Vereniging van Effectenbezitters
Persbericht | 26-05-2004
Op 17 juni dient bij de Ondernemingskamer van het Gerechthof Amsterdam
het enquêteverzoek tegen Ahold. De VEB en een aantal
Ahold-aandeelhouders verzoeken om een onderzoek (enquête) naar het
beleid bij Ahold en zijn van mening dat aan de daarvoor geldende
voorwaarde er moet sprake zijn van gegronde redenen om aan een juist
beleid te twijfelen ruimschoots wordt voldaan. Ahold heeft op 25 mei
2004, na sluiting van de New York Stock Exchange, haar verweerschrift
in deze zaak op haar website geplaatst.
In het kader van de transparantie en volledigheid heeft de VEB nu haar
verzoekschrift en het verweerschrift van Ahold op de website van de
VEB beschikbaar gesteld.
Het pleidooi in deze zaak zal plaatsvinden op 17 juni a.s. De VEB zal
dan haar verzoek uitgebreid toelichten en ingaan op het door Ahold
gevoerde verweer. Op dit moment wenst de VEB daarom te volstaan met
een korte puntsgewijze reactie:
ALGEMEEN:
* Het verweerschrift bevestigt grotendeels de weergave van de
ontwikkelingen bij Ahold zoals deze is gegeven door de artikelen
in het NRC Handelsblad van de journalisten Joost Oranje en Jeroen
Wester en in het boek Het Drama Ahold, van de hand van Jeroen
Smit. De VEB heeft zich ondanks herhaalde verzoeken om direct
informatie te verstrekken tot op heden veelal moeten baseren op de
genoemde publicaties. De bevestiging van een groot deel van de
feiten in het verweerschrift geeft de VEB extra houvast.
* Uit diverse documenten zoals brieven en onderzoeksrapporten wordt
geciteerd of geparafraseerd zonder dat deze documenten zelf ter
beschikking zijn gesteld. Dit geldt onder meer voor het rapport
van Eisma en Van Dijk over de consolidatie van ICA.
FEITELIJK
* Reeds ten tijde van de due diligence in het kader van de overname
van US Foodservice bleken de zwakte van de interne controle bij US
Foodservice en de risicos ten aanzien van leverancierskortingen:
"Ahold heeft bij due dilligence onderkend dat het interne
controlesysteem van USF niet sterk was, dat USF onder meer niet
beschikte over een goed systeem om de leverancierskortingen te
volgen en dat dit het risico van fraude meebracht."
De VEB kwalificeert de omstandigheid dat deze problematiek desondanks
tot en met februari 2003 niet ten volle inzichtelijk is gemaakt en
onder controle is gebracht, als zeer ernstig en als gegronde reden om
te twijfelen aan juist beleid.
* Uit het verweerschrift blijkt dat Ernie Smith, korte tijd CFO van
US Foodservice na zijn vertrek schriftelijk aan Ahold (CFO Meurs)
bericht dat hij zich zorgen maakte over onder meer de
leverancierskortingen. Dit is waarschijnlijk in de periode tussen
eind 2000 en mei 2001 gebeurd. In januari 2003 stuurde een
oud-medewerker van Alliant een e-mail waarin hij stelde dat bij US
Foodservice werd gefraudeerd met de voorraden. Dit geeft aan dat
Ahold belangrijke signalen heeft gehad ten aanzien van deze
problematiek
* Ten aanzien van de consolidatie van ICA worden in het
verweerschrift de conclusies van het rapport van Eisma en Van Dijk
van 13 januari 2003 weergegeven. Hieronder staan enkele
belangrijke conclusies en bevindingen:
+ Ahold had de jure geen controle over ICA
+ Meurs heeft de side letter doelbewust niet aan Deloitte &
Touche gegeven.
+ Het is in het belang van Ahold als de RvC zich over de
positie van Meurs zou beraden
+ Eisma en Van Dijk adviseerden aan de Audit Committee met
spoed te beslissen over de noodzaak om een persbericht uit te
geven, waarin eerder door Ahold verstrekte informatie waarbij
ICA volledig geconsolideerd was, zou worden herzien.
+ In het door Eisma en Van Dijk bijgevoegde advies van Klaassen
concludeert deze dat consolidatie van ICA volgens het
Nederlands jaarrekeningenrecht zijns inziens niet was
toegestaan.
Naar het oordeel van de VEB had Ahold op grond van deze informatie
veel eerder dan op 24 februari 2003 het publiek moeten informeren over
de consolidatieproblematiek en de gevolgen daarvan.
---