Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
IZ. 2004/2251
datum
12-07-2004

onderwerp
Landbouw- en Visserijraad Luxemburg, 21 juni - Verslag TRC 2004/5332

bijlagen
1

Geachte Voorzitter,

Op 21 juni jongstleden vond in Luxemburg een vergadering plaats van de ministers van Landbouw en Visserij van de Europese Unie. Hierbij doe ik u verslag van deze vergadering.

Op het gebied van visserij heeft de Raad unaniem overeenstemming bereikt over conclusies betreffende de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de bevordering van milieuvriendelijker visserijmethoden en de rol van technische instandhoudingsmaatregelen daarbij alsmede over de vaststelling van de visserij-inspanning in de Westelijke wateren, het gebied ten westen van het Verenigd Koninkrijk. Verder heeft het merendeel van de lidstaten zich positief uitgelaten over het nieuwe Commissievoorstel tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole.

Wat landbouw betreft presenteerde de Commissie het langverwachte Europees Actieplan voor biologische landbouw en biologische voedsel. In het daaropvolgende debat bleek dat het Actieplan door alle lidstaten in het algemeen positief wordt ontvangen, wel blijkt de relatie tussen biologische landbouw en genetisch gemodificeerde organismen een groot punt van zorg. Vervolgens heeft de Raad van gedachten gewisseld over het verslag van de Commissie over de werking van de etiketteringregeling voor rundvlees en rundvleesproducten. Uit het debat bleek dat de overgrote meerderheid van de lidstaten de regeling voorlopig ongewijzigd wil handhaven. Voorts hebben Commissaris Fischler en Byrne de Raad geïnformeerd over de laatste stand van zaken in de onderhandelingen in het kader van de WTO (Doha Development Agenda/DDA), de onderhandelingen met de landen van de Mercosur over een bilateraal vrijhandelsakkoord alsmede over de onderhandelingen met de Russische Federatie over veterinaire vraagstukken en over de onderhandelingen in het kader van de WTO over de wijziging van de geconsolideerde rechten voor rijst. Duitsland ten slotte heeft een pleidooi gehouden voor het stimuleren van het gebruik en de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen.

datum
12-07-2004

kenmerk
IZ. 2004/2251

bijlage

Goedkeuring van de lijst van A-punten

Op het gebied van landbouw en visserij zijn de volgende voorstellen door de Raad als A punt aangenomen:
* Besluit van de Raad over de ondertekening van de Europese Overeenkomst inzake de bescherming van dieren tijdens internationaal vervoer;
* Besluit van de Raad inzake het standpunt van de Gemeenschap met betrekking tot een voorstel voor een aanbeveling inzake varkens, dat moet worden goedgekeurd tijdens de 46e bijeenkomst van de Permanente Commissie van de Europese Overeenkomst inzake de bescherming van landbouwhuisdieren (Straatsburg, 2004); * Richtlijn van de Raad tot wijziging van bijlage VI bij Richtlijn 91/414/EEG ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelen die micro-organismen bevatten;
* Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging, naar aanleiding van de uitbreiding, van Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad houdende organisatie van communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven.

Bevordering van milieuvriendelijker visserijmethodes

De Raad heeft unaniem overeenstemming bereikt over de conclusies betreffende de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over 'Milieuvriendelijker visserijmethoden bevorderen: de rol van technische instandhoudingsmaatregelen'.

Op basis van de Mededeling en de Raadsconclusies zal de Commissie concreet uitvoering geven aan de voorstellen ter bevordering van milieuvriendelijke visserijmethoden.

Visserij-inspanning in de Westelijke wateren

De Raad heeft unaniem een akkoord bereikt over het Commissievoorstel voor een verordening tot vaststelling van het maximale jaarlijkse visserij-inspanningsniveau voor bepaalde visserijgebieden en visserijtakken in casu de wateren ten westen van het Verenigd Koninkrijk (de zogenaamde Westelijke wateren). Dit op basis van een compromis van het voorzitterschap en Europese Commissie, waarin een aantal zorgen van Ierland over een mogelijke toename van de visserij-inspanning in de betrokken wateren werden weggenomen.

Oprichting Communautair Bureau voor Visserijcontrole

In een eerste gedachtewisseling hebben de meeste lidstaten zich op hoofdlijnen positief uitgelaten over de doelstellingen van het Commissievoorstel tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole. Het voorstel zal door de lidstaten nog nader op zijn merites moeten worden beoordeeld.

Conform mijn brief van 15 juni jongstleden met de geannoteerde agenda van deze Raad, heb ook ik mij op hoofdlijnen positief uitgesproken over het Commissievoorstel en aangegeven dat ik het voorstel tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie met voortvarendheid zal behandelen.

Europees Actieplan voor biologische landbouw en biologische voedsel

De Commissie presenteerde het langverwachte Europees Actieplan voor biologische landbouw en biologische voedsel. Aansluitend vond een oriënterend debat plaats.

In zijn inleiding ging Commissaris Fischler in op de dubbele rol die de landbouw speelt als enerzijds producent van landbouwproducten en anderzijds als leverancier van publieke goederen. Hij noemde de biologische landbouw in dit verband een schoolvoorbeeld en benadrukte dat de sector met name gezien vanuit de rol als leverancier van publieke goederen verder ontwikkelt dient te worden. Een stabiele ontwikkeling van de sector is gebaat bij een goed evenwicht tussen vraag en aanbod aan de ene kant en een goede beloning voor publieke goederen aan de andere kant. Dit ligt dan ook ten grondslag aan het Actieplan. De Commissaris noemde daarbij als randvoorwaarde dat de consument goed geïnformeerd wordt en ziet in dit verband een centrale rol weggelegd voor een EU logo.

Als kernpunten van het Actieplan noemde Commissaris Fischler ten eerste de integratie van de biologische landbouw in de hervormingen van het GLB. De Commissaris spoorde de lidstaten aan optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die de
plattelandsontwikkelingsprogramma's daartoe bieden. Ten tweede moet er meer onderzoek komen op het terrein van biologische landbouw, waarbij volgens Fischler het onderzoek naar de kwaliteit van levensmiddelen prioriteit heeft. Als laatste punt identificeerde Commissaris Fischler de verbetering van de controles om de integriteit van de kenmerken van biologische landbouw te waarborgen.
Ten aanzien van de handel met derde landen noemde Commissaris Fischler als concreet actiepunt het toetsen van de regels voor equivalentie aan internationale normen, waaronder die gehanteerd door de Codex Almentarius. Specifiek noemde de Commissaris ook het aanmoedigen van maatregelen om de handel in biologische producten uit ontwikkelingslanden te stimuleren.

Schaduw-Commissaris mevrouw Kalniete, ging vervolgens in op het spanningsveld tussen biologische landbouw en genetisch gemodificeerde organismen (ggo's). Ze spoorde in dit verband de lidstaten aan om de communautaire richtsnoeren inzake co-existentie 1 zo spoedig mogelijk om te zetten in nationale regels. Verder verklaarde de Commissaris dat omwille van het voorkomen van verwarring bij de consument, in het EAP wordt voorgesteld om voor biologische producten dezelfde drempelwaarde voor de onbedoelde aanwezigheid van ggo's te hanteren als voor conventionele producten ( 0,9%).

Zaai- en pootgoed vormt hierop echter een uitzondering. De Commissie houdt de beslissing over de vraag of, en zo ja welke, drempels voor zaai- en pootgoed moet worden vastgesteld, nog in beraad.

Het EAP is door alle lidstaten in het algemeen positief ontvangen. Ook ik heb uitdrukkelijk mijn steun uitgesproken voor dit initiatief van de Commissie. In de discussie keerde een drietal thema's telkens weer terug: ggo's, het EU-logo en het tijdpad. Een groot punt van zorg voor een aantal lidstaten blijkt de drempelwaarde voor de onbedoelde aanwezigheid van ggo's in biologische producten en de regels ten aanzien van het naast elkaar bestaan van biologische landbouw en landbouw met toepassing van ggo's, de problematiek van de zogenaamde co-existentie. Enkele lidstaten maakten van de gelegenheid gebruik om wederom te pleiten voor bindende communautaire regelgeving ten aanzien van co-existentie. Verder gaven een aantal lidstaten aan van menig te zijn dat de drempelwaarden voor ggo's in biologische producten lager zou moeten zijn dan bij conventionele landbouw of zelfs op nul gesteld zouden moeten worden. In tegenstelling tot bij de rundvleesetikettering (zie hieronder) lijken de lidstaten geen principiële bezwaren te hebben tegen het gebruik van een EU-logo op biologische producten. Ten slotte zei een aantal lidstaten het te betreuren dat het EAP niet voorziet in een duidelijk tijdpad ter uitvoering van het plan.

In een eerste reactie heb ik gesteld dat voor wat Nederland betreft een vraaggerichte benadering de belangrijkste insteek moet zijn van een stimuleringsbeleid van overheidswege, met daarbij een duidelijke rolverdeling tussen overheid en het bedrijfsleven. Ik heb in dit verband gepleit voor een optimale publiek-private samenwerking (pps) en de Commissie gevraagd om de mogelijkheden voor pps binnen het staatssteunkader te onderzoeken. Uitgangspunt daarbij is dat de overheid een faciliterende rol speelt en initiatieven van het bedrijfsleven tijdelijk steunt.
Een goede publieksvoorlichting is belangrijk, maar niet voldoende, zo heb ik verder gezegd. Samenwerking tussen alle schakels in de keten is minstens zo cruciaal om consumenten tot aankopen te zetten. Ook heb ik aangegeven dat in het kader van administratieve lastenverlichting, niet alles tot in detail op communautair niveau moet worden vastgelegd. Verder heb ik opgemerkt dat in het Actieplan de rol die biologische landbouw speelt in innovaties die bijdragen aan de verduurzaming van de gehele sector, mijns inziens nog onderbelicht is. Ten slotte heb ik mijn intentie uitgesproken om dit dossier tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de EU voortvarend op te pakken en zo mogelijk af te ronden.

Rundvleesetikettering

De Raad heeft van gedachten gewisseld over het verslag van de Commissie over de werking van de etiketteringregeling voor rundvlees en rundvleesproducten (zie brief van 15 juni met de geannoteerde agenda). Uit het debat bleek dat de overgrote meerderheid van de lidstaten de regeling voorlopig ongewijzigd wil handhaven. Zo voelt een meerderheid van de lidstaten er voorlopig niets voor de nationale oorsprongsaanduiding op het etiket (facultatief) te vervangen door een EU-oorsprongsaanduiding, zoals de Commissie voorstelt. Men vreest dat dit het herwonnen consumentenvertrouwen zal schaden.

Ook tegen de uitbreiding van het toepassingsgebied van etikettering tot verwerkte producten en tot de catering, horeca- en fastfoodsector bestaat veel weerstand. Dit zou extra kosten met zich meebrengen zonder extra garanties voor de volksgezondheid. Wel bleek bij diverse lidstaten behoefte te bestaan aan een harmonisatie van de definities van categorieën runderen, in het bijzonder kalfsvlees. Ook bestaat er overeenstemming om de uitvoeringsverordening op punten te vereenvoudigen.

Ik heb aangegeven het te betreuren dat veel lidstaten huiverig zijn voor de invoering van een EU-oorsprongsaanduiding. Qua handhaafbaarheid, eenvoud en administratieve lastendruk valt mijns inziens veel winst te behalen uit een EU-label, terwijl voor de traceerbaarheid en transparantie een nationale oorsprongsaanduiding niet nodig is. Dit wordt gegarandeerd met behulp van de verplichte registratie- en identificatiesystemen. Ik heb begrip getoond voor de psychologische kant van het verhaal, maar daarbij ook aangetekend dat we niet uit het oog moeten verliezen dat we deel uitmaken van één Europa. Ten aanzien van de harmonisatie van definities van categorieën runderen heb ik toegezegd me constructief op te zullen stellen.

Daar het Europees Parlement nog geen advies heeft uitgebracht over het verslag, kon de Raad nog geen definitieve conclusies formuleren. Op het moment dat het advies van het EP er ligt, naar verwachting nog tijdens het Nederlandse voorzitterschap, zal de Raad een meer gedetailleerd debat voeren.

WTO/Doha Ontwikkelingsronde en de Mercosur-onderhandelingen

Commissaris Fischler informeerde de Raad over de laatste stand van zaken in de onderhandelingen in het kader van de WTO (Doha Development Agenda/DDA) en met de landen van de Mercosur (Brazilië, Argentinië, Uruguay, Paraguay) over een bilateraal vrijhandelsakkoord (zie ook bijlage 1). De Commissaris zei dat de Unie steunt lijkt te krijgen van de WTO-handelspartners voor de inzet dat er evenwicht moet zijn tussen de drie pijlers van een toekomstig landbouwakkoord - markttoegang, interne en exportsteun. Volgens de Commissaris liggen met name ten aanzien van de markttoegang de posities evenwel nog ver uiteen. Prioritair voor de EU is dat landen zelf de producten aan kunnen wijzen die ze als gevoelig beschouwen en waarvoor een hoger beschermingsniveau zou moeten gelden. Vooralsnog lijkt de G20 (een groep van ontwikkelingslanden, waartoe onder andere ook China, Brazilië en India behoren) echter de ontwikkelde landen op dit punt weinig ruimte te bieden, terwijl de groep voor haar eigen markten zelf nauwelijks verdere marktopening biedt. Wat de interne marktsteun betreft zei Fischler dat de EU een offensieve houding inneemt en druk op de handelspartners, met name de Verenigde Staten, uitoefent om te komen met substantiële hervormingen van hun interne steun. De EU heeft het met de recente hervormingen van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid het nodige gedaan om het landbouwbeleid en de interne steun in het bijzonder, te hervormen. Wat de exportsteun betreft blijft de Unie vasthouden aan het eerder ingenomen standpunt dat ze bereid is de exportsubsidies af te bouwen op voorwaarde van parallellisme. Dat laatste wil zeggen dat ook de andere partners hun exportsubsidie-instrumenten afbouwen.

Over de bilaterale vrijhandelsbesprekingen met de landen van de Mercosur merkte Commissaris Fischler op dat hoewel het recente onderhandelingsaanbod van de EU door de Mercosur als 'bleekjes' wordt bestempeld, de EU blijft vasthouden aan het ambitieuze maar realistische aanbod. Het uitgangspunt dat een deel van de voorgestelde tariefcontingenten afhankelijk wordt gemaakt van de geboden markttoegang in WTO-kader, de zogenaamde 'single-pocket'-benadering, blijft recht overeind staan. Tegelijkertijd zei de Commissaris het tegenaanbod van de Mercosur minder vergaand te vinden dan verwacht. Met name op het gebied van diensten, wijn, spiritualiën en oorsprongsbenamingen moet het aanbod zijns inziens worden verbeterd, wil een akkoord binnen handbereik komen.
Ten algemene stelde de Commissaris de inhoud belangrijker te vinden dan de snelheid van een akkoord. Dit zou er op kunnen duiden dat de Commissie een ontsnappingsclausule probeert in te bouwen voor het geval de deadlines (WTO-raamwerk: juli, Mercosur-onderhandelingen: september) niet worden gehaald.

Een groot aantal lidstaten maakte van de gelegenheid gebruik om hun zorg uit te spreken over de voortgang in de onderhandelingen. De algemene teneur was dat men vond dat de EU nu wel genoeg heeft gedaan, met name richting de Mercosur, en het nu aan de anderen is om over de brug te komen. Er wordt verder veel belang gehecht aan een evenwichtig akkoord, dat het Akkoord van Luxemburg uit juni 2003 over de hervormingen van het GLB respecteert.

Hernieuwbare grondstoffen

De Duitse landbouwminister lichtte in de Raad haar Memorandum toe over het stimuleren van het gebruik en de ontwikkeling van landbouwproducten als hernieuwbare energiebronnen. De minister zei biomassa niet alleen te beschouwen als vervanger van de beperkt beschikbare, milieuvervuilende fossiele bronnen, maar vooral ook als motor voor innovatieve productiemethoden. Duitsland vond bijval van een groot aantal andere lidstaten.

Commissaris Fischler zei het initiatief van Duitsland te steunen en wees erop dat het hier verder gaat dan alleen energiebronnen, en ook de aanwending van biomassa voor de productie van hernieuwbare grondstoffen betreft.

Onderhandelingen EU-Rusland over veterinaire vraagstukken

Commissaris Byrne bracht de Raad op de hoogte van de laatste stand van zaken in de onderhandelingen met de Russische Federatie over veterinaire vraagstukken, en over veterinaire certificaten voor levend vee in het bijzonder. De Commissaris zei dat er tot nu toe weinig vooruitgang is geboekt. Mocht er op de korte termijn geen schot in de onderhandelingen zitten, dan overweegt de Commissie de besprekingen op ministerieel niveau verder te zetten. De Commissaris riep de lidstaten op zich eensgezind op te stellen ten opzichte van Rusland om te voorkomen dat lidstaten tegen elkaar worden uitgespeeld.

Een groot aantal lidstaten, waaronder ook Nederland, betuigde steun aan de Commissie en insisteerde dat alles in het werk gesteld dient te worden om tot een spoedig oplossing van het conflict te komen. Ik heb daarbij als inkomend voorzitter van de Europese Unie de intentie uitgesproken al het mogelijke te zullen doen om samen met de Commissie en de lidstaten de onderhandelingen voor te zetten en indien mogelijk tot een goed einde te brengen.

Diversen

a. Dioxine niveaus in Oostzeeharing
De Deense minister informeerde de Raad over het sinds 1 juni jongstleden van kracht zijnde verbod in Denemarken op het vissen en aanlanden van haring voor menselijke consumptie afkomstig uit het oostelijke deel van de Baltische zee. Dit vanwege dioxinegehalten die de Europees gestelde norm overschrijden. Denemarken onderstreepte in dit verband de noodzaak spoedig te komen tot communautaire normen en uniforme analysemethoden voor dioxine en PCB's.

Rijst: Mandaat met betrekking tot artikel XXVIII (-WTO) onderhandelingen
De Italiaanse landbouwminister sprak zijn bezorgdheid uit over het weinige nieuws dat hij mocht vernemen over de onderhandelingen die de Commissie momenteel in het kader van de WTO voert over de herziening van de geconsolideerde rechten voor rijst. Commissaris Fischler lichtte toe dat het EU-voorstel aan de Verenigde Staten, India, Pakistan en Thailand om de geconsolideerde rechten te vervangen door een systeem gebaseerd op tariefcontingenten (TRQ's) door alle partners is afgewezen. Gekeken wordt nu of een systeem van enkel tarieven, in combinatie met een vrijwaringsclausule, wel haalbaar is.

De volgende vergadering van de ministers van Landbouw en Visserij zal plaatsvinden op 19 juli aanstaande. Dit zal tevens de eerste Raad zijn onder Nederlands voorzitterschap.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman

1 Aanbeveling van de Commissie over richtsnoeren voor de ontwikkeling van nationale strategieën en beste werkwijzen ter waarborging van de coëxistentie van genetisch gemodificeerde gewassen met conventionele en biologische landbouw van 23 juli 2003.

datum
12-07-2004

kenmerk
IZ. 2004/2251

bijlage

Bijlage 1

EU-Mercosur onderhandelingen

De vrijhandelsonderhandelingen tussen de EU en Mercosur lopen sinds juni 2000 en zijn onlangs geïntensiveerd, mede en vooral door een vernieuwd en ambitieus aanbod op markttoegang van EU-zijde, onder andere op het gebied van (gevoelige) landbouwproducten. De onderhandelingen lopen echter zeer moeizaam en nieuwe voorstellen hebben niet tot een doorbraak kunnen leiden.

Het mandaat voor het voeren van de onderhandelingen met Mercosur namens de EU ligt bij de Europese Commissie. Het nieuwste concept van het EU-aanbod op landbouw is 19 mei dit jaar aan de lidstaten gepresenteerd en kort daarna overhandigd aan de Mercosur-partners. Het voorstel is deels afhankelijk gemaakt van de ontwikkelingen in de WTO-landbouwonderhandelingen. Dit betekent dat een deel van de voorgestelde tariefcontingenten slechts toegankelijk is voor Mercosur, indien deze landen in de WTO geen sterk verbeterde markttoegang bedingen. Door deze clausule (die bekend staat onder de naam 'single-pocket') wordt volgens de Commissie voorkomen dat de EU op landbouwgebied 2 maal zou moeten betalen: eerst door de bilaterale EU-Mercosur besprekingen en vervolgens door de (op dit moment nog onzekere uitkomst van de) WTO-landbouwonderhandelingen.

In totaal beslaat het EU-aanbod ruim 500 pagina's, waarvan het merendeel gewijd is aan tarieflijnen voor industriegoederen. De voor LNV belangrijke passages zijn de aangeboden tariefconcessies op het gebied van vis, verwerkte landbouwproducten en landbouw, waarbij de laatste categorie (landbouw) de meeste gevoeligheden kent.

Inhoud EU concept-aanbod

Het hoofdstuk 'landbouw' is opgedeeld in 3 categorieën: 1. Producten waarvan het invoertarief in de EU over een periode van 10 jaar wordt uitgefaseerd (tarieven naar nul) (producten in deze groep zijn onder andere eieren, (durum) tarwe, diverse wijnsoorten, honden- en kattenvoer).
2. Producten waarvan het invoertarief in een periode van 10 jaar wordt verminderd met 50 procent (dit geldt voor diverse zetmeelsoorten, olijfolie, bepaalde (geconcentreerde) vruchtensappen, druiven en tabak).
3. Producten die het meest 'gevoelig' zijn, en waarvoor een tariefcontingent wordt geopend. De helft van elk tariefcontingent krijgen de Mercosur-landen vanaf de inwerkingtreding van het bilaterale handelsakkoord, terwijl het 2e deel van het tariefcontingent (omgekeerd evenredig) afhankelijk is van wat er in de Doha-onderhandelingen wordt afgesproken (het zgn. 'single-pocket'; zie hierboven). Mochten de Mercosur landen in de Doha ronde meer wensen/krijgen op het gebied van markttoegang, dan verliest men de toegang tot dit 2e deel van de tariefcontingenten.

Nederlandse belangen
Voor de Nederlandse landbouw zijn de tariefcontingenten voor met name pluimveevlees (inclusief eieren) en varkensvlees relevant. Bovendien is de aardappelzetmeelsector beducht voor grote hoeveelheden importen van zetmeel, waarvoor volgens het EU-voorstel de EU-tarieven over 10 jaar gehalveerd worden. Tenslotte leven er grote twijfels bij het bedrijfsleven over de omvang van de voorgestelde import van bio-ethanol, die naar men vreest de Europese productie, die nog in de kinderschoenen staat, in de wielen zal rijden.

De Europese Commissie heeft aangegeven dat dit concept-aanbod, waarin een aantal belangrijke conditionaliteiten is opgenomen, de basis is voor de voortgaande onderhandelingen; het is niet het eindpunt van de onderhandelingen. Mocht Mercosur niet bereid zijn haar bod te verbeteren, dan kan het EU-bod worden afgezwakt (of zelfs ingetrokken).

Een aantal zaken blijven echter op dit moment nog onduidelijk in het EU-aanbod, deels omdat die afhangen van nog te voeren onderhandelingen. Specifiek betreft het:
i. de hoogte van de in-quota tarieven;
ii. de exacte relatie met de Doha-landbouwonderhandelingen (single-pocket); welk resultaat in de Doha-onderhandelingen is nodig om Mercosur wel/niet het 2e deel van de tariefcontingenten te geven?;
iii. de snelheid waarmee de omvang van het tariefcontingent bio-ethanol wordt ingefaseerd (naar een maximum van 1.000.000 ton). Ook zou er meer aandacht moeten komen voor EU kansen op landbouwgebied in de Mercosur-regio. Vooralsnog ligt de nadruk veel te sterk op de defensieve EU belangen.

Samenvatting van het Mercosur concept-aanbod
Het Mercosur concept-aanbod is minder vergaand dan dat van de EU. De voor Nederland belangrijke sectoren (vooral diensten zoals banken en andere financiële instellingen) zijn vrijwel allemaal uitgezonderd in het huidige Mercosur-aanbod. Op landbouwgebied is de te verwachten winst gering, aangezien tarieven in Mercosur doorgaans aanzienlijk lager zijn dan in de EU. Nederlandse kansen liggen hier vooral in de tuinbouwsector en in uitgangsmateriaal.

Wat 'kansen' op het gebied van landbouw betreft zet Nederland vooral in op goede afspraken rond non trade concerns (dierenwelzijn, fytosanitaire en veterinaire normen) en duurzame ontwikkeling. Dit heeft te maken met de veelal onvoorspelbare regels die door de landen in deze regio worden gehanteerd op certificaten e.d. Het EU-Chili vrijhandelsakkoord, getekend in 2001, zou een voorbeeldfunctie kunnen vervullen op beide punten.

Volgens WTO-regels dient een vrijhandelsakkoord 'substantially all the trade' tussen beide landen te bevatten, hetgeen in de praktijk neerkomt dat minimaal 90% van de onderlinge bilaterale handel geliberaliseerd moet worden. Op dit moment heeft de EU 91% en Mercosur 87% van de totale handel voor liberalisering meegenomen. Het bod van Mercosur blijft daarmee onder de maat.

Stand van zaken
De meerderheid van de lidstaten heeft sterke bedenkingen bij het aanbod op landbouwgebied, dat te veel markttoegang zou geven voor 'gevoelige' landbouwproducten, inclusief bio-ethanol.

Recente topontmoetingen tussen leiders van zowel de EU als Mercosur, hebben ook niet veel vruchten afgeworpen. Mercosur heeft namelijk zelf ook veel kritiek geuit op het, in hun ogen, magere landbouwaanbod van de EU.

De ministeriële bijeenkomst in Guadalajara, Mexico, op 27 mei, heeft niet veel geholpen. Ook is er weinig vooruitgang geboekt in de laatste bi-regionale ronde van onderhandelingen (7 t/m 11 juni, Buenos Aires). Wel is er enige beweging te bespeuren op het gebied van non trade concerns. Er is inmiddels een verwijzing naar dierenwelzijn in de SPS (fytosanitaire en veterinaire zaken) annex van het akkoord. Tijdens UNCTAD XI in Buenos Aires (14 juni) heeft Commissaris Lamy (Handel) echter laten weten onzeker gestemd te zijn over een EU-Mercosur akkoord in oktober.

PDF-versie van de brief

Voor downloaden van PDF-bestanden: Zie het origineel
Landbouw- en Visserijraad Luxemburg, 21 juni - Verslag (PDF-formaat, 127 kB)

up Reageren
Homepage

---