CDA
11-11-04
Nederland is een open en verdraagzame samenleving en moet dat blijven
Dat staat in de brief, die de ministers Donner en Remkes woensdagavond
10 november jl. aan de Tweede Kamer hebben gezonden, en waarmee zij de
Kamer informeren over de achtergronden van de aanslag op Theo van
Gogh.
De aanslag op Van Gogh mag daar niets aan veranderen. Maar de wijze
waarop we met de moord en met de dreiging van radicalisering omgaan,
zal daar bepalend voor zijn.
Zo er ooit aanleiding was om gemeenschappelijk, vastberaden en met
besef van verantwoordelijkheid een dreiging het hoofd te bieden, dan
nu, aldus de bewindslieden. Een open, verdraagzame en saamhorige
samenleving kan zich alleen handhaven, als overheid en samenleving in
staat zijn om de dreigende aantasting daarvan te bestrijden op een
wijze die tegelijk effectief is en recht doet aan de waarden die
daarmee beschermd moeten worden. Kleine geradicaliseerde groepen of
mensen die het recht in eigen hand nemen en met geweld hun gelijk
willen halen of dat nu radicale islamisten zijn of degenen die in
reactie scholen, moskeeën en kerken in brand steken -, vergiftigen de
onderlinge verhoudingen en maken dat het beleid door angst en vrees
beheerst dreigt te gaan worden. We mogen ons niet neerleggen bij die
dreiging. We moeten hier uitkomen en we zullen hier uitkomen. Maar het
zal niet eenvoudig zijn en niet een kwestie van snelle resultaten. Het
zal inspanningen en middelen vereisen om onze samenleving veiliger te
maken. Het zal bovenal de inzet van heel de samenleving vergen.
Vrijheid, veiligheid en vreedzaam samenleven, zijn niet primair het
resultaat van wetten, politie en justitie, maar van saamhorigheid, van
wederzijds respect en van de verantwoordelijkheid die we bereid zijn
jegens elkaar te aanvaarden.
Verderop in de brief schrijven de bewindspersonen: Een daad als de
moord op Van Gogh kan het onderlinge vertrouwen tussen groepen in onze
samenleving ondermijnen. Dat vertrouwen is een voorwaarde voor het
samenleven van verschillende groepen van verschillende achtergronden.
Een open debat is nodig om de wij-zij-tegenstelling te vermijden. Een
open debat is nodig om gedachten te vormen, meningen te wisselen en zo
tot een vergelijk te komen over het gemeenschappelijke. Daarbij is de
toon van respect en bereidheid om naar elkaar te luisteren essentieel.
Dit is een van de uitgangspunten van het overleg dat het kabinet
geregeld voert met organisaties van allochtonen. In de gezamenlijke
verklaring van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie samen
met het Contactorgaan moslims en overheid, de Contactgroep islam en de
Stichting islam en burgerschap is dit benadrukt. De minister en de
organisaties zijn het erover eens dat alles moet worden gedaan de
negatieve ontwikkeling een halt toe te roepen. Zij wijzen met kracht
elke vorm van extremisme af, van welke kant dan ook. Zij vinden elkaar
op het uitgangspunt dat de islam een rechtmatige plaats heeft in de
Nederlandse samenleving en beschermd moet worden tegen elke vorm van
intolerantie en geweld.
Radicale en terroristische acties kunnen alleen blijven voortbestaan
bij de gratie van een omgeving die deze acties actief of passief
goedkeurt en ondersteunt. Afwijzing van gewelddadig radicalisme door
de directe sociale omgeving verzwakt het draagvlak voor het gebruik
van door het islamisme geïnspireerd geweld. Die afwijzing is evenwel
alleen dan te mobiliseren wanneer er een daadwerkelijke binding tot
stand komt tussen de overgrote meerderheid van moslims die geweld
afwijzen en de samenleving als geheel. Dit vereist wederzijdse
openheid, begrip en saamhorigheid als tegenkrachten tegen de gesloten
wereld van het extremisme.
CDA