INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS

Meer zittenblijvers in westelijke provincies

Leerlingen uit de westelijke provincies doorlopen het voortgezet onderwijs met meer vertraging dan gemiddeld in Nederland. In de bovenbouw van de gemengde en theoretische leerweg van het vmbo in Noord-Holland doorloopt bijvoorbeeld 81 procent het onderwijs zonder vertraging. Terwijl in Limburg en Overijssel negen van de tien leerlingen dit lukt. In het algemeen lopen bovenbouwleerlingen in Limburg, Noord-Brabant, Overijssel en Zeeland relatief weinig vertraging op.

De Inspectie van het Onderwijs publiceert jaarlijks informatie over examenresultaten, zittenblijven en leerlingstromen in het voortgezet onderwijs. De gemiddelde examencijfers en andere gegevens over het schooljaar 2002/2003 staan nu op de website www.onderwijsinspectie.nl. De informatie is terug te vinden bij alle vestigingen van de scholen op de zogenaamde kwaliteitskaart naast eventuele rapporten over de betreffende school.

Bij de gegevens over zittenblijvers maakt de inspectie onderscheid tussen onder- en bovenbouw in het voortgezet onderwijs. In de eerste drie schooljaren loopt in de verschillende onderwijssoorten gemiddeld maar twee tot vier procent van de leerlingen vertragingen op (zie tabel 1). De regionale verschillen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs zijn groter (zie tabel 2). In de bovenbouw nemen we een meer dan gemiddelde vertraging waar in Noord- en Zuid-Holland. Bij havo en vwo is het rendement in de drie noordelijke provincies eveneens lager dan het landelijke gemiddelde.

Het percentage vertraagde leerlingen verschilt aanzienlijk tussen de verschillende onderwijssoorten. Voor een deel zijn de verschillen verklaarbaar uit de duur van de opleiding. De havo-leerlingen scoren echter relatief laag. Slechts 62 procent doorloopt de havo vanaf het derde leerjaar zonder te blijven zitten. Bij het vwo, dat een leerjaar meer telt, haalt twee derde van de leerlingen zonder vertraging het diploma.