Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AO7046 Zaaknr: 02116/03 E


Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage Datum uitspraak: 22-06-2004
Datum publicatie: 23-06-2004
Soort zaak: straf -
Soort procedure: cassatie

22 juni 2004
Strafkamer
nr. 02116/03 E
SG/IV

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 17 juli 2003, nummer 20/003161-02, in de strafzaak tegen:
, geboren te op 1966, wonende te .


1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - behalve ten aanzien van de strafoplegging - met aanvulling van de gronden bevestigd een bij verstek gewezen vonnis van de Economische Politierechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 12 juli 2002, waarbij de verdachte is veroordeeld ter zake van "overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 5, eerste lid van de Wet goederenvervoer over de weg". Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van tweeduizend euro, subsidiair veertig dagen hechtenis, waarvan duizend euro voorwaardelijk, subsidiair twintig dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren.


2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.L.A. Klaassen, advocaat te Rosmalen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.


3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat art. 3, tweede lid onder a, Besluit goederenvervoer over de weg in het onderhavige geval geen toepassing vindt.

3.2. Het Hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte: "op 7 september 2001 te 's-Hertogenbosch, met een vrachtauto, voorzien van het kenteken , over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Rijksweg A2, binnenlands beroepsvervoer heeft verricht zonder een daartoe strekkende vergunning."

3.3. Het Hof heeft omtrent de strafbaarheid van het bewezenverklaarde nader overwogen:
"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte betoogd -kort samengevat- dat in het onderhavige geval de uitzonderingsbepaling van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a van het Besluit goederenvervoer over de weg van toepassing is, aangezien sprake was van het vervoer bij de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1 (oud), eerste lid van de Wet milieubeheer, die vrijkomen uit percelen waar zodanige stoffen geregeld in particuliere huishoudens ontstaan. Het vorenstaande brengt met zich dat artikel 5, eerste lid van de Wet goederenvervoer over de weg -inhoudende het verbod om binnenlands beroepsvervoer te verrichten zonder een daartoe strekkende vergunning- in casu niet van toepassing is.
De raadsman heeft op deze grond geconcludeerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde dan wel tot ontslag van alle rechtsvervolging wegens de niet strafbaarheid van het feit.

Het hof is van oordeel dat dit verweer, indien juist, leidt tot ontslag van alle rechtsvervolging wegens de niet strafbaarheid van het feit, zodat het hof dit verweer op deze plaats zal behandelen.

Gelet op de aard van de door de verdachte vervoerde afvalstoffen, te weten afvalstoffen die waren vrijgekomen bij de verbouwing van de woning van de familie , in het bijzonder bestaande uit puin, hout en gipsplaten blijkens de handgeschreven aantekening van [betrokkene
1] op de aan hem gerichte brief van de raadsman van de verdachte, welke brief is gedateerd 27 juni 2003, is het hof van oordeel dat hier geen sprake is geweest van het vervoer bij de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen, die vrijkomen uit percelen waar zodanige stoffen geregeld in particuliere huishoudens ontstaan als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a van het Besluit goederenvervoer over de weg. Het verweer wordt daarom verworpen."


3.4.1. Art. 5, eerste en vierde lid, Wet goederenvervoer over de weg luidt als volgt:
"1. Het is verboden binnenlands beroepsvervoer te verrichten zonder een daartoe strekkende vergunning.

2. (...)

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen vormen van beroepsvervoer worden aangewezen, waarop de in het eerste en derde lid bedoelde verboden niet van toepassing zijn."

3.4.2. Art. 3, tweede lid onder a, Besluit goederenvervoer over de weg luidt als volgt:
"1. (...)

2. Artikel 5, eerste en derde lid, en artikel 15, eerste lid, van de wet zijn niet van toepassing op:
a. vervoer bij de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen, die vrijkomen uit percelen waar zodanige stoffen geregeld in particuliere huishoudens ontstaan;
b. (...)"


3.4.3. De Nota van Toelichting bij het Besluit goederenvervoer over de weg houdt, voorzover hier van belang, het volgende in: "Het in artikel 2 bedoelde vervoer, waaraan uitsluitend een algemeen maatschappelijk doel ten grondslag ligt, geschiedt niet tegen vergoeding, zodat het van rechtswege niet vergunningplichtig is. (...) Een algemeen maatschappelijk doel ligt eveneens ten grondslag aan de in artikel 3 genoemde soorten vervoer. Deze kunnen echter daarnaast ook een commercieel belang hebben. Ten aanzien van de in dit artikel genoemde soorten vervoer kan nog het volgende worden opgemerkt. Het betreft hier de reeds in het op grond van de WAG geldende uitvoeringsbesluit van de vergunning- en inschrijvingsplicht uitgezonderde categorieën, zoals deze voorkwamen in artikel 2, derde lid, onderdelen (...) i (vervoer bij de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen)"

3.4.4. Art. 2, derde lid onder i, Uitvoeringsbesluit autovervoer goederen 1988 luidde destijds als volgt:
"Artikel 4 en artikel 59, eerste lid, van de wet zijn niet van toepassing op:
(...)
i. vervoer bij de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen, die vrijkomen uit percelen waar zodanige stoffen geregeld in particuliere huishoudens ontstaan;
(...)"

3.4.5. De Nota van Toelichting bij het Uitvoeringsbesluit autovervoer goederen 1988 houdt, voorzover hier van belang, het volgende in: "Op grond van de Afvalstoffenwet (Aw) zijn gemeenten uitdrukkelijk verantwoordelijk voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Deze in onderdeel i bedoelde afvalstoffen, die afkomstig zijn uit particuliere huishoudens, bestaan uit zowel het > huishoudelijke afval als uit het grof huisafval. Kenmerk van het > huishoudelijke afval is het geregeld vrijkomen daarvan uit particuliere huishoudens in beperkte afmeting en/of massa, terwijl met het grof huisafval uit particuliere huishoudens afvalstoffen worden aangeduid die te groot of te zwaar zijn om op dezelfde wijze als het > huishoudelijk afval te worden aangeboden aan de reguliere, minstens één keer per week opererende inzameldienst."

3.5. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de onder 3.4.2 weergegeven uitzonderingsbepaling beperkt moet worden opgevat en slechts betrekking heeft op het vervoer van die huishoudelijke afvalstoffen waarvoor een op de gemeente rustende wekelijkse inzamelplicht bestaat, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde feit was neergelegd in art. 10.11, eerste lid, Wet milieubeheer. Daartoe behoort niet het bij de verbouwing van een woning vrijkomende sloopafval, zoals het puin, het hout en de gipsplaten als waarvan hier sprake is. 's Hofs door het middel bestreden oordeel is dan ook juist. Daarom faalt het middel.


4. Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.


5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 22 juni 2004 .
Mr. Koster is buiten staat dit arrest te ondertekenen.


*** Conclusie ***

Nr. 02116/03 E
Mr Machielse
Zitting 30 maart 2004

Conclusie inzake:


1. Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft op 17 juli 2003 behoudens wat betreft de strafoplegging en de strafmotivering het vonnis van de Economische Politierechter te 's-Hertogenbosch van 12 juli 2002 bevestigd, onder aanvulling met een nadere overweging omtrent de strafbaarheid van het bewezenverklaarde. De politierechter had verdachte veroordeeld voor overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 5, eerste lid van de Wet goederenvervoer over de weg. Het hof heeft de straf bepaald op EUR 2000,00 waarvan EUR 1000,00 voorwaardelijk.


2. Mr. R.L.A. Klaassen, advocaat te Rosmalen, heeft cassatie ingesteld en een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie.


3.1. Het middel klaagt dat het hof ten onrechte de uitzonderingsbepaling van art. 3 lid 2, aanhef en onder a van het Besluit goederenvervoer over de weg niet van toepassing heeft geacht. Het gaat om het vervoer over de weg van een container met sloopafval afkomstig uit een woning van een particulier, welk vervoer verdachte met zijn vrachtwagen heeft verricht.

3.2. Het hof heeft in zijn arrest het volgende overwogen over een verweer met de strekking dat verdachte niet kon worden veroordeeld omdat voor het vervoer dat verdachte uitvoerde geen vergunning nodig was:

"Nadere overweging omtrent de strafbaarheid van het bewezen verklaarde Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte betoogd -kort samengevat- dat in het onderhavige geval de uitzonderingsbepaling van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a van het Besluit goederenvervoer over de weg van toepassing is, aangezien sprake was van het vervoer bij de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1 (oud), eerste lid van de Wet milieubeheer, die vrijkomen uit percelen waar zodanige stoffen geregeld in particuliere huishoudens ontstaan. Het vorenstaande brengt met zich dat artikel 5, eerste lid van de Wet goederenvervoer over de weg -inhoudende het verbod om binnenlands beroepsvervoer te verrichten zonder een daartoe strekkende vergunning- in casu niet van toepassing is.
De raadsman heeft op deze grond geconcludeerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde dan wel tot ontslag van alle rechtsvervolging wegens de niet strafbaarheid van het feit.

Het hof is van oordeel dat dit verweer, indien juist, leidt tot ontslag van alle rechtsvervolging wegens de niet strafbaarheid van het feit, zodat het hof dit verweer op deze plaats zal behandelen.

Gelet op de aard van de door de verdachte vervoerde afvalstoffen, te weten afvalstoffen die waren vrijgekomen bij de verbouwing van de woning van de familie , in het bijzonder bestaande uit puin, hout en gipsplaten blijkens de handgeschreven aantekening van [betrokkene
1] op de aan hem gerichte brief van de raadsman van de verdachte, welke brief is gedateerd 27 juni 2003, is het hof van oordeel dat hier geen sprake is geweest van het vervoer bij de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen, die vrijkomen uit percelen waar zodanige stoffen geregeld in particuliere huishoudens ontstaan als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a van het Besluit goederenvervoer over de weg. Het verweer wordt daarom verworpen."


3.3. Artikel 3 van het Besluit goederenvervoer over de weg(1) heeft, voor zover van belang, de volgende inhoud:

"Art. 3. (...)

2. Artikel 5, eerste en derde lid, en artikel 15, eerste lid, van de wet zijn niet van toepassing op:
a. vervoer bij de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen, die vrijkomen uit percelen waar zodanige stoffen geregeld in particuliere huishoudens ontstaan;"


3.4. Dit Besluit is de opvolger van het Uitvoeringsbesluit autovervoer goederen(2) en verwijst ook voor de uitleg van de uitzonderingen op de vergunnings- en inschrijvingsverplichtingen naar dat Uitvoeringsbesluit.(3) Artikel 2 lid 3 onder i Uitvoeringsbesluit kende letterlijk dezelfde uitzondering op de vergelijkbare verplichtingen van de Wet Autovervoer Goederen. Die uitzondering is in de Nota van toelichting op het Uitvoeringsbesluit als volgt toegelicht:

"Op grond van de Afvalstoffenwet (Aw) zijn gemeenten uitdrukkelijk verantwoordelijk voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Deze in onderdeel i bedoelde afvalstoffen, die afkomstig zijn uit particuliere huishoudens, bestaan uit zowel het "gewone" huishoudelijke afval als uit het grof huisafval. Kenmerk van het "gewone" huishoudelijke afval is het geregeld vrijkomen daarvan uit particuliere huishoudens in beperkte afmeting en/of massa, terwijl met het grof huisafval uit particuliere huishoudens afvalstoffen worden aangeduid die te groot of te zwaar zijn om op dezelfde wijze als het "gewone" huishoudelijk afval te worden aangeboden aan de reguliere, minstens één keer per week opererende inzameldienst."

En:

"Voorts dient er geen misverstand over te bestaan dat de zorgplicht van gemeenten zich in geen geval uitstrekt tot het inzamelen van bedrijfsafval. Voor het vervoer (inclusief het laden en lossen) daarvan geldt de inschrijvings- of vergunningsplicht ingevolge de WAG. Onder bedrijfsafval wordt thans verstaan afvalstoffen die ontstaan bij bedrijfsmatige activiteiten ongeacht of deze naar aard en/of samenstelling overeenkomen met huishoudelijke afvalstoffen uit particuliere huishoudens. Dit zijn onder andere: bouw- en sloopafval, zuiveringsslib, agrarisch afval, ziekenhuisafval en verbrandingsresten en afvalverbranding, kolenconversie en kolenstoken, kantoor-, winkel- en dienstenafval, alsmede autowrakken."

En:

"Het vorenstaande komt er op neer dat er thans een regeling wordt getroffen waarbij een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen huishoudelijke afvalstoffen enerzijds en bedrijfsafval anderzijds. Daarbij is het vervoer van afvalstoffen uit particuliere huishoudens vrij van vergunning- of inschrijvingsplicht en het vervoer van bedrijfsafval vergunning- c.q. inschrijvingsplichtig."


3.5. Uit het vorenstaande maak ik op - zij het met een zekere schroom omdat ook deze regelgeving weer geen voorbeeld van duidelijkheid en helderheid is, zoals wel meer geconstateerd kan worden met betrekking tot wetgeving die te maken heeft met economische ordening en milieu - dat bouw- en sloopafval niet tot het huishoudelijk afval wordt gerekend; dat dit afval afkomstig is uit een particulier huis wil nog niet zeggen dat het is ontstaan in een huishouden. Onduidelijk is de verwijzing in de toelichting naar de 'bedrijfsmatige activiteiten' maar ik meen dat daaronder in dit geval te verstaan is een activiteit die geen onderdeel van het huishouden uitmaakt of daarmee in een noodzakelijk verband staat. Deze uitleg spoort ook met de regeling waarnaar de Nota van toelichting op de Uitvoeringsregeling verwijst, de Afvalstoffenwet(4) en de daarop gebaseerde regelgeving. De Afvalstoffenwet (Aw) droeg in art. 2 lid 1 de gemeenteraad op regels op te stellen over het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Artikel 1 lid 4 van de Afvalstoffenwet (Aw) voorzag in de mogelijkheid dat bij AmvB nader werd vastgesteld wat onder huishoudelijke afvalstoffen zou moeten worden verstaan. De Memorie van toelichting op art. 1 Aw gaf te kennen dat het definiëren van het begrip 'huishoudelijke afvalstoffen' een moeilijke klus was, maar dat het begrip in het spraakgebruik vrij vast is omlijnd:

"Bedoeld zijn hier die afvalstoffen die thans één- of tweemaal per week huis aan huis door een van overheidswege georganiseerde inzameldienst worden opgehaald en welke worden aangeboden in vuilnisemmers of plasticzakken. De in de huishoudens vrijkomende grove afvalstoffen zoals afgedankte ijskasten, oud meubilair e.d. worden niet onder de huishoudelijke afvalstoffen begrepen doch kunnen op grond van artikel 173 van het wetsontwerp hiermede wél gelijk gesteld worden. Naar mag worden aangenomen zal hantering van het begrip huishoudelijke afvalstoffen dan ook in het kader van dit wetsontwerp en van de daarop gebaseerde wettelijke regelingen over het algemeen geen probleerm opleveren."(5)


3.6. Artikel 17 Aw bood de mogelijkheid bepaalde categorieën afval met huishoudelijk afval gelijk te stellen als deze naar aard of herkomst met huishoudelijk afval overeenkomen. Van die mogelijkheid was in 1979 gebruik gemaakt toen grof huisvuil met huishoudelijk afval gelijk werd gesteld.(6) Volgens de toelichting op het besluit was te denken aan afvalstoffen die te groot of te zwaar zijn om op dezelfde wijze als huishoudelijke afvalstoffen te worden aangeboden aan de inzameldienst. Gedacht werd aan afgedankte koelkasten, meubilair, woningtextiel, fietsen, tuinafval. Tot slot wijs ik in dit verband nog op de Circulaire inzake de wekelijkse inzameling van huishoudelijke afvalstoffen die onder punt 3 het volgende inhoudt:

"3.2. Onder huishoudelijke,afvalstoffen worden begrepen die afvalstoffen, die geregeld in particuliere huishoudens in beperkte omvang vrijkomen, zoals; schillen, verpakkingen enz.."(7)


3.7. Bovenstaande regelingen en hun geschiedenis doen vermoeden dat huishoudelijke afvalstoffen worden gekenmerkt door hun afkomst, te weten uit huishoudens, maar ook door hun aard, te weten samenhangend met het huishouden. Vandaar ook de nadruk op het 'geregeld' vrijkomen van deze afvalstoffen. Dergelijke afvalstoffen hóren bij huishoudens en worden daar met een zekere regelmaat geproduceerd. Wanneer dit soort afvalstoffen evenwel niét in een huishouden worden geproduceerd maar bijvoorbeeld in een bedrijfsrestaurant dan is de definitie weer niet van toepassing.(8) Evenmin is tot het huishoudelijk afval te rekenen het afval dat incidenteel door een leefeenheid wordt afgescheiden, geen verband met het huishouden heeft en daarom ook niet tot het grof vuil gerekend kan worden. Puin dat vrijkomt bij verbouwingen en sloop is daarom naar mijn mening geen huishoudelijk afval, zelfs als het afkomstig is uit een particuliere woning. Puin pleegt namelijk niet vrij te komen in huishoudens.(9)


3.8. Naar mijn mening heeft het hof geen blijk gegeven van een verkeerde uitleg van art. 3 van het Besluit goederenvervoer over de weg.
Daarom faalt het middel.


4. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden


1 Besluit van 27 april 1992, Stb. 1992, 197.
2 Besluit van 2 mei 1988, houdende regels ter uitvoering van de Wet Autovervoer Goederen, Stb. 1988, 209.

3 Nota van toelichting, Stb. 1992, 197, p. 28.
4 Wet van 23 juni 1977, Stb. 455, opgegaan in de Wet milieubeheer.
5 Kamerstukken II 1974-1975, 13364, nr. 3, p. 38.
6 KB van 16 mei 1979, Stb. 297.

7 S & J Bijlagen Afvalstoffenwet, deel 147 III 1988, p. 489.
8 Zie Prof. mr. Drs. F.C.M.A. Michiels, De Wet milieubeheer, 2003, p.133/134. Opmerkelijk is dat de Wet milieubeheer in art. 1 huishoudelijke afvalstoffen omschrijft als afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens zonder de eis te stellen dat het stoffen zijn die 'geregeld' daar geproduceerd worden. Maar omdat het Besluit goederenvervoer over de weg zoals hiervoor uiteengezet is gelinkt aan de Afvalstoffenwet ligt het in de rede zich te oriënteren op de laatstgenoemde wet en niet op de nieuwe Wet milieubeheer.
9 Ik wijs er in dit verband nog op dat een blik achter de papieren muur leert dat het gaat om een afzetcontainer van 15m3 (bijlage bij het proces-verbaal van de Rijksverkeersinspectie), hetgeen toch wat anders is dan wat gewoonlijk onder een 'huisafvalcontainer' wordt begrepen waarvan verdachte in appel sprak.