Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

DEN HAAG


- Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag


Datum


- 23 juni 2004

Auteur


- Mw. drs. B. M. Karel


Kenmerk


- DIE-294/04

Telefoon


- 070 348 48 76


Blad


- 1/11

Fax


- 070 348 40 86


Bijlage(n)

5

E-mail


- die-in@minbuza.nl


Betreft


- Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

C.c.


-

-

Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement. Clearing en afwikkeling in de Europese Unie - een strategie voor de toekomst


2. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: Het beheer van auteursrecht en naburige rechten in de interne markt


3. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de verordening (EG) nr. 1228/2003 betreffende datum waarop sommige bepalingen (elektriciteitsmarkt) van toepassing worden op Slovenië


4. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van sommige bepalingen (elektriciteitsmarkt) op Estland


5. Mededeling: Aanmoedigen van Structurele Hervormingen, Europees industriebeleid na de uitbreiding

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï

Fiche 1: Mededeling Clearing en afwikkeling in de EU - een strategie voor de toekomst

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement. Clearing en afwikkeling in de Europese Unie - een strategie voor de toekomst


DatumRaadsdocument: 5 mei 2004

Nr. Raadsdocument: 9224/04

Nr. Commissiedocument: COM(2004)312

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Financiën i.o.m. EZ, JUST en BZ

Behandelingstraject in Brussel:

Onbekend. Het betreft een consultatiedocument van de Commissie. De reacties op de consultatie moeten uiterlijk 30 juli worden gestuurd naar de Commissie. Het vervolg en het mogelijke verdere tijdspad is afhankelijk van deze consultatie.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Ten behoeve van de totstandbrenging van een geïntegreerde en efficiënte Europese kapitaalmarkt is het waarborgen van de veiligheid en doeltreffendheid van de regelingen voor de definitieve afhandeling van effectentransacties ("clearing en afwikkeling") van groot belang. Deze regelingen, die grotendeels onzichtbaar blijven voor de kleine belegger, vormen de kern van alle effectenmarkten en zijn onontbeerlijk voor de goede werking ervan. In de EU zijn de strikt binnenlandse clearing- en afwikkelingsactiviteiten vrij kosteneffectief en veilig. De grensoverschrijdende regelingen daarentegen zijn complex en versnipperd, hetgeen resulteert in veel hogere kosten, risico's en inefficiënties. Hier wil de Commissie verandering in aanbrengen.

Het doel van de Commissie is het bereiken van een efficiënte, geïntegreerde en veilige markt voor het afwikkelen van effectentransacties. Hierbij moet er een level playing field bestaan voor alle verschillende betrokken actoren.

De Commissie wil dit bereiken door samen met private partijen, regelgevers en wetgevers te komen tot:


- liberalisatie en integratie van effecten clearing en settlement systemen via vrije toegang tot dergelijke systemen en het wegnemen van grensoverschrijdende barrières;


- het toepassen van bestaand mededingingsrecht;


- een gemeenschappelijk regelgevings- en toezichtskader;


- geschikte governance arrangements.


- Het instellen van een "clearing and settlement advisory and monitoring group"; een groep samengesteld uit marktpartijen, toezichthouders en overheidsvertegenwoordigers met het oog op onderlinge afstemming van uiteenlopende soorten maatregelen van markt, fiscaliteit en op het gebied van eigendom en zekerheden, met als nevendoel de verbreding van het draagvlak voor die maatregelen.


- Het aannemen van een kaderrichtlijn, die overeenkomstig de Lamfalussy procedure zal worden uitgewerkt in lagere detailregelingen.


- Het instellen van groepen van experts teneinde de juridische en fiscale belemmeringen voor integratie te bestuderen, de situatie te evalueren en zo nodig methoden voor te stellen om tot een harmonisatie van nationale wetgevingen en/of procedures te komen. Deze experts zullen de Commissie adviseren in haar eventuele verdere harmonisatievoorstellen.


- Toepassen van standaard mededingingsrecht.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., betreft een mededeling

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité n.v.t.

Indien er al besloten zou worden tot het komen tot een richtlijn met comitologie bepalingen, zullen deze worden uitgewerkt binnen de Lamfalussy structuur op het gebied van effecten. Hierbij zal het European Securities Comittee (Europees Effecten Comité, ESC) als niveau 2 comité optreden.

Subsidiariteit en proportionaliteit: Strikt genomen niet van toepassing, betreft een mededeling.

Subsidiariteit:Als het tot vervolgvoorstellen leidt valt subsidiariteittoets vooralsnog positief uit. Artikel 49 en 95 van het EG verdrag bevatten respectievelijk het beginsel van vrij verkeer van diensten en het vergemakkelijken van het functioneren van de Interne Markt. De mededeling van de Commissie geeft aan dat belangrijke barrières door de marktpartijen zelf kunnen en moeten worden opgelost. Slechts op onderdelen waar ingrijpen van de Commissie volgens haar vereist is, wil zij gaan ingrijpen. Proportionaliteit: Vooralsnog valt de proportionaliteitstoets positief uit.

Een definitief oordeel over subsidiariteit en proportionaliteit is afhankelijk van de concrete Commissievoorstellen die volgen na de consultatie.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Dit is sterk afhankelijk van de richting die de Commissie op zal willen gaan nadat de reacties op de consultatie zijn ontvangen. Voor de rijksoverheid of decentrale overheid zullen hier waarschijnlijk geen financiële consequenties optreden. Wel is het agentschap van het ministerie van Financiën (verantwoordelijk voor de financiering van de schuld van de overheid en voor het beheer van de staatsschuld) een afnemer van clearing- en afwikkeldiensten.

Voor het bedrijfsleven is dit moeilijk te overzien. In ieder geval kan een mogelijke richtlijn administratieve consequenties hebben voor clearingsinstellingen en centrale effecten deposito's. Er zijn echter geen Nederlandse clearing en/of afwikkelinstellingen (het oude Nederlands Centraal Instituut voor Giraal Effectenverkeer BV is omgedoopt tot Euroclear Netherlands en maakt deel uit van het Belgische Euroclear concern). Voor burgers en voor het agentschap zijn er geen nadelige financiële of administratieve consequenties, de grensoverschrijdende dienstverlening zal juist goedkoper worden.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):nv.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

De Nederlandse belangen betreffen met name de belangen van de gebruikers van deze diensten, de professionele afnemers en de eindbeleggers. Hun belang is dat grensoverschrijdende aandelentransacties zo veilig en efficiënt mogelijk kunnen worden afgewikkeld. Het is dan ook duidelijk dat Nederland de Commissie steunt in het bereiken van haar doelstellingen.

Een goed werkend grensoverschrijdend effectenverkeer in Europa is van groot belang voor de Nederlandse economie. Goedkopere, efficiëntere en veiligere grensoverschrijdende afwikkeling van effectentransacties zal de interne kapitaalmarkt versterken. Dit zal in het voordeel zijn voor Nederlandse burgers en bedrijven.

Fiche 2: Mededeling: Het beheer van auteursrecht en naburige rechten in de interne markt

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: Het beheer van auteursrecht en naburige rechten in de interne markt


Datum Raadsdocument: 21 april 2004

Nr. Raadsdocument: 8628/04

Nr. Commissiedocument: COM (2004) 261

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Justitie i.o.m. EZ en OCW

Behandelingstraject in Brussel: n.v.t., het betreft een consultatiedocument (vgl. ook 8a).

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De inhoud van het auteursrecht en de naburige rechten is in verregaande mate geharmoniseerd. Dat geldt echter niet voor de wijze waarop deze rechten kunnen worden uitgeoefend. Met uitoefening wordt gedoeld op de regels t.a.v. de wijze waarop auteurs- en nabuurrechtelijk beschermd materiaal door of namens rechthebbenden aan gebruikers van dat materiaal overdragen dan wel in licentie geven om daar gebruik van te kunnen maken. Het auteursrecht en de naburige rechten kunnen individueel en collectief worden uitgeoefend. In het eerste geval vindt rechtstreeks contact plaats tussen individuele rechthebbenden en gebruikers van beschermd materiaal. In het tweede geval vindt contact met gebruikers plaats door tussenkomst van collectieve beheersorganisaties die daarbij in feite optreden namens de individuele rechthebbenden.

In de mededeling geeft de Commissie de resultaten weer van een door haar verrichte verkennende studie naar de verschillende wijzen waarop het individueel en collectief beheer van het auteursrecht en de naburige rechten in de lidstaten zijn vormgegeven en eventueel tot problemen voor het functioneren van de interne markt aanleiding geven. Dit met het oog op de totstandkoming van de informatiemaatschappij. De mededeling geeft een schets van het bestaande en in voorbereiding zijnde juridisch kader alsmede van de ontwikkelingen die zich momenteel in de markt voltrekken. Het betreft een consultatiedocument; belanghebbenden worden slechts uitgenodigd hun visie op het document kenbaar te maken.

Wat de individuele uitoefening van het auteursrecht en de naburige rechten betreft, wordt geconstateerd dat de wet- en regelgeving weliswaar van lidstaat tot lidstaat verschilt, maar dat dit niet tot problemen voor het naar behoren functioneren van de interne markt leidt die tot harmonisatie nopen.

Wat de collectieve uitoefening van het auteursrecht en de naburige rechten betreft, stelt de Commissie een richtlijnvoorstel in het vooruitzicht. Daarvan was al melding gemaakt in - het geprioriteerde deel van - het werkprogramma van het lopende jaar van de Commissie.

In de mededeling wordt al enigszins vooruitgelopen op de inhoud van dat voorstel. Het zal regels gaan bevatten, waaraan collectieve beheersorganisaties moeten voldoen. Kernbegrippen voor goed beheer van auteursrechten en naburige rechten middels collectieve beheersorganisaties zijn efficiëntie, transparantie, en verantwoordelijkheid. Daarbij zal een onderscheid worden gemaakt tussen regels die de relatie normeren tussen individuele rechthebbenden en collectieve beheersorganisaties enerzijds en collectieve beheersorganisatie en gebruikers van beschermd materiaal anderzijds. Het voorstel zal regels bevatten over de oprichting en status van collectieve beheersorganisaties. Verder zal het voorstel ook betrekking hebben op het interne en externe toezicht op collectieve beheersorganisaties (met inbegrip van geschillenbeslechtingsmechanismen).

In de mededeling wordt aangegeven dat collectief beheer een belangrijke rol speelt in alle lidstaten van de Europese Unie. De economische, sociale en cultuurpolitieke belangen die collectieve beheersorganisaties daarbij behartigen, worden onderstreept. Er wordt ruim aandacht geschonken aan de roep van met name commerciële gebruikers om communautaire licenties voor gebruik van beschermd materiaal in een on-line omgeving. Verschillende, in de markt tot ontwikkeling gekomen initiatieven om aan die vraag te voldoen, passeren daarbij de revue. Ook wordt in dit verband geconstateerd dat het eerder genoemde voorstel voor een richtlijn van groot belang is voor het naar behoren functioneren van de interne markt en het vrij verkeer van op het auteursrecht en de naburige rechten gebaseerde goederen en diensten in het bijzonder.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité:n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen. Het betreft een mededeling. Er kan nog geen uitspraak worden gedaan over de mogelijke financiële en andere consequenties voor Nederland van het richtlijnvoorstel dat in deze mededeling wordt aangekondigd.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

In de mededeling worden de inzichten van de Commissie met betrekking tot het beheer van auteursrecht en naburige rechten in de interne markt uiteengezet. De mededeling geeft een schets van het bestaande en in voorbereiding zijnde juridisch kader alsmede van de ontwikkelingen die zich momenteel in de markt voltrekken. Nederland staat in beginsel positief tegenover een eventueel voornemen om op EU-niveau tot een kader voor collectief beheer te komen. Een definitief standpunt kan echter pas bepaald worden als de voorstellen bekend zijn van de Commissie, die op basis van de uitkomst van het consultatieproces zullen worden geformuleerd.


- Fiche 3: Verordening betreffende Slovenië (elektriciteitsmarkt)

Titel:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de verordening (EG) nr. 1228/2003 betreffende datum waarop sommige bepalingen van toepassing worden op Slovenië


Datum Raadsdocument: 4 mei 2004

Nr Raadsdocument: 9170/04

Nr. Commissiedocument: COM(2004)309

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken

Behandelingstraject in Brussel: RWG Energie, VTE-raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het doel van verordening 1228/2003 is eerlijke regels te stellen voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en aldus concurrentie op de interne markt te bevorderen, zonder de specifieke kenmerken van nationale en regionale markten uit het oog te verliezen.

De republiek Slovenië heeft de Commissie gevraagd om de verordening zodanig aan te passen dat het de exploitatie van zijn congestiebeheersysteem aan de interconnecties met Oostenrijk en Italië tot 1 juli 2007 kan blijven handhaven.

Slovenië heeft volgens de Commissie redenen aangehaald die een overgangsregeling rechtvaardigen. Bovendien geeft de Commissie aan dat een overgangsperiode van een zeer gering belang is voor de werking van de interne elektriciteitsmarkt. De Commissie stelt voor om de elektriciteitsverordening zodanig te wijzigen dat artikel 6, lid 1 en de daarmee verbandhoudende bepalingen van de richtsnoeren pas vanaf 1 juli 2007 van toepassing zijn op Slovenië.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 95 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: neen

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief. Deze kwestie kan alleen op EU-niveau geregeld worden.

Proportionaliteit: positief, aangezien een verordening het geëigende middel is om een andere verordening te wijzigen.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:1juli 2004. Dit is niet haalbaar bij voorgestelde rechtsgrondslag (zie ook 14 a).

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland heeft geen directe inhoudelijke belangen bij het voorstel. Nederland kan instemmen met het voorstel.

De Juridische Dienst van de Raad heeft bezwaren gemaakt tegen de rechtsbasis. Rechtsbasis zou artikel 2.3 van het toetredingsverdrag en artikel 57 van de akte van toetreding moeten zijn. Het gaat immers om een overgangstermijn in het kader van de toetreding.

Indien art. 95 EG de grondslag van het artikel blijft, zal de co-decisieprocedure gevolgd worden, die veel tijd in beslag kan nemen. Indien het voorstel daarentegen op de door de Juridische Dienst van de Raad voorgestelde grondslag wordt aangenomen, volstaat een beslissing in de Raad met gekwalificeerde meerderheid en kan de datum van 1 juli wel gehaald worden.

Nederland kan instemmen met het voorstel van de Commissie, maar heeft een sterke voorkeur voor het wijzigen van de rechtsbasis in artikel 2 van het toetredingsverdrag en artikel 57 van de akte van toetreding. Indien deze wijziging niet doorgevoerd wordt, zal Nederland het voorstel echter niet blokkeren.


- Fiche 4: Richtlijn betreffende de toepassing van sommige bepalingen (elektriciteitsmarkt) op Estland

Titel:

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van sommige bepalingen op Estland


Datum Raadsdocument: 4 mei 2004

Nr Raadsdocument: 9193/04

Nr. Commissiedocument: COM (2004)318

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische zaken

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Energie, VTE-raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Tijdens de toetredingsonderhandelingen heeft Estland uitstel gekregen van de openstelling van de elektriciteitsmarkt voor grootverbruikers tot 31 december 2008. Na de ondertekening van de toetredingsakte op 16 april 2003 is het acquis op dit gebied aanzienlijk veranderd, als gevolg van de goedkeuring door Raad en EP van richtlijn 2003/54 voor een snellere opening van de markt. Naar aanleiding hiervan heeft Estland, naast de reeds toegestane uitzondering, ook gevraagd om een uitstel voor de openstelling van de elektriciteitsmarkt voor kleinverbruikers tot 31 december 2012. De verzoeken zijn gebaseerd op een geloofwaardig herstructureringsplan van de olieschaliesector dat tot 31 december 2012 loopt (olieschalie is de enige eigen energiebron van Estland). De investeringen in de olieschaliesector moeten worden gegarandeerd voor een periode die verder reikt dan 2008. Dit is alleen mogelijk indien de elektriciteitsmarkt geleidelijk open wordt gesteld voor concurrentie. Dit is de reden dat de Commissie instemt met een uitstel voor de volledig marktopening tot 31 december 2012

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 95 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: neen

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief. Deze kwestie kan alleen op EU-niveau geregeld worden.

Proportionaliteit: positief, aangezien een richtlijn het geëigende middel is om een andere richtlijn te wijzigen.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:1 juli 2004. Dit is niet haalbaar bij voorgestelde rechtsgrondslag (zie onder 14 a).

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland heeft geen directe belangen bij het voorstel. Nederland kan inhoudelijk instemmen met het voorstel. De Juridische Dienst van de Raad heeft bezwaren gemaakt tegen de rechtsbasis. Rechtsbasis zou artikel 2.3 van het toetredingsverdag en artikel 57 van de akte van toetreding moeten zijn. Het gaat immers om een overgangstermijn in het kader van de toetreding.

Indien art. 95 EG de grondslag van het artikel blijft, zal de co-decisieprocedure gevolgd worden, die veel tijd in beslag kan nemen. Indien het voorstel daarentegen op de door de Juridische Dienst van de Raad voorgestelde grondslag wordt aangenomen, volstaat een beslissing in de Raad met gekwalificeerde meerderheid en kan de datum van 1 juli wel gehaald worden. Nederland kan instemmen met het voorstel van de Commissie, maar heeft een sterke voorkeur voor het wijzigen van de rechtsbasis in artikel 2 van het toetredingsverdrag en artikel 57 van de akte van toetreding. Indien deze wijziging niet doorgevoerd wordt, zal Nederland het voorstel echter niet blokkeren.


- Fiche 5: Mededeling: Europees industriebeleid na de uitbreiding

Titel:

Mededeling: Aanmoedigen van Structurele Hervormingen, Europees industriebeleid na de uitbreiding


Datum Raadsdocument: 26 april 2004

Nr Raadsdocument: 8875/04

Nr. Commissiedocument: COM (2004)274 definitief

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken i.o.m. FIN, OCW en DEF

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Concurrentievermogen & Groei, Raad voor Concurrentievermogen

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In de mededeling worden vragen geadresseerd over hoe op de huidige structurele veranderingen binnen de Europese industrie vooruitgelopen en gereageerd kan worden. Aanleiding voor deze mededeling was in het bijzonder de zorg over deïndustrialisatie die in 2003 door de regeringsleiders van Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk werd geuit. De zorg over deïndustrialisatie is eveneens naar voren gebracht in conclusies van de Europese Raad in maart 2004.

In de mededeling wordt aangegeven dat de Europese industrie sterke punten kent, maar dat op een aantal belangrijke punten, zoals productiviteit, innovatie en uitgaven voor onderzoek, de prestaties te wensen overlaten. Beargumenteerd wordt dat, alhoewel er niet van een algemene deïndustrialisatie kan worden gesproken, er in Europa wel een doorlopend herstructureringsproces plaatsvindt. Hierbij verschuiven middelen en banen naar kennisintensieve activiteiten. Dit proces is voordelig, maar kan ook pijnlijk zijn, omdat het soms ten koste gaat van specifieke sectoren of regio's, terwijl de voordelen meer gespreid zijn. Bovendien speelt bij dit omschakelingsproces ook de concurrentie uit derde landen, zoals China en India, een rol.

In de mededeling wordt deïndustrialisatie in een historische context geplaatst. De werkgelegenheid is al jaren dalende, maar de productiviteit groeide, waardoor de industrie concurrerend blijft. Door processen als outsourcing, heeft afname van de industriële productie in totale toegevoegde waarde (BBP) geleid tot opbloei van gespecialiseerde dienstverleners die vaak nog sterke banden hebben met industrie. Deïndustrialisatie wordt niet als een bedreiging gezien; de opkomst van nieuwe markten (China en India) en de uitbreiding van de Europese Unie scheppen met name kansen voor het bedrijfsleven.

De uitbreiding van de Europese Unie biedt de Europese industrie belangrijke kansen op het gebied van investeringen, vaardigheden en nieuwe markten, maar hiervan kan alleen gebruik worden gemaakt als het herstructureringsproces niet door kunstmatige hinderpalen wordt belemmerd. Bovendien kan de uitbreiding er in sommige gevallen toe bijdragen productie, die anders naar Azië zou zijn verplaatst, binnen de EU te houden. De uitbreiding zal volgens de Commissie ook het concurrentievermogen bevorderen, omdat ondernemingen hun activiteiten tussen bestaande en nieuwe lidstaten kunnen verdelen en zo van de pluspunten en voordelen van de verschillende delen van de Unie kunnen profiteren.

Evenwel zijn er ook een aantal zorgwekkende ontwikkelingen aan de gang. Vooral de zwakke relatieve productiviteitsgroei van de Europese industrie t.o.v. de industrie in de Verenigde Staten. Het blijkt dat in de Verenigde Staten de regelgeving minder lasten veroorzaakt voor het bedrijfsleven dan in Europa het geval is, in het bijzonder op de markten voor producten. Studies wijzen ook uit dat de Verenigde Staten aantrekkelijker zijn voor hoogopgeleide arbeiders en onderzoekers. Doorgaans wordt dit als een grote zorg gezien. Bijvoorbeeld wordt in de farmaceutische industrie een toename van de 'brain drain' richting VS verwacht door de aanwezigheid van aanzienlijk hogere R&D budgetten aldaar.

Actie op communautair niveau moet volgens de Commissie met name op drie gebieden zijn gericht:


- Verbetering van het regelgevingsklimaat. De Commissie gaat verder met de uitvoering van haar actieplan voor een betere wetgeving en geeft daarbij aan te zullen letten op verbetering van de aanpak. Daarbij wordt gewezen dat bij de effectbeoordeling van nieuwe voorstellen meer rekening gehouden moet worden met aspecten betreffende het concurrentievermogen en dat een beter beeld gevormd moet worden van het cumulatief effect van regelgeving op specifieke industrieën.


- Betere inzet van diverse EU beleidsvelden ter ondersteuning van het concurrentievermogen. Daarbij dient volgens de Commissie het accent te liggen op beleidsvelden die de invoering en het gebruik van kennis stimuleren, de productiviteit bevorderen en die bedrijven helpen te innoveren. Het gaat daarbij met name om de beleidsvelden innovatie, onderzoek, interne markt, handel, werkgelegenheid, opleiding en regionale ontwikkeling.


- Ontwikkeling van een Europees industriebeleid voor specifieke sectoren in overleg met de belanghebbenden. Hierbij moet volgens de Commissie worden voortgebouwd op de resultaten die al in de farmaceutische industrie (G10), de lucht- en ruimtevaartindustrie (STAR 21), de scheepsbouw (Leadership 2015), zakelijke dienstverlening en textielindustrie zijn bereikt. Deze aanpak wil de Commissie uitbreiden tot nieuwe terreinen, zoals de automobielindustrie.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., het betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement:

N.v.t., het betreft een mededeling.

Instelling nieuw Comitologie-comité: nee

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t., het betreft een mededeling.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:

Gezien het hier gaat om een mededeling zonder concrete voorstellen zijn de mogelijke gevolgen voor ontwikkelingslanden nog onduidelijk.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Formuleren van industriebeleid is vooraleerst de verantwoordelijkheid van de lidstaten. De rol van de Commissie is ondersteunend door het aanbieden van analyses, vergelijkende studies, benchmarking, best practices, en door met de lidstaten kwantitatieve doelstellingen overeen te komen. De Europese instituties dienen er voor te zorgen dat Europese wet- en regelgeving niet schadelijk zijn voor de concurrentiekracht van de industrie.

Het valt op dat de Commissie er met deze mededeling duidelijk voor kiest om de concurrentiekracht van de industrie in haar beleid voorop te stellen. Met name acties gericht op betere regelgeving en op betere afstemming van horizontaal beleid spreken Nederland aan. De zorg van de Commissie over het gebrek aan productiviteitsgroei - met een negatief effect op de concurrentiepositie van de Europese industrie - wordt door Nederland gedeeld.

De Commissie kiest duidelijk voor de lijn: kijk naar kansen, in plaats van het blind staren op bedreigingen. Dit lijkt verstandig, maar laat onverlet dat er sprake is van een "sense of urgency" om werk te maken van structurele hervormingen. Mededingingsbeleid mag in dat verband dan ook prominenter op de agenda worden geplaatst, er moet veel meer concurrentie op de Europese markten komen. Verder valt op dat weinig tot geen aandacht wordt gegeven aan scholing en arbeidsmarkthervormingen. Dit laatste is mogelijk één van de meest fundamentele problemen.

Ten slotte verdient de sectorspecifieke aanpak die de Commissie voorstelt een nadere uitleg. De voorgestelde aanpak kan ertoe leiden dat teveel sturing wordt aangebracht. De aandacht voor sectoren in het Europese industriebeleid mag volgens Nederland ook niet leiden tot oneigenlijke steun aan bedrijven. Dit kan leiden tot ongewenste concurrentievervalsing. Het is wel goed dat in het beleid aandacht wordt gegeven aan de concurrentiepositie van afzonderlijke sectoren. De aanpak om in overleg met het bedrijfsleven de knelpunten binnen sectoren in kaart te brengen en te zorgen dat het industriebeleid ­ alhoewel horizontaal van aard ­ zo goed als mogelijk aansluit op de behoeften van sectoren wordt verwelkomd.