inzake toekomstige verhoudingen tussen de Nederlandse Antillen en
Aruba en de EU
Beantwoording kamervragen inzake toekomstige verhoudingen tussen de
Nederlandse Antillen en Aruba en de EU
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
15 juni 2004
Behandeld
Rein Dekkers
Kenmerk
DIE-280/04
Telefoon
070-348 57 12
Blad
1/4
Fax
070-348 40 86
Bijlage(n)
rein.dekkers@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van de vaste commissie voor Europese Zaken over
toekomstige verhouding tussen de Nederlandse Antillen en Aruba en de
EU
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bieden wij u, mede namens de minister voor Bestuurlijke
Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, hierbij de antwoorden aan op de
schriftelijke vragen gesteld door de vaste commissie voor Europese
Zaken over de toekomstige verhouding tussen de Nederlandse Antillen en
Aruba. Deze vragen werden ingezonden op 10 juni 2004 met kenmerk
58-EU-2004.
De minister De
staatssecretaris
van Buitenlandse Zaken, voor
Europese Zaken,
Dr. B.R. Bot Mr.
Drs. A. Nicolaï
Lijst met vragen en antwoorden over de LGO en de UPG-status van de
Nederlandse Antillen en Aruba
Vraag 1
Welke overleggen zijn er het afgelopen jaar geweest tussen de
regeringen van Nederland, de Nederlandse-Antillen en Aruba over de LGO
en UPG-status en mogelijk andere nieuwe relaties met de Europese Unie?
Antwoord
Het afgelopen jaar hebben de regeringen van de drie landen van het
Koninkrijk over de toekomstige verhouding van de Nederlandse Antillen
en Aruba met de EU diverse malen contact gehad. Het gaat hier om
contacten op ambtelijk en politiek niveau. De regeringen hebben over
dit onderwerp gecorrespondeerd. Daarnaast is het onderwerp in de
Rijksministerraad aan de orde geweest. Vertegenwoordigers van de
Nederlandse Antillen en Aruba participeren in de afstemming van
Nederland in de Intergouvernementele Conferentie (IGC).
Tevens is in januari 2004 door de regeringen van de drie landen de
gezamenlijke commissie Europese Unie (ook wel de commissie Van Beuge)
ingesteld die een inventarisatie maakt van de consequenties van de
verschillende mogelijke relaties van de Nederlandse Antillen en Aruba
met de EU. Het resultaat van dit onderzoek wordt 1 juli 2004 verwacht.
Vraag 2
Zijn de respectieve parlementen voldoende gekend en ingelicht over de
ontwikkelingen rond de discussie over de LGO en UPG-status? Zo ja, hoe
is dat gebeurd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ja.
In de reguliere informatievoorziening rondom de IGC en overleggen
daarover is regelmatig aandacht gegeven aan de ontwikkelingen ten
aanzien van overzeese gebieden. De toekomstige verhouding tussen de
Nederlandse Antillen en Aruba en de Unie is meerdere keren aan de orde
geweest in overleggen tussen de regering en uw Kamer (o.a. AO IGC d.d.
20 november 2003 nr. 29213 - 8, AO RAZEB d.d. 4 december 2003 nr. 21
501-02 515 en AO parlementair contactplan en Ontwikkelingsfonds NA
d.d. 6 mei 2004 nr.'s 29390 en 29434). Ook heeft uw Kamer de minister
van Buitenlandse Zaken, de staatssecretaris voor Europese Zaken en de
minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties op 29
april 2004 terzake schriftelijk een aantal vragen gesteld, waarop bij
brief van 25 mei 2004 (TK, vergaderjaar 2003-2004, nr. 1629)
uitgebreid is geantwoord.
Het is vanzelfsprekend aan de regeringen van de Nederlandse Antillen
en Aruba om hun respectieve Staten in te lichten. Overigens heeft het
Ministerie van Buitenlandse Zaken in het kader van de Tripartiete
Contactgroepbijeenkomst op verzoek van uw Kamer in september 2003 een
technische uiteenzetting gegeven over de voorwaarden en de gevolgen
van de Ultraperifere status.
Vraag 3
Is het Nederlandse amendement zoals dat nu in Europees verband op
tafel ligt over de LGO/UPG discussie punt van overleg met de regering
van de regering van de Nederlandse-Antillen en Aruba geweest? Zo ja,
wanneer is dat het geval geweest?
Antwoord
Ja.
Op grond van Nederlandse en Franse amendementen tijdens de Conventie
heeft het voorzitterschap een tekst voorgesteld over een lichtere
procedure dan formele verdragswijziging voor wijzigingen in de
betrekkingen met overzeese gebieden en landen. Gedurende de hele IGC
zijn vertegenwoordigers van de Nederlandse Antillen en Aruba op
ambtelijk en politiek niveau formeel betrokken bij het formuleren van
de algemene Nederlandse inzet, waaronder ook de inzet op dit punt.
Vraag 4
Is het nog mogelijk en wenselijk om voor de Nederlandse-Antillen en
Aruba eveneens aan te sluiten bij het Franse amendementen over
Mayotte?
Antwoord
De Nederlandse regering wenst alle opties ten aanzien van de
toekomstige relatie tussen de Nederlandse Antillen en Aruba en de
Europese Unie open te houden. Dit is in overeenstemming met de
uitdrukkelijke wens van de regeringen van de Nederlandse Antillen en
Aruba. De huidige in de IGC voorliggende teksten van het
voorzitterschap voorzien daarin. Het rapport van de commissie Van
Beuge vormt de basis voor verdere discussie en uiteindelijk
besluitvorming binnen het Koninkrijk over de gewenste status van de
Nederlandse Antillen en Aruba ten opzichte van de EU.
In Frankrijk is de interne beslissing over de ultraperifere status
voor Mayotte reeds genomen. Frankrijk kan daarom akkoord gaan met de
voorzitterschapstekst, waarin Mayotte specifiek wordt genoemd.
Vraag 5
In het antwoord op vraag 5 van de leden Timmermans, K. de Vries en
Leerdam van 6 mei 2004, kenmerk 2030413900 over mogelijke toevoegingen
aan het afgeronde verdrag, staat te lezen dat een unaniem raadsbesluit
voldoende is. Waarom is gekwalificeerde meerderheid niet voldoende?
Antwoord
Bij een besluit van de Europese Raad over het verlenen van de
ultraperifere status via een lichtere procedure dan formele
verdragswijziging is unanimiteit het hoogst haalbare. Uit de
onderhandelingen blijkt dat de lidstaten er voorkeur aan geven om dit
besluit met unanimiteit te nemen. Deze lichtere procedure vormt al een
aanzienlijke vereenvoudiging van statuswijziging ten opzichte van de
formele verdragswijziging, die daarvoor thans nodig is.
Ministerie van Buitenlandse Zaken