ministerie met de sector. Als de sector dan grotendeels de verantwoordelijkheid draagt voor het mestbeleid, dan is het van belang dat er op een goede wijze gecommuniceerd wordt met de betrokkenen over het nieuwe mestbeleid en de implementatie daarvan. We zijn tevreden met de voortvarende aanpak van de minister, maar hierbij mag de sector niet overgeslagen worden. Er zijn namelijk klachten dat de sector te weinig tijd krijgt om te kunnen reageren (vakbonden).

Derogatie

- De derogatie is cruciaal voor Nederland, met name voor de melkveehouderij. We onderkennen dat de kaders m.b.t. de derogatie door de Europese Commissie worden vastgesteld. Maar de criteria en de invulling daarvan teneinde de derogatie te verkrijgen zijn niet onomstreden. Aan de minister de vraag of hij hier wat dieper op wil ingaan. Hoe vast ligt b.v. het criterium van de 70% stikstofbehoeftige gewassen? Valt hierin nog wat te schuiven?
Excretie (dat heeft dus te maken met de uitscheiding bij dieren van mest)

- En wat betreft de stikstofexcretie de vraag of het omhoog bijstellen van het excretieforfait met 10% een beslissing is (114,6 kg bij 7500 kg melkproductie i.p.v. 104,1) die op basis van betrouwbare gegevens is genomen. Het argument van de minister is de stijgende melkproductie per koe, maar de bijstelling lijkt toch vrij willekeurig. Graag reactie. (blz. 8 mestbrief)
We zijn benieuwd naar de uitkomsten van de differentiatie van de excretieforfaits. We zijn tevreden dat de minister niet met een veebezettingsnorm is gekomen. We rekenen er dan ook op dat de differentiatie zodanig is, dat de intensivering niet nog verder wordt gestimuleerd (een melkkoe is immers geen wandelende melkfabriek).

Geen kunstmest i.p.v. dierlijke mest

- Als het gevolg van het beleid zou zijn dat mest afgevoerd zou gaan worden om vervolgens extra kunstmest aan te voeren, zou dat de wereld op zijn kop betekenen
Het zou wat ons betreft niet mogelijk moeten zijn dat er in 2009 meer kunstmest gestrooid kan worden dan er op dit moment gedaan wordt. Kan de minister geen strikter kunstmestplafond voor graslanden instellen teneinde meer beleidsruimte te creëren voor het verbeteren en optimaal inzetten van de eigen dierlijke mest. Dierlijke mest is toch geen afvalproduct, maar kan toch een waardevolle hulpbron zijn. Graag reactie/toezegging. Wij vinden het in ieder geval al positief dat de minister inzet op de komst van een registratie van kunstmestgebruik.

Koeien in de wei

- Het verschil tussen volledig maaien en een combinatie van maaien en beweiden lijkt logisch, maar wij zijn nog niet overtuigd. Kan de minister de voorgestelde werkingscoëfficiënten van dierlijke mest en het daarmee samenhangende onderscheid tussen maaien en weiden verder onderbouwen? Is de spreiding van deze coëfficiënten niet zodanig groot, dat het een ongeschikte basis voor beleid betekent? Nederland zou binnen de EU het enige land worden met zon beleid. Alleen al vanuit dat perspectief zouden we dit onderscheid niet door moeten voeren. En wat veel belangrijker is, de prijs koeien uit de wei is te hoog. Er is immers een groot maatschappelijk draagvlak voor het feit dat koeien in de wei thuishoren. En vervolgens is het ook nog zo dat wij het belangrijk vinden dat dieren soorteigen gedrag kunnen vertonen, ofwel koeien moeten kunnen grazen. Kortom, dit lijkt ons een totaal verkeerd signaal richting de sector en de maatschappij. Daarnaast zijn er ook nog eens grote verschillen in de mate van beweiding. Wij zien in dat het moeilijk is om met een gedifferentieerde normstelling te gaan werken, omdat dat moeilijk uitvoerbaar en controleerbaar is. Dat is voor ons nog eens een extra argument om het hele onderscheid tussen maaien en weiden op te heffen.

Sancties

- Voorts geeft u aan dat overtreding van de regels streng gestraft gaat worden. Sanctionering door een combinatie van bestuurlijke boetes en strafrecht wordt overwogen. Kunt u hier verder op ingaan? Zijn er al uitkomsten van de overwegingen die hieromtrent gemaakt worden?
Overtredingen dienen op een rechtvaardige wijze gestraft worden. Hierbij wil ik echter wel wijzen op het feit dat het van belang is dat de boer weet wanneer hij de fout ingaat. Goede communicatie en advies zijn hierbij onontbeerlijk; daartoe roep ik u dan ook op. Ook met betrekking tot de overbruggingsperiode dient er duidelijk gecommuniceerd te worden met de boeren. Op vragen als waar zijn we nu precies aan toe en hoe nu verder, moeten alle belanghebbenden zo kort als mogelijk in het ongewisse worden gelaten. Vraag aan u is of b.v. Bureau Heffingen op korte termijn al informatie naar de boeren stuurt?


- Boer-boervoorziening komt te vervallen m.b.t. mestafzet; jammer (blz. 10); De afgelopen jaren mestdistributie zwakke schakel; de komende jaren komt het er dus op aan. Mestdistributie wordt cruciaal onderdeel m.b.t. het welslagen van het mestbeleid (blz. 10). Daarbij willen we de minister oproepen om er op toe te zien dat mestdistributeurs niet een te machtige positie krijgen. We willen de minister vragen om boer-boer transport van mest in het eigen werkgebied nog eens nader te (laten) bestuderen. Deze mogelijkheid moet wat ons betreft blijven bestaan.

Tenslotte
Gezien de tijd moet ik naar een afronding. Een aantal deelonderwerpen die ik graag nog zou willen aanstippen zijn, zonder er nu verder op in te gaan zijn:

- De problematiek rondom de meetdiepte. Deze is niet uniform in de EU. Hierin verwachten we van de minister een eerlijke behandeling van de boer t.o.v. zijn collegae in de omringende landen (blz. 13, mestbrief);

- De aanpak van de uitspoelingsgevoelige gronden. In beginsel zijn we het eens met de lijnen die de minister heeft uitgezet (blz. 14, mestbrief);

- De minister wil inzetten op kennis; op onderzoek en innovatie. Wat ons betreft is het dan noodzakelijk dat de proefbedrijven open blijven. Kan de minister hieromtrent garanties geven?

- De fosfaatophoping in de bodem gaat nog steeds door; de vraag aan de minister of evenwichtsbemesting in 2015 haalbaar is?


- Tenslotte wenst mijn fractie de minister en de staatssecr. alle succes bij het verder uitwerken van het actieprogramma en bij het uitwerken van het wetsvoorstel en niet in de laatste plaats bij het binnenhalen van de derogatie.

---