Ministerie van Buitenlandse Zaken
Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag

- Directie Mensenrechten en Vredesopbouw

Afdeling Mensenrechten

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum

- 16 juni 2004

Behandeld

- mr. J.L. Maas Geesteranus

Kenmerk

- DMV/MR-206/04

Telefoon

- 070-348 5466

Blad

- 1/7

Fax

- 070-348 5049

Bijlage(n)

- 1

- - jl.maasgeesteranus@minbuza.nl

Betreft

- Beantwoording vragen vande ledenTjon-A-Tjen en Wolfsen over sekstoerisme in Mexico

-

Graag - bied iku hierbij- , mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Justitie,de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - de leden- Tjon-A-Tjen en Wolfsenover - sekstoerisme in Mexico. Deze vragen werden ingezonden op - 23 april 2004met kenmerk - 2030413390.

- De minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de heer Donner, minister van Justitie, op vragen van de leden Tjon-A-Ten en Wolfsen (beiden PvdA) over sekstoerisme in Mexico.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel "Acapulco zet camera's in tegen Sekstoeristen"?-

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Bent u, mede omdat ook burgers van de EU-lidstaten zich schuldig maken aan dergelijke misbruikpraktijken, bereid tijdens het Nederlandse Voorzitterschap van de EU te werken aan het opstellen van zogenaamde "EU Guidelines on Children and Sexual Abuse", waarin nadrukkelijk wordt aangegeven welke inspanningen de EU-lidstaten willen plegen om dit fenomeen te voorkomen, te bestrijden c.q. uit te bannen?

Antwoord

Het ontwikkelen van speciale EU richtlijnen tegen seksueel kindermisbruik zou ik willen ontraden. Immers, op dit terrein zijn internationaal reeds tal van initiatieven ontplooid en protocollen ondertekend. Ik verwacht dan ook meer effect van het naar de letter en de geest in de praktijk uitvoeren van de bestaande protocollen, dan van het opstellen van speciale EU richtlijnen op dit thema.

Van de bestaande initiatieven noem ik het eerste wereldcongres ter bestrijding van commerciële seksuele exploitatie van kinderen in 1996 te Stockholm. 122 landen hebben zich toentertijd gecommitteerd aan een verklaring en actieplan. In Nederland heeft dat geleid tot het Nationaal Actieplan Aanpak Seksueel Misbruik (NAPS), Uitgangspunt vormde toen het VN-verdrag inzake de Rechten van het Kind uit 1989, meer in het bijzonder artikel 34 van dit verdrag, dat staten verplicht tot bestrijding van
commerciële seksuele exploitatie van minderjarigen.

Daarnaast wijs ik op de speciale VN-rapporteur over kinderhandel, kinderprostitutie en kinderpornografie, die onder meer actief is in het monitoren van het beleid van de afzonderlijke lidstaten.

Tenslotte de Europese Unie. Ook deze neemt stelling tegen de seksuele uitbuiting van minderjarigen. Zo heeft de Europese Commissie in 1999 het document 'Communication to the European Parliament, the Council, the Economic and Social Committee of the Regions on the Implementation of Measures to Combat Child Sex Tourism' doen uitgaan. Binnen de EU is voorts een informele ambtelijke werkgroep "L'Europe d'Enfance" actief. Deze werkgroep heeft vorig jaar onder leiding van Italië een conceptverklaring
opgesteld voor de EU-ministers die zich bezighouden met gezinszaken. Deze verklaring is gebaseerd op het VN-Kinderrechtenverdrag en spitst zich met name toe op de strijd tegen seksueel misbruik en exploitatie van kinderen, de strijd tegen kinderarbeid en de eventuele oprichting van een Europese Kinderombudsman.

Daarnaast vermeld ik de Group of Specialists on the Protection of Children against Sexual Exploitation. Deze groep is opgericht n.a.v. de aanbevelingen in 1991 van de Raad van Europa om de seksuele exploitatie van kinderen beter te bestrijden en rapporteert haar bevindingen rechtstreeks aan de European Committee on Crime Problems.

Vraag 3

Bent u, mede met het oog op de bescherming van minderjarigen tegen prostitutie (inclusief rehabilitatieprogramma's voor de slachtoffers), bereid om conform de in paragraaf 16 van de bij ILO Conventie 182 horende Aanbeveling, eventueel in internationaal verband, (meer) juridische bijstand (de extraterritoriale werking van zedenwetgeving) en assistentie te verlenen aan landen, waaronder Mexico, waar een nationaal systeem ontbreekt om slachtoffers van seksueel misbruik op te vangen?

Antwoord

De International Labour Organization (ILO) roept in Verdrag 182 op tot internationale samenwerking om ernstige vormen van kinderarbeid, waaronder ook seksuele exploitatie van kinderen, te bestrijden, onder meer in de vorm van wederzijdse juridische bijstand. Nederland heeft dit verdrag geratificeerd op 14 februari 2002.

Het verlenen van assistentie/juridische bijstand en internationale samenwerking gebeurt op basis van een internationaal rechtshulp- dan wel uitleveringsverdrag. Bij het ontbreken van een internationaal rechtshulpverdrag kan tussen autoriteiten worden samengewerkt op basis van wederzijds goedvinden. Er bestaat een rechtshulp- en uitleveringsverdrag tussen Nederland en Mexico. Deze verdragen vormen samen met de in 2002 ingevoerde verruiming van de extraterritoriale werking van de
zedelijkheidswetgeving (de Nederlandse zedelijkheidswetgeving is toepasselijk op Nederlanders en vreemdelingen - met een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland - die zich in het buitenland schuldig maken aan misdrijven omschreven in de artikelen 240b en 242 t/m 250a Strafrecht) en de opheffing van de eis van dubbele strafbaarstelling (eveneens in 2002), de basis voor samenwerking met en het verlenen van juridische bijstand aan landen als Mexico. De reeds bestaande juridische mogelijkheden
tot samenwerking en bijstand en het feit dat deze ook in de (internationale) opsporingspraktijk worden toegepast, geven geen aanleiding tot het nemen van meer of andere maatregelen tot samenwerking dan nu het geval is.

Vraag 4

Heeft Nederland het bij het Verdrag voor de Rechten van het Kind opgestelde facultatieve Protocol, waarin de begrippen kinderhandel, -prostitutie en -pornografie nader worden omschreven, al geratificeerd? Zo neen, bent u bereid het bij het Verdrag voor de Rechten van het Kind opgestelde facultatieve Protocol te ratificeren? Zo ja, op welke termijn?

Antwoord

Voordat het facultatieve Protocol inzake kinderhandel, kinderprostitutie en kinderpornografie door Nederland kan worden geratificeerd, dient de noodzakelijke uitvoeringswetgeving van kracht te zijn geworden. Het betreft hier de Uitvoering van internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel (Kamerstukken II, vergaderjaar 2003-2004, 29291). Dit proces is gaande en op 13 mei 2004 is de Nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II,
vergaderjaar 2003-2004, 29291 nr. 7).

Vraag 5

Bent u bereid tijdens het Nederlandse Voorzitterschap van de EU andere EU-landen op te roepen het bij het Verdrag voor de Rechten van het Kind opgestelde facultatieve Protocol te ondertekenen en te ratificeren? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Oproepen tot ratificatie én implementatie van de diverse verdragsteksten op het gebied van de bestrijding van de ergste vormen van kinderarbeid en van bestrijding van misbruik van kinderen, waaronder voornoemd Protocol, vinden al regelmatig plaats in resoluties en verklaringen die worden aangenomen in de jaarlijks gehouden Mensenrechtencommissie in Geneve en in de jaarlijks gehouden Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York. Ik acht het niet nodig hieraan tijdens het Nederlands
voorzitterschap komend najaar -anders dan tijdens de AVVN- nog andere oproepen toe te voegen.

Vraag 6

Zijn via cameratoezicht in de openbare ruimte gemaakte beelden bruikbaar als strafrechtelijk bewijsmateriaal om personen met de Nederlandse nationaliteit, dan wel personen met een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, die zich in Acapulco schuldig hebben gemaakt aan seksueel misbruik van kinderen/minderjarigen, te vervolgen en eventueel te veroordelen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer en onder welke omstandigheden?

Antwoord-

Cameratoezicht op openbare plaatsen kan uiteraard strafbare feiten registreren en daarmee bijdragen aan de opsporing ervan. Uitgaande van het feit dat het bewijsmateriaal in Mexico rechtmatig is verkregen, kan het videomateriaal worden gebruikt als steunbewijs in een Nederlandse strafzaak terzake van kindermisbruik in Mexico. Of de persoon in kwestie zich ook daadwerkelijk heeft schuldig gemaakt aan de gedragingen zoals omschreven in de artikelen 242 Wetboek van Strafrecht e.v.zal nader bewezen
dienen te worden.-

Vraag 7

In welke mate en in welke EU-landen worden met cameratoezicht verkregen beelden met succes gebruikt om kindersekstoeristen die genoemde misbruikpraktijken gepleegd hebben, aan te houden en voor de rechter te laten brengen?

Antwoord

Zoals in de beantwoording van de kamervragen over mogelijk seksueel misbruik in Indonesië (vergaderjaar 2003-2004, nr. 1389) is aangegeven, geeft het Bedrijfsprocessensysteem van het openbaar ministerie (COMPAS) aan dat er sinds de opheffing van de dubbele strafbaarstelling (oktober 2002) 31 zaken geregistreerd zijn, waarbij het ging om zedenmisdrijven door Nederlanders in het buitenland gepleegd, die gerelateerd kunnen worden aan seksueel misbruik zoals omschreven in de artikelen 240b en 242
t/m 250a Wetboek van Strafrecht. Uit dit systeem kan echter geen informatie verkregen worden over het in een strafzaak aangedragen bewijsmateriaal.

In zijn algemeenheid kan wel gesteld worden dat door de toename van het aantal toezichtcamera's in de openbare ruimte en beveiligingscamera's in bijvoorbeeld winkels, het gebruik van beeldmateriaal als (steun)bewijs vaker geschiedt. Mocht er beeldmateriaal uit het binnenland of buitenland voorhanden zijn, dan kan dit, mits rechtmatig verkregen, als steunbewijs dienen in een Nederlandse strafzaak.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel "Acapulco zet camera's in tegen Sekstoeristen"?-

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Bent u, mede omdat ook burgers van de EU-lidstaten zich schuldig maken aan dergelijke misbruikpraktijken, bereid tijdens het Nederlandse Voorzitterschap van de EU te werken aan het opstellen van zogenaamde "EU Guidelines on Children and Sexual Abuse", waarin nadrukkelijk wordt aangegeven welke inspanningen de EU-lidstaten willen plegen om dit fenomeen te voorkomen, te bestrijden c.q. uit te bannen?

Antwoord

Het ontwikkelen van speciale EU richtlijnen tegen seksueel kindermisbruik zou ik willen ontraden. Immers, op dit terrein zijn internationaal reeds tal van initiatieven ontplooid en protocollen ondertekend. Ik verwacht dan ook meer effect van het naar de letter en de geest in de praktijk uitvoeren van de bestaande protocollen, dan van het opstellen van speciale EU richtlijnen op dit thema.

Van de bestaande initiatieven noem ik het eerste wereldcongres ter bestrijding van commerciële seksuele exploitatie van kinderen in 1996 te Stockholm. 122 landen hebben zich toentertijd gecommitteerd aan een verklaring en actieplan. In Nederland heeft dat geleid tot het Nationaal Actieplan Aanpak Seksueel Misbruik (NAPS), Uitgangspunt vormde toen het VN-verdrag inzake de Rechten van het Kind uit 1989, meer in het bijzonder artikel 34 van dit verdrag, dat staten

verplicht tot bestrijding van commerciële seksuele exploitatie van minderjarigen.

Daarnaast wijs ik op de speciale VN-rapporteur over kinderhandel, kinderprostitutie en kinderpornografie, die onder meer actief is in het monitoren van het beleid van de afzonderlijke lidstaten.

Tenslotte de Europese Unie. Ook deze neemt stelling tegen de seksuele uitbuiting van minderjarigen. Zo heeft de Europese Commissie in 1999 het document 'Communication to the European Parliament, the Council, the Economic and Social Committee of the Regions on the Implementation of Measures to Combat Child Sex Tourism' doen uitgaan. Binnen de EU isvoorts een informele ambtelijke werkgroep "L'Europe d'Enfance" actief. Deze werkgroep heeft vorig jaar, onder leiding van Italië, een
conceptverklaring opgesteld voor de EU-ministers die zich bezighouden met gezinszaken. Deze verklaring is gebaseerd op het VN-Kinderrechtenverdrag en spitst zich met name toe op de strijd tegen seksueel misbruik en exploitatie van kinderen, de strijd tegen kinderarbeid en de eventuele oprichting van een Europese Kinderombudsman.

Daarnaast vermeld ik de Group of Specialists on the Protection of Children against Sexual Exploitation. Deze groep is opgericht naar aanleiding van de aanbevelingen in 1991 van de Raad van Europa om de seksuele exploitatie van kinderen beter te bestrijden en rapporteert haar bevindingen rechtstreeks aan de European Committee on Crime Problems.

Vraag 3

Bent u, mede met het oog op de bescherming van minderjarigen tegen prostitutie (inclusief rehabilitatieprogramma's voor de slachtoffers), bereid om conform de in paragraaf 16 van de bij ILO Conventie 182 horende Aanbeveling, eventueel in internationaal verband, (meer)juridische bijstand

(de extraterritoriale werking van zedenwetgeving) en

assistentie te verlenen aan landen, waaronder Mexico, waar een nationaal systeem ontbreekt om slachtoffers van seksueel misbruik op te vangen?

Antwoord

De International Labour Organization (ILO) roept in Verdrag 182 op tot internationale samenwerking om ernstige vormen van kinderarbeid, waaronder ook seksuele exploitatie van kinderen, te bestrijden, onder meer in de vorm van wederzijdse juridische bijstand. Nederland heeft dit verdrag geratificeerd op 14 februari 2002.

Het verlenen van assistentie/juridische bijstand en internationale samenwerking gebeurt op basis van een internationaal rechtshulp- dan wel uitleveringsverdrag. Bij het ontbreken van een internationaal rechtshulpverdrag kan tussen autoriteiten worden samengewerkt op basis van wederzijds goedvinden. Er bestaat een rechtshulp- en uitleveringsverdrag tussen Nederland en Mexico. Deze verdragen vormen samen met de in 2002 ingevoerde verruiming van de extraterritoriale werking van de
zedelijkheidswetgeving (de Nederlandse zedelijkheidswetgeving is toepasselijk op Nederlanders en vreemdelingen - met een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland - die zich in het buitenland schuldig maken aan misdrijven omschreven in de artikelen 240b en 242 t/m 250a Strafrecht) en de opheffing van de eis van dubbele strafbaarstelling (eveneens in 2002), de basis voor samenwerking met en het verlenen van juridische bijstand aan landen als Mexico. De reeds bestaande juridische mogelijkheden
tot samenwerking en bijstand en het feit dat deze ook in de (internationale) opsporingspraktijk worden toegepast, geven geen aanleiding tot het nemen van meer of andere maatregelen tot samenwerking dan nu het geval is.

Vraag 4

Heeft Nederland het bij het Verdrag voor de Rechten van het Kind opgestelde facultatieveProtocol, waarin de begrippen kinderhandel, -prostitutie en

-pornografie nader worden omschreven, al

geratificeerd? Zo neen, bent u bereid het bij het Verdrag voor de Rechten van het Kind opgestelde facultatieve Protocol te ratificeren? Zo ja, op welke termijn?

Antwoord

Voordat het facultatieve Protocol inzake kinderhandel, kinderprostitutie en kinderpornografie door Nederland kan worden geratificeerd, dient de noodzakelijke uitvoeringswetgeving van kracht te zijn geworden. Het betreft hier de Uitvoering van internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel (Kamerstukken II, vergaderjaar 2003-2004, 29291). Dit proces is gaande en op 13 mei 2004 is de Nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II,
vergaderjaar 2003-2004, 29291 nr. 7).

Vraag 5

Bent u bereid tijdens het Nederlandse Voorzitterschap van de EU andere EU-landen op te roepen het bij het Verdrag voor de Rechten van het Kind opgestelde facultatieve Protocol te ondertekenen en te ratificeren? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Oproepen tot ratificatie én implementatie van de diverse verdragsteksten op het gebied van de bestrijding van de ergste vormen van kinderarbeid en van bestrijding van misbruik van kinderen, waaronder voornoemd Protocol, vinden al regelmatig plaats in resoluties en verklaringen die worden aangenomen in de jaarlijks gehouden Mensenrechtencommissie in Geneve en in de jaarlijks gehouden Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York. Ik acht het niet nodig hieraan tijdens het Nederlands
voorzitterschap komend najaar -anders dan tijdens de AVVN- nog andere oproepen toe te voegen.

Vraag 6

Zijn via cameratoezicht in de openbare ruimte gemaakte beelden bruikbaar als strafrechtelijk bewijsmateriaal om personen met de Nederlandse nationaliteit, dan wel personen met een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, die zich in Acapulco

schuldig hebben gemaakt aan seksueel misbruik van kinderen/minderjarigen, te vervolgen en eventueel te veroordelen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer en onder welke omstandigheden?

Antwoord

Cameratoezicht op openbare plaatsen kan uiteraard strafbare feiten registreren en daarmee bijdragen aan de opsporing ervan. Uitgaande van het feit dat het bewijsmateriaal in Mexico rechtmatig is verkregen, kan het videomateriaal worden gebruikt als steunbewijs in een Nederlandse strafzaak terzake van kindermisbruik in Mexico. Of de persoon in kwestie zich ook daadwerkelijk heeft schuldig gemaakt aan de gedragingen zoals omschreven in de artikelen 242 Wetboek van Strafrecht en v zal nader
bewezen dienen te worden.

Vraag 7

In welke mate en in welke EU-landen worden met cameratoezicht verkregen beelden met succes gebruikt om kindersekstoeristen die genoemde misbruikpraktijken gepleegd hebben, aan te houden en voor de rechter te laten brengen?

Antwoord

Zoals in de beantwoording van de kamervragen over mogelijk seksueel misbruik in Indonesië (vergaderjaar 2003-2004, nr. 1389) is aangegeven, geeft het Bedrijfsprocessensysteem van het openbaar ministerie (COMPAS) aan dat er sinds de opheffing van de dubbele strafbaarstelling (oktober 2002) 31 zaken geregistreerd zijn, waarbij het ging om zedenmisdrijven door Nederlanders in het buitenland gepleegd, die gerelateerd kunnen worden aan seksueel misbruik zoals omschreven in de artikelen 240ben 242
t/m250a Wetboek van Strafrecht. Uit dit systeem kan echter geen informatie verkregen worden over het in een strafzaak aangedragen bewijsmateriaal.

In zijn algemeenheid kan wel gesteld worden dat door de toename van het aantal toezichtcamera's in de openbare ruimte en beveiligingscamera's in bijvoorbeeld winkels, het gebruik van beeldmateriaal als (steun)bewijs vaker geschiedt. Mocht er beeldmateriaal uit het binnenland of buitenland voorhanden zijn, dan kan dit, mits rechtmatig verkregen, als steunbewijs dienen in een Nederlandse strafzaak.

- De Volkskrant, 3 april jl. p.6

-

===