Persbericht, 14-6-2004
Opzeggers thuiszorg na ontvangen rekeningen
Tussen begin maart en medio april heeft 1,6 procent van de ruim
420.000 cliënten de thuiszorg opgezegd, nadat zij de rekening
ontvingen waarin de hogere eigen bijdrage werd vermeld. Dat blijkt uit
de voorlopige resultaten van tweede peiling die staatssecretaris
Ross-Van Dorp van Volksgezondheid heeft laten verrichten naar de
effecten van het verhogen van de eigen bijdragen voor de thuiszorg per
zorgjaar 2004.
De cliënten kregen gedurende een periode van zes weken samen met de
rekening voor de thuiszorg informatie over eventuele teruggave van de
ziektekosten via de belastingen en de mogelijkheid bij de gemeente een
beroep te doen op bijzondere bijstand. Op grond van die informatie
besloten ca. 6600 cliënten de zorg helemaal op te zeggen, ca. 1250
cliënten zegden de zorg gedeeltelijk op.
Uit het onderzoek blijkt dat het overgrote deel van de opgezegde zorg
(97 procent) huishoudelijke verzorging betreft. Het gemiddeld aantal
uren dat is opgezegd, bedraagt bijna drie uur per week en is iets
minder dan het landelijk gemiddeld aantal uren. Van de gedeeltelijke
opzeggers halveerden de meesten het aantal uren zorg van vier naar
twee uur.
Behalve naar de opzeggers hebben de onderzoekers ook gekeken naar
eventuele spijtoptanten die begin januari de thuiszorg opzegden, nadat
zij de brief over de aanstaande verhoging van de eigen bijdrage
kregen. Daaruit blijkt dat ruim 300 cliënten nadat ze informatie
kregen over compensatiemogelijkheden, alsnog een beroep doet op de
thuiszorg. Het definitieve rapport wordt eind juni naar de Tweede
Kamer gestuurd.
Het onderzoek naar de eerste groep opzeggers in januari leverde eind
maart op dat twee procent van de cliënten de thuiszorg hadden
beëindigd. Uit een nadere bestudering van de omstandigheden bleek dat
driekwart van die opzeggers een partner heeft, een groot deel een
bovengemiddeld inkomen heeft en in meer dan de helft van de gevallen
zelf een oplossing heeft gevonden door familie of bekenden te vragen
of zelf zorg in te huren.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport