Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Directie Sub-Sahara Afrika

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 14 oktober 2004

Behandeld

Marije Balt


Kenmerk


- DAF-1035/04

Telefoon


- 070-3485694


Blad


- 1/1

Fax


- 070-3486607


Bijlage(n)


- 1


- - Marije.Balt@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording vragen vanhet lid Szábo over de mogelijke inzet van Syrische chemische wapens in Soedan


-

Graag - biedik u hierbij- de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - het lid- Száboover - de mogelijke inzet van Syrische chemische wapens in Soedan. Deze vragen werden ingezonden op - 16 september 2004met kenmerk - 2030421500.-

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Szábo (VVD) over de mogelijke inzet van Syrische chemische wapens in Soedan.

Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van berichten in The Washington Times over het uitstrooien van een chemisch poeder vanuit een vliegtuig van de Soedanese luchtmacht boven een dorp in Darfur, waarbij enkele Soedanezen om het leven zouden zijn gekomen? 1)

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Hebben ooggetuigen ook in Arabische media reeds verslag gedaan van de inzet van chemische wapens tegen inwoners van Darfur?

Antwoord
De regering beschikt niet over informatie die dit zou kunnen bevestigen.

Vraag 3
Deelt u de mening dat de regering van de Verenigde Staten op goede gronden heeft besloten te spreken over 'genocide' tegen de bevolking van Darfur?

Antwoord
Nederland en de EU nemen de beschuldigingen van de VS zeer serieus. Het onderzoek van de VS bewijst eens te meer dat in Darfur ernstige misdrijven worden gepleegd. Echter, om te bepalen of gesproken kan worden van genocide is in de nieuwe resolutie over Soedan die de Veiligheidsraad op 18 september jl. heeft aangenomen een verzoek aan de Secretaris Generaal van de VN opgenomen om een internationale commissie in te stellen. Deze commissie zou onder andere moeten onderzoeken of er inderdaad sprake is van genocide. Daarna is het allereerst aan de VN-Veiligheidsraad om aan de resultaten van een dergelijk onderzoek consequenties te verbinden.

Vraag 4
Plaatst de aanhoudende berichtgeving over wandaden van het Soedanese regime dit regime niet in een dergelijk negatief daglicht, dat nu ten spoedigste in internationaal verband tegen dit regime harde maatregelen genomen moeten worden, zoals het ondernemen van een humanitaire interventie?

Antwoord
In internationaal verband wordt grote druk op de regering van Soedan uitgeoefend. De aanvaarding van de Veiligheidsraadsresoluties 1556 op 30 juli jl. en 1564 op 18 september jl. en de RAZEB-conclusies van 12 en 26 juli jl. en van 13 september jl. zijn voorbeelden van de toenemende internationale druk op de regering van Soedan en de rebellen. De EU heeft Veiligheidsraadsresolutie 1564, die op 18 september jl. is aangenomen en in belangrijke mate bijdraagt tot de noodzakelijke druk op onder meer de regering van Soedan, verwelkomd, in het bijzonder de bereidheid van de Veiligheidsraad om additionele maatregelen te nemen op grond van artikel 41 van het Handvest van de Verenigde Naties. Tijdens de RAZEB van 13 september jl. is besloten dat, indien er geen tastbare vorderingen zijn gemaakt, de EU passende maatregelen zal nemen, met inbegrip van sancties. Op 11 oktober zal de RAZEB hier wederom over spreken, in het licht van de situatie zoals die zich op dat moment heeft ontwikkeld.

Vraag 5
Indien de berichten over de Syrische betrokkenheid (het aanzetten tot en het uitvoeren van chemische aanvallen in Darfur) op waarheid berusten, welke beleidsconsequenties trekt u daaruit met betrekking tot Syrië?

Antwoord
De regering beschikt niet over informatie die bedoelde berichten zou kunnen bevestigen.

===