Partij van de Arbeid


Mime-Version: 1.0


PvdA-voorlichting


Plein 2


Postbus 20018, 2500 EA Den Haag


Tel 070 - 318 3025/Fax 070 - 318 2800


Den Haag, 21 juni 2004


PvdA geeft haar visie op ruimtelijke ordening in Nederland


De PvdA-fractie geeft in bijgaande stellingnamebrief (tevens te downloaden via www.pvda.nl) haar visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Leden en andere geïnteresseerden zijn uitgenodigd hierop te reageren. De brief verwoordt tevens de inzet van de PvdA-fractie voor het hoofdlijnendebat over de Nota Ruimte van 28 juni as.


De PvdA-fractie heeft met haar visie op de ruimtelijke toekomst van Nederland de slogan Nederland is klein, denk groot ter harte genomen. Nu het kabinet nog.


Woordvoerders Nota Ruimte


Adri Duivesteijn: 06 1830 5824


Co Verdaas: 06 1830 6010


1d5f9a4d.jpg


Aan: de leden van de PvdA en andere belangstellenden


Den Haag, 21 juni 2004


Betreft: stellingnamebrief PvdA-fractie over de Nota Ruimte


Waarde Partijgenoten en andere lezers,


Hoe willen we dat Nederland eruit ziet in 2030? Om deze vraag draait het in de Nota Ruimte. Het gaat om enorme veranderingen. Zeker een kwart van de oppervlakte van Nederland krijgt een ander karakter. Alleen al voor het wonen zal er een oppervlakte bijkomen van maar liefst 11 x het grondgebied van Den Haag. Voor werkfuncties 9 x het grondgebied van Maastricht. Voor waterberging 4 x het oppervlak van het IJsselmeer. Zo zal het huidige oppervlak van de infrastructuur met bijna de helft toenemen. Het kan niet anders dan dat Nederland hierdoor onmiskenbaar verandert. De vraag is hoe? De PvdA gaat uit van de maakbaarheid van ons land. Immers, de ruimte is schaars, en de inrichting van Nederland is een weerslag van een veelvoud van politieke beslissingen.


Het is niet verwonderlijk dat de PvdA daarbij andere keuzes maakt dan het kabinet Balkenende II. Het gaat om andere keuzen voor de economie, de kwaliteit van ons wonen, het landschap, de natuurbeheer en onze mobiliteit. Maar bovenal willen wij dat de ruimtelijke ordening het publiek belang veiligstelt, ook daar waar de ordening van de ruimte langs de lijnen van het private initiatief verloopt. En dat wordt een steeds moeilijker opgave. Hoewel de Nota Ruimte spreekt van een verschuiving van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie kent de praktijk meer en meer een onderhandelingsplanologie ( voor wat hoort wat ). Het zijn de grondposities, de strategische inzet van investeringsprogramma s, en economisch gewin die meer en meer de ruimtelijke ordening dicteren.


En ondanks de schone woorden decentraal wat kan, centraal wat moet wordt de rol van het democratische bestuur meer en meer gemarginaliseerd. De gemeente- en provinciebesturen mogen de ruimte inrichten maar de instrumenten en het geld om te sturen ontbreken vrijwel.


Voor de PvdA is dan ook niet de tegenstelling centraal of decentraal het vraagstuk, maar meer hoe gekomen kan worden tot een planologische ordening waarin het publiek belang en maatschappelijk waarden zeker zijn gesteld. In dit verband kiest de PvdA voor gebiedsgerichte ontwerpen. Via het stedenbouwkundige en landschappelijke ontwerp kan namelijk een veelheid aan oplossingen worden verbeeld waaruit het openbaar bestuur in overleg met burgers een verantwoorde keuze kan maken. De PvdA wil daarom gebiedsvisies met een (inter)gemeentelijk stedenbouwkundig en/of landschappelijk ontwerp wettelijk verplicht stellen voor de gebieden met een hoge dynamiek of een nieuw planologisch regime. In dit verband noemen wij in ieder geval de zes nationale stedelijke netwerken en de twintig Nationale Landschappen.


De slogan van de reclamecampagne Nederland is klein, denk groot heeft de PvdA ter harte genomen. Nu het kabinet nog.


Dit kabinet heeft besloten dat burgers niet mogen meepraten over de Nota Ruimte. Wij willen wel graag onze opvatting toetsen aan die van u. Daarom sturen wij u onze stellingnamebrief over de Nota Ruimte. De uiteindelijke kamerbehandeling van de Nota Ruimte vindt in het najaar plaats. Tot die tijd horen wij graag van u. Pas dan zullen wij komen met concrete politieke wijzigingsvoorstellen.


Onze emailadressen zijn: a.duivesteijn@tk.parlement.nl, c.verdaas@tk.parlement.nl, of per post Tweede Kamer, ter attentie van Adri Duivesteijn en Co Verdaas, Postbus 20018, 2500 EA Den Haag.


Met vriendelijke groet,


Adri Duivesteijn


Co Verdaas


Woordvoerder Ruimtelijke Ordening


Tweede Kamerfractie PvdA


Samenvatting


Hoe willen we dat Nederland eruit ziet in 2030? Om deze vraag draait het in de Nota Ruimte. Het gaat om enorme veranderingen. Zeker een kwart van de oppervlakte van Nederland krijgt een ander karakter. Alleen al voor het wonen zal er een oppervlakte bijkomen van maar liefst 11 x het grondgebied van Den Haag, voor werkfuncties 9 x het grondgebied van Maastricht, voor waterberging 4 x het oppervlak van het IJsselmeer en het huidige oppervlak dat in gebruik is voor infrastructuur zal met bijna de helft toenemen. Het kan niet anders dan dat Nederland hierdoor onmiskenbaar verandert. De vraag is hoe? De PvdA gaat uit van de maakbaarheid van ons land. Immers, de ruimte is schaars, en de inrichting van Nederland is mede een weerslag van politieke beslissingen. De PvdA maakt daarbij andere keuzes dan Balkenende II.


1. Een open land met groene steden is nog steeds - mogelijk De PvdA is van mening dat het openbare bestuur voor de toekomstige inrichting van ons land zelf heldere keuzes dient te maken. Bij het nemen van beslissingen staat de PvdA voor een open land en groene steden, voor een actieve ontwikkelingsplanologie waarbij visies zijn gekoppeld aan acties. Binnen die visies vormen heldere en bewuste keuzes de grondslag van de verdeling van de functies en ruimtebehoefte. Het kan niet zo zijn dat het recht van de sterkste de plaats inneemt van beleid.


2. De overheid als bondgenoot van open land en groene steden De PvdA wil dat alle bestuurslagen hun verantwoordelijkheid kunnen nemen in de ruimtelijke ordening. Alleen met een goed overkoepelend kader en een toetsende regie wordt een garantie geboden dat zorgvuldig wordt omgegaan met de schaarse ruimte en de inrichting van ons land. Overheden, met name de lagere overheden, moeten over voldoende autoriteit en instrumenten beschikken. Hieraan ontbreekt het ze nu. Alleen zodoende kan de overheid als opdrachtgever in de ruimtelijke ontwikkeling voldoende tegenwicht bieden aan marktpartijen, en kan democratisch en slagvaardig de publieke zaak worden gediend. De PvdA acht in dit verband de wettelijke verplichting tot het maken van een gebiedsvisie met een stedenbouwkundig en/of landschappelijk ontwerp voor nader aan te wijzen - regio s noodzakelijk.


3. Ruimte maken voor de economie van de toekomst In een Nota Ruimte hoort de weerslag te staan van een analyse van onze toekomstige sociaal-economische situatie in het perspectief van een toenemende mondiale en Europese economische ontwikkeling. Wat zijn onze sterke en zwakke kanten? Waarom en waar wil het kabinet de economie in het bijzonder stimuleren? Hoe is het ruimtelijk beleid daaraan dienstbaar? Het ontbreken ervan maakt dat het kabinet niet veel verder komt dan gewoon maar alles faciliteren dat zich aandient. De rekening zal worden betaald door het land zelf. Onze open ruimte verrommelt, de verrommeling van de Randstad zal zich verspreiden over het land zelf. Dat is niet aanvaardbaar. De PvdA wil in ieder geval inzetten op een selectieve en gerichte versterking van onze (kennis)economie. Herstel van de steden, een gerichte verandering van mainport naar brainport, kiezen voor herstructurering van bedrijfsterreinen binnen een duurzame en hoogstedelijke economie.


4. Een sterke landbouw goed voor de economie, goed voor het open landschap De PvdA ziet nog steeds in een sterke agrarische sector een bondgenoot in het open houden van ons Nederlands landschap. Wel is het belangrijk om scherper het onderscheid te maken tussen de landbouw die op eigen benen verder kan en die landbouw die vooral beoogt dienstbaar te zijn aan plattelandsontwikkeling. Grosso modo vormt dit op termijn tevens de scheidslijn tussen wel of geen ondersteuning van het boerenbedrijf. De PvdA onderstreept dat er een betekenisvollere inrichting kan worden bereikt indien het combineren, clusteren en uitruilen van functies steviger zou worden ingezet.


5. Open land, wij willen dat behouden De PvdA wil het open land behouden en ontwikkelen tot aantrekkelijke en vitale open gebieden. Hiervoor zijn gebiedsgewijze visies nodig met de gewenste bescherming én ontwikkeling. Met andere woorden wij doen juist een beroep op de verbeeldingskracht van alle betrokken bestuurslagen. De PvdA vindt het Groene Hart als open en groene ruimte in de Randstad van onschatbare waarde. Onder verantwoordelijkheid van het Rijk moet er een ontwikkelings- en uitvoeringsplan komen voor het Groene Hart. Het voorstel om de Hoeksche Waard in gebruik te nemen als bedrijventerrein voor de Rotterdamse haven wijzen wij af. De PvdA kiest primair voor het benutten van de mogelijkheden in verstedelijkt gebied. Om de Hoeksche Waard te beschermen tegen de weg van de minste weerstand en vanwege haar landschappelijke karakteristieken, behoort zij de status van Nationaal Landschap te krijgen. Voor de Nationale Landschappen dient een planologisch regime van het type 'nee, tenzij' te gaan gelden.


6. Met overtuiging werken aan een moderne stedelijke cultuur De PvdA is van mening dat de minister de meer serieuze analyse over de sociale en leefbare stad van deel I weer moet oppakken en uitwerken. De huidige stigmatisering van de steden is onnodig, onaanvaardbaar maar bovenal contraproductief. Een gezond vertrouwen in de steden is tevens noodzakelijk om te komen tot de ontwikkeling van een dynamische en innovatieve Nederlandse economie. Daarom is beter te investeren in stedelijke vernieuwing.


7. Groene steden zijn geen utopie maar kun je bouwen De PvdA kiest voor een versterkte concentratie van verstedelijking. Wij onderschrijven de keuze van het kabinet om een aantal stedelijke netwerken aan te wijzen waar het zwaartepunt van de ontwikkelingen moet worden ondergebracht. Een royale maatvoering voor deze netwerken is nodig zodat het een grote verscheidenheid aan functies en voldoende groen in zich op kan nemen.Ten onrechte wijdt de Nota geen analyse aan de netwerken. Ook laat het na een programma aan de netwerken mee te geven, en wordt er niet in gezamenlijkheid aan een ontwikkelingsbeeld met bijbehorend ontwerp gewerkt. Zodoende ontbreekt de waarborg voor een zorgvuldige afweging en een optimale ontwikkeling van de stedelijk gebieden in Nederland. De PvdA vindt een nadere uitwerking hiervan noodzakelijk.


8. Bundelen en overal bouwen genereert segregatie De PvdA voorziet dat het door het kabinet voorgestelde ruimtelijk beleid per saldo het bundelingsbeleid ondermijnt, het zal de open ruimte bedreigen en leidt tot urban sprawl, het genereert segregatie van rijk en arm, van zwart en wit. De PvdA is daar niet voor. Wij vinden dat een restrictief beleid voor de buitengebieden, uitgevoerd door de provincies, zeer verdedigbaar is. Binnen dat beleid moet het bouwen voor de eigen bevolkingsaanwas mogelijk worden door aanpassing van de Huisvestingswet.


9. Een werkelijke concurrentie op de grondmarkt langs de weg van de kwaliteit van een plan De PvdA stelt zich op het standpunt dat het eigendomsrecht niet gelijk staat aan het recht op ontwikkeling van de grond. Slechts een goedgekeurd plan kan de basis vormen voor een ruimtelijke ontwikkeling binnen een gemeente. De gemeente moet in staat worden gesteld door middel van competities op basis van plankwaliteit te komen tot de keuze van een ontwikkelaar voor de planuitvoering. Daarnaast dient de (rijks)overheid bouwgronden en (EHS-)gronden waar via uitruil ontwikkelrechten aan kunnen worden ontleend aan de gemeente (of andere openbare lichamen) te verkocht, en niet aan ontwikkelaars.


10. Laat de burgers zelf Nederland vormgeven De PvdA stelt zich op het standpunt dat de burger het primaat behoort te hebben in de ruimtelijke vormgeving van zijn eigen woning. Burgers moeten ruimschoots in staat worden gesteld om in eigen beheer hun woning te bouwen. De overheid dient daarom zo snel mogelijk het voorkeursrecht particulier opdrachtgeverschap op grond te introduceren.


Stellingnamebrief Tweede Kamerfractie PvdA over de Nota Ruimte


Woordvoerders: Adri Duivesteijn, Co Verdaas


1. Een open land met groene steden is nog steeds - mogelijk


De samenleving mag dan misschien niet maakbaar zijn, de inrichting van ons land is dat zeker wel. De Nederlandse steden en het platteland zijn daar het tastbare resultaat van. Nederland is grotendeels door mensen gemaakt, als product van ontginning, landaanwinning, en planmatige inrichting met als resultaat cultuurlandschappen, steden en netwerken van verkeersverbindingen.


De ruimtelijke ordening in de 21e eeuw bestaat vooral uit hergebruik, herordening en zorgvuldig inpassen. Ruimte in Nederland is een steeds schaarser goed geworden. Keuzes zijn noodzakelijker dan ooit. Daarbij mogen we niet vergeten te koesteren wat bereikt is. Onze stedelijke economie kan zich meten met veel andere westerse metropolen. Tegelijkertijd zijn we ook in staat geweest om Nederland met zijn zeer hoge bevolkingsdichtheid leefbaar te houden. Het had wellicht beter en mooier gekund, maar feit is dat er nog steeds open ruimtes zijn, dat recreatiemogelijkheden binnen bereik liggen, dat fietsen (ook als woon/werkverkeer) in Nederland een normaal verschijnsel is, en dat maar weinig andere westerse steden zoveel (sociale) woningbouw in hun binnensteden hebben.


Deze leefbaarheid en deze menselijke maat ontstaat niet vanzelf. Die moeten dagelijks bevochten worden. Daarvoor is beleid nodig, zijn regels nodig. Regels die misschien niet altijd even plezierig zijn, maar die er wel voor zorgen dat ons land als totaal leefbaar blijft. Zonder serieuze regulering in de ruimtelijke ordening nemen de economisch sterkste krachten het over. De burger zal aan het kortste eind trekken, het recht van de sterkste zal gaan overheersen.


Met de nota 'Open land, groene steden' (2001) heeft de PvdA haar visie gegeven op de inrichting van het land. De PvdA wil dat nieuwe woningen en bedrijven worden gebouwd in stedelijke gebieden die daar speciaal voor worden aangewezen. Deze stedelijke netwerken krijgen een ruime jas mee zodat er voldoende plek is om de verstedelijkingsdruk op te vangen. Een ruime opzet van die stedelijke gebieden maken het ook mogelijk om ruimte te reserveren voor groen: (grootschalige) parken, volkstuinen en sportvelden. Voor landschappelijk waardevolle gebieden stelt Open land, groene steden een beschermend regime voor.


De PvdA is van mening dat de democratisch gekozen bestuurders zich voor een dergelijk beleid moeten inspannen. Daarvoor is een sterke overheid nodig die vanuit een visie de ordening van de ruimte aanstuurt. In 'Open land, groene steden' hebben we ons daarom uitgesproken voor een actieve ontwikkelingsplanologie waarbij visies zijn gekoppeld aan acties en gebiedsgerichte ontwerpen.


In Nederland is een planningstraditie ontwikkeld waarbij het ruimtelijk plan in het middelpunt staat. Dat is het richtsnoer voor de inrichting van het land. Daar hoort bij dat er streefbeelden bestaan over hoe Nederland zich ruimtelijk in de komende decenia zal gaan ontwikkelen. Met de Nota Ruimte maakt het kabinet Balkenende II een einde aan deze praktijk. Dit kabinet introduceert voor de ruimtelijke ordening een beleid van laissez-faire. Het faciliteert voornamelijk de vraag zoals die zich vanuit de markt, de lagere overheden en sectordepartementen aandient. Het hoofddoel van de Nota Ruimte ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies is binnen de planologische geschiedenis van een ongekende eenvoud.


In het onderstaande wordt verder nader toegelicht waarom wij menen dat Balkenende II geen plan heeft gemaakt dat richting kan geven aan de toekomstige ontwikkelingen. Illustratief is al dat ondanks het voornemen daartoe - de Nota Ruimte geen geïntegreerde nota is. Belangrijke ruimtelijke deelbeslissingen worden niet met elkaar in samenhang gebracht . Met name de loskoppeling van de nog te verschijnen Nota Mobiliteit is zorgelijk. De investeringen voor infrastructuur zijn bepalend voor de slaagkans van het verstedelijkingsbeleid. Ook tal van sectorale Europese regelgeving is van grote invoed op de handelingsruimte in Nederland. Deze is eveneens niet geïntegreerd in de Nota Ruimte.


De PvdA is van mening dat het openbare bestuur voor de toekomstige inrichting van ons land zelf heldere keuzes dient te maken. Bij het nemen van beslissingen staat de PvdA voor een open land en groene steden, voor een actieve ontwikkelingsplanologie waarbij visies zijn gekoppeld aan acties. Binnen die visies vormen heldere en bewuste keuzes de grondslag van de verdeling van de functies en ruimtebehoefte. Het kan niet zo zijn dat het recht van de sterkste de plaats inneemt van beleid.


2. De overheid als bondgenoot van open land en groene steden


Binnen de Nederlandse politiek is nauwelijks een rationele discussie mogelijk over de noodzaak dan wel wenselijkheid van een meer centrale dan wel decentrale organisatie van de ruimtelijke ordening. Het is gepolitiseerd in algemene partijpolitieke statements die nog weinig te maken hebben met hoe de ruimte in Nederland zich werkelijk ordent.


Met de huidige - vaak gebrekkige - regie en afstemming is al langere tijd het nodige mis. Het is geen geheim dat gemeenten elkaar beconcurreren met de verlaging van de grondprijzen en beperkte planologische restricties om kantoren en bedrijven binnen de gemeentegrenzen gevestigd te krijgen. Het resultaat laat zich maar al te vaak vertalen in een 'plattedozen-planologie' terwijl gelijktijdig zo n dertig procent van de bedrijventerreinen er verwaarloosd bij ligt . Ook binnen het Groene Hart wordt het open karakter continu bedreigd. De druk van gemeenten om toch te bouwen is groot, en aan die druk hebben de provincies onvoldoende weerstand kunnen bieden. Er is dan ook veel meer gebouwd dan toegestaan. Het is vooral te danken aan het restrictieve rijksbeleid dat het Groene Hart tot nog toe redelijk gespaard is gebleven.


Maar los van het feit dat de verhoudingen tussen overheden beter geregeld behoren te worden en een mentaliteitsomslag vergen (vertrouwen in plaats van argwaan, samenwerking in plaats van tegenwerking), is het besef belangrijk dat de discussie nu allereerst dient te gaan over de verschillen tussen het publieke belang en het private belang. Laten we de motto's van dit kabinet 'decentraal wat kan, centraal wat moet en van ordening naar ontwikkeling hier eens op bekijken. In deze principes kunnen wij ons in vinden. Maar wij willen wel weten of in de uitwerking van de voorgestelde sturing het publieke belang wel voldoende is veiliggesteld.


De Nota maakt ons inziens de fout door aan de decentralisatie geen instrumenten en middelen te koppelen. In haar ijver de rol van de overheid te decentraliseren onderkent het kabinet niet dat er nog geen nieuwe, goede structuur is opgebouwd waarbinnen de ruimtelijke ordening verantwoord kan plaatsvinden. De lokale overheden krijgen wel ruimte maar de juridische instrumenten zijn nog in voorbereiding: grondexploitatievergunning, herziening Wro, aanpassing Onteigeningswet. Te gemakkelijk verwijst de Nota dan maar naar een nieuw idee het 'veroorzakerbeginsel' (de initiatiefnemer betaalt) waarover inmiddels ook één van de grootste uitvoerende partijen, de Neprom, zich sceptisch heeft uitgelaten. Verder moge duidelijke zijn dat dit kabinet niet van zins is de decentralisering gepaard te laten gaan met het beschikbaar stellen van financiële middelen. Per saldo betekent deze sturingsfilosofie van het kabinet een uitholling van de rol van de overheid, en een vrij spel van het private initiatief. Bij het ten uitvoer brengen van de Nota Ruimte zal de werkelijke ordening van de ruimte zich vooral via het private initiatief gaan ontwikkelen, en is het publiek belang onvoldoende geborgd.


De andere fout die de Nota maakt is de gelijkschakeling van de decentralisatie aan een gebiedsgerichte aanpak zonder daaraan een kader mee te geven. Weliswaar spreekt óók de PvdA zich uit voor een gebiedsgerichte ontwikkelingsplanologie met een zwaartepunt bij provincies, regio en gemeenten, maar wij stellen tegelijkertijd dat een goede ruimtelijke ordening samenhang nodig heeft.


Het is illustratief dat niet alleen de PvdA maar een groot aantal instellingen van verschillend pluimage deze mening is toegedaan. Zo zien wij dat de meeste Nederlanders - 89 procent van de bevolking - er voorstander van zijn dat rijk of provincies controle houden op wat er gebouwd wordt om te voorkomen dat teveel natuur, akkers en recreatiegebieden vollopen (Nederlanders tegen macht gemeenten bij woningbouw, TNS/NIPO peiling in opdracht van de Stichting Natuur en Milieu.) Deze zorg wordt gedeeld door instanties als RIVM, SER en NVM. Het RIVM stelt dat de Nota Ruimte geen garanties biedt (bijv. via sancties) dat provincies en gemeenten milieu, natuur, landschap en water goed in hun ruimtelijk beleid laten doorwerken. (Milieu- en Natuurplanbureau, doorrekening Vijfde Nota, april 2004.) Ook de SER pleit voor bovenlocale afstemming: 'een gemeente zou niet buiten de bebouwde kom mogen bouwen zonder voorafgaande toestemming met buurgemeenten.' (Sociaal-Economische Raad, 25 mei 2004). De NVM pleit voor een controlemechanisme vanuit de rijksoverheid, 'wanneer lokale overheden er niet in slagen tijdig met een toegesneden beleid te komen, moet de centrale overheid ingrijpen.' Maar ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten waarschuwt in haar reactie dat de Nota tekort schiet in de vertaling van beleid naar uitvoering.


De PvdA wil bovenal dat de ruimtelijke ordening het publiek belang veiligstelt, ook daar waar de ordening van de ruimte langs de lijnen van het private initiatief verloopt. En dat wordt een steeds moeilijker opgave. Hoewel de Nota Ruimte spreekt van een verschuiving van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie kent de praktijk meer en meer een onderhandelingsplanologie ( voor wat hoort wat ). Het zijn de grondposities, de strategische inzet van investeringsprogramma s, en het economisch gewin die meer en meer de ruimtelijke ordening dicteren. Het principiële onderscheid tussen publiek belang en privaat initiatief is steeds meer op de achtergrond geraakt.


Om dit te keren opteert de PvdA voor het maken van gebiedsgerichte ontwerpen met een daaraan gekoppeld investeringsprogramma. De PvdA wil in het bijzonder sturen op het ontwerp. Het onderliggende programma van eisen wordt door de betrokken overheden aangereikt. De verschillende bestuurslagen geraken dan als vanzelf met elkaar in gesprek. Vervolgens kan via het stedenbouwkundig en/of landschappelijk ontwerp een veelheid aan oplossingen worden verbeeld waaruit het openbaar bestuur in overleg met burgers een verantwoorde keuze kan maken. Om dit daadwerkelijk van de grond te trekken wil de PvdA het maken van gebiedsvisies met een (inter)gemeentelijk stedenbouwkundig ontwerp wettelijk verplicht stellen voor die gebieden waar sprake is van een hoge dynamiek en/of een nieuw planologisch regime. Denk aan de zes nationale stedelijke netwerken en de twintig Nationale Landschappen. Hierin verschillen wij van mening met het kabinet.


De PvdA wil dat alle bestuurslagen hun verantwoordelijkheid kunnen nemen in de ruimtelijke ordening. Alleen met een goed overkoepelend kader en een toetsende regie wordt een garantie geboden dat zorgvuldig wordt omgegaan met de schaarse ruimte en de inrichting van ons land. Overheden, met name de lagere overheden, moeten over voldoende autoriteit en instrumenten beschikken. Hieraan ontbreekt het ze nu. Alleen zodoende kan de overheid als opdrachtgever in de ruimtelijke ontwikkeling voldoende tegenwicht bieden aan marktpartijen, en kan democratisch en slagvaardig de publieke zaak worden gediend. De PvdA acht in dit verband de wettelijke verplichting tot het maken van een gebiedsvisie met een stedenbouwkundig en/of landschappelijk ontwerp voor nader aan te wijzen - regio s noodzakelijk.


3. Ruimte maken voor de economie van de toekomst


De PvdA ziet in een hoogwaardige ontwikkeling van de kenniseconomie voor Nederland een toekomst. Voor eenvoudig productiewerk is Nederland inmiddels te duur. Voor ons geldt daarom: wie niet goedkoop is, moet in iets anders heel goed zijn. Voor onze economische groei en werkgelegenheid moeten we inzetten op een kennisintensieve, hoogwaardige productie en een innovatieve dienstverlening. Dat heeft vergaande consequenties voor de wijze waarop wij Nederland inrichten.


De structuur van een kenniseconomie wordt bevorderd wanneer ook daadwerkelijk de dragers ervan willen blijven of zich willen vestigen in Nederland. Wat is een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale bedrijven. Waardige huisvesting van hoofdkantoren en bedrijven in een aangename en veilige omgeving. Maar het gaat om meer. Het gaat ook om de kwaliteit van het wonen in Nederland. Is Nederland voldoende aantrekkelijk voor internationale bedrijven om medewerkers te huisvesten. Dan gaat het om de kwaliteit en de veiligheid van onze steden. Dan gaat het om een goede sociale en culturele infrastructuur. Allemaal zaken waarvoor de ruimtelijke ordening een basis kan leggen.


Dat alles vereist opvattingen over onze economie, het vereist positiebepaling ten aanzien van de ontwikkeling van delen van ons land. Dat vereist selectiviteit bijvoorbeeld als het gaat om de groei van Schiphol. Welk soort werkgelegenheid willen wij accommoderen rondom Schiphol? Mainport of brainport is geen achterhaalde discussie. Juist daar waar de ruimte schaars is gaat er namelijk om niet elke economische vraag klakkeloos te willen accommoderen. Het ruimtelijk beleid dient kaders te scheppen die juist die bedrijven faciliteren die binnen een op te bouwen kenniseconomie elkaar versterken en zorgdragen voor een duurzame economische structuur van ons land.


Dat is wat anders dan wat het kabinet Balkenende van plan is. Binnen de Nota Ruimte staat weliswaar de economie centraal en wordt beoogd de concurrentiepositie van Nederland te versterken. Maar als het gaat om de door het kabinet gekozen uitwerking lijkt het alsof de tijd en het denken heeft stilgestaan. De doelstellingen en gekozen middelen zijn regelrecht gecopieerd uit de Vierde Nota (1988). Alsof de globalisering en de liberalisering van de wereldmarkt en de Europese integratie Nederland nog lang niet bereikt heeft. Alsof de wereld en dus ook onze samenleving niet allang fundamenteel is gewijzigd. Alsof er nog geen sprake is van een verschuiving van een deel van de kennisindustrie naar lage lonen landen (outsourcing). Het zijn fundamentele veranderingen die de positie van Nederland als hoogwaardige kenniseconomie regelrecht in het hart raken.


De Nota Ruimte blijft hangen in de traditionele benadering van Nederland Distributieland, het versterken van de twee mainports, en een bekende reeks van het verbeteren van aantrekkelijke vestigingslocaties, verkeerscongestie en bedrijfsruimte. Kiezen is moeilijk. Dus lijkt het vooral op niet kiezen. De Nota wijst twee mainports aan, zes sleutelprojecten, twee grootschalige bedrijventerreinen (Hoeksche Waard en Moerdijkse Hoek), vijf zeehavens, dertien economische kerngebieden, één brainport, vijf greenports, dertien landbouwontwikkelingsgebieden glastuinbouw of bloembollenteelt. Daarenboven worden in het kader van de kenniseconomie de Nieuwe Sleutelprojecten, de regio Amsterdam-Utrecht-Amersfoort, Eindhoven, Wageningen, Twente en Delft, Groot-Amsterdam Zuidvleugel van de Randstad, en de A2 als 'kennisas' genoemd. Overal gaat in Nederland de zon op. Wat zijn nu eigenlijk de keuzes van dit kabinet? Je kunt niet overal toplocaties plannen. Niet kiezen betekent dat de markt de keuze heeft en zelf zal kiezen waar wel en waar niet iets van de grond komt. Een veelvoud van onderontwikkelde plekken blijft als restant achter. Maar erger is dat bij een ongerichte hoeveelheid keuzemogelijkheden de aandrang voor lange termijn investeerders om te investeren afneemt. Het rendement is niet veilig in een land waar overal alles kan. Hoe paradoxaal het ook klinkt: een zekere instandhouding van de schaarste aan ruimte dient de economie.


Daar waar wel een duidelijke keuze wordt gemaakt is bovendien de ratio niet altijd duidelijk. Waarom is bijvoorbeeld het brainport-concept voorbehouden aan alleen Eindhoven/Zuidoost-Brabant (en waarom behoort deze passage niet tot de PKB wetstekst)?


Niet geremd door slagvaardigheid is de minister van Economische Zaken alvast maar begonnen vijftig bedrijfsterreinen aan te wijzen die met rijkssteun moeten uitgroeien tot 'topterreinen' (Actieplan Bedrijventerreinen 2004-2008). Het gaat daarbij om grote terreinen van minstens 150 hectare en in het bijzonder voor de zware industrie. Draagt dit Actieplan van EZ nu bij aan een strategie die ervoor moet zorgen dat Nederland in 2030 een concurrerende en dynamische kenniseconomie is? Dat lijkt niet erg waarschijnlijk. Het EZ-plan laat wel zien dat de Nota Ruimte niet in staat is richting en visie te geven aan de gewenste ontwikkeling van Nederland. Ieder gaat zijns weegs, met als gevolg een inefficiënt ruimtegebruik, het onbenut laten van synenergetische effecten, en een verrommeling van het landschap.


De PvdA wil dat er juist prioriteit wordt gegeven aan de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen in plaats van de aanleg van een veelvoud van nieuwe. De ruimtelijke reservering voor bedrijventerreinen - voor de komende vijftien jaar gaat het om 23.000 hectare landelijk gebied - vindt de PvdA bovenproportioneel. Tegelijkertijd bezuinigt het rijk op regelingen voor intensiever ruimtegebruik en duurzame bedrijventerreinen. In 2002 was er 68.700 hectare netto bedrijfsterrein. De 23.000 hectare uit de Nota Ruimte erbij betekent een groei van 33% in nog geen twintig jaar. Het is onwaarschijnlijk dat de werkgelegenheid in Nederland binnen de sectoren die gehuisvest worden zo explosief zal groeien. Deze ongerichte ruimtelijke economische benadering gaat ten koste van onze gemeenschappelijke open ruimte. En dat terwijl gemeenten nu al veel te veel nieuwe terreinen aanleggen, waardoor er op bestaande terreinen een verdere leegstand ontstaat .


In een Nota Ruimte hoort de weerslag te staan van een analyse van onze toekomstige sociaal-economische situatie in het perspectief van een toenemende mondiale en Europese economische ontwikkeling. Wat zijn onze sterke en zwakke kanten? Waarom en waar wil het kabinet de economie in het bijzonder stimuleren? Hoe is het ruimtelijk beleid daaraan dienstbaar? Het ontbreken ervan maakt dat het kabinet niet veel verder komt dan gewoon maar alles faciliteren dat zich aandient. De rekening zal worden betaald door het land zelf. Onze open ruimte verrommelt, de verrommeling van de Randstad zal zich verspreiden over het land zelf. Dat is niet aanvaardbaar.


De PvdA wil in ieder geval inzetten op een selectieve en gerichte versterking van onze (kennis)economie. Herstel van de steden, een gerichte verandering van mainport naar brainport, kiezen voor herstructurering van bedrijfsterreinen binnen een duurzame en hoogstedelijke economie.


4. Een sterke landbouw goed voor de economie, goed voor het open landschap


De landbouw is van levensbelang voor onze open ruimte. De agrarische sector beheert maar liefst 65% van onze groene ruimte. Lange tijd ging het hier om een economisch sterke sector. Een ruimtelijk ordeningsbeleid dat uitging van een sterk contrast tussen steden en land had in deze agrarische sector een natuurlijke bondgenoot. Alleen met behulp van deze functie kon bijvoorbeeld het Groene Hart gevrijwaard blijven van de oprukkende verstedelijking. Het resultaat: een uniek open landschap binnen een buitengewoon verstedelijkt gebied. Die vanzelfsprekendheid van de bescherming van het open land staat al langere tijd onder druk, maar nu in het bijzonder omdat wij aan de vooravond van een forse herstructurering van de Europese landbouwsubsidies staan. Zeker is dat die subsidies onder druk staan en daarmee is het economische bestaansrecht van de Nederlandse landbouw in het geding.


Juist een ruimtelijk beleid kan de kaders bieden voor een nieuwe toekomst binnen deze sector. Daarbij is in ieder geval een helder onderscheid nodig tussen landbouw enerzijds, en plattelandsontwikkeling anderzijds. Duidelijk moet zijn in welke gebieden het de landbouw zelf is die moet renderen en die gebieden waar de landbouw een functie heeft in natuurbeheer en -ontwikkeling en/of nodig is als tegendruk tegen de dominante verstedelijkingsdruk. Voor beide is een economisch lange termijnbeleid noodzakelijk. Dat begint in ieder geval met het veiligstellen van het agrarische grondgebruik - ook op langere termijn - tegen de oprukkende verstedelijking. De PvdA staat een beleid voor dat zich richt op de versterking van het agrofoodcomplex en op de ontwikkeling van de kennisintensieve agribusiness. Dat heeft zeker toekomst in economische zin. De plattelandsontwikkeling kan echter alleen slagen indien sprake is van een structurele financiële ondersteuning van de daar gevestigde landbouw. De nadruk zal hier meer en meer komen te liggen op een actief beheer van het landschap zelf. Inzet van de PvdA is een forse verschuiving binnen de Europese subsidies ten gunste van een plattelandsontwikkeling. Alleen dan is er een goede mogelijkheid om het zo karakteristieke Nederlandse landschap te behouden voor toekomstige generaties.


Het is te betreuren dat het kabinet alleen al om ideologische redenen zo weinig waarde hecht aan de betekenis van de rijksoverheid in de ruimtelijke ordening. Juist de agrarische sector, de glastuinbouw en de plattelandsontwikkeling kunnen wel varen met iets meer initiatief op rijksniveau. Een voorbeeld voor de wenselijkheid en die noodzaak laat het PvdA-plan Rubiks Ruimte zien dat in 2001 is gepresenteerd. Daarin zien wij dat door het combineren van belangen meerdere doelstellingen kunnen worden gediend. In dit plan zien wij dat én de glastuinbouw, én de woningbouw én open ruimte optimaal kunnen worden bediend. In dit specifieke geval door een toplocatie te maken voor de glastuinbouw bij Schiphol, door woningbouw te concenteren in de Haarlemmermeer waardoor voormalige glastuinbouwlocaties (deel van het Westland) en veel kleine woningbouwlocaties in en nabij het Groene Hart worden gevrijwaard van bebouwing. Het is niet anders dan in de traditie van bijvoorbeeld de vroegere ruilverkaveling blijven nadenken over hoe, wat, waar de beste kansen kan worden geboden. Het kabinet bewijst de samenleving en de economie geen dienst door aan deze regierol geen betekenis toe te kennen.


Hoe dringend een dergelijke regie nodig is blijkt wel weer uit de keuze van het kabinet voor een beperkt aantal greenports voor optimale ontwikkeling van de glastuinbouw. De vijf aangewezen greenports - Zuid-Hollands glasdistrict, Aalsmeer, Venlo, Bollenstreek, Boskoop worden al zozeer door verstedelijking bedreigd dat het kabinet nu al aangeeft dat uitbreiding niet zonder meer overal is gegarandeerd. Dit is wel een heel beperkt lange termijn perspectief in een Nota Ruimte. De PvdA denkt dan ook naast de herstructurering van het glasdistrict Zuid-Holland aan duurzame locaties in West-Brabant/Zeeland, Noord-Limburg en Zuid-Oost Drenthe.


De PvdA ziet nog steeds in een sterke agrarische sector een bondgenoot in het open houden van ons Nederlands landschap. Wel is het belangrijk om scherper het onderscheid te maken tussen de landbouw die op eigen benen verder kan en die landbouw die vooral beoogt dienstbaar te zijn aan plattelandsontwikkeling. Grosso modo vormt dit op termijn tevens de scheidslijn tussen wel of geen ondersteuning van het boerenbedrijf. De PvdA onderstreept dat er een betekenisvollere inrichting kan worden bereikt indien het combineren, clusteren en uitruilen van functies steviger zou worden ingezet.


5. Open land, wij willen dat behouden


De PvdA heeft in Open land, groene steden zich sterk gemaakt voor behoud van het open landschap. Voor de PvdA is de introductie van een groot aantal Nationale Landschappen een belangrijke pijler onder het ruimtelijk beleid. Daarmee behouden grote delen van Nederland in de toekomst hun groene landschappelijke waarde. Het Nationaal Landschap is een belangrijke toevoeging als ordenend principe en hoeksteen van de ontwikkeling van het groene gebied. Het planologische regime dat hier bij hoort is volgens ons van het 'nee, tenzij'- type, de ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kwaliteit van het gebied op landschappelijk, natuur en recreatief gebied. Om nu de potenties van deze gebieden voor toekomstige generaties optimaal te benutten, vindt de PvdA het nodig dat de betrokken overheden visies voor de Nationale Landschappen maken.


Waar het kabinet Balkenende II met de ene hand lijkt te geven neemt zij het met de ander weer terug. Zo worden er - dat strookt met onze opvattingen in de nota Open land, groene steden - twintig Nationale Landschappen aangewezen in Nota Ruimte. Addertje onder het gras is echter het beschermingsregime dat het kabinet voor deze gebieden in petto heeft. Zo is er sprake van een planologische ja, mits regime dat zich gaat baseren op voldoende sociaal-economisch ontwikkelingsmogelijkheden.


Concreet maakt dat het bouwen mogelijk voor de natuurlijke bevolkingsaanwas én voor lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Maar krijgen daarmee de kinderen werkelijk een kans op een eigen woning? Geen sprake van. De harde werkelijkheid is dat de nieuwbouw in kleine kernen vaak zo duur is, dat ze niet betaalbaar is voor de eigen bevolkingsaanwas. Alleen wanneer de Huisvestingswet ingrijpend zou worden aangepast en er opnieuw woningbouwsubsidies zouden worden ingevoerd is die kans er structureel. Maar dat stelt het kabinet niet voor. En als ze er wel komen dan is het nog maar de vraag of het vestigingsrecht voor burgers binnen de Europese Regelgeving kan worden ingeperkt. Er is immers een vrij vestigingsrecht voor burgers. De burger met geld zal inderdaad een vergroting krijgen in zijn woonkeuze. De burger die niet over de financiële middelen beschikt staat langs de kant toe te kijken. Er wordt nu wel gebouwd maar nauwelijks voor hen.


Open ruimte wordt in de Nota Ruimte al helemaal niet beschermd. Het vage begrip basiskwaliteit wordt in de plaats gesteld van de rode en groene contouren uit de Vijfde Nota. De gemeentelijke overheid krijgt met dit nieuwe begrip echter geen (hard) instrument in handen. Een Nota Ruimte waar de versterking van de economie in alle opzichten de boventoon voert laat weinig gelegen liggen aan het open land. Door geen werkbaar voorstel te doen om het landelijk gebied te beschermen tegen nieuwe bebouwing riskeert de Nota Ruimte het dichtslibben van het open gebied.


Illustratief zijn de ruimtelijke gevolgen van de groeimogelijkheden die aan de mainports worden gegeven. Zo moet de Hoekse Waard wijken voor de Rotterdamse Haven. Hier start de verstedelijking van de Hoekse Waard met een bedrijventerrein van 300 hectare. Voor de ontwikkeling van Schiphol zal veel reeds geplande - woningbouw moeten wijken omdat er niet meer gebouwd mag worden in de zgn. 20-KE geluidscontour. Doordat er toch woningen moeten worden gebouwd zien wij dat andere woningbouwlocaties in beeld komen waarvan het nog maar de vraag is of nu juist daar verstedelijking gewenst is .


· Het Groene Hart wordt ontmanteld als Nationaal Landschap: In de Nota Ruimte worden delen van het Groene Hart prijsgegeven, te weten Bloemendalerpolder, Rijnenburg, Zuidplaspolder. Terwijl Paars II het Groene Hart nog als één gebied beschouwde dat planologisch beschermd diende te worden, snijdt Balkende II het Groene Hart in een achttal afzonderlijke stukken. De kaart van het Groene Hart is ontluisterend: een versnipperd gebied met een aantal omvangrijke transformatiezones . Is het overdreven om te stellen dat deze transformatiezones een eufemisme zijn voor verstedelijking? Wij vinden de potentiële betekenis van het Groene Hart als open en groene ruimte in de Randstad nog steeds van onschatbare waarde. Die mag niet worden opgegeven. Die waarde moet worden versterkt en daar waar het is aangetast teruggewonnen, in plaats van verder te verrommelen. Het ontbreekt al jarenlang aan een goed ontwikkelingsplan voor het hele gebied. Reden waarom de toegankelijkheid van het gebied voor de recreant en natuurliefhebber nog steeds onvoldoende is en er op een verstorende wijze bebouwing is bijgebouwd. Voor een ontwikkelingsplan dient de rijksoverheid samen met de andere betrokken overheden het initiatief en de regie te nemen. Het feit dat dit niet of onvoldoende is gebeurt, mag nu geen alibi zijn om het Groene Hart als gebied prijs te geven. Integendeel. Wij willen dat er alsnog een ontwikkelingsplan en ontwerp komt dat zich baseert op de open en groene betekenis van het gebied. Het plan dat het bureau van Dirk Sijmons - nationaal landschapsarchitect heeft gemaakt voor dit gebied in opdracht van VROM biedt daarvoor bijvoorbeeld goede aanknopingspunten.


· De Hoekse Waard van Nationaal Landschap naar verstedelijkingslocatie: Erst kommt das Fressen dann kommt die Moral wordt bewezen in het ruimtelijk beleid voor de Hoeksche Waard. Was niet het motto van de Nota Ruimte 'decentraal wat kan, centraal wat moet ? Alle gemeenten binnen de Hoekse Waard willen een aanwijzing van de Hoekse Waard als Nationaal Landschap, zoals voorgestaan door de Vijfde Nota. Toch kiest de regering daar niet voor. De Hoekse Waard moet als mogelijk Nationaal Landschap verdwijnen om ruimte te maken voor bedrijven. Het gaat daarbij in eerste instantie om 300 ha. En waarom? De Nota Ruimte volstaat met de mededeling dat er behoefte bestaat aan grond voor bedrijfsruimte. In de Nota Ruimte blijft nog slechts 2.300 van de 30.000 ha over als beschermd natuurgebied. De gemeenten noemen dat terecht onaanvaardbaar. Het gaat hier niet alleen om weer een stuk open land dat verdwijnt. De oversteek van de Oude Maas is echter niet zo maar een stap, 300 hectare bedrijfsterrein aan de noordkant betekent materieel de Hoekse Waard opgeven. Want wat vandaag 300 ha is zal morgen 500 ha zijn. De natuurlijke grens van de Oude Maas vormde een mooie afscheiding tussen het Rotterdamse stedelijk gebied en het klassieke Nederlandse landschap. Naar de mening van de PvdA zou het beter en verstandiger zijn om de uitbreiding van Rotterdam en haar bedrijvigheid te koppelen aan de Tweede Maasvlakte, de herstructurering van de oude haventerreinen, en een intensivering van bedrijfsterreinen bij de Drechtsteden. Hierdoor vindt een sterkere concentratie van verstedelijking en bedrijvigheid plaats en wordt er aangesloten aan de bestaande infrastructuur. Het geld voor de geplande infrastructuur voor de ontsluiting van de Hoekse waard zou beter geïnvesteerd kunnen worden in de herstructurering van bestaand stedelijk werkgebied in Rotterdam. Kiezen tussen stad en land is hier nog een realistische keuze.


De PvdA wil het open land behouden en ontwikkelen tot aantrekkelijke en vitale open gebieden. Hiervoor zijn gebiedsgewijze visies nodig met de gewenste bescherming én ontwikkeling. Met andere woorden wij doen juist een beroep op de verbeeldingskracht van alle betrokken bestuurslagen. De PvdA vindt het Groene Hart als open en groene ruimte in de Randstad van onschatbare waarde. Onder verantwoordelijkheid van het Rijk moet er een ontwikkelings- en uitvoeringsplan komen voor het Groene Hart. Het voorstel om de Hoeksche Waard in gebruik te nemen als bedrijventerrein voor de Rotterdamse haven wijzen wij af. De PvdA kiest primair voor het benutten van de mogelijkheden in verstedelijkt gebied. Om de Hoeksche Waard te beschermen tegen de weg van de minste weerstand en vanwege haar landschappelijke karakteristieken, behoort zij de status van Nationaal Landschap te krijgen. Voor de Nationale Landschappen dient een planologisch regime van het type 'nee, tenzij' te gaan gelden.


6. Met overtuiging werken aan een moderne stedelijke cultuur


De PvdA heeft zonder voorbehoud een positieve grondhouding ten opzichte van de stad en de stedelijke gemeenschap. De grote politieke opgave is om de stad de motor te laten zijn van onze vooruitgang. De vraag is hoe het ruimtelijk beleid hiertoe kan bijdragen. Maar daarvoor is op de eerste plaats noodzakelijk dat het fenomeen stad begrepen wordt. Steden zijn vanouds centra van cultuur en beschaving, wetenschap en macht, ontmoeting en ontplooiing, en tegelijkertijd ook van eenzaamheid, onveiligheid en armoede. Het stedelijk leven is dynamisch en veelzijdig; het stelt eisen aan de bewoners maar biedt hen daarvoor ook schier oneindige mogelijkheden. De stedelijke cultuur mag dan een lange geschiedenis hebben, haar voortbestaan is nooit vanzelfsprekend. De stad, de stedelijke beschaving, ze moeten steeds worden gekoesterd, beschermd, opnieuw gemaakt. Zij vergen dat wij ons er blijvend inspanningen en offers voor getroosten. De maatschappelijke en technische ontwikkelingen, de clustering van activiteiten en ontmoetingsmogelijkheden maken de stad tot wat het is.


Het kabinet Balkenende II put weinig hoop uit de vier grote en middelgrote steden. Dit kabinet zet de stad vooral neer als problematisch met een achteruitgang in de leefbaarheid en een ongewenste tweedeling tussen arm en rijk. De Nota spreekt van 'relatief arme, multiculturele steden en een relatief rijk, autochtoon ommeland . Wat dat betreft is een flinke draai in de waardering van de stad gemaakt. Drie jaar geleden, in deel I van de Vijfde Nota, werden de steden nog gezien als broedplaatsen , het belang van hun pioniersfunctie werd gewaardeerd. De rommeligheid, onvoorspelbaarheid en dichte menging van functies hoorden toen nog bij de steden. Juist dat maakten ze in sociaal, cultureel en economisch opzicht duurzaam en sterk, was de stelling in de Vijfde Nota. Met deze notie doet het huidige kabinet niets meer. En dat is merkwaardig. Een steeds groter deel van de bevolking is voor de kwaliteit van het leven verbonden met de kwaliteit van de stad. Er zullen immers in de toekomst meer mensen dan ooit in de steden woonachtig zijn. Wij zien die ontwikkeling wereldwijd en dus ook in Nederland. Alleen de Nota Ruimte benoemt die niet. Daar wordt de komst van de megastad in Nederland onbenoemd gelaten dan wel eufemistisch netwerkstad genoemd. In werkelijkheid zullen dat de toekomstige stedelijke conglomeraten zijn die zich thans al vormen. 'Er vooral niet over praten', is het credo van het kabinet Balkenende II, dan heb je ook geen weerstand die je moet beantwoorden.


De PvdA stelt zich op het standpunt dat de stad als broedplaats ook een positieve dynamiek kent. Het oog hebben voor de problemen in de stad mag niet betekenen dat de dynamiek en de betekenis die de steden hebben voor een (kennis)economie worden veronachtzaamd. De huidige stigmatisering van de steden, waarbij ze eerder als broeinest in plaats van als broedplaats worden geafficheerd, is onnodig en onaanvaardbaar. Wanneer Rotterdam even niet als het grote actuele voorbeeld van een stedelijke cultuur wordt gezien, maar we de schijnwerpers richten op steden als Amsterdam, Den Haag, Utrecht, Groningen, Den Bosch en Maastricht als woon-, werk- en uitgaansstad, kunnen wij het beeld van broeinesten toch niet laten voortbestaan als werkelijkheid.


De PvdA is van mening dat de minister de meer serieuze analyse over de sociale en leefbare stad van deel I weer moet oppakken en uitwerken. De huidige stigmatisering van de steden is onnodig, onaanvaardbaar maar bovenal contraproductief. Een gezond vertrouwen in de steden is tevens noodzakelijk om te komen tot de ontwikkeling van een dynamische en innovatieve Nederlandse economie. Daarom is beter te investeren in stedelijke vernieuwing.


7. Groene steden zijn geen utopie maar kun je bouwen


In Open land, groene steden heeft de PvdA de keus gemaakt voor een versterkte concentratie van verstedelijking. Het zwaartepunt van stedelijk Nederland verschuift gestaag naar complexere typen. Afzonderlijke steden groeien door de bouw van uitbreidingswijken naar elkaar toe, zonder dat deze achterkanten met elkaar in relatie zijn gebracht. Kansen op meerwaarde worden nog steeds gemist. De PvdA heeft in Open land, groene steden hierin willen voorzien door een aantal netwerksteden te herkennen en die een ruime jas toe te bedelen. Vooral daar moeten de nieuwe woningen en bedrijven gebouwd worden. Daar ligt de opgave om complexe verstedelijkingsprocessen ten goede te keren zodat ze uitgroeien tot complete stedelijke gebieden die hun meerkernige karakter optimaal benutten. Een royale maatvoering vinden wij nodig zodat ze op een min of meer ontspannen wijze een grote verscheidenheid van plaatsen, functies en dynamische gradaties herbergen. Een ruime jas is ook nodig om de bestaande structuur van de steden niet verder uit te hollen; te vaak wordt nu het beperkte groen (waaronder ook sportvelden, volkstuinen) opgeofferd omdat gemeenten gedwongen zijn binnen eigen grenzen te bouwen. De PvdA hecht waarde aan een goede ontwikkeling van het groen in wat in de Vijfde Nota bundelinggebieden werd genoemd. Er moet dus eerder méér dan minder groene ruimte komen bij de verdere ontwikkeling van het stedelijk gebied.


Ook het kabinet Balkenende II zet, ondanks de negatieve connotatie die het heeft met de stad, in op het bundelingsbeleid als belangrijke pijler onder het ruimtelijk beleid. De verdere verstedelijking van Nederland moet in het bijzonder haar beslag gaan krijgen in de zes stedelijke netwerken, te weten Randstad Holland (was Deltametropool), Brabantstad, KAN, Twente, Assen/Groningen, Maastricht/Heerlen. Ook Almere wordt opgevoerd als stad waar nog een groot deel van de groei kan plaatsvinden. De PvdA onderschrijft deze uitwerking. In dit verband mag wat ons betreft de tekst uit de Nota Ruimte dat 'het streefgetal voor de realisatie van woningen en arbeidsplaatsen in het huidige bestaand stedelijk gebied 40% is van het totale uitbreidingsprogramma' verplichtend worden opgenomen. Dat de rijksbufferzones op een groene manier worden geïntegreerd in de stedelijke netwerken wordt eveneens onderschreven. Sterker, het is een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen komen tot groene steden. Dit totale streefbeeld wordt weliswaar genoemd in de Nota, maar het heeft wat ons betreft ten onrechte niet de status van wettelijke PKB-status meegekregen. Nog meer hechten wij aan het streven van de Nota Ruimte dat de verhouding tussen de binnen deze gebieden gebundelde en de daarbuiten verspreide verstedelijking ten minste gelijk moet blijven . Ook hiervoor zou het goed zijn een meer verplichtende tekst in de nota op te nemen.


In de Nota Ruimte ontbreekt een duidelijke opvatting over de stad van de toekomst. Gezien de kwantitatieve opgave gaat het hier om een mega-operatie. Na het groeikernenbeleid uit de jaren zeventig en het Vinex-beleid uit de jaren negentig zijn het in de toekomst deze netwerken die de verstedelijking moeten opvangen. Het kabinet verzuimt echter de betekenis van deze keuze verder uit te werken. Gemakshalve wordt alles maar stedelijk netwerk genoemd, terwijl de onderliggende structuren van de zes gebieden onvergelijkbaar zijn. Welke steden staat het kabinet in de toekomst voor ogen? Hoe verhouden ze zich onderling, en ten opzichte van groeimogelijkheden van andere steden? Op welke wijze denkt de minister de infrastructuur te laten bijdragen aan hechte stedelijke netwerken? Hoe stelt de minister zich de groene ruimten in deze gebieden voor? Welke betekenis hebben de verschillende gebieden voor de Nederlandse economie, voor de concurrentiekracht? Een verwijzing naar de provincies die het bundelingbeleid moeten uitwerken, volstaat in deze niet. Dit vergt juist landelijke regie, en het hebben van een opvatting op landelijke, provinciaal en gemeentelijk niveau dat zich laat vatten in een duidelijke visie en ontwerp voor het gebied in kwestie.


De afwezigheid van ook maar een begin van een antwoord maakt dat de Nota Ruimte de rijksoverheid slechts laat opnemen wat van onderop wordt aangedragen. Maar is dat dan zonder meer juist? Zo moet toch echt worden betwijfeld of het stedelijk netwerk Randstad Holland kan worden aangemerkt als één samenhangende gebied. Een studie van OMA (in opdracht van de rijksbouwmeester) verheldert de feitelijke structuur van de Randstad. Zo blijkt uit de analyse dat de Amsterdamse regio model staat voor een klassieke centralistische metropool, terwijl de Zuidvleugel zich kan ontwikkelen tot een netwerkmetropool met meerdere kernen en identiteiten. In deze studie wordt voorgesteld om de kloof tussen noord- en zuidvleugel als aanleiding te zien om juist de verschillen te exploiteren en de competitie te vergroten. Een opvatting die overeenkomt met Open land, groene steden waar gesproken wordt van een zelfstandige ontwikkeling van Zuidvleugel en Noordvleugel.


Een rijksoverheid die niet nadenkt over de steden van de toekomst denkt niet na over het land.


De PvdA kiest voor een versterkte concentratie van verstedelijking. Wij onderschrijven de keuze van het kabinet om een aantal stedelijke netwerken aan te wijzen waar het zwaartepunt van de ontwikkelingen moet worden ondergebracht. Een royale maatvoering voor deze netwerken is nodig zodat het een grote verscheidenheid aan functies en voldoende groen in zich op kan nemen.Ten onrechte wijdt de Nota geen analyse aan de netwerken. Ook laat het na een programma aan de netwerken mee te geven, en wordt er niet in gezamenlijkheid aan een ontwikkelingsbeeld met bijbehorend ontwerp gewerkt. Zodoende ontbreekt de waarborg voor een zorgvuldige afweging en een optimale ontwikkeling van de stedelijk gebieden in Nederland. De PvdA vindt een nadere uitwerking hiervan noodzakelijk.


8. Bundelen en overal bouwen genereert segregatie


De PvdA heeft zich in 'Open land, groene steden' uitgesproken voor het behoud en het verder brengen van de intrinsieke waarden van de stad, en tegelijkertijd het ontlasten en vrijwaren van de landelijke gebieden van de verstedelijkingsdruk. Deze contramal-functie van het stedelijk gebied is gaan vervagen. Wij willen juist dat de scheiding tussen het open land en de stad in Nederland wordt versterkt.


Ook de Nota Ruimte spreekt zich uit voor een scheiding tussen stad en land. Het vertrouwen in deze scheiding ontleent de Nota aan de bundelingstrategie van de verstedelijking die haar beslag krijgt in de zes stedelijke netwerken en Almere. Tot zover kunnen wij het volgen. Maar - gelijktijdig met de bundelingstrategie - laat het kabinet het restrictieve beleid voor de buitengebieden los. Provincies kunnen bovendien nog andere gebieden aanwijzen die voor verstedelijking in aanmerking komen.


Ontwikkelingsmogelijkheden voor de kleine kernen krijgen prioriteit boven de bescherming van het open karakter van het buitengebied. En omdat gemeenten voor hun inkomsten in belangrijke mate afhankelijk zijn van het aantal bewoners is de verleiding om ook daadwerkelijk in het buitengebied te gaan bouwen groot.


Het is deze tweeslachtigheid die maakt dat het kabinet in feite haar eigen beleid voor de stedelijke netwerken ernstig ondergraaft. Bouwen buiten de stad is nu eenmaal gemakkelijker, het verdient sneller en veel burgers vragen erom. Het resultaat zal zijn dat het open land verrommelt en het bundelen van de verstedelijking vooral een papieren voornemen zal blijven. De uitkomst van dit alles is urban sprawl.


De PvdA staat in deze opvatting niet alleen. Sterker nog, van onverdachte huize komen gelijke waarschuwingen. Zo zien wij dat investeerders als de Neprom en NVB waarschuwen tegen het opgeven van het restrictieve beleid; projectontwikkelaars floreren bij - kunstmatige schaarste, terwijl deze Nota Ruimte de deur openzet voor het overal kunnen bouwen. De rendementen komen onder druk te staan en men waarschuwt zelfs dat de Nota slecht is voor het investeringsklimaat. 'Het kabinet gooit nu alle remmen los, waardoor er geen druk op de woning-, kantoor-, en winkelmarkt ontstaat. Investeerders gaan dan liever naar het buitenland om nog een minimaal rendement te behalen'. Ook de NVM is in haar reactie op de Nota Ruimte van mening dat het onnodig bebouwen van open ruimte met kracht moet worden bestreden: het leidt tot verdere verrommeling. De NVM pleit in het bijzonder voor de herstructurering van bestaand bebouwd gebied, ook al lijkt dit soms vanwege de hoge kosten haaks te staan op de versterking van de concurrentiepositie van Nederland. Het ontwikkelen van nieuwe terreinen is immers goedkoper en dus een verleidelijker alternatief. Herstructurering is een investering in onze toekomst die zichzelf op de lange termijn zeker terugverdient , aldus de NVM.


Met het zo uitbundig openstellen van het platteland bevordert het kabinet een uittocht van midden- en hogere inkomens uit de bestaande stad. De segregatie van rijk en arm, van zwart en wit wordt schaamteloos versneld in plaats van gekeerd. Het ondermijnt draagvlak voor hoogwaardige ontwikkelingen binnen stadscentra.


Opnieuw de Neprom maar ook de 26 grootste gemeenten van Nederland zijn bang dat de bouwvrijheid van het kabinet ten koste gaat van een beleid gericht op krachtige steden. Zij stellen voor om kleinere gemeenten te verplichten afspraken te maken over woningbouw met grote steden in de regio.


Ook hier geldt, net al bij de economische 'toplocaties', dat het kabinet het moet aandurven om keuzes te maken. Nu wordt alles mogelijk, een wezenlijke vorm van sturing ontbreekt. Het kabinet mag zijn kop niet in het zand steken voor de waarschuwingen dat het voorgestelde beleid ook ten koste gaat van krachtige en vitale steden.


De PvdA voorziet dat het door het kabinet voorgestelde ruimtelijk beleid per saldo het bundelingsbeleid ondermijnt, het zal de open ruimte bedreigen en leidt tot urban sprawl, het genereert segregatie van rijk en arm, van zwart en wit. De PvdA is daar niet voor. Wij vinden dat een restrictief beleid voor de buitengebieden, uitgevoerd door de provincies, zeer verdedigbaar is. Binnen dat beleid moet het bouwen voor de eigen bevolkingsaanwas mogelijk worden door aanpassing van de Huisvestingswet


9. Een werkelijke concurrentie op de grondmarkt langs de weg van de kwaliteit van een plan


Vanuit de praktijk van de Vinex-locaties weten we inmiddels hoe cruciaal ingenomen grondposities zijn voor de mogelijkheden om te kunnen ontwikkelen. Wie grond op een Vinex-locatie bezit blijkt over veel zaken te kunnen onderhandelen. De uitkomst kan participatie in de woningbouw op de locatie zelf zijn, andere bouwwerkzaamheden (bijvoorbeeld kantoren, GWW-werkzaamheden), of ontwikkelrechten op een andere locatie. Het hebben van grond levert ontwikkelingsrechten op, het zogeheten bouwclaimmodel .


De parlementaire enquêtecommissie Bouwnijverheid verbond aan het bouwclaimmodel de conclusie dat het leidt tot een beperking in de mededinging. Gemeenten zijn gedwongen met de ontwikkelaar die zich ingekocht heeft in zee te gaan. Dit heeft een verstorend effect op onder meer prijsvorming van de bouwgrond, de regierol van de gemeente, de kwaliteit van de planontwikkeling en het programma. Reden voor de commissie destijds om op herbezinning aan te dringen en te onderzoeken op welke wijze kan worden gekomen tot meer concurrentie op de grondmarkt.


De Nota Ruimte was bij uitstek het moment om hier aandacht voor te hebben. Dit is nagelaten. Nog voordat de Nota Ruimte was verschenen, hadden ontwikkelaars zich al weer ingekocht in de Zuidplaspolder (een van de locaties in het Groene Hart) . De betrokken gemeenten en provincies reageerden te laat; zij zijn zich pas onlangs gaan beraden op een grondbank. In dit gebied is de verwachting dat 30.000 woningen en nieuwe bedrijventerreinen komen. De PvdA vindt het kwalijk dat de partijen die niet in de grondverwervingsfase kunnen of willen investeren ook nu weer bij voorbaat op achterstand staan. Hetzelfde geldt voor burgers die in eigen beheer een woning willen bouwen (particulier opdrachtgeverschap).


Maar inmiddels breidt de praktijk van het 'bouwclaimmodel' zich ook uit naar de Ecologische Hoofdstructuur. Terwijl de Nota Ruimte niet veel verder komt dan het honoreren van bestaand beleid, dat wil zeggen een terughoudend aankoopbeleid, komen gronden bestemd voor de EHS in handen van projectontwikkelaars terecht.


Dit doet zich bijvoorbeeld voor op de Veluwe en rond de militaire terreinen die vrijkomen. Grondposities worden niet ingenomen voor de lol. Projectontwikkelaars denken jaren vooruit en de overheid niet . Weliswaar verzet het planologisch nee-tenzij regime van de EHS zich tegen bebouwing, maar de druk op het tenzij zal toenemen indien grond in handen is van ontwikkelaars in plaats van natuurorganisaties. In ieder geval is de kans reëel dat gronden worden ingezet om in andere natuurgebieden bouwrechten (bouwclaimmodel) te verwerven. De Nota Ruimte laat het bij dit bestaande marginale beleid, en negeert de onbedoelde uitwassen ervan.


Het wordt tijd voor een fundamenteel andere benadering. Het gaat eigenlijk niet over grondbeleid maar eerder wie het recht krijgt tot planontwikkeling. Het zou dan ook goed zijn om in de toekomst de competitie niet te genereren op basis van de toevallige aanwezigheid van geld waaronder ook grondposities moeten worden verstaan - maar op basis van inhoud. Een werkelijke concurrentie behoort plaats te vinden op basis van plankwaliteit waaraan zoveel mogelijk partijen deel kunnen nemen. In zo n situatie schrijft de gemeente een competitie uit voor een nader te ontwikkelen plandeel binnen de gemeente. Ontwikkelaars kunnen zich hiervoor inschrijven. Op basis van het door de gemeente goedgekeurd programma van eisen kunnen plannen worden ingediend. Na een onafhankelijke beoordeling door een jury komt de gemeenten uiteindelijk tot de keuze van de ontwikkelaar. Het eenmaal geadopteerde plan vormt een versnelde grondslag tot onteigening van de grond.


De PvdA stelt zich op het standpunt dat het eigendomsrecht niet gelijk staat aan het recht op ontwikkeling van de grond. Slechts een goedgekeurd plan kan de basis vormen voor een ruimtelijke ontwikkeling binnen een gemeente. De gemeente moet in staat worden gesteld door middel van competities op basis van plankwaliteit te komen tot de keuze van een ontwikkelaar voor de planuitvoering. Daarnaast dient de (rijks)overheid bouwgronden en (EHS-)gronden waar via uitruil ontwikkelrechten aan kunnen worden ontleend aan de gemeente (of andere openbare lichamen) te verkocht, en niet aan ontwikkelaars.


10. Laat de burgers zelf Nederland vormgeven


Het blijft merkwaardig maar de burger heeft in Nederland nauwelijks de mogelijkheid zelf inhoud te geven aan zijn eigen wonen. Wonen is steeds meer het primaat van instituties geworden. Dat is niet vanzelfsprekend en in de meeste landen zelfs niet normaal.


Van een kabinet dat pretendeert meer naar de burger te luisteren zou verwacht mogen worden dat er een werkelijk pleidooi voor het bouwen in eigen beheer (particulier opdrachtgeverschap) zou komen. Dat is helaas slechts plichtmatig het geval. Een werkelijke breuk met de machtsposities in de Nederlandse bouw wordt door dit conservatieve kabinet niet overwogen. Het kabinet lijkt eerder door te willen gaan op de ingeslagen weg om de woningbouw via de bestaande instituties te organiseren, dan via de burgers.


Waarom zo weinig vertrouwen in de mensen zelf? Nederland is dat met de gigantische bouwopgave uit de naoorlogse bouwperiode kwijtgeraakt. In die periode nam de overheid - terecht - het voortouw in de woningbouwproductie. Die institutionele aanpak zijn wij echter niet meer kwijtgeraakt. Alleen nu is het niet meer een democratische gekozen overheid maar zijn het commerciële en niet-commerciële ontwikkelaars die de woningbouwmarkt domineren. Deze instituties hebben zich de bouwproductie toegeëigend. Ook daar waar het niet nodig is (met name de laagbouw) en zijn de mogelijkheden voor particulieren om zelf initiatieven te nemen gemarginaliseerd. Een voorspelbaar gevolg is een marginalisering van de kwaliteit. In de nieuwbouw is het voornamelijk massaproductie, zij het dat de prijs gewoon door de schaarste bepaald wordt. Hoog dus!


Toch kan iedereen zien hoe in het verleden met een schijnbaar simpele gemeentelijke regie van een stratenplan en de uitgifte van particuliere kavels fantastische steden heeft opgeleverd. De grachtengordel van Amsterdam is daar nog steeds het schoolvoorbeeld van. Een recent voorbeeld van eigenbouw die een ontwikkelaar nooit op die manier voor elkaar had gekregen zijn de zestig woningen aan de Scheepstimmermanstraat op het Amsterdamse Borneo-eiland. Daar is in een hoge dichtheid een grote diversiteit aan woningtypen en architectuur ontstaan. Iedereen heeft immers zijn eigen wensen. Interessant is ook het voorbeeld uit Casteren waarbij een groep van 27 huishoudens als collectief hun woningen heeft ontwikkeld. De woningen hebben de bewoners 122.800 euro gekost, terwijl de marktwaarde 198.500 euro bedraagt. Dit voorbeeld bevestigt weer eens het ongelooflijke grote verschil tussen markt- en productieprijs. Dit was voor de PvdA-fractie mede de aanleiding om in 1998 een motie in te dienen om het particulier opdrachtgeverschap te stimuleren door eenderde van de nieuwbouwproductie door de burgers in eigen beheer te laten realiseren.


De PvdA stelt zich op het standpunt dat de burger het primaat behoort te hebben in de ruimtelijke vormgeving van zijn eigen woning. Burgers moeten ruimschoots in staat worden gesteld om in eigen beheer hun woning te bouwen. De overheid dient daarom zo snel mogelijk het voorkeursrecht particulier opdrachtgeverschap op grond te introduceren.


voorlichting


Plein 2


Postbus 20018, 2500 EA Den Haag


Tel 070 - 318 3025/Fax 070 - 318 2800


Zo zullen er nog maar liefst vijf afzonderlijke Nota s volgen: Nota Mobiliteit, Agenda Vitaal Platteland en het Meerjarenprogramma Groene Ruimte, Gebiedsgerichte Economische Perspectieven, Actieplan Bedrijventerreinen, en een vervolg op de Nota Ontwerpen aan Nederland (w.o. nota Belvedere). En dan is er nog tal van kleinere PKB s: Waddenzee, Rivierengebied, Militaire Terreinen, Electriciteitsvoorziening. De verschillende sectoren hebben hun eigen geld, maken eigen beleid, en zullen dus dominant zijn.


Persbericht Milieudefensie, 'Kabinet omarmt plattedozen-planologie', 17 maart 2004.


Planning van bedrijventerreinen, Louw, Needham, Olden, Pen, februari 2004.


Het groene, onbebouwde gebied tussen Purmerend en Edam-Volendam wordt bijvoorbeeld in dit verband genoemd, Provincie wil grootschalige woningbouw Purmermeer , Noordhollands Dagblad, 21 april 2004.


Nota Ruimte, pagina 86.


Voorzitter van de Neprom, P. Ruigrok, in: 'Nota ruimte slecht voor investeringsklimaat', Cobouw 29 april 2004.


De bouw uit de schaduw, Parlementaire enquête Bouwnijverheid, hoofdstuk 7 uit deelrapport Casuïstiek uit de bouwnijverheid, 28 244, nr. 10.


Het Consortium Zuidplaspolder bestaande uit Fortis Vastgoed Ontwikkeling, Amvest, Heymans IBC Vastgoedontwikkeling en AM Grondbedrijf hebben in totaal zo'n 160 ha grond aangekocht voor woningbouw. Uit: 'Ontwikkelaars slaan slag in Zuidplaspolder', Cobouw, 27 maart 2004.


Projectontwikkelaars machtig met natuur, Cobouw, 21 april 2004: H. van Zandbrink, beleidmedewerker van de afdeling Landelijk Gebied van de provincie Gelderland.


Disclaimer


Indien u de link niet kunt openen, neemt u dan contact op met de Stafdienst Voorlichting telefoonnummer 070-3183040
If you can't access the link, please contact Stafdienst Voorlichting Phone 070-3183040