De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
BZ 2004-592 M
Onderwerp
Baten-lastenstelsel binnen de rijksoverheid
Inleiding
In het Algemeen Overleg van dinsdag 8 juni jl.
is gevraagd om een stappenplan aan de hand
waarvan tot een rijksbrede invoering van het
baten-lastenstelsel kan worden gekomen ervan
uitgaande dat een volgend kabinet daartoe
besluit. Met deze brief informeer ik u hierover.
Invoering bij directe meerwaarde
Het kabinet hecht veel waarde aan een doelmatige
overheid. Zij stimuleert daarom ontwikkelingen
die bijdragen aan een verbetering van de
doelmatigheid binnen de rijksoverheid. Het
baten-lastenstelsel kan hieraan, onder bepaalde
omstandigheden, een bijdrage leveren.
Een baten-lastenstelsel kan in opzet meerwaarde
bieden, omdat het leidt tot meer transparantie
in de bedrijfsvoering en meer inzicht in de
doelmatigheid. Deze transparantie ontstaat
doordat kosten direct aan producten kunnen
worden gekoppeld. In samenhang met het
resultaatgerichte besturingsmodel biedt dit de
mogelijkheid om te sturen en te bekostigen op
basis van geleverde prestaties. Dit is een
belangrijke doelmatigheidsprikkel binnen het
model. Bovendien geeft de invoering van een
baten-lastenstelsel meer flexibiliteit aan het
management van de organisatie om de meest
doelmatige verhouding tussen arbeid en kapitaal
in te zetten.
Het resultaatgerichte besturingsmodel richt zich
op afspraken over de hoeveelheid, kwaliteit en
prijs van de te leveren producten. Dit maakt dat
het model zich vooral richt op uitvoerende
diensten die concrete producten en diensten
leveren. Voor dergelijke diensten is er
meerwaarde bij het voeren van een
baten-lastenstelsel omdat meer inzicht in de
resultaten en de doelmatigheid van de
organisatie wordt verkregen.
Er zijn thans 30 diensten die een
baten-lastenstelsel voeren. Daarnaast zijn er
ministeries die voor bepaalde uitvoerende
diensten hebben aangegeven dat het
resultaatgericht besturingsmodel, in combinatie
met het baten-lastenstelsel, meerwaarde heeft.
Bij deze diensten wordt de invoering van het
baten-lastenstelsel gedragen door zowel de eigen
organisatie als het betreffende
moederdepartement.
Rijksbrede invoering
Voor de niet-uitvoerende delen van de
rijksoverheid - de beleidskernen - is de
meerwaarde van het baten-lastenstelsel niet
direct aantoonbaar. Hier komt bij dat de
invoering van het stelsel niet op zich staat,
maar een grote organisatorische aanpassing
betekent, met de nodige invoeringskosten.
Dergelijke nieuwe lasten, waarvan niet bekend is
of deze zich terugbetalen, worden in relatie tot
de personele en efficiency taakstellingen uit
het Strategisch en het Hoofdlijnenakkoord door
het kabinet niet wenselijk geacht. In deze
kabinetsperiode wordt daarom afgezien van de
rijksbrede invoering van het
baten-lastenstelsel. Het kabinet richt zich
eerst tot het verder ontwikkelen en uitbouwen
van bestaande instrumenten, zoals VBTB, het
uitvoeren van evaluaties en de uitbreiding van
het aantal diensten dat een baten-lastenstelsel
voert.
Bovenstaande leidt er toe, dat stapsgewijs
verdere ervaring opgedaan wordt met het
baten-lastenstelsel. De bovengenoemde
initiatieven hebben zo de kans om zich in te
bedden in de organisatie, zonder dat dit door de
betrokken organisatieonderdelen wordt ervaren
als extra (administratieve) last. Dit biedt de
mogelijkheid om na een aantal jaren de eventuele
meerwaarde van een rijksbrede overgang op het
baten-lastenstelsel goed in beeld te brengen.
Ministeriële verantwoordelijkheid
Toepassing van het model 'diensten die een
baten-lastenstelsel voeren' verandert overigens
niets aan de ministeriële verantwoordelijkheid;
de minister is en blijft volledig
verantwoordelijk, wat inhoudt dat de minister
door het parlement ter verantwoording kan worden
geroepen voor het gehele handelen van een
dergelijke dienst. De ministeriële
verantwoordelijkheid bij diensten die een
baten-lastenstelsel voeren houdt in dat de
minister door het parlement ter verantwoording
kan worden geroepen voor het gehele handelen van
de dienst. Hierin is geen enkel verschil met de
ministeriële verantwoordelijkheid zoals die voor
de andere onderdelen van een ministerie geldt.
De medewerkers van deze diensten blijven ook
gewoon rijksambtenaren. Met de introductie van
dit model binnen de rijksoverheid is de
mogelijkheid gecreëerd om met behoud van de
volledige ministeriële verantwoordelijkheid de
beperkingen in de bedrijfsvoering van een
uitvoerende dienst, die goede prestatieafspraken
in de weg staan, weg te nemen. Vóór de
introductie van dit model was het alleen
mogelijk om deze beperkingen weg te nemen via
omvorming van de dienst in een organisatievorm
waarbij de ministeriële verantwoordelijkheid wel
ingeperkt is.
De Minister van Financiën
---
TK 2003-2004, 28737, nr.6
Ministerie van Financiën