Ministerie van Justitie


http://www.justitie.nl

Minjust: Brief feitenoverzicht incident minister Verdonk

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal

Onderwerp Incident Minister V&I

Naar aanleiding van het verzoek van uw Kamer doe ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties informatie toekomen met betrekking tot het -door ons betreurde en scherp veroordeelde- incident in Amsterdam, waarbij de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie werd besmeurd met tomatenketchup.

Genoemd incident vond plaats op 16 juni jl, voor het Bijbels museum aan de Herengracht 366 te Amsterdam. Bij het verlaten van het dienstvoertuig werd Minister Verdonk benaderd door een of meer personen, waarbij tomatenketchup tegen haar aan werd gespoten. De Minister werd beveiligd door functionarissen van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke beveiliging, die op hun beurt van assistentie waren voorzien van drie agenten van het wijkteam Lijnbaansgracht. Door hen zijn twee verdachten aangehouden en verhoord. Ook zijn vingerafdrukken afgenomen. De verdachten wilden niets zeggen, waardoor het niet mogelijk bleek zonder nader onderzoek de identiteit van hen vast te stellen. Overigens is de identiteit van een der verdachten sinds 18 juni 2004 wel bekend.

De verdachten zijn in verzekering gesteld; vervolgens heeft de Officier van Justitie op 17 juni een vordering tot inbewaringstelling gedaan aan de Rechter-Commissaris te Amsterdam, in verband met het feit dat beide verdachten worden verdacht van het plegen van openlijk geweld in vereniging (art. 141 Sr.), verzet bij de aanhouding (art. 180 Sr.) en medeplegen van vernieling (art. 350 Sr.).

De Rechter-Commissaris heeft deze vorderingen tot inbewaringstelling in beide zaken afgewezen, aangezien er naar zijn mening onvoldoende ernstige bezwaren tegen beide verdachten bestaan voor art. 141 Sr. De Rechter-Commissaris zag wel ernstige bezwaren voor de artikelen 180 Sr en 350 Sr., maar heeft de inbewaringstelling niet bevolen omdat niet te verwachten zou zijn dat een vrijheidsbenemende straf zou worden opgelegd.

De Officier van Justitie kon zich niet verenigen met afwijzing van beide vorderingen, en heeft beroep ingesteld tegen de beschikking. Het Openbaar Ministerie meent dat in de zaken tegen beide verdachten wel degelijk, anders dan de Rechter-Commissaris heeft geoordeeld, sprake is van ernstige bezwaren ten aanzien van de openlijke geweldpleging. Daarnaast deelt de officier het oordeel van de Rechter-Commissaris niet dat niet te verwachten is dat een vrijheidsstraf zal worden opgelegd voor overtreding van de artikelen 180 en 350 Sr.

Het beroep is hedenmorgen behandeld door de Raadkamer van de rechtbank in Amsterdam. De rechtbank heeft geoordeeld dat de strafbare feiten waarvan de verdachten worden beschuldigd bij de betrokken bewindsvrouw angst teweeg hebben gebracht en daarnaast in de Nederlandse samenleving onrust en gevoelens van onveiligheid hebben veroorzaakt. Daarbij speelt de herinnering aan eerdere soortgelijke incidenten rond Nederlandse politici en de impact die deze in de samenleving hebben gehad, volgens de rechtbank uiteraard een rol. De rechtbank meent dat het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf onder die omstandigheden niet ondenkbaar is. De rechtbank concludeert dat de Rechter-commissaris in redelijkheid niet heeft kunnen beslissen dat ernstig rekening moest worden gehouden met de mogelijkheid dat aan verdachten geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zou worden opgelegd dan wel met de mogelijkheid dat de duur van de voorlopige hechtenis de duur van de op te leggen vrijheidsstraf zou overtreffen. Het beroep van het Openbaar Ministerie is dan ook gegrond verklaard, en de bewaring van de verdachten is bevolen. Aan de politie is opdracht verstrekt om beide verdachten op te sporen. Beiden zijn inmiddels opnieuw aangehouden.

Hedenmiddag heeft de zitting plaats gehad bij de Politierechter. Deze heeft de zaak aangehouden tot 23 juli. Het verzoek van de verdediging tot opheffing van de bewaring, alsmede het verzoek van het Openbaar Ministerie tot gevangenhouding zijn afgewezen. Het eerder uitgesproken bevel tot bewaring is daarmee gehandhaafd.

Eveneens vindt strafrechtelijk onderzoek plaats naar de bedreigingen jegens Minister Verdonk. De genoemde onderzoeken vinden plaats onder de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie in Amsterdam. Uiteraard wordt daarbij ook bezien of er verband bestaat tussen de verschillende zaken, en ook eerdere voorvallen waarbij sprake was van bedreigingen in de richting van Minister Verdonk. Vooralsnog is hiervan niet gebleken.

Bij de onderzoeken wordt, uiteraard binnen de grenzen van de wet, samengewerkt met de AIVD.

Tot zover een overzicht van de feitelijke gang van zaken. Door uw Kamer is bij het mondelinge vragenuur van dinsdag jl. specifiek aandacht gevraagd voor een aantal punten.

Veiligheidssituatie mevrouw Verdonk
De veiligheidssituatie van minister Verdonk heeft al geruime tijd onze bijzondere aandacht. De Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging staat hierover in nauw contact met de AIVD, het KLPD en de desbetreffende regiokorpsen. Vóórdat de hierboven genoemde incidenten plaatsvonden, en dus ook op het moment zelf, werd minister Verdonk reeds beveiligd. Ook aan het incident is meteen op nauwgezette wijze aandacht geschonken. Er is onmiddellijk contact geweest tussen onze departementen, het Openbaar Ministerie en het betrokken regiokorps. Het belang van het opsporingsonderzoek naar de verdachten is daarbij onderstreept en wij zijn van het verloop van dit onderzoek op de hoogte gehouden. De incidenten zijn voorts onmiddellijk geëvalueerd. Deze evaluatie heeft geleid tot intensivering van de beveiligingsmaatregelen ten aanzien van minister Verdonk.

Handelwijze Openbaar Ministerie
De vraag is gesteld of er geen andere mogelijkheden waren voor het Openbaar Ministerie om er voor te zorgen dat beide verdachten niet zo snel weer zouden behoeven te worden vrijgelaten. In de onderhavige zaak is in het belang van het onderzoek de inverzekeringstelling van de verdachte bevolen. Denkbaar was in beginsel geweest, de inverzekeringstelling ondanks de afwijzing van de vordering bewaring door de rechter-commissaris voort te zetten. De verdachte had in dat geval ingevolge artikel 59a Sv uiterlijk binnen drie dagen en vijftien uren na de aanhouding voor de rechter-commissaris moeten worden geleid met het oog op de beoordeling van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling (artikel 59a Sv); in dit geval was voorgeleiding dan op de volgende dag, de vrijdag, aan de orde geweest. Dit is niet gebeurd, in de eerste plaats in het licht van de afwijzing van de vordering inbewaringstelling, en in de tweede plaats omdat het parket niet verwachtte dat nader onderzoek, dat zich zou richten op de criminele antecedenten van de beide NN verdachten, binnen de voor inverzekeringstelling beschikbare termijn, resultaat zou opleveren.

De in de media geuite suggestie dat de rechter-commissaris niet op de hoogte was gesteld van het feit dat de verdachten antecedenten hadden, is onjuist.

Gelet op de door het Openbaar Ministerie gekozen weg, heeft het Openbaar Ministerie adequaat gehandeld door in appel te gaan. Naar inmiddels is gebleken deelt de raadkamer het oordeel van het Openbaar Ministerie, dat inbewaringstelling in deze strafzaak aangewezen was.

In uw kamer is ook de vraag aan de orde gesteld of er een formele aanwijzing bestaat voor het Openbaar Ministerie hoe om te gaan met aanvallen op politici. Een dergelijke aanwijzing bestaat niet, en wordt ook niet overwogen.

Vaststellen identiteit
Voorts heeft uw Kamer geïnformeerd naar mogelijkheden om verdachten er toe te brengen na aanhouding hun identiteit prijs te geven. Ter zake daarvan melden wij het volgende.

Tijdens het verhoor van verdachten wordt gevraagd naar hun identiteit. Het achterhalen van die identiteit is in het belang van het onderzoek; bij misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten kan inverzekeringstelling in beginsel plaatsvinden met het oog op het achterhalen van de identiteit. Ook voorlopige hechtenis is bij anonieme verdachten ter zake van misdrijf mogelijk. Betreft de verdenking een strafbaar feit waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten, dan kan de verdachte gedurende twaalf uren worden opgehouden. De tijd tussen middernacht en negen uur 's morgens wordt daarbij niet meegerekend; dat impliceert dat verdachten die in de middag of avond worden aangehouden eenentwintig uren kunnen worden opgehouden (artikel 61 Sv).

Gelet op het voorgaande ben ik van oordeel dat ter zake van dit incident sprake is geweest van naar de omstandigheden adequate beveiligingsmaatregelen voor de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, dat de politie ter plaatse adequaat is opgetreden, en dat het Openbaar Ministerie op juiste wijze heeft gehandeld. Het oordeel van de rechter verdient ons aller respect.

Ik vertrouw er op u met het voorgaande voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Justitie,

23 jun 04 21:30