Ministerie van Economische Zaken


http://www.minez.nl

MINEZ: Beantwoording vragen van het lid Aptroot (VVD)

Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: Persbericht
Datum: 06-09-2004

Beantwoording vragen van het lid Aptroot (VVD) (ingezonden 8 juli 2004, onder nummer 2030417560)

De Minister van Economische Zaken, mr. L.J. Brinkhorst heeft deze vragen als volgt beantwoord.


1
Staat u nog achter uw uitspraken in Het Financieele Dagblad, waarin u onder meer zegt: Maar failliet gaan is niet erg?

Antwoord:
Ja.
Met mijn opmerking bedoel ik dat een faillissement niet betekent dat iemand per definitie ongeschikt is voor een carrière als ondernemer. Ik onderken dat een faillissement ingrijpende gevolgen kan hebben, die overigens niet altijd te vermijden zijn als we ook recht willen doen aan de belangen van de schuldeisers. Dat het voor de failliet een moeilijke situatie is, staat buiten kijf. Om in bepaalde gevallen de persoonlijke financiële consequenties in omvang en tijd te beperken is in 1998 de WSNP (Wet schuldsanering natuurlijke personen) ingevoerd. Dit betekent dat de persoon achter de onderneming niet meer, zoals voorheen vaak het geval was, levenslang hoeft te hebben. Natuurlijk is bij de toepassing van die regeling een stevige inspanning om de schulden te voldoen vereist, maar na drie jaar is het dan ook afgelopen. Bovendien wordt, om te voorkomen dat een financieel probleem in een onderneming onnodig tot een faillissement leidt, in de nieuwe Faillissementswet in een betere bescherming van de onderneming gedurende de sanering van de schulden voorzien. Daarbij wordt dan wel van de ondernemer verwacht dat hij tijdig aan de bel trekt zodat het ook daadwerkelijk nog mogelijk is om het bedrijf te redden.
2
Deelt u de mening dat faillissementen altijd nadelig zijn voor derden zoals leveranciers, werknemers en andere schuldeisers?

Antwoord:
Bij een faillissement zullen in de regel alle betrokken partijen nadeel ondervinden. Dat ligt overigens niet aan het faillissement als zodanig, dat is immers slechts een procedure om in een uitzichtloze situatie de resterende vermogensbestanddelen volgens een bepaalde formule te verdelen onder de schuldeisers. De schade ontstaat al vóór de procedure, omdat een onderneming niet (meer) goed draait en onvoldoende rendeert. De oplossing voor het voorkomen van schade is minder te vinden in het sleutelen aan de procedures dan in het vroegtijdig onderkennen van het probleem en het tijdig beëindigen van een bedrijf dat niet rendeert. Dat is primair de verantwoordelijkheid van de ondernemer zelf, maar ook de schuldeisers hebben daarin een rol. Een schuldeisers moet zijn debiteurenbeheer of kredietmanagement op orde houden. Op dat gebied is nog heel veel te winnen.


3
Wat is uw mening over het feit dat er in ons land sprake is van faillissementsfraude, die zeer nadelige economische gevolgen heeft?

Antwoord:
Faillissementsfraude is schadelijk voor de economie en het veroorzaakt de slechte reputatie van failliete ondernemers waar ook de failliet te goeder trouw mee wordt besmet. Mede gelet op de maatschappelijke schade die door die vorm van fraude wordt aangericht is het wenselijk om faillissementsfraude steviger te bestrijden en een duidelijker onderscheid te maken tussen de behandeling van wel en niet bona fide faillieten. Hieraan wordt dan ook aandacht besteed in de wetsvoorstellen voor de nieuwe Faillissementswet die op dit moment worden voorbereid en het plan van aanpak voor de intensivering van de bestrijding van faillissementsfraude, dat in de maak is. In dat kader wordt ook gekeken naar de mogelijkheden om, in navolging van andere landen, een aan de eisen van de tijd voldoend bestuursverbod in te voeren om recidive bij faillissementsfraudeurs tegen te gaan en het toezicht op rechtspersonen te verbeteren. Verder wordt aandacht besteed aan de inrichting van de procedures met betrekking tot de afwikkeling van faillissementen en het toezicht daarop. Al deze maatregelen tezamen zullen ertoe bijdragen dat faillissementsfraude sneller onderkend en bestreden kan worden en dat herhaling moeilijker wordt. Tegelijkertijd zal de failliet te goeder trouw minder belast worden met een onverdiende slechte reputatie.


4
Steunt u de strijd hiertegen zoals gevoerd door de gemeente Amsterdam die recent een horeca-ondernemer aanpakt die mogelijk fraudeert door failliet te gaan?

Het is altijd wenselijk om actie te ondernemen als er een vermoeden is ontstaan dat ergens criminele activiteiten aan de gang zijn. Faillissementsfraude is daarop natuurlijk geen uitzondering. De gemeente Amsterdam heeft zijn eigen gemeentelijke bevoegdheden benut en afspraken gemaakt met een ondernemer die in ieder geval de schijn tegen had. Daarmee kan voor de toekomst het gebruik van een bepaalde, voor schuldeisers ongunstige en in de ogen van de gemeente ongewenste, bedrijfsconstructie worden voorkomen. Ik vind dat een inventieve en zinvolle oplossing. Naast deze bestuurlijke aanpak wordt, zoals ik hiervoor heb betoogd, gewerkt aan een intensivering van de aanpak van het probleem met bestaande instrumenten.


5
Bent u er zich van bewust dat met name het Midden- en Kleinbedrijf, toch de motor van de Nederlandse economie, hierdoor veelal de zwaarste klappen krijgt?

Het MKB vormt het leeuwendeel van het Nederlandse bedrijfsleven. Dus als totaal ervaart het MKB van de meeste economische ontwikkelingen de grootste effecten. Daarnaast hebben veel MKB ondernemingen een beperkte marge om tegenvallers op te vangen. Dat maakt ze extra kwetsbaar. Tegelijkertijd geldt zoals gezegd- juist ook voor het MKB dat bijvoorbeeld het debiteurenbeheer verder geprofessionaliseerd zou kunnen worden. Er is dus ook nog veel te winnen.


6
Welke maatregelen gaat u treffen om misbruik van faillissementen tegen te gaan en daarmee economische schade bij derden te beperken?

In het wetgevingsoverleg op 19 april jl. over de Faillissementswet is u door de Minister van Justitie een plan van aanpak faillissementsfraude toegezegd. Dat is inmiddels in de maak, zoals al aangegeven in het antwoord op vraag 3. U zult daarover zo spoedig mogelijk nader worden geïnformeerd.
De Faillissementswet wordt gemoderniseerd, bestrijding van misbruik van rechtspersonen wordt geïntensiveerd, mogelijkheden voor recidive worden ingeperkt door versterking van de instrumenten zoals het bestuursverbod en de bestuurdersaansprakelijkheid. Tegelijkertijd moeten we uitkijken dat we het de ondernemer te goeder trouw niet onmogelijk maken om zijn vermogenspositie op een verantwoorde manier te consolideren. Het instrument van de rechtspersoon wordt juist geboden om bedrijfsvermogen en persoonlijk vermogen gescheiden te kunnen houden. Dat is ook noodzakelijk om op een veilige manier te kunnen ondernemen.
Tenslotte moeten we leren leven met het gegeven dat er geen onderneming is zonder risico. Als toeleverancier of als werknemer heb je voordeel van de overeenkomsten die je sluit met een onderneming, maar als het slecht gaat kun je er ook last van hebben.

Meer informatie
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Postbus 51, telefoon 0800 - 6463951, e-mail: ezinfo@postbus51.nl. Voor journalisten: Dhr. E.Slinger, persvoorlichter, telefoon (070) 379 72 56, e-mail: E.G.Slinger@minez.nl

06 sep 04 15:45