Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Financieel-Economische Zaken

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 23 juni 2004

Behandeld

Erik Sloot


Kenmerk


- FEZ-BZ 134/04

Telefoon


- 070-3485320


Blad


- 1/1

Fax


- 070-348 5549


Bijlage(n)


1


- erik.sloot@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording kamervragen overde wijziging van begrotingsstaten van het ministerie van Buitenlandse Zaken 2004.


-

Graag - bieden wiju hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld - - over de wijziging van begrotingsstaten van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze vragen werden ingezonden op donderdag 10 juni 2004 met als kenmerk - 04-buza-41.


- De Minister De Minister
van Buitenlandse Zaken, voor Ontwikkelingssamenwerking,

Dr. B.R. Bot A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Vragen en antwoorden naar aanleiding van de wijziging van begrotingsstaten van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Kamerstuknummer

:

29555

Vragen aan

:

Regering

Commissie

:

Buitenlandse Zaken

Nr

Vraag


1

Waarom is de kwaliteit van de toelichtingen zo verschillend? Op welke wijze bewaken de ministers eenvormigheid in de toelichting?

Antwoord

De eenvormigheid in de toelichting op de suppletore begroting wordt in beginsel bereikt door het respecteren van de Rijksbegrotingsvoorschriften van het ministerie van Financiën. Dat daarop een centrale eindredactie wordt gevoerd, spreekt voor zich. Ook worden alle toelichtingen inhoudelijk beoordeeld door de ambtelijke leiding en vervolgens door de bewindslieden. Dit alles dient om de kwaliteit van de toelichting op de suppletore begroting te waarborgen. Ook de toelichting op de onderliggende wijziging van begrotingsstaten van het ministerie van Buitenlandse Zaken 2004 heeft voornoemde kwaliteitstoets doorstaan.


2

Hoe groot was de vrijwillige bijdrage aan: de Global Alliance for Vaccines and Immunization (GAVI) en het United Nations Capital Development Fund (UNCDF)? Waarom worden deze vrijwillige bijdragen beëindigd? Welke effecten hebben deze beëindigingen voor de genoemde organisaties?

Antwoord-

De vrijwillige bijdragen aan GAVI worden niet beëindigd. Aan GAVI wordt voor de periode 2001-2005 EUR 81.680.438,88 bijgedragen in de vorm van een contributie aan Vaccine Trust Fund, beheerd door UNICEF. Daarnaast wordt aan UNICEF en WHO, elk een bedrag van EUR 18.151.208,65 toegekend ten behoeve van de versterking van zowel de capaciteit op landenniveau als van het GAVI-netwerk, de coördinatie van onderzoek en de ondersteuning van landen bij de aanschaf van vaccinstoffen en grondstoffen.Ook de Wereldbank krijgt een bijdrage voor GAVI-gerelateerde activiteiten, o.a. voor werk ten behoeve van financiële duurzaamheid.

De vrijwillige bijdrage aan UNCDF bedroeg in 2003 EUR 7.260.000,00. Conform de beleidsnotitie Aan Elkaar Verplicht en de motie Ferrier is ervoor gekozen om de bijdragen aan de grotere fondsen en programma's van de VN die een centrale rol spelen in de ontwikkelingsstrategie van de VN zoveel mogelijk te sparen. Zodoende wordt een versnippering van beleid en middelen voorkomen, hetgeen een efficiënte en effectieve besteding van de Nederlandse ontwikkelingsgelden, en daarmee ook het behalen van de MDG's, ten goede komt.

Door het wegvallen van de Nederlandse bijdrage wordt UNCDF in zijn activiteiten beperkt en komt de reeds eerder begonnen discussie over het voortbestaan van de organisatie in een stroomversnelling.


3

Welke overwegingen liggen ten grondslag aan het besluit het bedrag dat vrijgekomen is door de vervroegde aflossing van kapitaalmarktleningen door India (317 miljoen euro), uit te spreiden over de jaren 2005-2007?

Antwoord-

De regering houdt onverkort vast aan de afspraak uit het Hoofdlijnen Akkoord dat de hulp aan ontwikkelingslanden conform de ODA-definitie 0,8% van het BBP is en blijft. Volgens de regels van de OESO/DAC leiden de vervroegde aflossingen door India tot een lagere ODA-prestatie van ca. 0,72% in 2004. De regering heeft besloten deze daling van de ODA-prestatie volledig te compenseren binnen deze kabinetsperiode. Vanwege de algehele budgettaire problematiek in 2004 heeft de regering besloten om de compensatie uit te spreiden over de jaren 2005-2007. De ODA-uitgaven zullen in 2005-2007 worden verhoogd met EUR 317 mln wat in die jaren leidt tot ODA-prestaties boven de 0,8% BBP.

Overigens wordt aangetekend dat de ODA-uitgaven over 2004 op peil blijven. De aflossing van India leidt noch tot een bezuiniging noch tot een vergroting van de ruimte onder ODA in dit jaar.


4

a. Welke inspanningen zullen worden ondernomen ter compensatie van de daling van de ODA-prestatie over dit jaar naar ca. 0,72 % als gevolg van de versnelde aflossing door India?

b. Wanneer en bij welke gelegenheid is het besluit genomen om over te stappen van het algemene beleidsvoornemen om per jaar een ODA-prestatie van minimaal 0,8 % BNP te leveren naar het waarborgen van "een gemiddelde ODA-prestatie in deze kabinetsperiode van 0,8%"?

c. In hoeverre is de hier gegeven waarborg (van gemiddeld 0,8 % over deze kabinetsperiode) afhankelijk van de uiteindelijke lengte van de huidige kabinetsperiode?

Antwoord-

De regering houdt onverkort vast aan de afspraak uit het Hoofdlijnen Akkoord dat de hulp aan ontwikkelingslanden conform de ODA-definitie 0,8% van het BBP is en blijft. Dit betekent dat de regering in het kader van de Voorjaarsnota 2004 heeft besloten de daling van de ODA-prestatie als gevolg van de aflossing door India volledig te compenseren binnen deze kabinetsperiode. Daar toe zullen de ODA-uitgaven in de jaren 2005-2007 worden opgevoerd met een totaal bedrag van EUR 317 mln. Op deze manier wordt gedurende deze kabinetsperiode een gemiddelde ODA-prestatie van jaarlijks 0,8% gewaarborgd.

Tenslotte wordt opgemerkt dat Nederland in haar rapportages aan de OESO/DAC duidelijk zal maken dat de daling van de ODA-prestatie in 2004 louter het gevolg is van de vervroegde aflossing door India. Daarbij zal worden aangegeven dat deze daling geen gevolgen heeft voor de omvang van de ODA-uitgaven in 2004 en dat deze in de navolgende jaren volledig gecompenseerd wordt.


5


Betreft de 13,1 miljoen euro voor het Internationaal Strafhof (ICC) een incidentele verhoging van dit artikel? Waarom zijn de aanvullende opdrachten voor groot onderhoud niet eerder begroot? Wat zijn de aanvullende opdrachten voor groot onderhoud? Welke beleidsdoelstelling wordt hiermee behaald?

Antwoord-

Er is sprake van herfasering van kasreeksen. De incidentele verhoging wordt veroorzaakt door de volgende ontwikkelingen:


- De rechtzaal die in de tijdelijke huisvesting van het ICC wordt gerealiseerd wordt later opgeleverd dan in 2002 was voorzien. Toen werd ervan uitgegaan dat de rechtzaal eind 2003 zou worden opgeleverd. Het traject van programma van eisen, ontwerp, bestek en aanbesteding vergde echter meer tijd doordat er veelvuldig overleg moest plaatsvinden tussen BZ, Rgd en ICC over de wensen van het ICC ten aanzien van. de rechtszaal. Deze wensen zijn ook telkens beoordeeld in het licht van de Nederlandse verantwoordelijkheid als zetelstaat van het ICC, de budgettaire ruimte en het bod dat Nederland in 1998 heeft uitgebracht en dat op 25 september 2001 tijdens een bijeenkomst van de Preparatory Commission door Nederland nader is gespecificeerd. Volgens de huidige planning staat de oplevering gepland voor eind oktober 2004. Het project van de tijdelijke huisvesting wordt à fonds perdu gefinancierd. Dit betekent dat de Rijksgebouwendienst (Rgd) factureert op basis van werkelijk gemaakte kosten. Een vertraging in de oplevering van het project betekent derhalve een vertraging in de facturering van 2003 naar 2004, waardoor een verschuiving van de kasreeksen plaatsvindt (ca.12 mln. euro).


- In 2004 is 1 mln euro begroot voor 'groot onderhoud'. Het gaat om groot onderhoud in de zin van kwaliteitsverbeteringen van bestaande installaties gerekend naar de huidige kwaliteitsnormering: klimaatinstallatie, goederenlift en brandmeldinginstallatie. Deze noodzakelijke verbeteringen zijn bij het aangaan van de interne verhuurovereenkomst tussen BZ en Rgd niet voorzien, maar zijn gaandeweg geconstateerd. Aan de Rgd is overigens gevraagd in overleg te treden met de eigenaar van het pand teneinde de mogelijkheden van financiering door de eigenaar te bespreken. Argumenten zijn de huidige kwaliteitsnormen alsmede het gegeven dat deze investeringen een waardevermeerdering van het pand teweeg brengen. In het slechtste geval moet rekening worden gehouden met een negatieve reactie van de eigenaar waardoor BZ geconfronteerd wordt met een budgettaire last van 1 mln. euro.


- Een van de beleidsdoelstellingen van BZ is het realiseren van de tijdelijke huisvesting van het ICC, zodanig dat het ICC optimaal kan functioneren. De investeringen in de rechtszaal, de beveiliging, en in de hierbovengenoemde installaties passen binnen de verantwoordelijkheid die Nederland heeft als gastland van het ICC en vallen binnen de grenzen van het Nederlandse bod ten aanzien van de tijdelijke huisvesting van het ICC.


6

Is er al zicht op de realisatie van de nieuwbouw van het NAVO hoofdkwartier? Wat is de oorzaak van de vertragingen?

Antwoord

Uit het laatste tijdschema blijkt dat oplevering van het nieuwe NAVO hoofdkwartier in september 2011 wordt verwacht. De oorzaak van de vertragingen is tweeërlei. Enerzijds zijn er tegenslagen geweest bij de organisatie van het projectmanagement. Inmiddels is er bij de NAVO een nieuwe projectmanager aangesteld. Met de geselecteerde architect worden momenteel de laatste onderhandelingen gevoerd over het contract dat naar verwachting in juli zal worden ondertekend. Anderzijds blijft een project met 27 partijen (de NAVO-lidstaten en het secretariaat) een complexe en tijdrovende aangelegenheid, omdat consensus moet worden bereikt over de randvoorwaarden voor de nieuwe huisvesting, die ook onderdak zal bieden aan de vertegenwoordigingen van de lidstaten.


7

Hoe zag de verdeelsleutel bij de NAVO eruit en hoe ziet de herziening van de verdeelsleutel er nu uit? Waarom is overgegaan tot herziening van de verdeelsleutel?

Antwoord

De kostenverdeelsleutel van de negentien lidstaten die tot april dit jaar de NAVO vormden, is bij toetreding van de betreffende landen vastgesteld, enerzijds op basis van het bruto nationaal product (BNP) van die landen ten tijde van hun toetreding, en anderzijds als een resultaat van een onderhandelingsproces. (De bijdrage van de VS heeft een zgn. cap, zoals in wel meer internationale organisaties het geval is.)

Actualisering aan de hand van economische ontwikkelingen heeft nooit plaatsgevonden, waardoor de bijdrage van landen niet meer gerelateerd is aan de huidige omvang van hun economie. Herziening van de systematiek ligt in de rede teneinde onevenwichtigheden te corrigeren en in de toekomst te voorkomen.

Bij de toetreding van zeven nieuwe lidstaten in april 2004, is dan ook een begin gemaakt met de herziening van de kostenverdeelsleutel. Dit houdt onder meer in dat bij de vaststelling van de sleutel voor deze nieuwe leden gebruik wordt gemaakt van vergelijkende cijfers op basis van het huidige bruto nationaal inkomen (GNI) van die landen. Inmiddels wordt bezien of deze methodiek in grote lijnen ook kan worden toegepast op alle andere lidstaten.


8

Wat is de meerjarige doorwerking van de verhoging met 89 miljoen euro op artikelonderdeel 6.1? Welke beleidsdoelstellingen worden met deze verhoging beoogd?

Antwoord

De verhoging in 2004 komt ten goede aan de prioritaire sectoren 'basic education', water, milieu, HIV Aids en reproductieve gezondheidszorg. De verhoging past daarmee binnen de beleidsdoelstellingen zoals vastgelegd in Aan Elkaar Verplicht. De meerjarige doorwerking van de verhoging zal nader worden toegelicht in de ontwerp Begroting 2005.


9

Is Nederland het enige land dat bezuinigt op de bijdrage aan VN-instellingen? Leidt het bezuinigen op de bijdrage tot minder invloed op het beleid van de VN-instellingen? Wat is het gevolg van deze bezuinigingen op de beleidsdoelstellingen voor 2004?

Antwoord-

Neen, er zijn ook andere landen die in 2004 lagere bijdragen aan bepaalde VN-instellingen leveren. De verlaging van bijdragen is selectief en varieert per instelling. Zo hebben Japan en Denemarken hun bijdragen aan UNFPA in 2004 verlaagd. Noorwegen heeft zijn bijdrage aan UNCDF gehalveerd. Over het geheel genomen lijk de algemene vrijwillige bijdragen aan de VN-organisaties te stijgen ten opzichte van 2003. De cijfers die voorhanden zijn, zijn echter gebaseerd op toezeggingen voor 2004.

Grote donoren hebben meer invloed op het beleid van een instelling dan donoren die een kleine of geen bijdrage leveren. Aangezien Nederland, ook na verlaging van bijdragen aan een aantal VN-organisaties, nog steeds een van de grootste donoren van vrijwillige bijdragen aan de VN is er geen sprake van een algemeen verlies aan invloed. Naast bijdragen zijn ook factoren, zoals de inhoudelijke bijdrage van Nederland op het beleid van de VN en het behoren tot een belangrijke groep, zoals de EU, van belang.

De bezuinigingen hebben geen gevolgen voor het bereiken van de Nederlandse beleidsdoelstellingen. Deze worden bereikt hetzij door een intensivering van het bilaterale kanaal, hetzij door middel van bijdragen aan organisaties die naar mijn oordeel effectiever zijn in het bereiken van een bepaalde doelstelling.


10

Welk deel van de bijdrage aan het Global Fund to Fight Aids, Tuberculose en Malaria (GFATM) gaat naar de bestrijding van HIV/Aids, welk deel naar de bestrijding van tuberculose en welk deel naar de bestrijding van malaria?

Antwoord-

Van de ruim USD 2,1 miljard die het Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria tot op heden heeft gecommitteerd, gaat 57% naar de bestrijding van HIV/Aids, 23% naar de bestrijding van malaria, 15 % naar de bestrijding van tuberculose en 5% ten behoeve van gecombineerde Aids/TB programma's.


11

Met welk doel worden de verplichtingen verhoogd voor het Programma Uitzending Managers (PUM) in beleidsartikel 12? Waarom waren deze verplichtingen niet reeds in de begroting 2004 opgenomen?

Antwoord

De externe evaluatie van het PUM eind 2002 deed aanbevelingen voor terugdringing van de administratieve lastendruk. Eén van de aanbevelingen was om te komen tot een meer gestroomlijnde subsidiebeschikking met het Ministerie van Economische Zaken, dat aan de Stichting PUM subsidies verstrekt voor activiteiten in Midden- en Oost-Europa. Hierbij werd aanbevolen om te komen tot een meerjarige subsidie, in plaats van een jaarlijkse toekenning, zoals tot op dat moment het geval was.

Bij het indienen van de begroting 2004 bestond er met EZ en PUM nog geen definitieve overeenstemming over vorm en inhoud van de nieuwe subsidiebeschikking aan het PUM. Daarom is in de begroting in eerste instantie rekening gehouden met een verplichting voor één jaar, zoals ook in voorgaande jaren het geval was. Inmiddels is er echter wel overeenstemming bereikt, waardoor nu in 2004 een verplichting ontstaat van vier maal de jaarsubsidie.


12

Kunt u een nadere toelichting geven op de "gebleken aanloopvertraging" bij PSOM?

Antwoord

Alvorens de eerste openbare aanbestedingen onder het nieuwe PSOM programma konden worden gelanceerd (bij PSOM dienen bedrijven voorstellen in via een openbare aanbesteding), moest met elk PSOM-land een Memorandum of Understanding (MoU) worden afgesloten. Het afsluiten van de MoU's heeft langer geduurd dan van te voren was ingeschat (feitelijk tussen de 2 en 10 maanden i.p.v. een verwacht gemiddelde van 3 maanden). Daardoor kon de eerste aanbesteding in mei 2003 slechts voor 3 landen worden opengesteld. Daarna zijn er nog twee aanbestedingsrondes gehouden in september en november, naarmate meer landen een MoU hadden getekend. Uiteindelijk is in 2003 voor 12 landen aanbesteed. Voor de overige 4 landen zijn de eerste aanbestedingen pas 2004 opengesteld. Hierdoor zijn in 2003 minder verplichtingen aangegaan, dan waarvoor financiële ruimte was. Dit leidt tot een vertraging in de uitgaven in 2004 en 2005.


13

Welke consequentie heeft de structurele verhoging met 2 miljoen euro ten behoeve van de Strategische Faciliteit voor Mensenrechten en Goed Bestuur (FSA) voor de beleidsdoelstellingen van beleidsartikel 13?

Antwoord

Geen. De Strategische Faciliteit voor Mensenrechten en Goed Bestuur (FSA) is per 1 januari 2004 ten dele voortgekomen uit het Programma Kleine Projecten (PKP). Het PKP is altijd gefinancierd onder beleidsartikel 13. Hoewel de faciliteit ten behoeve van de doelstellingen van beleidsartikel 4 is ingesteld, is om administratieve redenen besloten dit jaar de financiering onder artikel 13 te handhaven. In de nieuwe begrotingstructuur van Buitenlandse Zaken, die een thematische indeling kent, zal de faciliteit weer gefinancierd worden onder het geëigende begrotingsartikel.


14

Kunt u de waarborg geven dat met de nu voorgestelde verhoging van artikel 14.5 de verdere ontwikkeling, feitelijke bouw en ingebruikname van het nieuwe visum-informatiesysteem zonder noemenswaardige nieuwe overschrijdingen afgerond kunnen worden?

Antwoord

De nu voorgestelde verhoging is gebaseerd op de gegevens die op dit moment bekend zijn. Er kunnen zich uiteraard gaande de realisatie nog altijd ontwikkelingen voordoen, bijvoorbeeld m.b.t. Europese regelgeving en met name de toepassing van biometrie, die kunnen leiden tot extra kosten. Eventuele extra kosten zullen binnen de BZ-begroting worden gedekt.


15

Welke technische mutaties worden bedoeld bij de verhoging van artikel 18.1 met 10 miljoen euro? Hoe verhoudt zich deze mutatie tot de technische mutatie bij de uitgaven waarover in de toelichting bij de ontvangsten een melding gemaakt wordt (een verhoging van 5 miljoen euro)? Betreft deze verhoging van 10 miljoen euro bij de uitgaven een structurele bijtelling? Zo ja, wat is de meerjarige verwerking van deze mutatie?

Antwoord

De technische mutaties betreffen enerzijds een structurele ophoging van ¤ 5 mln vanwege het feit dat consequent de zogenaamde (retour)ontvangsten niet meer ten gunste van dit uitgavenartikel worden geboekt maar als ontvangst (zie ontvangstenartikel 18.20) worden verantwoord conform de comptabele regelgeving, waardoor een zogenaamd "desalderingseffect" optreedt met het uitgavenartikel 18. Anderzijds is sprake van een incidentele ophoging van ¤ 5 mln als gevolg van het koerseffect voor non-oda voortvloeiend uit de lagere dollarkoers versus de gehanteerde corporate rate. Dit incidentele koerseffect wordt eveneens verantwoord op het ontvangstenartikel 18.20 (Algemeen) onder een gelijktijdige ophoging (desaldering) van het uitgavenartikel 18 (Algemeen).


16

Waarom zijn de prijsbijstellingen nog niet over de begrotingsartikelen verdeeld?

Antwoord

De prijsbijstellingen (het totaal aan loon-en prijsbijstellingen bedraagt ¤ 11,892 mln) zijn wel verdeeld over de daarvoor in aanmerking komende begrotingshoofdstukken en begrotingsartikelen conform het overzicht op pagina 17.


17

Kunt u inzicht geven in de verdeling van de 10 miljoen euro voor extra personele en materiële investeringen in gebouwen vanwege de veiligheid?

Antwoord

Voor de personele beveiliging van posten gaat het om een bedrag van ¤ 3,9 mln (inclusief overloop facturen ex 2003 ad ¤ 0,530 mln) verdeeld over de posten Amman, Sana'a, Nairobi, Algiers, Jakarta, Paramaribo, Islamabad, Riyad, Kabul en Bagdad. Voor materiële investeringen op het departement (o.a. uitbreiding nachtploeg, extra surveillance, nieuw toegangssysteem) is een bedrag van ¤ 2,7 mln uitgetrokken.Voor de diverse posten (ambassades en consulaten-generaal) worden diverse extra materiële investeringen gepleegd ten bedrage van ¤ 3,4 mln voor o.a. aanschaf gepanterserde dienstauto's, detectiepoortjes, scherfwerend folie op ramen etc.)


18

Kunt u de incidentele mutaties op artikel 8.1 van in totaal 8 miljoen euro nader specificeren?

Antwoord

De specificatie van ¤ 8 mln incidenteel luidt als volgt:

Pensioenvoorziening lokaal personeel ¤ 3,0 mln

Voorlichtingsuitgaven (Europavoorlichtingen overloop facturen ex 2003)¤ 1,7 mln

Huurlasten Rijksgebouwendienst(incidenteel 1e kwartaal )¤ 0,3 mln

Diverse verbouwingskosten departement¤ 1,5 mln

Nieuw reisdeclaratiesysteem ¤ 0,5 mln

Bijdrage aan BZK inzake Cryptofaciliteit ¤ 0,6 mln

Projectkosten Consolideren Verdragen ¤ 0,4 mln